„De Heilige van Israël” heiligen
„En mijn heilige naam zal ik bekendmaken te midden van mijn volk Israël, en ik zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben, de Heilige in Israël.” — Ezech. 39:7, NW.
1. Met welke situatie wordt de mensheid, en Jehovah’s getuigen in het bijzonder, geconfronteerd?
HOEWEL er twee wereldoorlogen zijn geweest, die de mensheid onnoemelijk veel leed hebben bezorgd, hebben de communistische „koning van het Noorden” en de democratische „koning van het Zuiden” de aarde wederom met nationalistische propaganda vervuld. Elkaar over hun respectieve voorraden kernwapens woedend aankijkend, komen zij thans door middel van „koude” en „miniatuur”-oorlogen ’in botsing’ (Dan. 11:40). Zij kwaken over wedijverende coëxistentie, maar elk is vastbesloten de ander niet te laten existeren. Naarmate de spanningen toenemen, worden de nationalistische banden van trouw overal op aarde tot het waanzinnige opgezweept. De grote geest achter dit alles, de vernederde Satan, of „Gog van Magog”, manoeuvreert de natiën aldus in de positie voor zijn laatste aanval op de gezalfde getuigen van Jehovah, de vertegenwoordigers op aarde van „de stad van den groten Koning”, het hemelse Jeruzalem waar Jehovah door zijn geest verblijft. — Ps. 48:3 2.
2. Hoe hernieuwde Sanherib zijn bedreiging tegen Jeruzalem?
2 Als wij ons tot het verslag in 2 Koningen 19:8-10 wenden, bemerken wij dat de koning van Assyrië Jeruzalem dichter is genaderd en ’tegen Libna strijdt’, dat op slechts 40 kilometer afstand ligt. Nu zendt hij Hizkía dreigbrieven, terwijl hij tot zijn gezanten zegt: „Zo zult gij zeggen tot Hizkia, den koning van Juda: laat uw God, op wien gij vertrouwt, u niet bedriegen door te zeggen: Jeruzalem zal niet in de macht van den koning van Assur gegeven worden.”
3. (a) Welke intimiderende tactiek heeft de communistische „koning van het Noorden” gekozen? (b) Wat is volgens één commentator het resultaat geweest van de vervolgingen van Jehovah’s getuigen in de Sowjet-Unie?
3 Zo gaan ook Satans pocherige propagandisten er in deze periode na de Tweede Wereldoorlog niet alleen mee voort alle natiën tot Har–mágedon te verzamelen, maar zij trachten ook Jehovah’s getrouwe aanbidders er door intimidatie toe te brengen een compromis te sluiten ten aanzien van het standpunt dat zij ten opzichte van hun God innemen. De „koning van het Noorden”, die thans overheersend communistisch is, heeft vooral bittere aanvallen gedaan op Jehovah’s getuigen. Zij zijn aan een wrede propaganda blootgesteld. Bovendien blijkt dat tot april 1951 wel 7000 getuigen van Jehovah in de westelijke republieken van de Sowjet-Unie zijn gearresteerd en naar dwangarbeiderskampen in de Oeral, Siberië, Workoeta en Kazachstan zijn gestuurd. Op welke wijze hebben zij het hoofd geboden aan deze bedreiging van hun christelijke rechtschapenheid? Walter Kolarz schrijft in zijn boek Godsdienst in de Sowjet-Unie:
Dit was niet het einde van Jehova’s Getuigen in Rusland, maar enkel het begin van een nieuwe periode in hun bekeringswerk. Zij probeerden zelfs propaganda te maken voor hun geloof, als de trein naar hun ballingsoord onderweg stopte. De sowjetregering had geen beter middel kunnen bedenken om de verspreiding van de sekte te bevorderen dan de deportatie van haar leden. Verlost uit hun dorpsisolement, werden de Getuigen in een wijdere wereld gebracht, ook al was het enkel de verschrikkelijke wereld van koncentratiekampen en dwangarbeid. Daar ontmoetten zij een groot aantal gedesillusioneerde en mishandelde mensen, van wie er velen vatbaar bleken voor het veelbelovende denkbeeld van een wereld die binnen de leeftijd van de huidige generatie volkomen van politieke struktuur zou veranderen.
