Vreugde vinden in de God van ware aanbidding
„Gelukkig is de natie wier God Jehovah is, het volk dat hij als zijn erfdeel heeft gekozen. Want in hem verheugt zich ons hart; want in zijn heilige naam hebben wij ons vertrouwen gesteld.” — Ps. 33:12, 21, NW.
1. Hoe komt de huidige wereldsituatie overeen met die van 2700 jaar geleden?
LATEN wij de bladzijden der geschiedenis eens zo’n 2700 jaar terugslaan. „Bijna drieduizend jaar!” zou iemand kunnen uitroepen. Wat is er eigenlijk in die tijd gebeurd dat ons moderne mensen van deze verlichte twintigste eeuw zou kunnen interesseren? Er is in feite veel gebeurd dat voor ons van belang is, want de huidige kritieke wereldsituatie met haar angstwekkende mogelijkheden vertoont een opvallende overeenkomst met de bedreiging die het Assyrische Rijk uit de oudheid in die glansperiode van zijn bloei voor alle andere natiën vormde. De door nationalisme verhitte gemoederen hadden destijds het kookpunt bereikt. En in dit atoomtijdperk hebben de radicale, dictatoriale machten de wereld wederom in een gistende heksenketel van nationalistische verdeeldheid veranderd. Thans zou derhalve dezelfde vraag gesteld kunnen worden als in de tijd van de trotse Assyriërs: Wie zullen met succes het hoofd kunnen bieden aan de uitdaging van het nationalisme en in leven blijven?
2, 3. (a) In welk opzicht was Hizkía’s regering opmerkenswaardig? (b) Wie en wat worden in de door Hizkía bijeengebrachte psalmen verheerlijkt, en welke profetische betekenis heeft dit?
2 In de achtste eeuw v.G.T. kwam de Assyrische wereldmacht op het toppunt van haar macht. In diezelfde periode — in het jaar 745 — zette Hizkía, of Jehizkia, zich evenals David en Salomo vóór hem, „op den troon des HEREN” in Jeruzalem. „Hij deed wat recht is in de ogen des HEREN, geheel zoals zijn vader David gedaan had” (2 Kon. 18:3; 1 Kron. 29:23; 2 Kron. 29:2). Met heel zijn hart ondersteunde hij de aanbidding van Jehovah. Hij heeft voor de aanbidding in de tempel veel van de psalmen in boekvorm bijeengebracht, met inbegrip van de door David gecomponeerde psalmen. Hizkía zelf heeft wellicht bovenaangehaalde Psalm 33 geschreven, alsmede andere psalmen, waarin Jehovah blijkbaar wordt verheerlijkt wegens zijn overwinning op de Assyriërs.
3 Deze psalmen bereiken sublieme hoogten wanneer ze Jehovah loven als de grote Bevrijder. Ze verheerlijken de ware aanbidding als de weg tot redding en blijvend geluk. Zonder weerga is de eeuwige Koning, Jehovah, en hoe gezegend de stad van zijn ware aanbidding! „Jehovah is groot en zeer te loven in de stad van onze God, op zijn heilige berg. Schoon door zijn verhevenheid, de uitbundige vreugde van heel de aarde, is de berg Sion aan de verre zijden van het noorden, de stad van de grootse Koning. In haar woontorens is God zelf bekend geworden als een veilige hoogte.” Door de wonderbare bevrijding van zijn geliefde natie in Hizkía’s tijd, beeldt Jehovah profetisch af hoe hij ware aanbidders in deze huidige tijd tot lof van zijn naam uit de hand van nationalistische onderdrukkers zal redden. — Ps. 48:1-5, 10, NW (vs. 2-6, 11, NBG).
DE BEDREIGING VAN HET NATIONALISME
4, 5. (a) Tegenover welke bedreiging stonden de natiën in Hizkía’s tijd? (b) Welke tegenhanger heeft de agressieve Assyriër in deze tijd?
