De naam waarin alle natiën verkiezen te wandelen
„Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen; maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” — Micha 4:5.
1. Welke verenigende god verafgoden en aanbidden de onderdanen van een natie gewoonlijk, ofschoon zij in religieus opzicht verdeeld zijn?
BIJ de Verenigde Naties, als organisatie voor wereldvrede en veiligheid, zijn thans 132 natiën aangesloten. Er zijn nog andere natiën, die geen lid van deze organisatie zijn. Elk van deze politieke natiën heeft een ideaal waardoor de onderdanen onder één regering worden bijeengehouden. Zo’n natie wandelt dus in de naam van dat ideaal; dat wil zeggen, ze is een aanhanger of volgeling van dat gemeenschappelijke ideaal. Het duurt niet lang of de mensen beginnen dat ideaal te verafgoden. Het wordt voor hen een god, die zij vereren en boven alle persoonlijke belangen stellen. Zo kan het zijn dat de onderdanen in religieus opzicht verdeeld zijn maar toch dat nationale ideaal als een verenigende god aanbidden.
2. Hoe spreken miljoenen mensen die beweren godloos te zijn, zichzelf in werkelijkheid tegen?
2 Miljoenen mensen beweren godloos of atheïstisch te zijn, dat wil zeggen niet gebonden aan enige god. Zij spreken zichzelf echter tegen doordat zij een nationale god aanbidden. Sinds de Amerikaanse Revolutie (1775-1783) hebben wij veel over „de godin der Vrijheid” gehoord. De god of godin kan datgene zijn wat democratie, ofte wel volksregering, wordt genoemd, of het kan de bittere vijand van de democratie, namelijk het internationale Communisme, zijn. De mensen hangen deze politieke beginselen met een fanatieke religieuze toewijding aan. Bovendien bewaakt elke natie angstvallig datgene wat ze als haar „nationale soevereiniteit” beschouwt, net alsof het een god is die niet ontwijd mag worden noch verloren mag gaan. In sommige natiën verafgoden veel mensen een sterk militair apparaat dat de natie een positie van sterkte zal verschaffen van waaruit ze met andere natiën kan handelen. Over de hedendaagse „koning van het noorden” werd lang geleden voorzegd: „De god der vestingen zal hij in zijn positie heerlijkheid geven.” — Dan. 11:38.
3. Hoe wordt de weg die de natiën bewandelen, in Micha 4:5 op juiste wijze samengevat, en hoe worden zulke populaire goden in Psalm 96:5 op hun juiste waarde geschat?
3 De geïnspireerde schrijver uit de oudheid vatte de loop van de hedendaagse natiën zeer juist samen toen hij zei: „Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen” (Micha 4:5). Elk van deze goden is zeer populair in zijn eigen omgeving. Vandaar dat er ten zeerste aanstoot wordt genomen aan iemand die, omdat hij werkelijk weet wat er allemaal bij betrokken is, weigert met de grote massa mee te gaan. De verontwaardiging gaat bijna zo ver dat er gewelddadig tegen de overtreder wordt opgetreden. De vraag is echter: Van wat voor waarde zijn die afgodische „goden”? Waarheen leiden ze de volken van de natiën? De huidige wereldsituatie dient het overtuigendste antwoord op deze vragen te geven, vooral met het oog op de onveranderlijke loop van de wereldaangelegenheden en -toestanden. Wij moeten toegeven dat de schrijver uit de oudheid populaire godheden op hun juiste waarde schatte toen hij zei: „Alle goden van de volken zijn goden die niets waard zijn.” — Ps. 96:5.
4. Tussen welke handelwijzen moeten afzonderlijke personen thans kiezen, en wie doen thans de keus die tot veiligheid leidt?
4 Het wordt hoog tijd dat de volken ontwaken met betrekking tot de waarde van hun populaire goden. De „goden” die hen in de huidige warboel hebben gebracht, kunnen hen er niet uit halen en men kan zich er niet op verlaten dat ze hen eruit zullen halen. Als „de volken” niet ontwaken, dienen op zijn minst afzonderlijke personen te ontwaken voordat zij door de draaikolk van de snel opeenvolgende wereldgebeurtenissen in de vernietiging worden gezogen. Wij kunnen alleen uit deze rampspoedige draaikolk getrokken en in veiligheid gebracht worden door de juiste God te kiezen en in de naam van die God te wandelen. Of wij blijven in de naam van de een of andere populaire god wandelen, of wij verkiezen een andere kant op te gaan en te wandelen in de naam van een God die beter is dan alle populaire goden van de volken der natiën. Zij die het leven en geluk liefhebben, kunnen deze laatstgenoemde handelwijze, de juiste handelwijze, nog kiezen. In de afgelopen jaren zijn honderdduizenden mensen over de gehele aardbol ontwaakt ten aanzien van de betekenis der wereldgebeurtenissen en zij hebben de gelukkige keus gedaan. Het is voor anderen nog niet te laat om hetzelfde te doen.
