Een bijbelonderzoeker bezoekt het Louvre
Door Ontwaakt!-correspondent in Frankrijk
HET geeft een gevoel van opwinding een monument of voorwerp te zien dat in bijbelse tijden heeft bestaan. Dit is vooral het geval als men zich realiseert dat mensen die in de Schrift worden genoemd misschien naar het monument hebben gekeken of voorwerpen hebben gebruikt die net eender waren als wat men daar vóór zich ziet.
Dit verlangen dingen te zien die in bijbelse tijden werkelijk hebben bestaan, spoort vele oprechte christenen ertoe aan voordeel te trekken van een verblijf in een van de grote steden van deze wereld door een groot historisch museum te bezoeken. Degenen die Parijs bezoeken, zullen in het Louvre veel vinden wat hen zal interesseren.
Van vesting tot paleis tot museum
Het Louvre, gelegen in het meetkundige middelpunt van Parijs, op de rechter Seine-oever, is zijn lange carrière begonnen als vesting. Het werd in het begin van de dertiende eeuw door koning Filips II gebouwd. Karel V (1364–1380) verbouwde deze militaire vesting tot een koninklijke residentie. Het Louvre was toen nog geen koninklijk paleis. Frans I (1515–1547) zou het pas tot deze rang bevorderen. Hij liet het grootste deel van de oude vesting afbreken, doch stierf voordat het paleis was gebouwd. Na hem komende koningen voltooiden dit eerste paleis, dat latere heersers ten slotte door grotere gebouwen vervingen, waarvan koning Lodewijk XIV de voornaamste gedeelten bouwde. Het Louvre werd het grootste paleis ter wereld, een onderscheiding die het tot op de huidige dag heeft behouden.
Tijdens de regering van Lodewijk XIV (1643–1715) bevatte het Louvre alreeds een collectie van ver over de 2000 olieverfschilderijen. In 1682 verhuisde Lodewijk XIV uit het Louvre naar zijn nieuwe paleis te Versailles. Tijdens de regering van Lodewijk XVI (1774–1792) werd de suggestie gedaan het Louvre in een openbaar museum te veranderen, doch er was een revolutie (1789) voor nodig om dit van kracht te doen worden.
Het Louvre werd op 6 mei 1791 officieel een museum, en het werd in 1793 voor het publiek opengesteld. De Revolutie heeft het Louvre vele schatten bezorgd, toen er beslag werd gelegd op vele bezittingen van de adel die het land was ontvlucht. De Napoleontische oorlogen hebben het museum nog meer verrijkt, hoewel veel van deze buit in 1815, nadat Napoleon bij Waterloo was verslagen, weer in het bezit van de eigenaars kwam. Door particuliere schenkingen en de snelle ontwikkeling van de archeologie tijdens de negentiende eeuw bleven de kunstschatten niettemin het Louvre binnenstromen. Thans is het, met zijn onschatbare schilderijencollectie (waaronder Leonardo da Vinci’s „Mona Lisa”), zijn 80.000 oosterse oudheden, zijn 35.000 Egyptische en zijn 35.000 Griekse en Romeinse oudheden, een van de rijkste museums ter wereld geworden. Elk jaar gaan er zo’n 1.500.000 bezoekers door zijn statige galerijen.
Het Louvre is dagelijks van 10 uur v.m. tot 5 uur n.m. geopend, behalve dinsdags. Tassen en koffers moeten in de garderobe worden afgegeven, dus u wordt aangeraden het museum te bezoeken met enkel dit tijdschrift of een reisgids, een zakbijbel en een notitieboekje bij u om interessante punten te noteren. Het bezoeken van museums kan een vermoeiende aangelegenheid zijn als u niet weet wat u op dat moment bekijkt, of wat u zoekt. De volgende inlichtingen zullen u dus helpen uw bezoek aan het Louvre belangwekkend en leerzaam te maken.
De Kariatidenzaal
Van de zes grote afdelingen in het Louvre is de Département des Antiquités Orientales — die tussen twee haakjes elke dag van 12.45 tot 2 uur n.m. gesloten is — ongetwijfeld van het meest rechtstreekse belang voor iemand die de bijbel bestudeert. Om in deze afdeling te komen, zult u echter langs verschillende interessante dingen komen.