4 Assyrië, de tweede wereldmacht in de bijbelse geschiedenis, was wreed en agressief. Jehovah’s profeet Nahum noemde de hoofdstad Ninevé „de stad van bloedvergieten” en vergeleek haar met een prostituée die ’de natiën door haar toverijen verstrikt’ (3:1, 4, NW). In Hizkía’s tijd vormde alleen Tirhaka, de Egyptisch-Ethiopische koning in het zuiden, een bedreiging voor de oppermacht van Assyrië. Tussen Assyrië en Egypte lagen Syrië, Israël (Samaria), Filistéa, Moab, Ammon en andere natiën, waarvan er niet één sterk genoeg was om tegenstand te bieden, zelfs niet met behulp van hun heidense goden. Vroeg of laat werden ze door een van Assyrië’s achtereenvolgende tirannieke heersers in een koude oorlog tot vazalstaten gemaakt of anders in een hete oorlog onder de voet gelopen, waarna de bevolking naar elders in het gebied van Assyrië werd overgebracht.
5 Laten wij nu eens naar deze tijd kijken. Vinden wij een tegenhanger van de agressieve Assyriërs? Zeer beslist! Het dictatoriale nationalisme valt evenzo waar te nemen in de opeenvolgende machten van de „koning van het noorden”, in het bijzonder in de Duitse keizer, in nazi-Hitler, en thans in de communistische dictators.a Bovendien verbreidt het nationalisme zich als een giftige klimplant over heel Amerika, de pas ontstane Afrikaanse natiën en over geheel Azië. Nog nooit ter wereld is het probleem van „displaced persons” (personen die ten gevolge van oorlogen geen domicilie meer hebben) zó groot geweest. Agressief en onredelijk als het nationalisme is, verhit ze de gemoederen. Als gevolg daarvan worden de 3.300.000.000 bewoners der aarde overeenkomstig het land waarin zij toevallig geboren zijn, in groepen verdeeld. Zij worden in slavernij aan de staat gebracht.
6. Hoe is het nationalisme, volgens één autoriteit, een barricade gaan vormen?
6 Kenners op het gebied van het wereldgebeuren worden zich bewust van het gevaar dat de vloedgolf van nationalisme vormt. Hiertoe behoort de Britse historicus A. Toynbee, die een exclusief artikel voor de in Tokio verschijnende Yomiuri Shimbun van 1 januari 1965 heeft geschreven. Dit artikel verscheen onder een vijf kolommen beslaande kop, „Nationalisme bedreigt voortbestaan van mensengeslacht in het atoomtijdperk”, en luidde gedeeltelijk:
„Het is niet overdreven te zeggen dat het nationalisme in deze tijd 90 percent van de religie van 90 percent van het mensdom vormt. Het nationalisme is de krachtigste van de drie gangbare ideologieën. Zowel communisten als kapitalisten zijn vóór alles nationalisten. . . . Deze opperste toewijding aan het nationalisme wordt thans niet alleen door communisten en kapitalisten gedeeld, maar ook door westerlingen en niet-westerlingen, ’onderontwikkelde’ en ’ontwikkelde’ volken, boeddhisten, sjintoïsten, hindoes, moslems, christenen, joden en parsen. Het is ironisch dat wij juist eensgezind zijn in onze verknochtheid aan een ideologie die scheiding tussen ons brengt. Behalve dat het ironisch is, is het ook gevaarlijk, want in het atoomtijdperk is ’s mensen hoop op voortbestaan erin gelegen of wij kans zien samen zoiets als één wereldomvattende familie te worden. Wij stellen pogingen in het werk stappen in die richting te doen, doch het nationalisme staat als een barricade tussen ons en ons doel — het doel dat wij moeten bereiken om in leven te kunnen blijven.”
Hoe kan de mensheid deze barricade doorbreken?