5. Hebben zij deze moedige handelwijze enkel uit oprechtheid gevolgd, en waarom is het de juiste handelwijze?
5 Vereist zulk een handelwijze moed? Ja, beslist! Er komt zeer zeker oprechtheid voor kijken om zo’n moedige handelwijze te volgen. Hun oprechtheid in het volgen van deze handelwijze wordt geen moment in twijfel getrokken, maar is het louter de juiste handelwijze omdat zij die in alle oprechtheid volgen? Neen! De moedige handelwijze wordt derhalve niet enkel uit oprechtheid gevolgd, maar op grond van betrouwbare inlichtingen, op grond van juiste kennis. En dit onder betrouwbare leiding, die beter is dan de leiding van „goden die niets waard zijn”. De juistheid van de handelwijze blijkt uit het feit dat ze werd voorzegd in een profetie die geen leugen maar de waarheid is gebleken. Alle onderdelen van deze profetie zijn waarachtig, omdat ze afkomstig is van een God die door niemand van een leugen kan worden beticht, want hij liegt niet. Nadat hij zich meer dan vierduizend jaar met de mensheid had ingelaten, kon er nog steeds over Hem worden geschreven: ’God kan onmogelijk liegen’ (Hebr. 6:18; Tit. 1:2). Dit is de God in wiens naam steeds meer mensen in deze tijd verkiezen te wandelen.
6. Uit wat voor plaats is deze profetie afkomstig, en wanneer werd ze door de profeet uitgesproken?
6 De profetie waarin deze treffende gebeurtenis van onze tijd zo nauwkeurig werd voorzegd, vond haar oorsprong dus niet in een mythische plaats. Deze plaats is historisch — een land dat tegenwoordig over de gehele wereld bekend is, omdat het vaak in het nieuws voorkomt — Israël. De door God geïnspireerde persoon die de profetie uitsprak, was een man genaamd Micha, die afkomstig was uit Moréseth, welke stad in het gebied van de stam Juda en ongeveer vijfendertig kilometer ten zuidwesten van Jeruzalem lag. Hij leefde tijdens de regering van drie historische koningen, namelijk „Jotham, Achaz, [en] Hizkía, koningen van Juda” (Micha 1:1). Dit plaatst Micha in de achtste eeuw vóór onze gewone tijdrekening en dus moet zijn profeteren vóór 716 v.G.T. zijn geëindigd.
7. Wat in verband met Micha versterkt ons vertrouwen in zijn profetie, en welke latere profeet verwijst hiernaar?
7 Ons vertrouwen dat Micha een ware profeet van een ware, levende God was, dient echter niet slechts versterkt te worden door het feit dat hij een historisch persoon was, maar ook door het feit dat hij zo moedig was om zijn boodschap bekend te maken, al riskeerde hij hiermee zijn leven. In zijn tijd bezaten koningen vrijwel de absolute macht, de macht over leven of dood van hun onderdanen (Spr. 16:14). Dat de profeet Micha van een dergelijk kaliber was, wordt onder onze aandacht gebracht bij een latere gelegenheid, toen de profeet Jeremia in Jeruzalem door joodse leiders, die bezwaar maakten tegen taal die hun niet-patriottisch en omverwerpend toescheen, met de dood werd bedreigd. Laten wij Jeremia’s eigen verslag hierover lezen:
8. Hoe wordt deze verwijzing naar Micha’s moedige profetie in Jeremia 26:16-19 te berde gebracht?
8 „Toen zeiden de vorsten en heel het volk tot de priesters en tot de profeten: ’Deze man komt geen doodvonnis toe, want in de naam van Jehovah, onze God, heeft hij tot ons gesproken.’ Bovendien stonden zekere personen van de oudere mannen van het land op en zeiden toen tot de gehele gemeente van het volk: ’Het was Micha van Moréseth die bleek te profeteren in de dagen van Hizkía, de koning van Juda, en hij zei vervolgens tot het gehele volk van Juda: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Sion zelf zal worden omgeploegd als was het een veld, en Jeruzalem zelf zal tot niets dan puinhopen worden, en de berg van het Huis zal zijn tot hoge plaatsen van een woud.’” Hebben Hizkía, de koning van Juda, en al degenen van Juda hem soms ter dood gebracht? Vreesde hij niet Jehovah en ging hij er niet toe over het aangezicht van Jehovah te vermurwen, zodat Jehovah spijt kreeg over de rampspoed die hij tegen hen gesproken had? Wij zijn dus bezig een grote rampspoed tegen onze ziel te bewerken.’” — Jer. 26:16-19.
9. (a) Hoe voldeed Micha aan de drie fundamentele vereisten van een ware profeet? (b) Wat betekent de naam Micha, en wat is volgens Jesaja 26:4 de juiste wijze om op die uitdagende vraag te reageren?