Toen het regime in 1955 de amnestie afkondigde, keerden zowel de Getuigen van voorheen als hun nieuwe bekeerlingen naar hun vroegere woonplaatsen terug of bleven als vrije arbeiders in hun ballingsoorden. Op deze manier hebben Jehova’s Getuigen zich . . . over vele delen van de Sowjet-Unie verspreid. Zij verschenen opnieuw in alle westelijke sowjetrepublieken. Zij stichtten nieuwe organisaties in de streken waar zij eens als dwangarbeiders te werk gesteld waren, bijvoorbeeld in het Verre Oosten en de republiek Komi, waar zich langs de beruchte Petsjora-spoorlijn, met Vorkoeta als eindstation, overal afdelingen van de ’jehovistensekte’ bevinden. Biezonder talrijk zijn de Getuigen van Jehova in Siberië en vooral in Kazachstan. . . . Ook in Daghestan vinden we een organisatie van Jehova’s Getuigen. . . . Kortom, de Russische tak van Jehova’s Getuigen mag beschouwd worden als een van de sterkste ter wereld en er is zeker ook geen enkele andere tak die van de zijde van de overheid zoveel tegenstand èn publiciteit ondervindt. . . .
Alleen de toekomst kan uitwijzen of Chroesjtsjev bij het bestrijden van het ’jehovistische gevaar’ meer sukses heeft gehad dan Stalin of bijvoorbeeld Hitler.
Hitler, Stalin en Chroesjtsjow hebben thans allen hun tijd gehad, doch de gesmade geestelijke Judeeërs in de landen van de „koning van het Noorden” blijven hun aanbidding, tot lof van Jehovah, uitbreiden.
4. (a) Hoe ging Sanherib ermee voort Jehovah te smaden? (b) Op welke wijze hebben de communistische propagandisten een soortgelijk patroon gevolgd, en met welk resultaat?
4 Een ander verslag resumeert de tweede hevige propaganda-aanval op Jeruzalem met deze woorden: „En nog meer spraken [Sanheribs] dienaren tegen den HERE God en tegen diens knecht Jehizkia. Ook had hij een brief geschreven, waarin hij den HERE, den God van Israël, hoonde en van Hem zeide: Evenmin als de goden van de volken der andere landen hun volk uit mijn macht gered hebben, zal de God van Jehizkia zijn volk redden uit mijn macht” (2 Kron. 32:16, 17). De communistische propagandisten hebben in dezelfde trant boeken geschreven, met inbegrip van een 159 bladzijden tellend boek getiteld „Dragers van de naam Jehovah God”. Zij hebben openlijke veroordelingen gepubliceerd in Prawda en Trud, geïllustreerde tijdschriftartikelen uitgegeven, zoals een artikel in Krokodil over „De spinnen”, en kleinerende films in omloop gebracht, waarvan er één getiteld is „Armageddon” en een andere „Apostelen ontmaskerd” — in een krachtige poging Jehovah’s naam te smaden en de predikingsactiviteiten van Zijn getuigen te hekelen. Hebben Jehovah’s getuigen echter een teken van vrees getoond tegenover de communistische aanval? Berichten vanuit Rusland zeggen: Neen! Het volgende is typerend:
Onze broeders, die zich als het ware feitelijk in het hartje van het gebied van de „koning van het Noorden” bevinden, hebben hun gehele leven en al hun bezittingen en eigendommen voor Jehovah en zijn waarheid opgeofferd en staan toegewijd en loyaal aan de zijde van Jehovah God, de Grote Soeverein en Theocraat. In deze beslissende en bittere strijd voor het geloof vechten zij ten gunste van hun God Jehovah. Van de Karpaten tot aan de Koerilen zegeviert de boodschap van Gods koninkrijk.a
5. Welke dwaasheden hebben de communisten begaan, in overeenstemming met welke godslastering van Sanheribs propagandisten?