7, 8. (a) Identificeer de stichter en belangrijkste voorstander van het nationalisme. (b) Welk lot staat hem te wachten, en waarom?
7 Het is belangrijk dat wij eerst de stichter en belangrijkste voorstander van het nationalisme identificeren. In Assyrië werd het nationalisme door koning Sanherib gekweekt. Zijn naam betekent: „Sin (de maangod) heeft zijn broeders vermeerderd.” Hij beeldt Satan de Duivel af, die andere hemelse engelen ertoe heeft overgehaald tegen Jehovah God in opstand te komen, zodat hij „Beëlzebul, de regeerder der demonen”, is geworden (Matth. 12:24). Deze demonen heeft hij als vorsten over de nationalistische groeperingen van de mensheid aangesteld, waarbij er één „de vorst van het koninkrijk der Perzen” en een ander „de vorst van Griekenland” was (Dan. 10:13, 20). Trots pocht Satan met betrekking tot deze demonische heerschappij over de nationalistische groeperingen op aarde: „Zijn mijn vorsten niet altegader koningen?” (Jes. 10:8) Inderdaad, „de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze”. — 1 Joh. 5:19.
8 In zijn eigen annalen gaat Sanherib prat op „de vreesinboezemende pracht van mijn heer”. Het oordeel dat Jehovah tegen deze snoever uitsprak, luidde dus terecht: „Doch het zal geschieden, wanneer de Here zijn ganse werk op den berg Sion en in Jeruzalem voleindigd heeft, dat Ik de vrucht der hooghartigheid van den koning van Assur bezoeken zal en den trots van zijn hovaardige ogen” (Jes. 10:12). Op grond hiervan kunnen wij er zeker van zijn dat de aartsvijand, Satan, in de laatste vervulling van deze profetie vernederd en vernietigd zal worden en dat de geest van nationalisme, die hij over de hele aarde tot een vlam aanwakkert, eveneens volkomen uitgedoofd zal worden. Hoe zal dit echter gebeuren?
VORMT WERELDRELIGIE EEN BOLWERK?
9. Waarvan verwachten sommigen het antwoord op het nationalisme, en welke vragen worden daardoor opgeworpen?
9 Wereldreligie — is dat niet het antwoord op het voortrukkende nationalisme? Is er geen bescherming te vinden in een herleving van religie — alle vormen van religie? In crisissen zoals de huidige, zijn er enkelen die ’de kerk van hun keuze’ gaan bezoeken of die tot de religie van hun voorouders terugkeren. Zij verwachten dat het wereldrijk van religie de mensheid op de een of andere wijze kan bijeenhouden of de bedreiging van ’s mensen voortbestaan kan keren. Is dit echter zo? Is het nationalisme zelf geen religie?
10-12. (a) Welke voorbeelden uit de oudheid zouden in deze tijd als een waarschuwing moeten dienen? (b) In welke strik viel Israël, en met welk gevolg?
10 Het lot van de religieuze natiën die het Assyrië uit de oudheid tegenstonden, geldt als een waarschuwing waardoor wordt aangetoond hoe bedrieglijk het is op de vele traditionele religies van thans te vertrouwen. Het tien-stammenkoninkrijk van Israël vormt een voorbeeld. Deze natie had Jehovah, de God van de bijbel, gekend. En zelfs nadat het volk zich van God had afgewend en tot afgoderij was vervallen, bleef Jehovah hun gunst bewijzen door zijn profeten tot hen te zenden. Zij waren evenwel opstandig en zelfvoldaan en stelden „ivoren bedden” en materialistische weelde boven de aanbidding van Jehovah (Amos 3:15; 6:1-6). In hun afvalligheid kozen zij een fusie-religie, die de ontaarde religieuze praktijken van de natiën rondom hen verenigde met de godslasterlijke kalverenaanbidding waarbij hun koningen deden alsof zij Jehovah aanriepen. De bijbel beschrijft het gevolg:
11 „Zij hadden al de geboden van den HERE, hun God, verlaten en zich gegoten beelden gemaakt, twee kalveren; ook hadden zij gewijde palen gemaakt, en zich neergebogen voor het gehele heir des hemels en den Baäl gediend. Voorts hadden zij hun zonen en dochters door het vuur doen gaan, waarzeggerij en wichelarij gepleegd en zich verkocht om te doen wat kwaad is in de ogen des HEREN en Hem daardoor te krenken. Daarom was de HERE zeer vertoornd geworden op Israël en had hen van voor zijn aangezicht verwijderd: niets bleef er over dan alleen de stam van Juda.” — 2 Kon. 17:16-18.
