Een uitdaging aan de ware aanbidding
„En er zal zich stellig een tijd van benauwdheid voordoen zoals er niet tot stand is gebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd. En gedurende die tijd zal uw volk ontkomen.” — Dan. 12:1, NW.
1. Wat voor tijdperk begon er in 1914, en waar vinden wij het antwoord op de problemen die het meebrengt?
HET jaar 1914 luidde iets in: twee grote wereldoorlogen, de omverwerping van langgevestigde keizerrijken en koninkrijken, de opkomst van het internationale communisme, de pogingen om de vrede te handhaven — eerst door de Volkenbond en vervolgens door de Verenigde Naties — en de komst van het ruimtevaart-, raket- en atoomtijdperk. Dit tijdperk van omwentelingen is in 1914 begonnen, en de mensheid wordt thans met ingewikkelde problemen geconfronteerd waardoor niets minder dan haar bestaan wordt bedreigd. Wat schuilt achter deze explosieve situatie? Voor het antwoord moeten wij ons tot Gods Woord wenden.
2, 3. (a) Hoe begint de „tijd van benauwdheid”? (b) Wie is Gog, en hoe komt hij ertoe Gods „volk Israël” aan te vallen?
2 De bovenaangehaalde profetie van Daniël vertelt ons dat deze „tijd van benauwdheid” begint als de aartsengel Michaël opstaat om zijn volk te redden. En in Openbaring hoofdstuk 12, de verzen 7 tot 9, wordt beschreven hoe deze zelfde Michaël, de op de troon geplaatste Koning Jezus Christus, opstaat en de aartsvijand Satan uit de hemel naar de omgeving van de aarde neerslingert. Aldus gaat Satan de rol van Gog vervullen, de woedende demonenvorst die vanuit het beperkte geestenrijk dat hem nog is overgebleven, het land van Magog, losstormt voor een laatste aanval op het rijk van de ware aanbidding dat thans door Gods volk op aarde wordt bewoond. Zullen Gog en zijn demonenhandlangers, en de door hen opgeroepen gecombineerde legers van de met atoomwapens uitgeruste natiën der aarde, erin slagen Gods ware aanbidders, de christelijke getuigen van Jehovah, te verdelgen? Laat Gods eigen Woord het antwoord geven:
3 „Daarom, profeteer, mensenkind, en zeg tot Gog: Zo zegt de Here HERE: zult gij het niet gewaar worden, te dien dage als mijn volk Israël in gerustheid woont? Dan zult gij komen uit uw woonplaats uit het verre Noorden, gij en vele volken met u, allen ruiters, een grote schare en een talrijk leger, en gij zult optrekken tegen mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In de toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, den Heilige betonen zal.” — Ezech. 38:14-16.
4. Hoe zijn de gebeurtenissen sinds 1914 voorschaduwd?
4 Hoe zal Jehovah zich echter aan Gog de Heilige betonen? Het opwindende drama dat in de dagen van koning Hizkía van Juda, in de achtste eeuw vóór onze gewone tijdrekening werd opgevoerd, illustreert wat er in deze tijd gebeurt nadat een Grotere Hizkía, Christus Jezus, in 1914 G.T. in Gods hemelse koninkrijk aan de macht is gekomen.
ZICH GEREED MAKEN OM AAN DE BEDREIGING HET HOOFD TE BIEDEN
5, 6. (a) Beschrijf Sanheribs opmars. (b) Welke verzekering gaf Jehovah, en waarom is dit in deze tijd voor ons van belang?