5 De godslasterlijke beledigingen werden voortgezet: „En zij riepen met luide stem in het Judees tot het volk van Jeruzalem op den muur, om hen bevreesd te maken en hen te verschrikken, opdat zij de stad zouden kunnen innemen. Aldus spraken zij over den God van Jeruzalem als over de goden van de volken der aarde, het maaksel van mensenhanden” (2 Kron. 32:18, 19). Zielige, blinde propagandisten! Zij denken dat onze God niet sterker is dan de goden van klei en steen, de onnutte beelden der natiën. Wat dwaas van de communisten om, hoewel zij misschien wakker zijn geworden voor de huichelarij die er achter de iconen schuilt die hun voorvaders hebben aanbeden, thans heerlijkheid te geven aan nationale helden en de militaire „god der vestingen”, en te snoeven over hun wetenschappelijke prestaties! (Dan. 11:38) Wat onzinnig van hen om te zeggen: „Er is geen Jehovah”, omdat zij vanuit hun nietige ruimtevaartuigen geen beeld van God hebben zien zweven! — Ps. 14:1, NW.
6. Wie doet thans aan de propagandacampagne mee, en waar trachten Jehovah’s getuigen dus hulp te verkrijgen?
6 En met het verslechteren van de wereldsituatie beginnen de democratische natiën van de „koning van het Zuiden” thans hun eigen soort van nationalistische propaganda te fabriceren. Wat zullen Jehovah’s getuigen, die noch tot het „Noorden”, noch tot het „Zuiden” behoren, op het hoogtepunt van de crisis doen? Welnu, precies hetzelfde wat Hizkía en Jesaja deden! „Koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden deswege en riepen naar den hemel” (2 Kron. 32:20). Wat een voortreffelijk voorbeeld voor Jehovah’s volk in deze tijd!
VERTROUW OP JEHOVAH
7, 8. (a) Welke smeekbede deed Hizkía? (b) Waarom zou zijn gebed, alsook dat in Psalm 83, niet onverhoord blijven?
7 Het verslag in 2 Koningen (ook Jesaja hoofdstuk 37) beschrijft de loop der gebeurtenissen meer gedetailleerd. „Hizkia nam den brief uit de hand der gezanten en las hem. Toen ging Hizkia op naar het huis des HEREN, spreidde hem uit voor het aangezicht des HEREN, en bad voor het aangezicht des HEREN en zeide: HERE, God van Israël, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt. Neig, HERE, uw oor en hoor; open, HERE, uw ogen en zie; hoor de boodschap, die Sanherib heeft gezonden om den levenden God te honen.” — 2 Kon. 19:14-16.
8 Waar ging Hizkía’s belangstelling hoofdzakelijk naar uit — naar de redding van zichzelf of de verwijdering van de smaad die op Jehovah’s naam was geworpen? Laten wij zijn gebed betreffende de Assyriërs het antwoord laten geven: „Nu, o Jehovah, onze God, red ons alstublieft uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt” (2 Kon. 19:19, NW). Dit doet denken aan een ander gebed, waarbij „ook . . . Assyrië zelf” is inbegrepen: „O mogen zij voor altijd beschaamd en ontsteld zijn, en mogen zij schaamrood worden en vergaan; opdat men weet dat gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen de Allerhoogste zijt over heel de aarde” (Ps. 83:8, 17, 18, [9, 18, 19] NW). Dit zijn gebeden die niet onverhoord blijven!
9, 10. (a) Welk antwoord gaf Jehovah door bemiddeling van zijn kanaal, en wie worden door dit kanaal afgebeeld? (b) Hoe zegeviert het overblijfsel tegenover Satans schimpscheuten? (c) Wie dient in werkelijkheid gehoond te worden, en waarom?
9 Zal Jehovah bewijzen dat hij God is? Zal hij zijn naam ten aanschouwen van alle natiën heiligen? Het antwoord dat hij Hizkía door bemiddeling van zijn profeet Jesaja gaf, laat hier geen twijfel over bestaan, en dit beeldt goed de boodschap af die Jehovah door bemiddeling van zijn hedendaagse kanaal, „de getrouwe en beleidvolle slaaf” — het overblijfsel van zijn gezalfde getuigen op aarde — bekendmaakt: „Zij veracht u, zij bespot u, de jonkvrouw, de dochter Sions; zij schudt het hoofd achter u, de dochter van Jeruzalem. Wien hebt gij gehoond en gelasterd, en tegen wien de stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen den Heilige Israëls!” — 2 Kon. 19:21, 22.