12 De religie van Israëls keuze slaagde er niet in hen te redden. Wat valt er echter te zeggen over Juda en zijn religie?
13. Hoe speelde Achaz met de vernietiging?
13 Zelfs toen de Assyriërs het tien-stammenkoninkrijk van Israël omverwierpen, speelde Juda onder koning Achaz, de vader van Hizkía, met de vernietiging. Hoe? In die kritieke tijd verklaarde Achaz dat hij ’geen belangstelling’ voor de raad van Jehovah door bemiddeling van diens profeet Jesaja had (7:10-12). In plaats daarvan wendde hij zich tot wereldse diplomatie, sloot een compromis met Assyrië en — wat nog het ergste was — stelde weerzinwekkende immorele religieuze praktijken in Juda in zodat ’er zeer ontrouw jegens Jehovah werd gehandeld’. — 2 Kron. 28:19, NW.
14, 15. (a) Welke waarschuwing werd in verband met een latere afval gegeven? (b) Welke overeenkomst met Achaz’ handelwijze vinden wij in de geschiedenis van het katholicisme?
14 Heeft deze afvalligheid een overeenkomst in latere tijden? O ja, beslist! In de christelijke Griekse Geschriften staat een waarschuwing opgetekend die de apostel Paulus omstreeks het jaar 56 G.T. aan opzieners van de jonge christelijke gemeente gaf toen deze nog zuiver was. Hij vertelde hun dat er „onderdrukkende wolven” bij hen zouden binnenkomen en „verdraaide dingen [zouden] spreken om de discipelen achter zich aan te trekken” (Hand. 20:29, 30). In overeenstemming met deze waarschuwing, deed deze afval zich in de volgende eeuw voor, toen zogenaamd christelijke leiders van de ware leer en aanbidding begonnen af te vallen, en werd in 325 G.T. volledig, toen Constantijn het katholicisme tot de staatsreligie van het Romeinse Rijk maakte en de heidense „drieëenheid” als het „voornaamste mysterie van het Christendom” aanvaardde.b Hoezeer gelijkt dat op wat Achaz deed toen hij Jehovah’s altaar in de tempel te Jeruzalem — het middelpunt van de ware aanbidding — door een heidens altaar van afgodische aanbidding verving! — 2 Kon. 16:10-18.
15 Evenals Achaz de inrichting van de tempel veranderde en in het hele land Baälaanbidding bevorderde, gingen ook de afvallige „wolven” de structuur van de christelijke gemeente verderven. Zij maakten zich tot een klasse van geestelijken ten einde door middel van valse aanbidding over de leken te heersen. Zoals een van haar kardinalen toegeeft, heeft de Katholieke Kerk vele van de „hulpmiddelen en het toebehoren der demonenaanbidding”, ingevoerd, welke dingen volgens haar zeggen werden „geheiligd door hun opneming in de Kerk”.c Na verloop van tijd aanvaardde het afvallige christendom de Griekse filosofie van Plato van een aangeboren onsterfelijke ziel, en hieraan werden de leerstellingen van het „hellevuur” en het „vagevuur” toegevoegd.d Niet tevreden met mythen van pijniging na de dood, voerde de katholieke inquisitie van de dertiende eeuw vurige pijnigingen voor „ketters” in dit leven in. Katholieke kruistochten offerden nog meer onschuldige levens op het altaar van de fysieke oorlogvoering.