Als u uw bezoek bij de Denon-ingang aanvangt en linksaf slaat, bevindt u zich al gauw aan de voet van een brede marmeren trap. Bovenaan de trap staat een zeer fraai gevleugeld standbeeld, „Overwinning” genaamd. Dit standbeeld werd gevonden op Samothráce, een Grieks eiland waar de apostel Paulus tijdens zijn tweede zendingsreis overnachtte (Hand. 16:11). Als u onder aan deze trap linksaf slaat en een lange gang doorloopt, komt u bij een wit marmeren standbeeld, de beroemde Venus van Milo. U zult tijdens uw bezoek deze moedergodin steeds weer in een andere gedaante ontmoeten (de Mesopotamische Isjtar, de Fenicische en Kanaänitische Astarte of Astoret, enzovoort).
Als u deze gang ongeveer halverwege terugloopt, zult u een galerij zien die naar rechts gaat en de Kariatidenzaal wordt genoemd. Als u deze zaal ongeveer twee derde door bent, zult u links tegen de wand een standbeeld zien, aangeduid als „542 MARSYAS”. Dit is een heidens standbeeld uit de derde eeuw v.G.T. Het is voor bijbelonderzoekers echter van belang omdat het de ware betekenis illustreert van de wijze waarop de woorden stauros en xulon in de Griekse Geschriften worden gebruikt met betrekking tot de terechtstelling van Christus, want Marsyas wordt afgebeeld aan een rechte boomstam, — niet aan een kruis! — terwijl hij door Apollo levend wordt gevild.
Palestijnse oudheden
Als u Marsyas hebt gezien, gaat u dan aan het eind van de Kariatidenzaal de deur door en naar links een paar treden af die uitkomen in een schaars verlichte onderaardse gang met kleine galerijen die naar rechts buigen. Dit wordt de Sullycrypt genoemd. De eerste galerij bevat rechts een vitrine waarin, onder andere artefacten, twee van de beroemde Tell-el-Amarnatabletten liggen uitgestald. Dit zijn brieven in spijkerschrift, geschreven in het Akkadisch, de diplomatieke taal die door de vazal-landvoogden in het door Egypte beheerste Palestina werd gebruikt als zij met de regerende farao correspondeerden. Brief 7096 (Louvrenummering) werd geschreven door ene Sjoewardata, een plaatselijke regeerder die drie bijbelse plaatsnamen noemt: „Akko (Recht. 1:31), Achsaf (Joz. 11:1) en Jeruzalem. Brief 7098, geschreven door Biridiya, landvoogd van Megiddo, maakt melding van de bijbelse stad Sunem (Joz. 19:18), de geboorteplaats van het lieftallige Sulammitische meisje uit het Hooglied van Salomo. — Hoogl. 6:13.
In de volgende galerij zijn tegen de rechter muur drie belangwekkende stukken te zien. Ten eerste twee gipsafgietsels. Het ene is een afgietsel van de Hebreeuwse inscriptie die ontdekt is op de muur van een watertunnel of -leiding, klaarblijkelijk uitgehouwen door Hizkía om water naar de bovenste vijver van Siloam, in Jeruzalem, te brengen. In de oudste cursieve Hebreeuwse lettertekens beschrijft deze inscriptie het uitgravingswerk. Ze schijnt dus betrekking te hebben op 2 Koningen 20:20.
Ernaast zult u een ander afgietsel vinden, een weergave van een Griekse inscriptie uit Herodes’ tempel. Dit is een van de waarschuwingen „Verboden voor heidenen” die in de lage muur (Soreg) gemetseld waren waardoor de hof der heidenen van het binnenste tempelgebied werd gescheiden. Kennis van het bestaan van deze balustrade geeft grotere betekenis aan Efeziërs 2:14. Deze waarschuwingen, waarin overtreders met de dood worden bedreigd, verklaren het voorwendsel dat de joden in 56 G.T. gebruikten om het volk tegen Paulus op te zetten. — Hand. 21:27-31.
