Vragen van lezers
● Is het gebruik van het middel voor geboortenregeling dat bekendstaat als het IUD (intra-uterien pessarium) in overeenstemming met christelijke beginselen?
Een IUD is een klein voorwerp dat in de baarmoeder van een vrouw wordt aangebracht als een methode voor geboortenregeling. Van speciaal belang voor christenen is de vraag of het IUD functioneert op een wijze die in de grond der zaak abortief is. Er zijn steeds meer bewijzen dat dit inderdaad het geval is.
De kwestie kan het beste begrepen worden door te beschouwen wat de normale gang van zaken bij een zwangerschap is. Een vrouwelijk eitje of ovum verlaat de eierstok van de vrouw en gaat de eileider binnen. Mannelijk sperma dat zich via de baarmoeder omhoog heeft begeven, kan het eitje mogelijk in de eileider bereiken. Wanneer de bevruchting (conceptie) daar plaatsvindt, is er een nieuw leven begonnen. In ongeveer een week bereikt het bevruchte eitje (blastocyste) de baarmoeder en nestelt zich in de wand ervan, waaraan het gedurende de rest van de zwangerschap vastgehecht zal zijn.
Gedurende vele jaren bestonden er tegenstrijdige theorieën over de werking van een IUD. In De Wachttoren van 1 april 1970 zetten wij uiteen dat sommige geleerden destijds geloofden dat een IUD verhinderde dat het sperma het eitje bereikte en bevruchtte. Toch beweerden andere autoriteiten dat het de bevruchting toelaat, maar de innesteling van het eitje belemmert. Met betrekking tot deze laatste mogelijkheid werd verklaard dat zo iets ’van bijbels standpunt uit bezien op abortus zou neerkomen’ (Ex. 23:26; 1 Kor. 15:8, voetnoot herziene Engelse uitgave van 1971 van NW; Moffatt). Toch werd, met het oog op het feit dat zelfs de deskundigen verdeelde meningen hadden over de werking van het IUD, de zienswijze naar voren gebracht dat ieder betrokken echtpaar een gewetensvolle beslissing zou moeten nemen.
In de tussenliggende jaren hebben doktoren veel onderzoekwerk verricht omtrent de werking van het IUD. Wat zijn zij te weten gekomen?
In een uitgebreid artikel over dit onderwerp in de Canadian Medical Association Journal van 7 januari 1978, kwam men tot de volgende conclusie:
„De exacte werking van het IUD is niet bekend. Er zijn verschillende effecten opgemerkt na het inbrengen van een IUD en waarschijnlijk draagt een combinatie hiervan bij tot de contraceptieve werking ervan.”
Het artikel vermeldde enkele van deze effecten:
1. „Het IUD belemmert op mechanische wijze de innesteling.”
2. Het veroorzaakt een ontstekingsreactie in de baarmoeder, met daaruit voortvloeiend cellen die het sperma [en de blastocyste, volgens andere onderzoekers] inkapselen en aantasten.
3. Een toegenomen spierwerking van de eileiders of de baarmoeder, zodat het eitje [al of niet bevrucht] te snel wordt getransporteerd.
4. Verandering van de biochemische toestand van de baarmoederwand waarin het bevruchte eitje zich zou moeten innestelen.
Er werden verdere commentaren gegeven over IUD’s die koper bevatten, hetgeen „nog verdere werkingen” schijnt te hebben, zoals: vermindering van de beweeglijkheid van het sperma, het veroorzaken van veranderingen van de enzymen in de baarmoederwand, hetgeen de innesteling vertraagt, en een sterkere ontstekingsreactie.
Zulke technische verhandelingen bevatten gewoonlijk enig commentaar over de mogelijkheid dat het IUD wellicht het sperma aantast voordat de bevruchting kan plaatsvinden. De meeste beschrijvingen van hoe het IUD waarschijnlijk werkt, bespreken echter eveneens dat het de innesteling voorkomt nadat de bevruchting heeft plaatsgevonden. De American Family Physician (nov. 1977) merkte op: „Dierproeven hebben aangetoond dat het koper bevattende IUD vooral een contraceptieve werking bezit vanwege het voorkomen van de innesteling.”
Zelfs wanneer een IUD is ingebracht, komt het soms voor dat de zwangerschap zich verder ontwikkelt. Er bestaan ook bewijzen voor een verhoogd risico voor een ectopische (buitenbaarmoederlijke) zwangerschap, bijvoorbeeld in de eileider. Het laatstgenoemde artikel besluit:
„Hoewel het IUD doeltreffend is in het voorkomen van ruim 98 percent van intra-uteriene zwangerschappen, is het voor minder dan 90 percent effectief in het voorkomen van buitenbaarmoederlijke zwangerschappen. Indien een patiënte zwanger wordt terwijl zij nog een IUD gebruikt, is de kans meer dan één op 20 dat de zwangerschap ectopisch [buitenbaarmoederlijk] is.”