16. Waarin is het protestantisme te kort geschoten?
16 Toen bracht de reformatie in de zestiende eeuw het protestantisme voort. Hoewel het protestantisme in het begin enkele van de misbruiken van het katholicisme wraakte, schoot het erin te kort zich van de meeste van de „hulpmiddelen en het toebehoren der demonenaanbidding” te ontdoen. Al zeer spoedig raakte het in de oorlogen en de politiek van de christenheid verwikkeld. De verdeelde sekten van het protestantisme hebben geen antwoord op de huidige wereldproblemen gevonden.
17. (a) Wat werd door de dood van Achaz voorschaduwd? (b) Welke keuze deden de religies van de christenheid toen, met welk gevolg, en waarom?
17 In 745 v.G.T. stierf koning Achaz, en dit kenmerkte het einde van een tijdperk. Evenzo kenmerkte 1914 G.T. het einde van de „bestemde tijden der natiën”, gedurende welke tijd God had toegelaten dat het nationalisme en zijn goden ongestoord de scepter over de aarde zwaaiden. Met de Eerste Wereldoorlog begonnen nu de huidige „weeën der benauwdheid” (Luk. 21:24; Matth. 24:8). In de razernij van de oorlog verkozen de religies van de christenheid het nationalisme boven christelijke eenheid. De geestelijkheid spoorde katholieken aan katholieken te doden, en protestanten om protestanten te doden, en de afvallige sekten van het zogenaamde „christendom” bleken geestelijk even dood te zijn als koning Achaz fysiek is. Zij bewezen hun ware identiteit als christenen evenzo te hebben verloren als Israël de identiteit die het als Gods natie had bezeten, geheel en al verloor toen het door de Assyriërs werd omvergeworpen en het volk naar elders in het rijk werd overgebracht. En waarom? „Omdat zij niet hadden geluisterd naar den HERE, hun God, . . . zij hadden er niet naar geluisterd en het niet gedaan.” — 2 Kon. 18:12; Dan. 11:29.
DE WARE AANBIDDING TREEDT OP DE VOORGROND
18, 19. (a) Identificeer Jehovah’s Voorvechter voor de ware aanbidding. (b) Hoe werd deze Voorvechter en zijn werk door Hizkía afgebeeld?
18 Jehovah heeft echter een Voorvechter voor de ware aanbidding! Deze blijft in het beslissende uur niet in gebreke. Hij is de Stichter van het ware christendom, Jehovah’s gezalfde Koning, Christus Jezus. De psalmist schrijft profetisch over hem: „Gij hebt de gerechtigheid lief en haat de slechtheid; daarom heeft God, uw God, u gezalfd met vreugdeolie als geen uwer genoten.” — Ps. 45:8 7, LV.
19 Een van Jezus’ „genoten” in het Koninkrijksverbond dat Jehovah met David had gesloten, was Achaz’ zoon, de goede koning Hizkía. Zijn naam betekent „Jehovah heeft gesterkt”. Het schijnt dat Hizkía, zelfs voordat Jehovah hem als koning in Juda bevestigde, een tijd lang met Achaz als mederegent heeft gediend. Ongetwijfeld begon hij toen blijk te geven van sterkte ten behoeve van de ware aanbidding. Zo ook in deze tijd. Voordat Christus zijn koninkrijk ontving, begon hij een voorbereidend werk onder oprechte christenen op aarde te verrichten. In verband híermee werd het tijdschrift de Wachttoren in 1879 uitgegeven, ten einde krachtig de christelijke leerstelling van de losprijs en andere bijbelse waarheden te ondersteunen.
20. (a) Welke profetieën vervulde Jehovah in 1914 en daarna ten aanzien van Christus? (b) Op welke wijze worden de „uitverkorenen” gered?