Links van deze twee afgietsels staat een van de meest waardevolle monumenten die in het Louvre worden bewaard. Het is het gereconstrueerde origineel van de Steen van Mesa (in het Frans: „La stèle de Mésa). De inscriptie op deze zwarte basaltstèle bevat een verslag van de oorlogen en het bouwprogramma van Mesa, koning van Moab. Dit is niet alleen een van de oudste inscripties die in het oude Hebreeuws-Fenicisch (eind tiende en begin negende eeuw v.G.T.) zijn gevonden, doch het is de enige heidense tekst die melding maakt van Jehovah. Op de oorspronkelijke steen, uiterst rechts op de achttiende regel, is duidelijk het Tetragram te zien. Dit verslag maakt bovendien melding van veertien plaatsnamen die in de bijbel voorkomen en overeenstemmen met 2 Koningen 1:1 en 3:4, 5.
Alvorens de Sullycrypt te verlaten, zult u er belang in stellen een aarden kruik te zien, gelijk aan die waarin de Dode-Zeerollen werden gevonden. Deze bevinden zich in een vitrine vóór de Steen van Mesa.
Mesopotamische oudheden
Als u de Sullycrypt verlaat via een trap die naar de meer dan twintig zalen voert waaruit de afdeling Oosterse Oudheden bestaat en Zaal I (103, volgens de nieuwe nummering) betreedt, ziet u aan uw rechterhand de beroemde Stèle van de Gieren, die gevonden werd op de plaats van de oude Soemerische stad Lagasj (of Tello). Hierop herdenkt koning Eannatoem zijn overwinning op de nabijgelegen stad-staat Oemma. Eén zijde ervan waarop een god is afgebeeld die een net gevuld met vijanden vasthoudt, illustreert uitstekend de taal die in Habakuk 1:14-17 met betrekking tot de vernielende en plunderende Chaldeeën wordt gebezigd. De andere kant, waarop koning Eannatoem en zijn troepen met loshangend haar te zien zijn, licht de woorden toe van Rechters 5:2: „het haar los [laten] hangen voor de strijd.”
Zaal IV (106) bevat nog een van de kostbaarste schatten van het Louvre: een ruim 2,25 meter hoge stèle van zwart dioriet, bekend als de wettencodex van Hammoerabi. Op de bovenkant van de zuil ziet u Hammoerabi, koning van Babylon, staande voor de zonnegod Sjamasj. Dan volgen, in ongeveer 8000 fraai uitgesneden woorden in spijkerschrift, eerst een inleiding, vervolgens 282 wetten en ten slotte een lang naschrift. Omdat archeologen deze wettencodex als vermoedelijk uit het tweede millennium v.G.T. hebben gedateerd, hebben enkelen beweerd dat Mozes de in de bijbel opgetekende wetten aan die van Hammoerabi heeft ontleend. Deze bewering is echter door serieuze geleerden verworpen, omdat de moreel hogere en in wezen religieuze wetten van Israël zich niet laten vergelijken met de zuiver burgerlijke en commerciële Babylonische wetten. Elke overeenkomst duidt er veeleer op dat Hammoerabi wetten en gebruiken gecodificeerd heeft die dateren uit het patriarchale stelsel dat na de Vloed door Noach en Sem, die niet Hammoerabi’s god Sjamasj, doch Mozes’ God Jehovah aanbaden, tot ontwikkeling werd gebracht.
Tegen de wand, rechts van deze stèle, zult u een geglazuurd stenen paneel zien met een woest uitziende leeuw erop. Dit is een van de ongeveer 120 leeuwen die tot decoratie dienden van de Processieweg naar de Grote Isjtarpoort in het Babylon van Nebukadnezar. Waarschijnlijk hebben de joodse gevangenen bij het zien van dergelijke leeuwefiguren gedacht aan Jeremia’s profetieën waarin Babylon met een leeuw werd vergeleken. — Jer. 4:5-7; 50:17.
De eerste muurvitrine rechts als u Zaal IV binnenkomt bevat een spijkerschriftdocument, het Esagilatablet genoemd (3de eeuw v.G.T.). Dit verschaft de enige gedetailleerde beschrijving die men tot nu toe van de door Nabopolassar en Nebukadnezar herbouwde ziggurat in Babylon — van welke soort van torens er nog verscheidene meer zijn — heeft ontdekt.
