-
Ninevé — trotse Assyrische hoofdstadDe Wachttoren 1976 | 15 september
-
-
de troon te stoten (2 Kon. 16:5-9). Hoewel Tiglatpileser de macht van Syrië en Israël inderdaad verbrak, was de verlichting die Achaz hierdoor ontvangen kan hebben, slechts tijdelijk. Over het uiteindelijke resultaat voor Achaz bericht de bijbel: „Ten slotte trok Tilgath-Pilneser, de koning van Assyrië, tegen hem op en bracht hem in het nauw, en hij sterkte hem niet. Want Achaz haalde het huis van Jehovah en het huis van de koning en van de vorsten leeg en gaf de koning van Assyrië aldus een geschenk; maar het hielp hem niets” (2 Kron. 28:20, 21). In plaats dat Achaz aldus werkelijke verlichting ontving, bracht hij zichzelf en zijn volk alleen maar onder het onderdrukkende Assyrische juk.
Volgens de bijbelse chronologie kwam er in 632 v.G.T. een eind aan Ninevé’s „bloedvergieting” en „prostitutie”. De stad viel toen in handen van de samengestelde strijdkrachten van Nabopolassar, de koning van Babylon, en de Meder Cyaxares. Zoals te kennen wordt gegeven door vuur- en rookschade aan de in Ninevé gevonden reliëfs, moeten de veroveraars de stad verbrand hebben. De Babylonische kronieken vermelden over Ninevé: „Zij voerden de grote buit van de stad en de tempel weg en [veranderden] de stad in een ruïneheuvel.”
De vernietiging van Ninevé heeft op krachtige wijze het profetische „woord van God” gerechtvaardigd. Die vernietiging demonstreerde ook de waarheid dat geringschatting van Gods wegen, alsook de verheerlijking van het met bloedvergieting gepaard gaande militarisme en het sluiten van misleidende bondgenootschappen, niet tot in het oneindige succes zullen hebben. Dit is iets waaraan wij ernstig aandacht moeten schenken. Wij zullen toch beslist niet teleurgesteld willen worden door wegen en stelsels te ondersteunen die door God zijn afgekeurd. Daarom moeten wij ons vergewissen van wat Gods Woord de bijbel onderwijst en volledig vertrouwen stellen in Zijn beloofde Koninkrijksregering.
-
-
’Wie is de getrouwe en beleidvolle slaaf?’De Wachttoren 1976 | 15 september
-
-
’Wie is de getrouwe en beleidvolle slaaf?’
◆ Slechts drie dagen voor zijn dood, gaf Jezus Christus zijn apostelen een profetie over dingen die na zijn dood en opstanding tot aan het besluit van het goddeloze samenstel van dingen van deze wereld zouden plaatsvinden. Jezus’ woorden onthulden dat er gedurende die gehele lange tijdsperiode een „getrouwe en beleidvolle slaaf” zou zijn die ermee bezig zou zijn Gods huisgezin „te rechter tijd hun voedsel te geven”. — Matth. 24:45.
Hoe kunnen wij deze „slaaf” identificeren? Hiervoor moeten wij terugkijken naar Gods woorden tot zijn natie Israël uit de oudheid. God zei namelijk tot de Israëlieten: „Gij zijt mijn getuigen. . . . ja, mijn knecht die ik verkozen heb” (Jes. 43:10). Israël als natie werd hier dus als Gods „knecht” of ’slaaf’ aangeduid.
De apostel Paulus zette evenwel uiteen dat in zijn tijd het natuurlijke Israël niet langer Gods „knecht” vormde. Waarom niet? Omdat de natie Christus had verworpen en slechts een overblijfsel van de joden geloof in hem oefende. Paulus schreef: „Want niet hij is een jood die het uiterlijk is, noch is besnijdenis dat wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt. Maar hij is een jood die het innerlijk is, en zijn besnijdenis is die van het hart, door geest, en niet door een geschreven reglement.” — Rom. 2:28, 29.
De ’knecht’ of „slaaf” die door Jezus werd voorzegd, moet derhalve uit de leden van het geestelijke Israël op aarde bestaan en is dus geen afzonderlijke persoon, maar een lichaam. Deze geestelijke Israëlieten zijn de door de geest verwekte medeërfgenamen met Jezus Christus, die tijdens een duizendjarige regering over de aarde als koningen met Christus in zijn hemelse koninkrijk zullen delen (Openb. 5:9, 10; 20:4-6). Zolang zij op aarde zijn, rust op hen de verplichting geestelijk voedsel aan de leden van het huisgezin van God uit te delen en er, in het bijzonder, op toe te zien dat dezen geestelijk worden toegerust om het hoofd te bieden aan de strijdpunten waarmee zij van tijd tot tijd geconfronteerd worden.
-