5 De Assyrische horden waren in opmars. Het kan in die lang vervlogen tijd van nationalistische wedijver uiterlijk hebben geleken dat koning Sanherib in actie kwam tegen Egypte, zijn enige rivaal met betrekking tot de wereldheerschappij. Maar de steden van Juda lagen in zijn marsroute. Deze werden één voor één door de totalitaire vloed verpletterd. Jesaja 10:28-32 beschrijft zijn vrees inboezemende opmars stad voor stad, van Ajath tot Nob, en nu, in het zicht van de muren van Jeruzalem, „zwaaien [zij] hun handen in de richting van den berg der dochter van Sion, den heuvel van Jeruzalem”. Zijn de bewoners van Jeruzalem ontzet? Neen, want „de Here, de HERE der heerscharen” zelf heeft de verbazingwekkende verzekering gegeven:
6 „Vrees niet, o mijn volk, dat in Sion woont, voor de Assyriërs, wanneer zij u met den stok slaan en hun staf tegen u opheffen, zoals Egypte deed. Want nog een korte wijle, dan is de gramschap ten einde en mijn toorn richt zich op hun vernietiging” (Jes. 10:24, 25). Ook wij, die tegenover de huidige bedreiging van het nationalisme staan, kunnen uit deze profetische verzekering troost putten.
7, 8. (a) Door welke samenzwering kwam Satan tegen het herstelde overblijfsel in het geweer? (b) In overeenstemming met welke andere profetie maakten Jehovah’s getuigen zich gereed om het hoofd te bieden aan de aanval?
7 En waarom dan wel? In de huidige tijd had de regerende Koning, Jezus Christus, het gezalfde overblijfsel nauwelijks in hun land van theocratische aanbidding hersteld — in het jaar 1919 — of Satan zette een boosaardige vervolging tegen hen in. Hoewel de Duitse „koning van het Noorden” in de Eerste Wereldoorlog een ernstige hoofdwond had opgelopen, werd hij al zeer spoedig de leidende deelgenoot in een nieuwe satanische samenzwering ten einde de wereldheerschappij te grijpen en de ware aanbidding op aarde uit te roeien (Openb. 13:3). De geschiedenis van de twintiger en dertiger jaren onthult de opkomst van de macht van de nazi-fascistische Katholieke Actie, die niet alleen de democratische natiën, afgebeeld door de Egyptische „koning van het Zuiden”, trachtte omver te werpen, doch ook in het geweer kwam tegen de kleine, ijverige groep getuigen van Jehovah.
8 Deze aanbidders van de ware God hadden het vertrouwen dat de woorden van een van Gods andere profeten in vervulling zouden gaan: „En Hij [Christus] zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt.” Zij werkten dus hard in de bediening om „tegen hem zeven herders [te] stellen en acht vorsten uit de mensen” — voldoende opgedragen opzieners, en meer — om de leiding in de aanbidding te nemen (Micha 4:14; 5:4, 5 5:1, 5, 6). Bovendien was tegen 1938 over de gehele wereld de theocratische structuur in de gemeenten van Jehovah’s getuigen hersteld, zodat zij, door Jehovah’s onverdiende goedheid, gereed waren elke „Assyrische” aanval te weerstaan.
9. Hoe heeft Hizkía de onmiddellijke bedreiging afgeweerd, en van welke betekenis kan dit thans zijn?
9 Over de invasie in Hizkía’s tijd vertelt het verslag ons: „In het veertiende jaar van koning Hizkía trok Sanherib, de koning van Assur, op tegen alle versterkte steden van Juda en bezette ze.” Ten einde de onmiddellijke bedreiging af te weren, stemde Hizkía erin toe Sanherib schatting te betalen en hij sneed zelfs de met goud overtrokken deuren en deurposten af om deze betaling te doen (2 Kon. 18:13-16). Dit vormde ongetwijfeld een onderdeel van Hizkía’s oorlogsstrategie, een zet om tijd te winnen en om in een betere positie te komen voor een handgemeen met de vijand. Zo komt het ook in deze tijd voor dat Jehovah’s getuigen omzichtig te werk moeten gaan ten einde hun van God ontvangen recht op het beoefenen van de ware aanbidding te behoeden. In sterk nationalistische landen, waar het niet altijd mogelijk is openlijk van huis tot huis of met de tijdschriften getuigenis te geven zal Jehovah’s volk deze deur van dienst misschien aan de vijand moeten prijsgeven. Door evenwel terloops en in parken getuigenis te geven, nabezoeken te brengen bij en te studeren met hen van wie men weet dat zij belangstelling hebben, en op andere manieren te prediken, zetten zij hun kostbare dienst voor Jehovah voort, hetgeen dikwijls met grote persoonlijke offers gepaard gaat.