Alvorens Zaal IV te verlaten, zal een blik op de andere muurvitrines, waarin terracotta en albasten beeldjes van de wulpse priesteressen van Babylon worden tentoongesteld, u ervan overtuigen dat deze oude stad een passend symbool is van de „moeder van de hoeren”, Babylon de Grote. — Openb. 17:3-5.
De burcht Susan
U zult door een aantal zalen gaan waarin het decor is herschapen dat Mordechaï en Esther in de burcht Susa of Susan, een van de hoofdsteden van Perzië, hebben gekend (Esth. 1:2). Het middenstuk van de vloer van Zaal V (107) wordt in beslag genomen door grote vitrines met beschilderd aardewerk uit Susan. In vele kommen en schalen zijn kruisen en zelfs swastika’s gegraveerd, hetgeen bewijst dat deze symbolen reeds duizenden jaren bij de heidenen in gebruik waren voordat de christenheid en het nazisme ze overnamen. Tegen de wanden van deze zaal bevinden zich stenen panelen uit het paleis Susan, gevleugelde stieren en leeuwen afbeeldend.
Een vitrine op een voetstuk rechts in Zaal VI (108) bevat een bronzen model van een hoge plaats — gedateerd: twaalfde eeuw v.G.T. — en wordt de Sit Sjamsji (Zonsopgang) genoemd. Hoewel dit model in Susan is gevonden, wordt het als de meest volledige afbeelding beschouwd die men tot nu toe heeft gevonden van het soort van heidense hoge plaatsen die ten tijde van de Israëlieten in Kanaän bestonden. Het laat twee naakte aanbidders zien te midden van gewijde pilaren, gewijde palen, altaren en andere heidense voorstellingen. Het geeft een voortreffelijke illustratie van Deuteronomium 12:2, 3 en 1 Koningen 14:23.
In Zaal VII (109) zult u een massief kapiteel zien van een zuil uit het paleis van Daríus I de Pers, de vader van Xerxes of Ahasveros, Esthers echtgenoot. De volgende zalen bevatten een opmerkelijke collectie geglazuurd-stenen panelen in groen, turkoois, oranje en geel, waarop rijen boogschutters, gevleugelde en gehoornde leeuwen, stieren en griffioenen zijn te zien, die allemaal als ornamenten moesten dienen voor het paleis waar Esther haar leven waagde om haar God, Jehovah, te dienen en haar volk te redden. Ook de verzamelingen zegelstempels en rolzegels met de indrukken ervan op klei zijn belangwekkend. Ze herinneren de bijbelonderzoeker aan Esther 8:2, 10-12.
Als u de wereld van Susan verlaat, gaat u een trap af die u in de Marengocrypt brengt. In de tweede nis aan uw linkerhand zult u een grote, zwarte basaltsteen zien in de vorm van een doodkist, genaamd de Sarcofaag van Esjmoen-azar, koning van Sidon. Hierin staat een inscriptie, bestaande uit 22 regels in spijkerschrift, gedateerd eind vierde of begin derde eeuw v.G.T. Dit is de langste Oudfenicische tekst na de Steen van Mesa.
Baäls en Astartes
Als u de trap opgaat en de Marengocrypt uitkomt, zult u beelden en standbeelden van heidense goden en godinnen tegenkomen, zoals die waarvan melding wordt gemaakt in Rechters 10:6. Als u bovenaan de trap bent, ziet u tegen de wand van Zaal XVI (116), aan uw rechterhand, de Amritstèle, met een laag reliëf van Melkart, de Baäl van Tyrus. U zult opmerken dat hij wordt gedragen door een leeuw. In de vitrine pal rechts van deze stèle staat een beeldje van een naakte godin, die eveneens wordt gedragen, ditmaal door twee leeuwen.
In Zaal XVIII (117) bevindt zich een grote collectie Baäls en Astartes die zijn gevonden in Ras Sjamra, op de plaats van de vroegere Fenicische stad Oegarit. Als u naar de beelden van Baäl en Astarte of Astoret in de vitrines die midden in deze zaal staan opgesteld, kijkt, zult u bemerken hoezeer de nadruk werd gelegd op de vruchtbaarheidscultus of sexaanbidding en op gewelddadigheid. Het zien van deze dingen zal u helpen begrijpen, waarom het wijs en noodzakelijk was dat de bijbel afgoderij veroordeelde en waarom Jehovah deze goden ’walgelijke dingen’ noemde. — 2 Kon. 23:13-15.