10 Wat zij ook proberen, Satan en zijn slachtoffers van bedrog moeten leren dat al hun pogingen om de rechtschapenheid en aanbidding van Gods volk op aarde te gronde te richten, tot mislukking zijn gedoemd. Hoon en laster zullen niets uitrichten. Het overblijfsel van Jehovah’s getuigen blijft christelijke maagdelijkheid handhaven, aldus bewijzend het huwelijk met Christus waard te zijn (2 Kor. 11:2). In werkelijkheid dient de snoevende Satan gehoond te worden. Wat een val heeft hij ondergaan toen hij poogde zich boven het pasgeboren Koninkrijk te verheffen, met als enige resultaat dat Christus hem, met zijn demonen, naar beneden heeft geslingerd ten einde Gog van het land van Magog te worden! (Openb. 12:1-9; Jes. 14:12-15; Ezech. 38:2) De plannen die Gog tegen „de jonkvrouw, de dochter Sions” smeedt, bestemmen hem voor een smadelijke vernietiging. Hij kan haar niet door vleselijke oorlogvoering verkrachten. Zijn laatste, boosaardige aanval toont alleen maar aan dat hij in werkelijkheid „tegen den Heilige Israëls”, Jehovah God zelf, strijdt.
11. Welke grootspraak doet de moderne Assyriër, doch hoe antwoordt Jehovah hem?
11 De snoevende Assyriër scheen niets te moeilijk, of het nu het omkappen van de statige ceders van de Libanon of het opdrogen van de Nijlarmen betrof. Zo denkt ook de hedendaagse Gog, met zijn kernwapens van zowel het „Noorden” als het „Zuiden” dat geen overwinning buiten zijn bereik ligt. Alleen Jehovah heeft het antwoord voor deze tiran. Het is door bemiddeling van zijn profeten uit de oudheid met onwrikbare vastberadenheid tot uitdrukking gebracht. „Hebt gij het niet gehoord? Sinds lang vervlogen tijden wil ik dit doen. Sinds voorbijgegane dagen heb ik het zelfs vorm gegeven. Nu wil ik het doen komen” (2 Kon. 19:25, NW). Zelfs met de satanische steun van Gog, kan geen mens of organisatie op aarde standhouden wanneer Jehovah’s rechtvaardige oordelen ten uitvoer worden gelegd.
12. Welk lot staat de valse religie en haar aanhangers, door middel van de legers van de „Assyriër” te wachten?
12 De „koning van het Noorden” onder Gog zal beslist zijn rol in de vernietiging van het hedendaagse wereldrijk van valse religie spelen. Openbaring hoofdstuk 17 maakt dit duidelijk door te laten zien dat Jehovah de „tien horens”, of het volledige aantal nationale regeerders op aarde, zal gebruiken om „zijn gedachte” of voornemen ten uitvoer te brengen, met inbegrip van de vernietiging van deze religieuze stelsels (Openb. 17:16, 17). Evenals het oude Assyrië de „versterkte steden” van demonenaanbiddende natiën verwoestte, zullen thans ook de legers van de tegenwoordige „Assyriër” deelnemen aan de wrekende vernietiging van de valse religie. En als deze nationalistische stelsels met donderend geraas hun vernietiging ondergaan, zullen allen die er toevlucht in hebben gezocht, „machteloos, verslagen en beschaamd” worden. Zij zullen worden „tot kruid van het veld of tot jong groen, tot gras op de daken, of tot koren, verdord eer het rijp wordt” (2 Kon. 19:25, 26). Zie ook Openbaring 18:9-19.
13, 14. (a) Waarin heeft de Assyriër zijn grootste fout begaan? (b) Wat verklaarde Jehovah nu, en welke verzekering hebben Jehovah’s getuigen aldus in deze tijd?
13 De Assyrische monarch heeft nu echter zijn grootste fout begaan! Hij heeft zich in het land gevestigd dat Jehovah aan zijn ware aanbidders had gegeven. Hij heeft Libna ingesloten, en dan volgt Jeruzalem — denkt hij. Het is tot een krachtmeting gekomen: Sanherib contra „de Heilige van Israël”. Jehovah weet wat hij aan zijn vijand heeft en hij hoont de satanische Gog: „Ik ken uw zitten, uw uitgaan en ingaan en uw razen tegen Mij. Omdat gij tegen Mij geraasd hebt en uw overmoed tot mijn oren is opgestegen” (2 Kon. 19:27, 28). Wat Gog ook mag razen binnen de enge grenzen van het land van Magog, hij heeft zijn partij gevonden!
