Ken uw God
Wat is er bij het kennen van God betrokken? Welke verplichting rust er in dit verband op ouders?
DE KONING had ongeveer veertig jaar lang geregeerd en de natie was onder zijn verstandige bestuur gegroeid en genoot voorspoed. Nu was hij echter oud en naderde hij het einde van zijn leven. Om de opvolging van zijn opvolger te bekrachtigen en hem van de ondersteuning van de natie te verzekeren, riep de koning alle vorsten en hooggeplaatste personen uit het gehele land bijeen.
Na verloop van tijd kwamen deze vele leiders in de hoofdstad, Jeruzalem, bijeen, waarna de bejaarde koning David hun als afscheid verstandige raad gaf. Hij moedigde hun aan ’alle geboden van den HERE te onderhouden en te onderzoeken’. Vervolgens richtte de koning zich tot de troonopvolger, waarna hij, ten aanschouwen van de bijeengekomen menigte tot hem zei:
„En gij, mijn zoon Salomo, ken den God van uw vader, en dien Hem met een volkomen toegewijd hart en een bereidwillig gemoed, want de HERE doorzoekt alle harten en doorgrondt al wat de gedachten beramen. Indien gij Hem zoekt, zal Hij Zich door u laten vinden; doch indien gij Hem verlaat, zal Hij u voor eeuwig verwerpen.” — 1 Kron. 28:8, 9.
Wat een voortreffelijke raad om die als vader aan zijn zoon te geven! Wat passend dat David Salomo ten aanschouwen van de hooggeplaatste functionarissen van de gehele natie opdroeg God te kennen en naar Hem te zoeken! Zo is het ook thans even passend wanneer ouders hun kinderen soortgelijke instructies geven. Wat bedoelde koning David echter met de woorden: „Ken den God van uw vader”? Bedoelde hij eenvoudig dat Salomo moest weten dat zijn God Jehovah was, en niet Moloch, Baäl of een andere godheid? Wat is er bij het kennen van God betrokken?
DE BELANGRIJKHEID VAN HET WOORD „KENNEN”
Het woord „kennen” kan een zeer ruime betekenis hebben. Iemand die Eisenhower nog nooit heeft ontmoet, zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: „Ja, ik ken Dwight Eisenhower. Hij is de vroegere president van de Verenigde Staten.” Aan de andere kant zou iemand anders, die de vroegere president bij talrijke gelegenheden heeft gezien, kunnen erkennen: „Nee, ik ken mijnheer Eisenhower niet.”
In het eerste geval werd door het woord „kennen” alleen maar te kennen gegeven dat de spreker ervan op de hoogte was dat de heer Eisenhower de vroegere president van de Verenigde Staten is. In het laatste geval had het woord „kennen” echter betrekking op een persoonlijke bekendheid met de vroegere president, waarvan in dit geval, zoals de persoon toegaf, geen sprake was. U zou dus kunnen weten dat iemand bestaat en welke positie hij bekleedt, terwijl u de persoon toch niet goed als een intieme vriend of metgezel kent. In het oude Hebreeuws, dat door koning David werd gesproken, had het Hebreeuwse woord voor „kennen”, jadaʼ, ook zoveel betekenissen.
Wij zullen dit beter kunnen begrijpen wanneer wij enkele voorbeelden van het gebruik van dit woord aan een onderzoek onderwerpen. Neem bijvoorbeeld de tijd toen de zonen van de hogepriester Eli dienst verrichtten in Jehovah’s tabernakel te Silo. Deze priesters waren buitengewoon slecht, zodat het bijbelse bericht over hen zegt: „De zonen van Eli waren nietswaardige lieden, die den HERE niet kenden.” — 1 Sam. 2:12, OB.
Hoewel er wordt gezegd dat zij „den HERE niet kenden”, spreekt het vanzelf dat deze priesters wel van de God af wisten in wiens tabernakel zij dienst verrichtten. Het Hebreeuwse woord voor „kennen” betekende in dit geval meer dan slechts een kennis te hebben van Gods naam en bepaalde feiten over hem te weten. Daarom geven andere vertalingen de passage weer met „zij rekenden niet met”, „ze bekommerden zich niet om” of „zij stoorden zich niet aan” Jehovah (NBG; PC; LV). De priesters wisten wie Jehovah was, maar zij hadden geen waardering voor hem aangekweekt waardoor zij ertoe aangespoord zouden worden zijn aanbidding getrouw ten uitvoer te brengen.
