-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1952 | 15 januari
-
-
Uit dit alles blijkt duidelijk dat de schrijvers van de Christelijke Griekse Geschriften niet de opvatting waren toegedaan dat de gedaante van mensen dezelfde was als de gedaante van God of als de gedaante van de opgestane Christus. Toen Jehovah tot de Logos (de titel van Christus voordat hij een mens op aarde werd) zeide: „Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis,” schijnt hij daarom stellig niet naar een letterlijke gedaante of een letterlijk voorkomen te verwijzen. De Logos onderging een grote verandering om in de gelijkenis van een mens te worden gemaakt (Fil. 2:7). Wij houden ons daarom aan de reeds eerder gepubliceerde verklaring, dat de mens in die betekenis naar hun beeld en gelijkenis werd geschapen, dat hij met dezelfde eigenschappen werd geschapen die Jehovah bezit, namelijk gerechtigheid, liefde, wijsheid en macht. Hierdoor wordt hij afgezonderd van alle andere aardse vormen van leven en wordt hij toegerust heerschappij over ze te voeren en op aarde Jehovah zichtbaar te vertegenwoordigen. Daar de Logos de goddelijke eigenschappen ook bezit, kon de Schepper terecht over dergelijke dingen tot de Logos spreken als over „Ons beeld” en „Onze gelijkenis”. — Gen. 1:28; 5:3; Ps. 89:15; Spr. 2:6; 3:19, 20; Dan. 2:20; 1 Joh. 4:8.
● De Wachttoren van 15 december 1949 sprak over de ’dag van Jehovah’ alsof deze dag in de toekomst lag, nog moest komen. De Wachttoren van 1 mei 1950 sprak op een dusdanige wijze over de ’dag van Jehovah’ alsof wij ons reeds in die dag bevonden. Hoe kunnen deze verklaringen met elkaar in overeenstemming worden gebracht? — J.B., Virginia.
De Wachttoren van 15 december 1949 handelde over de ’dag van Jehovah’ over het tegenbeeldige Babylon, hetgeen in Jesaja 13 wordt beschreven. Destijds, in het voorbeeld, brak die dag aan toen het oude Babylon viel. In onze tijd breekt hij aan wanneer het Grote Babylon, de organisatie van de Duivel, valt. Derhalve behoort die „dag” voor Jehovah’s vreemde daad, zijn strijd van Armageddon, nog tot de toekomst. Wij bidden er om. De ’dag van Jehovah’ waarin wij ons sinds 1914 n. Chr. bevinden, en naar welke „dag” De Wachttoren van 1 mei 1950 verwees, is zijn „dag” ten aanzien van zijn geestelijke Israël, gekenmerkt doordat hij zijn macht aanvaardt en zijn Koning op de troon plaatst en hem als de hoofdhoeksteen in Zion legt. Dit is de dag die Jehovah heeft gemaakt en wij zullen ons op deze dag verheugen en blijde zijn, er gelukkig over zijnde dat deze dag er is (Ps. 118:24). De achtergrond van de uitdrukking ’dag van Jehovah’ moet in gedachten worden gehouden, want door deze achtergrond kan er aan de uitdrukking een tweevoudige betekenis of toepassing worden gegeven.
● Kan er worden gezegd dat Armageddon in 1914 is begonnen, toen Satan uit de hemel en naar beneden naar de aarde is geworpen? — Een lezer in Connecticut.
Toen in 1914 de tijden der heidenen eindigden en Jezus Christus op de troon werd geplaatst, aanvaardde Satan de nieuwe Koning niet, en het gevolg daarvan was dat er oorlog in de hemelen uitbrak, welke oorlog eindigde met de verdrijving van Satan uit de hemelen. Die oorlog was het begin van „de tijd van het einde” voor Satans wereld, maar hij werd niet voortgezet totdat Satan zou zijn vernietigd. De benauwdheid werd verkort opdat het Koninkrijksevangelie gepredikt kon worden en de andere schapen des Heren op aarde, bijeenvergaderd konden worden. Wanneer het getuigenis is gegeven en de schapen van de bokken zijn gescheiden, zal het beslissende einde over Satans wereld komen. Dat zal Armageddon zijn, de strijd van de grote dag van God de Almachtige, en deze strijd zal het universum van Satan en zijn demonen en zijn zichtbare vertegenwoordigers op aarde bevrijden. — Matth. 24:14; Openb. 12:7-12; 16:14-16; 19:11–20:3.