20 Vervolgens installeerde Jehovah in het jaar 1914 — het jaar dat een nieuw tijdperk inluidde — Christus in de hemel in koninkrijksmacht, waardoor hij ten aanzien van hem de profetie in vervulling deed gaan: „De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden’” (Ps. 110:2, NW). Onmiddellijk slingerde Gods Voorvechter de aartsvijand, Satan, uit de hemel, naar de omgeving van de aarde. Dit heeft, zoals wij thans overal om ons heen zien, ’wee voor de aarde’ betekend (Openb. 12:7-9, 12). God verkortte nu echter de verdrukking over zijn vijanden, opdat de „uitverkorenen” gered konden worden (Matth. 24:21, 22). Op welke wijze gered? Door tot de ware aanbidding in Jehovah’s geestelijke tempel te worden vergaderd. Het is werkelijk opwindend te onderzoeken hoe Hizkía’s stoutmoedige daad in Juda afbeeldt op welke wijze Christus in deze tijd de ware aanbidding onder de „lofprijzers” van Jehovah op aarde herstelt.
21. Wat werd afgebeeld door het feit dat Hizkía er onmiddellijk toe overging de tempeldeuren te openen en te herstellen?
21 Onmiddellijk aan het begin van zijn regering besteedde Hizkía aandacht aan iets dat hem zeer na aan het hart lag: „Hij opende in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des HEREN en herstelde ze” (2 Kron. 29:3). De ware aanbidding moest hersteld worden! Evenzo gingen Jehovah en zijn koninklijke Zoon, toen Satan en zijn demonen uit de hemel waren gestoten, ertoe over Maleachi’s profetie te vervullen: „’En plotseling zal tot Zijn tempel komen de ware Heer [Jehovah], die gijlieden zoekt, en de boodschapper van het verbond [Christus], in wie gij behagen hebt. Ziet! Hij zal stellig komen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd. . . . ’En hij moet zitten als een louteraar en reiniger van zilver en moet de zonen van Levi reinigen; . . . en zij zullen voor Jehovah stellig mensen worden die een offergeschenk aanbieden in rechtvaardigheid. En het offergeschenk van Juda en van Jeruzalem zal Jehovah werkelijk aangenaam zijn, als in de dagen van weleer en als in de jaren der oudheid’” (Mal. 3:1-4, NW). Plotseling, in het jaar 1918, toen de Eerste Wereldoorlog nog in alle hevigheid woedde, werd er een begin mee gemaakt hen die christenen beleden te zijn, te louteren en te reinigen, waarbij gunst werd bewezen aan degenen die zich van de gevallen religies der christenheid afscheidden en naar voren traden om Jehovah in rechtvaardigheid te dienen.
22. Hoe werd „het onreine” vanaf 1919 aan de kaak gesteld?
22 Dit was er niet de tijd voor het weerzinwekkende bericht dat de afvallige christenheid gedurende de „tijden der natiën” — en zelfs daarna — had opgebouwd, te bedekken! Christus de Koning liet dus het door Hizkía van weleer gegeven bevel weerklinken: „Brengt het onreine uit het heiligdom naar buiten” (2 Kron. 29:5). De christenheid, de aanstichtster van oorlog en massale bloedvergieting, moest aan de kaak worden gesteld als door Jehovah geoordeeld en uitgeworpen. Dat Jehovah’s christelijke getuigen in 1919 uit Babylonische gevangenschap werden bevrijd, vormde er een bewijs van dat de religie van de christenheid toen gevallen was, te zamen met de rest van het wereldrijk van demonenreligie. Als „een voorwerp van schrik en ontzetting” staat haar nu alleen nog maar de voltrekking van Gods rechtvaardige oordeel te wachten. — 2 Kron. 29:8.