Een overeenkomstig gebruik van het Hebreeuwse woord treffen wij aan in 1 Koningen 9:27 (SV) waar staat: „Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Sálomo.” De uitdrukking „kenners van de zee” duidde er niet op dat de scheepslieden van Hiram slechts een oppervlakkige kennis van de zee hadden, doordat zij alleen maar over de zee hadden gehoord of de zee alleen maar bij een vroegere gelegenheid hadden gezien. Het Hebreeuwse woord hier duidde veeleer op een vertrouwde bekendheid met de zee en de gedragingen ervan. Andere vertalingen zeggen derhalve dat de scheepslieden ervaren op de zee waren of „met de zee vertrouwd waren”. — SV, OB, NBG.
Nog een voorbeeld waarin een vorm van dit Hebreeuwse woord betrekking heeft op vertrouwdheid of bekendheid, staat opgetekend in 2 Koningen 10:11. Deze passage luidt: „Daartoe sloeg Jehu alle overgeblevenen van het huis van Achab te Jizreël, en al zijn groten, en zijn bekenden [dat wil zeggen, „degenen die hij kende”] en zijn priesteren; totdat hij hem geen overigen liet overblijven.” Jehu doodde niet alle personen die Achab slechts hadden gezien of bij bepaalde gelegenheden hadden gehoord, maar alleen zijn intieme kennissen. Daarom zeggen andere vertalingen dat Jehu „zijn vertrouwelingen” of „zijn vertrouwde vrienden” neersloeg. — SV; NBG; AT.
Hieruit blijkt dus dat het Hebreeuwse woord voor „kennen” betrekking kan hebben op een nauwe vriendschap of intieme verhouding. Hoe helpen deze inlichtingen ons echter Davids opdracht aan zijn zoon: „Ken den God van uw vader”, beter te begrijpen? En waarvan dient het ouders in deze tijd te doordringen met betrekking tot de behoeften van hun kinderen?
ER IS VEEL BIJ HET KENNEN VAN GOD BETROKKEN
Het voorgaande helpt ons te begrijpen dat Davids vaderlijke raad zeer betekenisvol was. Hoewel zijn zoon destijds een jongeman was, wist hij reeds het een en ander van God. Salomo had toegang tot ongeveer een derde deel van de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften, en het is alleen maar redelijk aan te nemen dat David erop had toegezien dat hij van deze geschriften over Jehovah op de hoogte werd gesteld. Dus toen David Salomo de raad gaf ’God te kennen’, bedoelde hij veel meer dan dat Salomo enkele fundamentele feiten over God zou weten, zoals zijn naam, dat hij van eeuwigheid tot eeuwigheid is, enzovoorts.
David wilde veeleer dat Salomo Jehovah God als een werkelijke, levende Persoon zou leren kennen. God moest veel meer voor hem betekenen dan slechts een naam of leerstelling die uit een boek geleerd wordt. Jehovah is niet slechts een woord dat op papier wordt gezet of een verdichtsel uit ’s mensen verbeelding. Hij is een machtig, onzichtbaar Wezen, iemand die men in gebed kan naderen en die men, als men verstandig is, aanbidding en gehoorzaamheid kan schenken. De zonen van de hogepriester Eli beseften dit in het geheel niet doordat zij „den HEER niet kenden”; zij werden afgesneden omdat zij Zijn instructies in de wind sloegen (1 Sam. 2:34). David wilde daarentegen dat zijn zoon Salomo Jehovah God en Zijn wetten altijd zou erkennen en respecteren.
Net zoals de scheepslieden van Hiram de zee kenden of ’ermee vertrouwd waren’, wilde David dat Salomo bekend zou worden met Jehovah en zich terdege op de hoogte zou stellen van Zijn wegen. Zulk een grondige bekendheid wordt niet op stel en sprong bereikt. Hier is tijd voor nodig.