● Hoe verklaart men de ogenschijnlijk barbaarse behandeling die David, een man naar Gods hart, de Ammonieten toebedeelde, zoals in 2 Samuël 12:31 en 1 Kronieken 20:3 staat vermeld? — J.C., Lissabon, Portugal.
In 2 Samuël 12:31 staat geschreven: „[David] leide het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan.” In 1 Kronieken 20:3 wordt gezegd: „Hij zaagde ze met de zaag, en met ijzeren dorswagens, en met bijlen.” Moderne vertalingen doen de ware betekenis van deze passages uitkomen, door aan te tonen dat David de Ammonietische gevangenen alleen aan het werk zette. Vandaar dat de Leidse Vertaling deze twee teksten als volgt vertolkt: „Een ontzaglijk grooten buit nam hij uit de stad mede; ook haar inwoners voerde hij weg, zette hen aan den arbeid bij de zaag, de ijzeren houweelen en de ijzeren bijlen en maakte hen tot slaven bij het tichelwerk.” „Haar bevolking . . . en zette ze aan den arbeid bij de zaag, de ijzeren houweelen en de bijlen.”
● Wat wordt bedoeld met de verklaring in Prediker 12:7: „De geest [keert] weder tot God . . ., Die hem gegeven heeft”? — J.D., Canada.
In deze tekst betekent geest de levenskracht. God neemt dit leven van de stervende zondaar terug, en niemand kan die levenskracht teruggeven dan Jehovah God, die deze levenskracht oorspronkelijk aan Adam gaf (Gen. 2:7). In Psalm 104:29, 30 (Ro) staat: „Gij verbergt uw aangezicht, zij worden ontzet, gij neemt hun geest terug, zij houden op te ademen, en zij keren terug tot hun stof; gij zendt uw geest uit, zij worden geschapen, en gij vernieuwt het voorkomen van de grond.” Wat dode menselijke schepselen betreft die in Gods gedachtenis worden bewaard, hij zal hun de levenskracht teruggeven in een opstanding. Zij die opzettelijk goddeloos zijn gestorven, zullen ten tijde van de opstanding niet worden gedacht. Zij zullen als de onredelijke dieren zijn, die vergaan. — Spr. 10:7; Pred. 3:18-21; Joh. 5:28, 29, NW; 2 Petr. 2:12.
-
-
MededelingenDe Wachttoren 1952 | 15 januari
-
-
Mededelingen
Zegt tot de mensen „Totdat de steden verwoest zijn zonder inwoner”
Toen de Almachtige Schepper, Jehovah, zijn dienaar Jesaja de opdracht gaf: „Ga henen, en zeg tot dit volk: . . . Totdat de steden verwoest worden, zodat er geen inwoner zij,” dwong Jehovah Jesaja niet tot gehoorzaamheid (Jes. 6:9, 11). Neen, Jesaja was gaarne gewillig; gehoorzaam reageerde hij op die oproep en bood zichzelf aan. Heden, nu in de Christenheid een soortgelijke situatie heerst als in Israël destijds en nu de toestanden in de Christenheid om een overeenkomstige boodschap vragen, zijn er eveneens personen die gewillig Jehovah’s opdracht opvolgen en de waarschuwende boodschap van Gods Woord te kennen geven. Hoe men ook op deze boodschap zal reageren, hun vriendelijke voornemen is het koninkrijk van redding aan te kondigen en van tevoren te waarschuwen voor de kwade gevolgen die de verwerping van dit koninkrijk met zich brengt. Waarom zou men zich niet bij Gods organisatie aansluiten, de veroordeelde Christenheid verlaten en tot Jehovah terugkeren? Met het oog op het goddelijke gebod is dralen of wachten niet op zijn plaats. De tijd is beperkt. Neem derhalve een verstandig besluit, verbindt u met Jehovah’s getuigen die dit aankondigingswerk verrichten, en biedt het tijdschrift De Wachttoren aan tegen een abonnementsbijdrage van ƒ 4,– per jaar, met een premie van drie actuele brochures. Neem deel aan dit wereldwijde werk dat met de maand januari begint. Geef dan aan de plaatselijke groep van Jehovah’s getuigen een rapport van uw activiteit of zend het direct naar ons.
-