23. Op welke wijze heeft de Grotere Hizkía ten behoeve van de ware christenen „een verbond . . . met den HERE” gesloten?
23 Hoe anders is thans de toestand van de getrouwe geestelijke levieten, het gezalfde overblijfsel van ware christenen! De Grotere Hizkía, Christus Jezus, heeft ten behoeve van hen „een verbond . . . met den HERE, den God van Israël” gesloten. Hij heeft met betrekking tot hen het ’nieuwe verbond’ met zijn voorziening voor het vergeven van ongerechtigheid hernieuwd en hen weer actief gemaakt voor de ware aanbidding (Luk. 22:20; Jer. 31:31-34). Zij zijn met dezelfde geest en vastberadenheid vervuld die Hizkía in de priesterlijke levieten opwekte: „Mijn zonen, gunt u nu geen rust, want gíj zijt door Jehovah uitgekozen om voor zijn aangezicht te staan om hem te dienen.” — 2 Kron. 29:11, NW.
24. Welke geopende deur is er voor het overblijfsel gesteld?
24 Evenals de deuren van Jeruzalems tempel werden geopend en hersteld, bood Christus het gezalfde overblijfsel thans een open deur van dienst aan „die niemand kan sluiten” (Openb. 3:8). Verkwikt door christelijke congressen, met name die welke in 1919, en wederom in 1922 te Cedar Point, in de Amerikaanse staat Ohio, werden gehouden, trokken zij erop uit om op vrijmoedige wijze getuigenis te geven, gehoor gevend aan de oproep: „Verkondig, verkondig, verkondig, de Koning en zijn koninkrijk.”
25. Hoe is het tegenbeeldige huis van Jehovah gereinigd en zijn de voorwerpen ervan in gereedheid gebracht?
25 Deze lofprijzers van de ware God moesten zich evenwel volkomen losmaken van heidense leerstellingen en gebruiken. Gedurende de jaren na 1919 hielden zij er bijvoorbeeld nog een tijd lang aan vast schijnheilige kledij te dragen, de grote pyramide van Egypte als „de bijbel in steen” te beschouwen, heidense feesten — zoals het zogenaamde „kerstfeest” — te vieren, heidense symbolen — zoals het kruis — te gebruiken en andere religieuze onreinheid te beoefenen. Van zulke dingen moesten zij zich ontdoen! „Voorwerpen” die geschikt waren voor Jehovah’s aanbidding moesten in gebruik worden genomen. Naarmate Gods wil op progressieve wijze werd geopenbaard, stemde het de leden van het gezalfde overblijfsel gelukkig, hun tempelaanbidding te kunnen zuiveren, zodat zij bij hun Koning precies zo’n verslag konden uitbrengen als de priesters en levieten dit bij Hizkía deden: „Wij hebben het gehele huis des HEREN gereinigd, het brandofferaltaar met al zijn toebehoren . . . En al de voorwerpen die koning Achaz tijdens zijn regering door zijn ontrouw ontwijd heeft, hebben wij in gereedheid gebracht en geheiligd; zie, zij zijn vóór het altaar des HEREN” (2 Kron. 29:18, 19). Hetzelfde patroon van ware aanbidding dat Jezus in de eerste eeuw had ingesteld, werd onder ware christenen op aarde hersteld.
26. Wat wordt afgebeeld door het feit dat Hizkía vroeg in de morgen de oversten der stad samenriep om Jehovah te aanbidden?