10, 11. (a) Welke andere verstandige stappen heeft Hizkía gedaan, en waarom? (b) Hoe heeft het overblijfsel thans, in de vervulling, gehandeld?
10 Hizkía deed echter nog andere verstandige stappen om ervoor te zorgen dat Jehovah’s stad en tempel van aanbidding behouden bleven. „Toen Jehizkia zag, dat Sanherib gekomen was met het plan tegen Jeruzalem te strijden, overlegde hij met zijn oversten en zijn helden om de waterbronnen buiten de stad dicht te stoppen, en zij zegden hem hun hulp toe. Er kwam veel volk samen, dat al de bronnen en de beek die midden door dat land stroomde, dichtstopte, en zeide: Waarom zouden de koningen van Assur bij hun komst zoveel water vinden?” (2 Kron. 32:1-4) Deze kostbare watervoorraden werden in plaats daarvan via een waterleiding in de stad gebracht. — 2 Kon. 20:20.
11 Op dezelfde wijze heeft ook het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen, dat Christus Jezus op aarde vertegenwoordigt, nadat de ware aanbidding in 1919 herleefd was, aandacht geschonken aan de door Jehovah, door bemiddeling van zijn Zoon, verschafte voorraden Koninkrijkswaarheid. Deze verfrissende waarheidswateren stromen niet ten bate van de opzettelijke tegenstanders van de Almachtige God. Ze moeten ’dichtgestopt’ worden met het oog op vijandelijke inmenging. Door echter drukkerijen te bouwen en zich over de gehele aarde, hetzij bovengronds of ondergronds, met het drukken van lectuur bezig te houden, heeft het overblijfsel zijn profetische zending als „de getrouwe en beleidvolle slaaf” vervuld door erop toe te zien dat er voor Gods gehele huisgezin op aarde „te rechter tijd” geestelijk voedsel beschikbaar is, en dit ondanks bittere tegenstand in politiestaten. — Matth. 24:45-47.
12, 13. (a) Wat werd door Hizkía’s verdere moedige optreden afgebeeld? (b) Waarom kunnen Jehovah’s dienstknechten thans verheugd zijn?
12 „Met man en macht herstelde [Hizkía] den gehelen afgebroken muur, bouwde daarop torens en daarbuiten een anderen muur. Voorts versterkte hij den Millo van de stad Davids en maakte werpspiesen en schilden in menigte” (2 Kron. 32:5). In de vervulling heeft Christus Jezus de organisatie van Jehovah’s getuigen voor het voeren van een geestelijke oorlog opgebouwd en de bressen hersteld die door de afvallige handelwijze van de christenheid, en ook door hun eigen verzuim om tijdens de Eerste Wereldoorlog vrijmoedig te prediken, door de eeuwen heen waren veroorzaakt. De Koning heeft zijn volgelingen bovendien toegerust met „het grote schild des geloofs” en „het zwaard van de geest, dat is, Gods woord”, en hij heeft hen doen herleven voor theocratische dienst. — Ef. 6:16, 17.
13 Het overblijfsel en zijn metgezellen in de aanbidding zijn met deze geestelijke wapenrusting en een overvloedige voorraad waarheidswater werkelijk gezegend en zij kunnen dus verheugd zijn, evenals de zonen van Korach die in Hizkía’s tijd in Jehovah’s tempel zongen: „Een rivier — haar stromen verheugen de stad Gods, de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten. God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van den morgen” (Ps. 46:5, 6 4, 5). Hoe waar was dit in de oudheid en ook thans!
14, 15. (a) Welke te rechter tijd komende aanmoediging werd vervolgens verschaft? (b) Welke soortgelijke voorziening is er in deze tijd getroffen, en met welk resultaat?
