-
Naar zijn stem luisterenDe Wachttoren 1953 | 1 februari
-
-
de handen niet verslappen, en evenmin zullen zij nu de handen laten verslappen. Zij hebben het grootse voorrecht het goede nieuws aan de armen te prediken en hen te voorschijn te brengen die gevangenen zijn van de god dezer wereld. Satan is zijn naam.
22. Hoe bieden wij ons in Jehovah’s dienst aan, en welke jaartekst verwezenlijken wij?
22 Het is er thans de tijd voor te prediken, de mensen der wereld te vertroosten en hun te vertellen over de God van de nieuwe wereld. Jehovah is zijn naam. Gods dienstknechten bieden zich gewillig in zijn dienst aan. Zij trekken met vreugde deze dienst in. Zij denken aan Psalm 110:3 (AS): „Uw volk biedt zich gewillig aan in de dag van uw kracht, in heilige opstelling en kledij.” Met werkelijke vreugde en blijdschap gaan Jehovah’s getuigen in deze tijd voorwaarts in hun werk ten einde in eendracht met elkander en als één man de lof van de Allerhoogste te bezingen. Welk een vreugde valt hun ten deel omdat zij naar de stem van Jehovah luisteren! Uitgedrukt in de woorden van de tekst die Jehovah’s getuigen voor hun kalender van 1953 hebben uitgekozen, zullen zij Jehovah dus ’in heilige opstelling en kledij aanbidden’. — Ps. 29:2, AS.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1953 | 1 februari
-
-
Vragen van lezers
● In 2 Samuël 24:1, NBG, wordt gezegd dat toen David God mishaagde door Israël te tellen, God hem er toe had aangezet dit te doen, terwijl in 1 Kronieken 21:1, NBG, wordt gezegd dat Satan er de oorzaak van was dat hij dit deed. Ook is het opgegeven aantal in 2 Samuël 24:9, 800.000 Israëlieten en 500.000 Judeeërs, terwijl daarentegen in 1 Kronieken 21:5 de strijdbare mannen van Israël worden berekend op 1.100.000 en die van Juda op 470.000. Hoe kunnen deze verschillen met elkaar in overeenstemming worden gebracht? — H. B., Massachusetts.
Soms wordt er in de Schrift met betrekking tot het een of ander gesproken alsof God dat doet, terwijl hij slechts toelaat dat het door een ander wordt gedaan. Aldus staat er in 2 Samuël 24:1 (NBG) geschreven: „De toorn des HEREN ontbrandde weer tegen Israël; Hij zette David tegen hen op en zeide: Ga, tel Israël en Juda.” Maar Jehovah was niet degene die David tot zondigen aanzette. Het was Satan, zoals in 1 Kronieken 21:1 (NBG) staat: „Satan keerde zich tegen Israël en zette David aan, Israël te tellen.” God was misnoegd over Israël en stond daarom Satan toe deze zonde over hen te brengen, en om deze reden luidt 2 Samuël alsof God het zelf deed. De vertaling van Rotherham toont aan dat het eerder onder Gods toelating geschiedde, dan dat hij het zelf deed: „De toorn van Yahweh ontstak tegen Israël zodat hij toestond dat David tegen hen werd opgezet, zeggende: Ga Israël en Juda tellen.” De Septuaginta gaat in haar Engelse vertaling zo ver, dat ze „Satan” invoegt op de plaats van het voornaamwoord „hij”. De kanttekening in de King James Version zegt „Satan” in plaats van „hij”.
Er waren geregeld 288.000 man troepen ingeschreven in de koninklijke dienst, verdeeld in 12 groepen van elk 24.000 man. Zij dienden onder een rouleringsstelsel waarbij elke groep van 24.000 man één maand gedurende het jaar dienst deed. Er waren bovendien nog 12.000 man in dienst bij de twaalf vorsten van de stammen, hetgeen het totaal op 300.000 brengt. Blijkbaar zijn deze 300.000 man die reeds ingeschreven waren bij de 1.100.000 van 1 Kronieken inbegrepen, terwijl 2 Samuël dit niet doet (Num. 1:16; Deut. 1:15; 1 Kron. 27:1-22). En nu wat Juda betreft; in 2 Samuël worden blijkbaar de 30.000 man meegerekend die in een verkenningsleger aan de Filistijnse grens waren gelegerd en die bij het getal van 1 Kronieken niet werden inbegrepen (2 Sam. 6:1). Wij merken op dat het bericht in 2 Samuël (NBG) niet zegt „alle Israëlieten tezamen”, zoals het dit bij de vollediger telling in 1 Kronieken doet, maar er wordt slechts gezegd „Israël telde”, terwijl de alomvattende uitdrukking niet wordt gebruikt, aangezien bij de telling van 2 Samuël de geregelde geregistreerde strijdmacht niet was inbegrepen. In 1 Kronieken zegt het verslag wederom niet „alle mannen van Juda tezamen”, zoals in het geval van Israël, maar er wordt slechts gezegd „en Juda telde”, aangezien het bericht 30.000 man buiten beschouwing laat en dientengevolge niet alomvattend is.
Wanneer derhalve het gehele beeld aan een onderzoek wordt onderworpen, wanneer wij bedenken dat de verslagen door verschillende mannen werden geschreven, die verschillende gezichtspunten in gedachten hadden, dan kunnen wij de twee verslagen zonder moeilijkheden met elkaar in overeenstemming brengen.
● Het Wachttoren Genootschap zegt dat men de kinderen dient mede te nemen naar de vergaderingen. Maar wat dient men te doen indien zij nog te klein zijn om het te begrijpen? Of wat indien zij die oud genoeg zijn, niet willen? — D.C., New York.
Het Genootschap zegt dat men de kinderen naar de vergaderingen van de gemeente dient mede te nemen, omdat de Bijbel dit zegt. Deuteronomium 31:11-13 (NBG) zegt: „Wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht van den HERE, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel Israël voorlezen. Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen, en kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat zij er naar horen, en den HERE, uw God, leren vrezen en al de woorden dezer wet naarstig onderhouden, en opdat hun kinderen, die er niet van weten, het horen en den HERE, uw God, leren vrezen.” Indien de jonge kinderen het niet begrijpen, kunnen de ouders het later aan hen uitleggen.
Dit was de gang van zaken in Israël, wanneer de kinderen de religieuze handelingen niet begrepen. „En wanneer uw zonen tot u zeggen: Wat betekent deze dienst van u, dan zult gij zeggen: het is een Paasoffer voor den HERE, die in Egypte aan de huizen der Israëlieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde” (Ex. 12:26, 27, NBG). Wederom lezen wij met betrekking tot de wet betreffende de eerstgeborenen: „Wanneer uw zoon u later zal vragen: Wat betekent dat? dan zult gij tot hem zeggen: met een sterke hand heeft de HERE ons uit Egypte, uit het diensthuis, geleid. Want toen Farao bezwaar maakte ons te laten gaan, doodde de HERE, alle eerstgeborenen in het land Egypte, zowel de eerstgeborenen der mensen als die van het vee. Daarom ben ik gewoon alle mannelijke dieren, die het eerst uit den moederschoot voortkomen den HERE te offeren, terwijl ik alle eerstgeborenen mijner zonen los” (Ex. 13:14-16, NBG). De Israëlietische kinderen begrepen niet alles wat zij zagen en hoorden met betrekking tot de wet, daarom stelden zij vragen, die de ouders beantwoordden, en het gevolg was dat er onderwijs werd gegeven waarop nooit zo de nadruk zou zijn gelegd indien de kinderen niet aanwezig waren geweest en niet hadden opgelet en geluisterd. Zo ook
-