26 „Vroeg in den morgen riep koning Jehizkia de oversten der stad samen en ging naar het huis des HEREN” (2 Kron. 29:20). In overeenstemming met dit beeld vergaderde de Koning Jezus Christus in het begin van de periode na de Eerste Wereldoorlog de op aarde vertoevende overgebleven leden van Jehovah’s koninklijke huis — degenen die ’gedurende de duizend jaren’ van zijn Koninkrijksregering over de aarde ’met hem als priesters en koningen zullen regeren’ (Openb. 20:6). Vervolgens gingen de priesters ertoe over ten behoeve van allen offers te brengen, „want de koning had bevolen, dat het een brandoffer en een zondoffer voor geheel Israël zou zijn” (2 Kron. 29:24). In de vervulling moeten thans alle overgeblevenen van de geestelijke Judeeërs — de 144.000 — als het ware volk voor Jehovah’s naam voortgebracht en geheiligd worden. Dit geschiedde eveneens als vervulling van een van de andere psalmen: „Vergadert mij mijn loyalen, die mijn verbond sluiten over slachtoffer” (Ps. 50:5, NW). Evenals in Hizkía’s tijd gingen al deze personen die overeenkomstig Jehovah’s nieuwe-verbondregeling — gebaseerd op Jezus’ volmaakte slachtoffer — bijeenvergaderd waren, „lof brengen, ja, met vreugdebetoon, en zij bleven zich buigen en neerwerpen”. — 2 Kron. 29:30, NW.
27, 28. (a) Hoe werd de bijeenvergadering voltooid, en waarover kan Gods volk zich thans verheugen? (b) Welke vraag blijft er niettemin ter beantwoording over?
27 De bijeenvergadering was in 1919 niet voltooid, zelfs niet in 1922. Er waren meer werkers nodig ten einde het slachtoffer van lof op doeltreffende wijze aan Jehovah te kunnen brengen. Daarom heeft er een opmerkenswaardige vervulling van 2 Kronieken 29:34 plaatsgevonden: „Er waren echter te weinig priesters . . . maar hun broeders, de Levieten, hielpen hen, totdat het werk gereed was en de priesters zich geheiligd hadden. Want de Levieten hadden met hun heiliging meer ernst gemaakt dan de priesters.” Evenals in het voorbeeld, werden de resterende leden van het gezalfde overblijfsel van Christus’ volgelingen bijeenvergaderd — in het bijzonder tot 1931-1935 — en velen van hen toonden zich nog ijveriger voor Jehovah’s vereisten en dienst dan degenen die eerder bijeenvergaderd waren.
28 Evenals „Hizkía en heel het volk zich [verheugden]” over het ’plotselinge’ herstel van de ware aanbidding destijds, verheugde ook het gezalfde overblijfsel onder Christus zich erover dat Jehovah thans eveneens „voorbereidingen [heeft] getroffen” voor zijn volk (2 Kron. 29:36, NW). Hoe helpt dit ons echter aan de hedendaagse bedreiging van het nationalisme het hoofd te bieden? Wij zullen zien.
[Voetnoten]
a Zie „Uw wil geschiede op aarde”, blz. 221-327.
b Aangehaald uit De Katholieke Encyclopædie onder het opschrift „Drieëenheid, Heilige, of Drievuldigheid”.
c Hoofdstuk 8 van Essay on the Development of Christian Doctrine, 1878, door kardinaal Newman.
d Schrijvend over deze bezoedeling van de ware leer en aanbidding, zegt J. L. von Mosheim in zijn Ecclesiastical History: „Aangezien niemand er in de tijd bezwaar tegen maakte dat de christenen de ideeën van hun heidense voorouders met betrekking tot de ziel, helden, demonen, tempels en dergelijke behielden en in hun godsdienstoefeningen overbrachten, en daar niemand voorstelde de oude heidense gebruiken volkomen uit te bannen, doch ze alleen een beetje te veranderen en te zuiveren, was het onvermijdelijk dat de religie en de aanbidding van de christenen aldus werd verdorven. Ik wil er ook nog aan toevoegen dat de leerstelling van de loutering van zielen na de dood door middel van een of ander vuur — die nadien zulk een grote bron van inkomsten voor de geestelijken vormde — in dit tijdperk vollediger tot ontwikkeling kwam en een grotere invloed kreeg.”
[Illustratie op blz. 363]
Sanherib, nationalistische tegenhanger van de voornaamste vijand van de ware aanbidding
[Illustratie op blz. 365]
„Breng het onreine uit”