14 Hizkía liet het volk vervolgens bijeenkomen en „sprak hen bemoedigend toe: Weest sterk en moedig, vreest niet en wordt niet verschrikt voor den koning van Assur en de gehele menigte die met hem is, want met ons is meer dan met hem. Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de HERE, onze God, die ons helpt en onze oorlogen voert. En het volk steunde op de woorden van Jehizkia, den koning van Juda” (2 Kron. 32:6-8). Wat een geweldige en aanmoedigende vergadering moet dat zijn geweest! Evenals op vergaderingen van Jehovah’s getuigen thans, sprak ook toen de opbouwende raad rechtstreeks tot het hart van de Judeeërs en werden zij aangemoedigd onbevreesd te zijn, ondanks de nationalistische dreigementen van hen die alleen maar ’het lichaam kunnen doden’. — Matth. 10:28.
15 Terwijl de bedreiging van de zijde van de nazi-fascistische Katholieke Actie uit de tegenwoordige tijd groter werd, bleef Jehovah door middel van zijn kanaal op aarde voor te rechter tijd komende aanmoediging zorgen. Het tijdschrift de Wachttoren van januari 1934 publiceerde bijzonder versterkende inlichtingen in het artikel: „Vreest hen niet.” En toen Jehovah’s getuigen in Duitsland en andere totalitaire landen gevangenschap in concentratiekampen en martelingen te verduren kregen, werden zij door artikelen over Daniëls profetie, in de uitgaven van december 1934 en januari, februari en maart 1935, gesterkt om in de ’smeltkroes’ der vervolging te volharden en de „leeuwenkuil” te overleven. De vloed van totalitair nationalisme was niet bij machte hun rechtschapenheid te verbreken, zoals het ook thans, dertig jaar later, machteloos is.
DE KWESTIE WORDT SCHERP GESTELD
16. (a) Welke situatie bestond er nu in Juda? (b) Welk demonische doel staat er achter Satans propaganda in deze tijd?
16 Sanherib heeft nu echter vele steden van Juda verwoest. Hij is „met zijn gehele macht” voor Lachis gelegerd, een van de laatste voorposten, ongeveer vijftig kilometer ten zuidwesten van Jeruzalem (2 Kron. 32:9). Zo is Satan de Duivel in deze tijd het land van Jehovah’s aanbidding binnengedrongen en heeft „de koningen van de gehele bewoonde aarde” vergaderd om tegen Gods volk te strijden en in „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon voor hem partij te kiezen. Ter bevordering van zijn voornemen heeft Satan demonische propaganda opgezweept, die niet alleen uit zijn eigen drakenbek voortkomt, maar ook „uit de bek van het wilde beest [het beestachtige politieke aardse stelsel] en uit de mond van de valse profeet [het luidruchtige Anglo-Amerikaanse Rijk]” (Openb. 16:13, 14, 16). Al dit gekwaak ter ondersteuning van de wankele nationalistische regeringen, de verdeelde V.N. en andere menselijke machten, komt in feite neer op het bieden van tegenstand aan Jehovah’s opgerichte koninkrijk in handen van Christus.
17. Hoe tracht de hedendaagse Rabsaké met zijn propaganda tot Jehovah’s getuigen door te dringen?
17 Aha, maar de bedoeling van Satans propaganda is ook degenen op aarde die God werkelijk in zijn plaats van aanbidding dienen, af te breken en te intimideren. En hoe goed wordt dit afgebeeld door het feit dat Sanherib Tartan, Rabsaris en Rabsaké met een sterke legermacht zond om de in Jeruzalem ingesloten Judeeërs te honen! Rabsaké — wiens naam een titel schijnt te zijn die „Opperste schenker” betekent — is de zegsman van de groep, degene aan wie het was toevertrouwd een drankje van Assyrische propaganda voor de joden in te schenken. Volgens Josephus is hij een overgelopen jood die „de joodse taal” kon spreken. Evenals Rabsaké proberen Satans schenkers in deze tijd met intimiderende woorden tot Jehovah’s getuigen door te dringen, in de hoop dat dezen aldus van hun rechtschapenheid jegens God zullen afwijken. — 2 Kon. 18:17, SV.
18. Welke weerzinwekkende daden waren het gevolg van in de jaren van de Tweede Wereldoorlog gevoerde propaganda, doch werd hiermee het beoogde doel bereikt?