14 De koningen van Assyrië waren gewoon gevangengenomen koningen aan een haak die door hun neus was geslagen, mee naar Ninevé te voeren. Nu is het echter Gogs beurt! Jehovah verklaart: „Ik [zal] mijn haak in uw neus slaan en mijn bit in uw mond leggen.” De laffe poging Jehovah’s getrouwe getuigen tot onderdanig geschipper te drijven, faalt! Zij hebben tot Jehovah gebeden en in hem hun vertrouwen gesteld. Laat de hedendaagse Assyriër maar al zijn strijdkrachten samentrekken. Laat hem maar honderden miljoenen mannen oproepen voor de laatste aanval op de citadel van ware aanbidding die Jehovah door bemiddeling van Christus op aarde heeft opgebouwd. Jehovah’s getuigen zullen toch aan hun christelijke neutraliteit vasthouden. Zij zullen niet voor nationalistische propaganda wijken. Zij zullen veilig in hun sterke toren, Jehovah, blijven en niets zal hun loflied en aanbidding tot eer van zijn naam kunnen stuiten. Jehovah’s woorden tot de aartsvijand zijn definitief: „En [ik zal] u doen terugkeren langs den weg dien gij gekomen zijt.” — 2 Kon. 19:28.
’HET TEKEN VOOR U’
15, 16. Welk teken gaf Jehovah zijn volk, en hoe moesten zij in overeenstemming daarmee handelen?
15 Jehovah zegt vervolgens door bemiddeling van zijn profeet Jesaja: „En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht daarvan. Immers wat van het huis van Juda ontkomen is, wat over is, dat zal opnieuw naar beneden wortel schieten en naar boven vrucht dragen. Want van Jeruzalem zal een overblijfsel uitgaan, en van den berg Sion wat ontkomen zal; de ijver van den HERE der heerscharen zal dit doen.” — Jes. 37:30-32; 2 Kon. 19:29-31.
16 De zaaitijd was reeds lang voorbij. Wegens de Assyrische invasie bestond er dat jaar geen kans op een oogst. Jehovah gaf dus een „teken” doordat hij een miraculeuze voorziening voor zijn volk trof. Hij zorgde ervoor dat er uit de korrels die tijdens de oogst van het voorgaande jaar gemorst waren een overvloed aan voedsel voortsproot. Dat was echter niet het enige! Het volgende jaar zou een sabbatjaar zijn, waarin getrouwe Judeeërs vertrouwen op Jehovah aan de dag moesten leggen door hun akkers braak te laten liggen. Zou Jehovah voedsel verschaffen? Geloof in Hem zou stellig zijn beloning vinden doordat zij verder zouden „eten” van graan dat vanzelf zou opkomen! En in het derde jaar zouden de Judeeërs weer de vrucht van hun eigen arbeid eten.
17. Hoe werd het eerste deel van het teken in de hedendaagse tijd vervuld?
17 Dit „teken” heeft sinds 1914 een verbazende vervulling gehad. Op het tijdstip dat de trotse „Assyriër” en zijn bende de heilige stad van Jehovah’s aanbidding tot de „dochter van een invasie” maken, zendt Jehovah zijn Zoon uit als regeerder uit Bethlehem, zijn hemelse Huis des Broods, met overvloedige voorraden levenonderhoudend geestelijk voedsel (Micha 5:1, 2, NW [4:14; 5:1]). Gog en zijn horden zijn niet bij machte deze wonderbare voorziening een halt toe te roepen en bovendien is deze verzekerd zolang Jehovah’s gezalfde volk door geloof en door elke dag hun God gehoorzaam te zijn, de sabbat blijven onderhouden. Het overblijfsel van de geestelijke Judeeërs zal tot het einde van Satans strijd tegen hen hier op aarde, en daarna, gevoed worden. Er zal blijken dat zij stevig in het land van Gods ware aanbidding geworteld zijn, en zij zullen als eeuwige vruchtdragers in het koninkrijk van God gevestigd worden. Enkel zo’n overblijfsel zal zegevierend „van Jeruzalem . . . uitgaan” en dit alles zal als een „teken” in verband met de heiliging van Jehovah’s naam dienen. „De ijver van den HERE der heerscharen zal dit doen.” — 2 Kon. 19:31.