Mensen die elkaar werkelijk „kennen”, hebben gewoonlijk overeenkomstige belangen, genieten een intieme omgang met elkaar en zijn elkaar goed gezind. Zo was het gesteld met degenen die koning Achab kenden. Ongetwijfeld hielden zij er dezelfde levenswijze op na, hadden zij overeenkomstige belangen en koesterden zij net zulke verlangens als de goddeloze Achab, en om deze reden wilde Jehu hen van het leven afsnijden. De vele personen die hem alleen maar in het openbaar hadden horen spreken of die anderen over hem hadden horen spreken, werden niet door Jehu’s zwaard gedood. Zij „kenden” Achab in werkelijkheid niet; zij waren niet „zijn vertrouwde vrienden”.
Koning David wilde dat zijn zoon Salomo God in die zin kende dat hij Gods intieme vriend werd. Dit betekende dat Jehovah’s belangen Salomo’s belangen moesten worden, dat zijn gedrag een weerspiegeling moest vormen van Gods verheven wegen en dat hij zich moest bezighouden met activiteiten die door Jehovah werden geleid en goedgekeurd. Hij zou dit kunnen bereiken door zich op de hoogte te stellen van Gods vereisten en voornemens en deze kennis in zijn hart te laten doordringen. Na de wil van Jehovah geleerd te hebben, zou hij die moeten doen. Ook zou Salomo door middel van het gebed geregeld met God in contact moeten treden. Alleen op deze wijze zou hij Jehovah werkelijk kunnen leren kennen.
EEN ZEER OP PRIJS GESTELDE VERHOUDING
Dit geldt ook voor ons in deze tijd. Wij moeten de bijbel lezen en datgene wat God erin zegt, in ons hart laten doordringen, zodat het ons werkelijk roert en ons tot handelen aanspoort, ja, zodat het ons als een gids in het leven leidt. Wij moeten gunstig reageren op de in de bijbel opgetekende raad en in geen enkel opzicht een zeker voorbehoud hebben door te negeren wat erin wordt gezegd, bijvoorbeeld over wereldse omgang, het trouwen met een ongelovige, enzovoorts (1 Kor. 15:33; 7:39). Verder dienen wij door middel van het persoonlijke gebed in Gods gezelschap te blijven verkeren. Alleen dan zal iemand als een intieme kennis van God worden geaccepteerd (Ps. 25:14). En wat is dat een bevoorrechte omgang!
Deze omgang dient derhalve behoed en gekoesterd te worden, want intieme kennissen kunnen weer vreemden worden. Dit komt vaak in de huwelijksverhouding tot uiting. Zoals dikwijls wordt opgemerkt, kunnen echtparen die eens heel intiem met elkaar omgingen, van elkaar verwijderen, zodat men hen zelfs hoort zeggen: „Wij wonen in hetzelfde huis, maar wij zijn totaal van elkaar vervreemd.” Waarom gebeurt dit? Het komt voornamelijk omdat echtparen niet langer alles met elkaar bespreken, zij interesseren zich niet voor hetgeen de ander doet en zij delen niet langer gemeenschappelijke belangen met elkaar. Iemands verhouding tot God kan door net zo’n veronachtzaming worden geschaad.
Salomo is een in het oog springend voorbeeld. In het begin sloeg hij acht op de raad van zijn vader en leerde hij God kennen, misschien wel beter dan de meeste mensen vóór of na zijn tijd. Hij was een opmerkelijke koning, en God gebruikte hem om hem een aanzienlijk deel van de Schrift te laten schrijven — de boeken Prediker en het Hooglied van Salomo, het grootste gedeelte van het boek Spreuken en één of twee psalmen. Toch bleef Salomo op latere leeftijd in gebreke de verstandige instructies van zijn God op te volgen en huwde hij met vrouwen die valse goden dienden. Dit had tot gevolg dat hij door hen werd beïnvloed en een hardheid ontwikkelde die kenmerkend is voor valse aanbidders. De goede verstandhouding met zijn volk werd deerlijk geschaad en hij vervreemde van zijn God. — Deut. 7:3, 4; 1 Kon. 11:1-11; 12:4; Neh. 13:26.