De Canadian Medical Association Journal zegt:
„Onder zwangerschappen die voorkomen bij vrouwen met een IUD bedraagt het percentage spontane abortussen 41%, . . . In tegenstelling daarmee bedraagt het percentage onder zwangerschappen bij vrouwen zonder een IUD 10 tot 15%.”
Veel personen die opzettelijke abortus vergoelijken, beweren dat er (na de conceptie) totdat het embryo de leeftijd van een bepaald aantal weken heeft bereikt, geen sprake is van een leven of levende persoon. Maar de Schepper van het leven, Jehovah God, brengt in zijn Woord niet zo’n zienswijze tot uitdrukking. Integendeel, de bijbel maakt duidelijk dat God een leven zelfs in het vroegste embryonale ontwikkelingsstadium erkent en respecteert (Ps. 139:13-16; Jer. 1:5). Onder de Mozaïsche wet verdiende een handeling die een einde maakte aan dat zich ontwikkelende leven, een zware bestraffing. — Ex. 21:22, 23.a
Zulk een respect voor leven verschijnt in het beeld wanneer men de kwestie van het gebruiken van een IUD overweegt. Het feit is dat op het moment niemand met absolute zekerheid kan vaststellen of het IUD inderdaad de bevruchting voorkomt. Er is daarentegen steeds meer bewijsmateriaal dat bij gebruik van een IUD bevruchting kan plaatsvinden of inderdaad plaatsvindt, en dat het resultaat van die bevruchting verhinderd wordt zich op normale wijze tot een kind te ontwikkelen. Een serieuze christen die zich erom bekommert of het passend is een IUD te gebruiken, dient deze informatie ernstig te overwegen in het licht van een op de bijbel gebaseerd respect voor de heiligheid van het leven.
● Waarom gebood de Mozaïsche wet de doodstraf voor een ieder die kwaad afsmeekte over zijn ouders?
Gods wet verklaarde: „Ingeval er enige man is die kwaad afsmeekt over zijn vader en zijn moeder, dient hij zonder mankeren ter dood gebracht te worden. Over zijn vader en zijn moeder heeft hij kwaad afgesmeekt. Zijn eigen bloed is op hem” (Lev. 20:9). Wanneer een man zijn ouders vervloekte, en wenste dat hun een verschrikkelijke ramp zou overkomen, zou dit wijzen op een haatdragende, moordzuchtige gezindheid. Het zou een schokkend gebrek aan dankbaarheid zijn voor de zorg en de aandacht die zijn ouders hem hadden geschonken. Hoewel zo’n man niet persoonlijk een wapen gebruikte om hen neer te slaan, wenste hij in zijn hart dat hun dood door iets anders veroorzaakt zou worden. In de ogen van God is zo’n boosaardige geest hetzelfde als moord. (Vergelijk Matthéüs 5:21, 22; 1 Johannes 3:15.) Daarom gebood de Allerhoogste in zijn wet aan Israël dezelfde straf voor het beschimpen van de ouders als voor het werkelijk doden van hen.
● In Twee Samuël 8:13 lezen wij dat David de Edomieten in het Zoutdal versloeg, maar 1 Kronieken 18:12 schrijft dit wapenfeit toe aan Abisaï, en het opschrift van Psalm 60 zegt dat Joab de nederlaag toebracht. Waarom dit verschil?
De drie verslagen geven klaarblijkelijk de nederlaag van de Edomieten vanuit verschillende gezichtspunten weer. In 2 Samuël wordt de overwinning toegeschreven aan David omdat hij de koning was, de opperbevelhebber van het Israëlitische leger en degene die bevel gaf tot het treffen. Daar Joab de belangrijkste generaal was, wordt de overwinning in het opschrift van Psalm 60 op zijn naam geschreven. Abisaï diende onder Joab als commandant van een afdeling en had ongetwijfeld een belangrijk aandeel aan de militaire veldtocht. Dit zou kunnen verklaren waarom de overwinning in het verslag van Kronieken aan hem wordt toegeschreven. Er is derhalve geen tegenstrijdigheid. Zelfs nu nog is het gebruikelijk een bijzondere daad toe te schrijven aan de persoon die de opdracht ervoor gaf, of aan degene die een belangrijk aandeel had aan de succesvolle uitvoering ervan.
[Voetnoten]