18 Dit komt goed overeen met de kritieke late dertiger en eerste veertiger jaren, toen Satans propagandisten, met inbegrip van de geestelijken der christenheid, witgloeiende haat tegen Jehovah’s getuigen opzweepten en eisten dat zij eer betoonden aan de hakenkruisvlag, of aan welke andere vlag maar ook die het plaatselijke symbool van nationalisme mocht zijn. Onder de dictatorschappen werden Jehovah’s getuigen in gevangenkampen geworpen en gedood. In democratische landen werden zij door schreeuwende benden aangevallen, werden er invallen gedaan in hun huizen en vergaderplaatsen, die werden geruïneerd, en werden hun kinderen van de scholen afgestuurd — en alles ten gevolge van nationalistische propaganda. Maar de hedendaagse „Rabsaké” slaagde er ondanks al zijn bedreigingen niet in de rechtschapenheid van Gods getuigen te knauwen. Zij bleven ijverig met hun dienst voor God voortgaan, met het gevolg dat de 71.509 predikers die in 1939, het jaar vóór de Tweede Wereldoorlog uitbrak, dienst rapporteerden, in 1945, het jaar waarin de oorlog eindigde, tot 141.606 waren toegenomen.
19, 20. (a) Op welke wijze sprak Rabsaké smalend over Jehovah? (b) Hoe zijn in de vervulling zijn snoeverijen gedeeltelijk waar en gedeeltelijk onwaar?
19 Rabsaké sprak smalend over de ware God, Jehovah: „Zo zegt Sanherib, de koning van Assur: waarop vertrouwt gij, terwijl gij in Jeruzalem ingesloten zit? Misleidt Jehizkia u niet, om u van honger en dorst te laten sterven, door te zeggen: de HERE, onze God, zal ons uit de macht van den koning van Assur redden? . . . Wie is er onder al de goden dezer volken, welke mijn vaderen met den ban getroffen hebben, die zijn volk uit mijn macht kon redden, dat uw God u uit mijn macht zou kunnen redden? Nu dan, laat Hizkía op deze wijze u niet bedriegen noch u misleiden, en gelooft hem niet, want geen enkele god van enige natie of koninkrijk heeft zijn volk uit mijn macht en uit de macht mijner vaderen kunnen redden; hoeveel te min zal uw God u uit mijn macht kunnen redden!” — 2 Kron. 32:10-15.
20 Hoe waar is het in de vervulling dat de goden en religies van de volken der aarde niet in staat zijn geweest hen ervoor te behoeden het slachtoffer van het nationalisme te worden! In tijden van crisis zijn katholieken, protestanten, joden, boeddhisten en anderen allen opgenomen geweest in het raderwerk van nationalistische oorlogsmachines. Maar werkelijke christenen, de geestelijke Judeeërs die op Jehovah en de door God gesterkte Christus vertrouwen, zijn niet bevreesd voor honende dreigementen. Geduldig wachten zij op Jehovah.
21, 22. (a) Welk aanlokkelijke aanbod deed Sanherib vervolgens? (b) Hoe reageerde het volk, hetgeen welk precedent voor ons in deze tijd schept?
21 De koning van Assyrië bood een aanlokkelijke beloning aan in ruil voor een compromis: „Brengt mij hulde en geeft u aan mij over, dan zal ieder mogen eten van zijn wijnstok en van zijn vijgeboom, en het water van zijn put mogen drinken, totdat ik kom en u meevoer naar een land als het uwe, een land van koren en most, een land van brood en wijngaarden, een land van olijfbomen, olie en honing; zo zult gij leven en niet sterven. Maar luistert niet naar Hizkía, want hij misleidt u door te zeggen: de HERE zal ons redden.” Ja, zelfs het naburige Israël is gevallen! „Maar het volk bleef zwijgen en zij antwoordden hem met geen enkel woord, want het bevel des konings was: Gij zult hem niet antwoorden.” — 2 Kon. 18:31-36.
22 Jehovah’s getuigen twisten of debatteren thans evenmin met Satans propagandisten. In plaats daarvan nemen zij het voorbeeld ter harte van Hizkía en zijn illustere voorvader, koning David, die zei: „Ik wil mijn mond met een muilband bedwingen, zolang de goddeloze voor mij staat.” — Ps. 39:2 1.