Laat dit u nooit overkomen! Wanneer u eenmaal meer over Jehovah God hebt geleerd door zijn Woord te bestuderen en geregeld om te gaan met personen die dit Woord bespreken, zorg er dan voor dat u zijn voortreffelijke eigenschappen in uw hart laat bezinken. Toon vervolgens dat u God werkelijk hebt leren kennen door zijn liefde, vriendelijkheid, goedheid, lankmoedigheid en andere wonderbare eigenschappen te weerspiegelen. Ga geregeld tot hem in gebed en heb een aandeel aan het werk van de bediening, dat hij aan zijn vrienden heeft toevertrouwd. Zorg er vervolgens voor dat u uw kostbare verhouding tot God angstvallig behoedt. — Gal. 5:22, 23.
UW KINDEREN HELPEN GOD TE KENNEN
Als u een ouder bent, is het van het allergrootste belang dat u ook uw kinderen aanmoedigt dicht tot God te naderen door hem te dienen. Merk op dat koning David aantoonde welk een nauw verband er bestaat tussen het kennen van God en het dienen van hem, door te zeggen: „En gij, mijn zoon Salomo, ken den God van uw vader, en dien Hem met een volkomen toegewijd hart en een bereidwillig gemoed.” Ja, willen de jongeren God werkelijk kennen, dan moeten zij hem dienen. En net zoals de godvruchtige David dit feit zijn zoon op het hart drukte, dient u dit als ouders eveneens te doen.
Het is niet alleen een kwestie van erop toezien dat jongeren de fundamentele feiten over God weten. Hun moet ook worden verteld hoe belangrijk deze inlichtingen zijn. Deze moeten hun op zodanige wijze worden voorgehouden dat bij hen het verlangen wordt aangekweekt God „met een volkomen toegewijd hart en een bereidwillig gemoed” te dienen.
Zo is het bijvoorbeeld niet voldoende wanneer u uw kinderen alleen maar laat weten dat wijsheid tot de belangrijkste eigenschappen van God behoort. Hun moet worden aangetoond waarom en in welk opzicht Gods wetten en instructies wijs en voor hun persoonlijke bestwil zijn. De les moet grondig in hun geest worden gegrift, zodat zij deze ten volle kunnen begrijpen. Er moeten voorbeelden worden aangehaald waaruit blijkt welke rampspoedige gevolgen het heeft wanneer men Gods wijze raad verwerpt en welke voordelen het afwerpt wanneer men deze raad opvolgt.
Mettertijd zal deze zorgvuldige leiding vruchten afwerpen (Spr. 22:6). Dat Jehovah een God van wijsheid is, zal niet alleen een bekend feit vormen maar zal de persoonlijke overtuiging van uw kind zijn. Met een bereidwillig gemoed zal hij zich van slechte omgang, dronkenschap, hoererij en meer van zulke gedragingen onthouden omdat hij beseft dat Gods verstandige raad voor zijn persoonlijke welzijn werd gegeven. Hij zal Gods wetten als een bescherming bezien, niet als een verzameling regels die werden gegeven om al het plezier uit het leven weg te nemen.
Hoe vaak bewijst Jehovah gedurende de tegenwoordige wereldproblemen een God van Vertroosting te zijn! (2 Kor. 1:3, 4). Wat zal het in de nabije toekomst groots zijn Hem als Beschermer te kennen, wanneer hij zijn volk veilig door het einde van dit goddeloze samenstel van dingen heenbrengt, net zoals hij Noach en zijn gezin veilig door de Zondvloed heenbracht! (2 Petr. 2:5; 3:5-7) Wat een vreugde is het bovendien Jehovah werkelijk als Geneesheer te leren kennen, wanneer hij alle fysieke kwalen geneest en een einde maakt aan het ouderdomsproces en de dood! (Ps. 103:3; Openb. 21:3, 4). Wat een zielsverrukking zal Gods vrienden uiteindelijk ten deel vallen als zij hun God leren kennen in zijn hoedanigheid van Opwekker van de doden! — Hand. 24:15.
O, er zijn zoveel redenen waarom u Jehovah God nu moet leren kennen! Aarzel derhalve niet! Doe onmiddellijk de noodzakelijke stappen om God te leren kennen.