Koninkrijksexpansie in Denemarken
IN 1891 bracht de president van het Wachttorengenootschap, C. T. Russell, een bezoek aan Denemarken en trof daar ideale omstandigheden aan voor de verbreiding van de bijbelse boodschap omtrent Gods koninkrijk. Daarom werd in 1894 een Deens-Amerikaanse Bijbelonderzoeker naar Denemarken gezonden. Met ingang van 1897 werden in een klein blaadje artikelen uit De Wachttoren afgedrukt en sedert 1900 is het tijdschrift De Wachttoren in het Deens gepubliceerd. Gedurende de 93 jaar die verstreken zijn sinds C. T. Russell een bezoek aan Denemarken bracht, heeft de prediking van het goede nieuws zich uitgebreid zodat er nu ongeveer 14.000 bekendmakers van Gods koninkrijk in dat land zijn.
In 1957 bouwde het Genootschap een bijkantoor in Virum, ten noorden van Kopenhagen. Dit bood woonruimte aan 40 personen en bevatte tevens een drukkerij. In die tijd begon het bijkantoor met het drukken van de eigen tijdschriften. Tegen 1978 waren deze faciliteiten veel te klein geworden. Er werden toen plannen gemaakt om nieuwe en grotere faciliteiten te bouwen op een stuk grond in Holbæk, een stadje dat ongeveer 65 kilometer ten westen van Kopenhagen ligt. De nieuwe faciliteiten zouden een vloeroppervlak van bijna 14.000 m2 beslaan. En hoe zouden ze worden gebouwd? Het werk zou geheel door Jehovah’s Getuigen worden uitgevoerd. Toen een goedbedoelende ambtenaar op het kadaster dit hoorde, vroeg hij bezorgd of de Getuigen dat idee niet beter uit hun hoofd konden zetten. Hij kreeg te horen dat de Getuigen het werk toch zelf zouden klaren.
Toen de tijd aanbrak om te beginnen, bleek dat de Getuigen alle benodigde kennis en bekwaamheden in eigen gelederen hadden. Architecten, ingenieurs, landmeters, technici, tekenaars, opzichters, bouwkundigen, voormannen, arbeiders, opperlieden, chauffeurs, machinisten, kantoorbedienden, inkopers, boekhouders, koks, of gewone mannen en vrouwen met gewillige handen — iedereen bood zijn hulp aan. Het was een zeer gemengd gezelschap, maar zij hadden één ding gemeen: liefde voor hun God en zijn werk.
Op een doorsneedag waren er 200 van deze gewillige werkers op de bouw bezig. Zij bleven honderd weken aan het bouwen, zon- en feestdagen inbegrepen. De bouw ging ook door tijdens de strengste winter van deze eeuw, waarin wekenlang temperaturen heersten van −10 tot −19 °C en zelfs op een nacht −30 °C. Met de hulp van weekendvrijwilligers produceerden deze werkers het equivalent van een Koninkrijkszaal met een oppervlak van 140 m2 of een eengezinswoning per week. Op 20 mei 1983 waren de gebouwen voltooid.
Open huis
Op 19 mei 1983 stond er een receptie ter plaatse op het programma voor het stadsbestuur, buurtgenoten en zakenrelaties. De burgemeester bracht een delegatie van het stadsbestuur mee en in totaal 125 personen reageerden op de uitnodiging. Dit was een voortreffelijke gelegenheid om hun uit te leggen wat het doel van de gebouwen was en hoe de Getuigen het project hadden gefinancierd met vrijwillige bijdragen en leningen van geloofsgenoten in Denemarken, Zweden en Nederland.
Tijdens hun rondleiding door de gebouwen maakten de deskundigen van bouw- en woningtoezicht opmerkingen over de uitstekende materiaalkeuze en het voortreffelijke vakmanschap — dingen die zij tegenwoordig maar zelden te zien krijgen. En de vriendelijke, goedbedoelende ambtenaar van het kadaster, die aanvankelijk zo bezorgd was geweest, zei glimlachend: „Ja ziet u, ik wist toen nog niet wat voor een organisatie jullie hebben.” Nadat er verfrissingen waren geserveerd, kreeg iedere gast een geschenk in de vorm van enkele recente publikaties van het Genootschap.
Diezelfde dag werd er ook open huis gehouden voor het publiek. Zo’n 75 personen namen de uitnodiging aan en kregen een rondleiding door de gebouwen. Aldus werd een voortreffelijk getuigenis gegeven tot eer van Jehovah.
Hoogtepunten van de inwijding
De 21ste mei 1983 was de dag van de inwijding. Hiervoor waren behalve de bouwploeg en de leden van de Bethelfamilie de plaatselijke gemeenten van Jehovah’s Getuigen uitgenodigd. Die uitnodiging gold ook voor de 90 oudgedienden onder de Getuigen, afgevaardigden van de 240 gemeenten in Denemarken, Groenland en de Färöer Eilanden. Zo werden in totaal bijna 700 gelukkige mensen uitgenodigd voor de inwijding. Broeder Daniel Sydlik van het Besturend Lichaam van Jehovah’s Getuigen was uit Brooklyn, New York, overgekomen om de inwijdingstoespraak te houden.
In zijn inwijdingslezing verwees broeder Sydlik herhaaldelijk naar 2 Samuël 24:21-24, waar wij kunnen lezen welk antwoord koning David gaf aan een man die hem gratis een stuk grond, hout en dieren voor een slachtoffer wilde geven. „Neen, maar ik zal het zonder mankeren voor een prijs van u kopen”, verklaarde David, „en ik zal Jehovah, mijn God, niet kosteloos brandoffers brengen.” ’Geen offer zonder offer’, was de strekking van het betoog. De toehoorders waren bijzonder verrukt over deze gedachte. Dit bouwprogramma had elk van hen iets gekost in de vorm van geld of hard werken of beide. Zij hadden er tijd voor opgeofferd die zij anders thuis of aan hun werelds werk besteed zouden hebben, er zelfs hun baan voor opgegeven en hun zaak verkocht (zoals verscheidene broeders hebben gedaan), en al die maanden van de bouw allerlei ongemakken voor lief genomen.
Nu wilden de broeders de gebouwen als een geschenk aan Jehovah opdragen. De gebouwen zouden dus vanaf het moment van de inwijding aan Jehovah God toebehoren en gereserveerd worden voor het verrichten van heilige dienst voor hem. In een inwijdingsgebed werd tot uitdrukking gebracht dat alle aanwezigen deze vrucht van hun arbeid werkelijk van ganser harte aan de grote God, Jehovah, schonken.
Diezelfde avond nuttigden de afgevaardigden een gezamenlijke maaltijd en luisterden naar toespraken en muziek. Toen gingen zij, net als de Israëlieten na afloop van de inwijding van Salomo’s tempel, naar huis terug, „verheugd en vrolijk van hart om al het goede dat Jehovah . . . had verricht”. — 1 Koningen 8:66.
De nieuwe bijkantoorfaciliteiten zullen werkelijk een zegen zijn voor de broeders en zullen een hulp betekenen bij de verdere expansie van het Koninkrijkswerk in Denemarken.
[Illustraties op blz. 29]
Bethelbibliotheek
De drukkerij
[Illustratie op blz. 30]
De inwijdingstoespraak moedigde aan tot een geest van zelfopoffering