18, 19. Wat wordt door het laatste deel van het „teken” afgebeeld, en hoe zien wij dit thans in vervulling gaan?
18 En als laatste deel van het „teken” profeteerde Jesaja betreffende de koning van Assyrië: „Hij zal in deze stad niet komen; hij zal geen pijl daarin schieten, geen schild daartegen opheffen en geen wal daartegen opwerpen. Langs den weg dien hij gekomen is, zal hij terugkeren, maar in deze stad zal hij niet komen, luidt het woord des HEREN. En Ik zal deze stad beschutten om haar te verlossen om Mijnentwil en ter wille van mijn knecht David” (2 Kon. 19:32-34). Welk een troost verschaffen deze woorden het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen in deze tijd! Hoe Gog en zijn totalitaire horden ook mogen dreigen en smalen, meer kunnen zij niet doen. Het schijnt dat Sanheribs binnenvallende legers in hun laatste opmars nooit dichter bij Jeruzalem zijn gekomen dan Libna, zo’n veertig kilometer er vandaan. O, zij schreeuwden hun dreigementen en schudden hun vuist tegen het in de verte gelegen Jeruzalem, en Sanherib stuurde zijn smalende propagandisten om Hizkía en zijn volk vrees aan te jagen en te intimideren. Maar tevergeefs! Assyrië kon geen werkelijke bedreiging voor de citadel van ware aanbidding vormen.
19 Als de moderne Assyriër het klaarspeelt zijn tenten in het aan Jehovah’s lofprijzing toegewijde land op te slaan, komt ook hij tot de ontdekking dat hij niet in staat is de goddelijke wil tegen te staan. Zijn gevangenissen en concentratiekampen, of ze nu nazistisch, Russisch of Chinees-communistisch zijn, hebben geen formule ontdekt om Jehovah’s getuigen een hersenspoeling te geven. Dezen hebben een onoverwinnelijk geloof. Zij staan, individueel en collectief, onaantastbaar tegenover de vijand. Jehovah heeft de organisatie van zijn volk gereinigd van valse, demonische religie en van de immorele praktijken van de wereld en hij zal nooit toelaten dat de door demonen beheerste nationalistische regeerders inbreuk maken op de ware aanbidding, die Jehovah heilig is, en deze verontreinigen. Ter wille van zijn grote naam en van zijn Koninkrijksverbond, dat thans in de Grotere David, Christus Jezus, gecentraliseerd is, verdedigt Jehovah de aardse vertegenwoordigers van zijn heilige stad (Ps. 89:35-38 34-37). Hij bereidt zich erop voor de moderne Assyriër terug te voeren tot waar hij thuishoort.
20, 21. Welke dramatische ommekeer vond er voor Libna plaats?
20 Kijkt u thans echter eens naar het drama dat zich voor Libna afspeelt! Sanheribs lakeien zijn, nadat zij Hizkía voor het laatst gesommeerd hebben, naar het kamp teruggekeerd. Het ultimatum is verstrekt! En daar, over de Sjefela verspreid, ligt de bloem van Assyrië’s sterkte, zijn grootse leger dat geen nederlaag kent — de voorhamer die is opgeheven om Jeruzalem de genadeslag toe te dienen. De trots van Assyrië’s militarisme belooft gestreeld te zullen worden door het behalen van een van zijn kostelijkste overwinningen — de zege over „de stad van de grote Koning”, Jehovah. De nacht daalt neer. Alles is rustig. Het is als de stilte voor de storm.
21 Het blijft echter rustig! Als de dageraad aanbreekt, hangt er een griezelige stilte over het kamp. Niets beweegt er. Ten slotte wagen een paar Judeeërs zich uit Libna om een onderzoek in te stellen. Komt allen, en ziet! Wat een gezicht! Wat was er gebeurd? „In dien nacht ging de Engel des HEREN uit en sloeg in het leger van Assur honderd vijf en tachtig duizend man. Toen men vroeg in den morgen opstond, zie, zij allen waren lijken.” — 2 Kon. 19:35.