23. Hoe hebben hedendaagse getuigen van Jehovah een op dat van Sanherib gelijkend aanbod afgeslagen?
23 Het Assyrische aanbod lijkt op dat van de nazi’s aan Jehovah’s getuigen toen dezen in Duitse concentratiekampen vertoefden. Nadat deze christenen jarenlang gevangen hadden gezeten, omdat zij hadden geweigerd de nazi-„god” heil toe te roepen, werd hun de vrijheid aangeboden — op voorwaarde dat zij een stuk tekenden waarin zij hun geloof verloochenden. Wat was hun antwoord? Een ooggetuige schrijft: „Zij hadden onmiddellijk vrijgelaten kunnen worden, als zij hun geloof verloochend hadden. Zij bleven zich echter integendeel verzetten, terwijl zij er zelfs in slaagden boeken en traktaten in het kamp binnen te brengen, ten gevolge waarvan verscheidenen van hen werden opgehangen.”a Zelfs ondanks het gevaar van de dood, bleven zij trouw aan de ware aanbidding en bewaarden hun rechtschapenheid jegens Jehovah, de Opperste Soeverein en God van de opstanding.
24. (a) Waarom was Hizkía bedroefd? (b) Wat wordt in deze tijd afgebeeld door het feit dat Hizkía zich tot de profeet Jesaja wendde?
24 De woorden van Rabsaké bedroefden Hizkía’s hart. Was dit wegens vrees voor hen die nu ’het lichaam zouden kunnen doden’ of wegens de wrede mishandelingen die de sadistische Assyriërs hem en zijn medejudeeërs wel eens konden laten ondergaan? Welneen! Hizkía was bedroefd wegens de gemene smaad waarmee Jehovah’s naam werd overladen. Dus onmiddellijk „scheurde hij zijn klederen, bedekte zich met een rouwgewaad en ging het huis des HEREN binnen”. Hij zocht contact met Jehovah in diens plaats van aanbidding (2 Kon. 19:1). En thans vinden het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen en hun metgezellen, die onder de Grotere Hizkía, Christus, dienen, in tijden van druk kracht en troost in ijverige dienst voor God en omgang met elkaar als zijn tempelaanbidders. Bovendien informeren zij bij de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-organisatie van Jezus’ gezalfde volgelingen op aarde naar de juiste handelwijze. Op dezelfde wijze zag Hizkía in de crisis waarbij Jehovah’s naam was betrokken, voor raad op naar Jehovah’s communicatiekanaal — de getrouwe profeet Jesaja. — 2 Kon. 19:2.
25, 26. (a) Waarvoor heeft Gods volk ’in deze dag van benauwdheid geen kracht’? (b) Welke verzekering gaf Jesaja echter?
25 Zichzelf in rouwgewaden vernederend, zeiden Hizkía’s hofdignitarissen en de oudsten der priesters vervolgens tot Jesaja: „Zo zegt Hizkía: deze dag is een dag van benauwdheid, straf en smaad; want kinderen zijn aan de geboorte toe, maar er is geen kracht om te baren. Wellicht hoort de HERE, uw God, al de woorden van den maarschalk, waarmee zijn heer, de koning van Assur, hem gezonden heeft om den levenden God te honen, en zal Hij straf oefenen om de woorden die de HERE, uw God, gehoord heeft; wil dan een gebed opzenden voor het overblijfsel dat nog gevonden wordt” (2 Kon. 19:3, 4). Jehovah’s volk is in eigen kracht niet bij machte de dreiging van het nationalisme te overleven. Wat valt er echter over Jehovah’s kracht te zeggen? Welke verzekering gaf Jesaja in dit verband?
26 „Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: zo zegt de HERE: vrees niet voor de woorden die gij gehoord hebt, waarmee de hovelingen van den koning van Assur Mij gelasterd hebben. Zie, Ik zend een geest in hem, en hij zal een gerucht vernemen, zodat hij naar zijn land zal terugkeren, en Ik zal hem door het zwaard vellen in zijn eigen land.” — 2 Kon. 19:5-7.