In een platte vitrine links liggen enkele kleitabletten, gevonden in Ras Sjamra. Aangenomen wordt dat ze uit de veertiende en dertiende eeuw v.G.T. dateren en ze zijn van belang omdat het vroege voorbeelden van alfabetisch spijkerschrift zijn (in tegenstelling tot lettergreepschrift) en ze een gedetailleerde beschrijving van de verdorven religie van Kanaän bevatten.
Aan uw rechterhand, links van de deur die toegang geeft tot Zaal XIX (118), bevindt zich een grote stenen stèle die Baäl als de god van de storm voorstelt. In Zaal XX (120) kunt u de Syrische god van de storm, Hadad genaamd, zien. Zijn stèle staat links in deze op een gang gelijkende zaal, en deze afbeelding laat hem zien terwijl hij door een stier wordt meegevoerd. Naast hem staat de stèle van Isjtar, de Babylonische moedergodin, die ook door een dier, namelijk een leeuw, wordt gedragen.
Na de Baäls en Astartes belandt u in de sfeer van het Assyrische Rijk, de tweede wereldmacht in de bijbelse geschiedenis. In Zaal XXI (121) zult u links twee platte vitrines zien die stukken ivoorwerk bevatten die in de Assyrische buitenpost Arslan-Tasj werden gevonden. In de eerste kast bevindt zich ivoorwerk van het bed van Hazaël, koning van Syrië, en de tweede bevat een stuk ivoor waarin letterlijk de naam Hazaël in het Aramees staat gegraveerd. Deze naam Hazaël herinnert de bijbelonderzoeker aan het verslag in 2 Koningen, de hoofdstukken 8-10, 12 en 13.
Uw bezoek aan het Louvre eindigt te midden van ornamenten uit het paleis van koning Sargon in Khorsabad, ten noordoosten van Ninevé. Al deze artefacten zijn voor de bijbelonderzoeker speciaal belangwekkend omdat de bijbel jarenlang het enig bekende historische document is geweest waarin deze Assyrische heerser wordt genoemd (Jes. 20:1). Links zult u enorme stenen panelen zien waarop staat afgebeeld hoe stammen van ceders van de Libanon over zee langs de Fenicische kust worden vervoerd.
Sargon II was de vader van Sanherib, die vermoord werd nadat zijn poging Jeruzalem in te nemen op wonderbare wijze was verijdeld. Sanherib werd opgevolgd door zijn zoon Esarhaddon, die in 2 Koningen 19:37 wordt genoemd. Op een bronzen gedenkplaat kunt u deze laatste koning afgebeeld zien, gevolgd door zijn moeder Nakîʼa. Deze plaat bevindt zich in een vitrine rechts in Zaal XXI (121).
Als u Zaal XXII (122) doorloopt, zult u getroffen worden door de kolossale gevleugelde stieren met mensenhoofden die als ornamenten voor Sargons paleis moesten dienen. Door het zien van deze Assyrische oudheden wordt men geholpen te begrijpen waarom de bijbel heeft gesproken over „de koning van Assyrië en al zijn heerlijkheid” en tegen het ontrouwe Juda heeft geprofeteerd dat de „uitspreiding van zijn vleugels moet geschieden om de breedte van uw land te vullen”. — Jes. 8:7, 8.
Er is natuurlijk nog veel meer in het Louvre te zien. Voor de bovenstaande selectie heeft men een bezoek van ongeveer twee uur nodig. Het museum heeft een uitgang vlak achter de trap die naar de nabijgelegen St. Germain l’Auxerroiscrypt voert. U zult bemerken dat u precies tegenover de katholieke kerk van St. Germain l’Auxerrois staat, waarvan de klokken in 1572 in de Bartholomeüsnacht het sein gaven voor de afschuwelijke massamoord op de Franse protestanten. Maar dat is weer een ander verhaal.