22. Hoe voorschaduwt dit Jehovah’s optreden in Har–mágedon?
22 Als de nacht van Har–mágedon over de aarde neerdaalt, zal het net zo zijn. Jehovah’s aartsengel en Oordeelsvoltrekker, Christus Jezus, zal snel, rustig en als een dief komen. Er zal geen ontkoming zijn voor Gogs bende. Hun laatste honende uitdaging aan het adres van het vergaderde overblijfsel van Jehovah’s gezalfde volk zal op henzelf neerkomen als Gods Koning hen met een ijzeren staf verplettert en in de wijnpers der gramschap van de Almachtige God fijnstampt (Openb. 19:15). Het zal precies zo zijn als in Hizkía’s tijd: „Toen zond de HERE een engel, die alle krijgshelden, vorsten en oversten in de legerplaats van den koning van Assur verdelgde, zodat hij met beschaamd gelaat naar zijn land terugkeerde.” — 2 Kron. 32:21.
23. Welk lot overkwam Sanherib ten slotte, en wat beeldt dit af?
23 Zal de arrogante „koning van Assur” er evenwel louter „met beschaamd gelaat” afkomen? Gods rechtvaardige oordeel eist meer dan dit. In Gods Woord staat betreffende Sanherib opgetekend (en dit is bevestigd door de onlangs ontdekte prisma van Esarhaddonb): „Eens, toen hij het huis van zijn god was binnengegaan, hebben zijn eigen zonen hem daar met het zwaard geveld. Aldus verloste de HERE Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem uit de macht van Sanherib, den koning van Assur, en uit de macht van alle anderen, en Hij gaf hun rust aan alle zijden” (2 Kron. 32:21, 22). Satan, „de vader van de leugen”, zal eveneens bemerken dat zijn eigengemaakte religie geen bescherming vormt, want Christus zal hem stellig binden en hem in de levenloze afgrond neerslingeren, en deze boven hem sluiten en verzegelen (Openb. 20:2, 3). Dan pas zullen Gods ware aanbidders „rust aan alle zijden” hebben.
24. Hoe zullen Jehovah en Christus, zoals in het voorbeeld te kennen wordt gegeven, dan in de ogen van velen verheerlijkt worden?
24 Wat een gebeurtenis om Jehovah te loven! Het verslag in 2 Kronieken eindigt met de woorden: „Velen brachten naar Jeruzalem geschenken voor den HERE en kostbaarheden voor Jehizkia, den koning van Juda. Van toen af stond hij bij alle volken hoog in aanzien” (32:23). En als na Har–mágedon de morgen van Gods nieuwe ordening aanbreekt, kunnen wij ervan op aan dat allen die in leven zijn, lofoffers tot eer van Jehovah en zijn zegevierende Christus, de Grotere Hizkía, zullen brengen. De gehele aarde zal dan de sabbatsrust van Christus’ 1000-jarige Koninkrijksregering gaan genieten, en — wat een heerlijk vooruitzicht — de Loskoper Christus zal ook verheerlijkt worden in de ogen van velen uit de natiën der mensheid die door een opstanding uit het graf teruggebracht zullen worden. — Joh. 5:28, 29.
25. (a) In welke zegen delen Jehovah’s aanbidders aldus? (b) In welk grootse voorrecht kunnen wij ons thans verheugen, en waarop dienen wij ons hart te richten?
25 Wat een zege voor de hemelse berg Sion! Wat een vreugde voor allen die veilig achter de voormuur van deze stad verblijven en vasthouden aan de ware aanbidding! „Gaat rondom Sion en trekt er omheen, telt haar torens, richt uw aandacht op haar voormuur, doorwandelt haar paleizen, opdat gij het aan het volgende geslacht kunt vertellen: Waarlijk, zo is God, onze God, voor eeuwig en altoos” (Ps. 48:13-15 12-14). Hoe schoon is dit door Jehovah beminde hemelse Jeruzalem! En hoe groots is ons voorrecht Jehovah’s roem aan de „grote schare” te kunnen vertellen, aan het geslacht dat Har–mágedon zal overleven en eeuwig leven in een wereldomvattend heiligdom van lof zal ontvangen! Mogen wij gezamenlijk onze aandacht richten op de ware aanbidding van de ene, ware, eeuwige God, Jehovah. Moge de naam van deze „Heilige van Israël” voor altoos gerechtvaardigd en geheiligd worden!
[Voetnoten]
a Zie het Yearbook of Jehovah’s Witnesses van 1961, blz. 286.
b Universal Jewish History, door Ph. Biberfeld, LL. D.