27. Hoe zal de profetie in vervulling gaan in het verbreken van de nationalistische koningen en de vernietiging van Satans organisatie?
27 Aha, dit was de positieve verzekering dat Sanherib uiteindelijk jammerlijk verslagen teruggevoerd zou worden! En in deze tijd heeft Jehovah zijn getuigen, die hun rechtschapenheid handhaven, door middel van zijn profetische woord eveneens verzekerd dat Satan en zijn gewapende legers ten slotte verpletterd zullen worden. Ten aanzien van de nationalistische „koning van het Noorden” is voorzegd dat ’er geruchten zullen komen die hem ontstellen zullen’, geruchten uit de richting van Jehovah en zijn Koning, die worden overgebracht door de gezalfde getuigen op aarde en die deze „koning” in woede tegen Gods volk doen ontsteken. Maar dan zal Jehovah handelend optreden! De totalitaire „koning van het Noorden” zal aan zijn einde komen „zonder dat iemand hem helpt”. Ook de „koning van het Zuiden” zal „zonder mensenhanden” verbroken worden (Dan. 11:44, 45; 8:25). De gehele aardse organisatie van Satan zal „in het vurige meer geslingerd” worden. Wat een geruststellende verzekering van Jehovah! — Openb. 19:20.
28. Welke voorziening trof Jehovah, en hoe hebben Zijn getuigen de uitdaging van het nationalisme beantwoord?
28 Wat valt er echter te zeggen over de crisis waarmee Jehovah’s getuigen geconfronteerd werden toen er wolken van een Tweede Wereldoorlog dreigden? Toen zowel in democratische als in totalitaire landen het nationalisme aan de orde was, versterkte Jehovah zijn volk liefdevol met „voedsel te rechter tijd”. Het artikel „Neutraliteit” in The Watchtower van 1 november 1939 heeft velen geholpen door de nationalistische stormen van de Tweede Wereldoorlog heen een onwrikbare koers uit te stippelen. Jehovah’s getuigen hebben de leer van de hand gewezen dat zij hun medechristenen die toevallig in een andere natie wonen, moeten doden. Ten koste van beschimpingen, van gevangenschap en zelfs van hun leven, hebben zij aan hun christelijke neutraliteit vastgehouden en een „liefde onder elkaar” ten toon gespreid die boven alle nationalistische barrières uitging. Zij bewezen „geen deel van de wereld” van de moderne Sanherib te zijn. Hun resolute standpunt ten gunste van bijbelse beginselen verschafte de propagandisten een volledig antwoord. Jehovah’s naam werd geëerd! — Joh. 13:34, 35; 17:14.
29. (a) Welke tijdelijke verlichting verkregen Jehovah’s getuigen, in overeenstemming met het voorbeeld, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog? (b) Waarom moeten wij echter nog verdere moeilijkheden verwachten?
29 Uit het verslag blijkt dat Sanherib niet onmiddellijk na Rabsaké’s snoevende uitdaging de daad bij het woord voegde. Dit kan zijn oorzaak hebben gevonden in een tijdelijke nederlaag die hij van de zijde van Tirhaka, de heerser van Egypte in het Zuiden, had geleden. Dit zou goed overeen kunnen komen met het feit dat de totalitaire „rivier” die Satan had uitgebraakt — hoofdzakelijk met het doel het gezalfde overblijfsel, dat Jehovah’s met een vrouw te vergelijken organisatie op aarde vertegenwoordigt, op te slokken — door de democratische natiën werd verzwolgen. Deze verlichting, die zij verkregen toen de Tweede Wereldoorlog ophield, was echter hoogstens tijdelijk. Gog van Magog gaat nog steeds verwoed te keer! De profetie zegt over hem: „En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openb. 12:15-17). En waar zal dit ten slotte op uitlopen? Dit zullen wij nu gaan bezien!
[Voetnoten]
a Geneviève de Gaulle, de nicht van generaal de Gaulle, in een brief aan het Wachttorengenootschap.