9 Micha bleek ongetwijfeld een ware profeet van de ene ware God te zijn doordat hij aan de drie fundamentele vereisten voldeed. Dat wil zeggen: 1. Hij sprak in de naam van de ware God. 2. Zijn profetieën kwamen uit. 3. Zijn profetieën waren erop gericht en hadden tot gevolg dat oprechte personen tot de ene ware God werden gekeerd (Deut. 13:1-5; 18:20-22). Micha wandelde zonder enige twijfel in de naam van zijn God. Zijn naam reeds is een uitdaging aan ons allen om zijn God met alle ’waardeloze goden’ die de volken van de natiën aanbidden, te vergelijken, want zijn Hebreeuwse naam, Micha, betekent „Wie is gelijk Jah?” De juiste wijze waarop wij op die uitdagende vraag dienen te reageren, werd door een profeet aangeraden die een tijdgenoot van Micha was, namelijk Jesaja, toen hij schreef: „Vertrouwt op Jehovah voor altijd, want in Jah Jehovah is de Rots van onbepaalde tijden.” — Jes. 26:4; 12:2.
EEN KEERPUNT IN DE GESCHIEDENIS
10. (a) Wat dient feitelijk ons antwoord te zijn op de vraag die in Micha’s naam ligt opgesloten? (b) Welke vraag rijst er doordat wij aldus antwoorden, en naar welk keerpunt in de geschiedenis verwees Micha ten einde ons leiding in deze aangelegenheid te verschaffen?
10 Als wij de uitdagende vraag die in Micha’s naam ligt opgesloten, willen beantwoorden, zouden de feiten ons nopen te antwoorden: „Er is niemand gelijk Jah Jehovah!” Aangezien dit zo is, moeten wij nu de vraag beschouwen: Wat gaan wij in verband hiermee doen? Wanneer wij in verband hiermee het juiste doen, zou dit een keerpunt in ons leven kenmerken, ja, in het leven van velen die beweren christenen te zijn. Deze verandering zou in overeenstemming zijn met datgene wat de profeet Micha voorzei. In zijn profetieën wees hij vooruit naar het keerpunt in de menselijke geschiedenis. Neen, wij bedoelen hier niet Micha’s profetie dat de beloofde Messías of Christus als mens in het stadje Bethlehem in het land Juda geboren zou worden (Micha 5:2). De tijd van de vervulling van die profetie wordt gebruikt als het begin van wat de christenheid „het christelijke tijdperk” noemt, ook al is ze niet exact zeker van de precieze datum van Christus’ geboorte (Matth. 2:1-6; Luk. 2:4-17). Dat was bijna tweeduizend jaar geleden. Maar het keerpunt in de gehele menselijke geschiedenis waarnaar wij verwijzen, is het keerpunt dat binnen onze generatie werd bereikt. De profeet Micha wees hiernaar vooruit!
11. Waarnaar verwees Micha ter inleiding van deze glorierijke profetie, en waarom dienen wij ter vervulling ervan in onze generatie te zoeken?
11 Micha voorzei wat er tijdens deze ommekeer in de gebeurtenissen zou geschieden. Zien wij dit thans geschieden? Wij dienen het te zien, aangezien wij in de juiste periode van de geschiedenis leven. Toen Micha profetisch beschreef wat wij thans kunnen zien geschieden, leidde hij dit in door te voorzeggen wat een keerpunt in de geschiedenis van zijn eigen natie bleek te zijn. Deze profetie werd in de eeuw na Micha vervuld, zodat hij de vervulling van wat hij had voorzegd, niet heeft meegemaakt. Op die wijze ontkwam hij aan een nationale ramp. Deze ramp die over zijn eigen natie kwam, heeft echter een parallel gehad binnen onze huidige generatie, om welke reden ze onze aandacht verdient. Laten wij dus lezen wat Micha schreef en zien hoe dit een goede inleiding vormt tot een glorierijke profetie die in deze twintigste eeuw in vervulling gaat:
12. Welke slechte religieuze toestand beschreef de profeet in Micha 3:9–4:1, en welke veranderingen voorzei hij in verband met „de berg van het huis van Jehovah”?
12 „Hoort alstublieft dit, gij hoofden van het huis van Jakob en gij aanvoerders van het huis van Israël, die gerechtigheid verfoeit en die zelfs al wat recht is krom maakt, die Sion bouwt met daden van bloedvergieten en Jeruzalem met onrechtvaardigheid. Haar eigen hoofden spreken recht louter om steekpenningen, en haar eigen priesters onderrichten alleen om een prijs, en haar eigen profeten beoefenen waarzeggerij enkel om geld; toch blijven zij op Jehovah steunen, zeggende: ’Is Jehovah niet in ons midden? Ons zal geen rampspoed overkomen.’ Daarom zal wegens ulieden Sion worden omgeploegd als louter een veld, en Jeruzalem zelf zal tot niets dan puinhopen worden, en de berg van het huis zal zijn als de hoge plaatsen van een woud. En het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten volken stromen.” — Micha 3:9 tot 4:1.
13. Wanneer vond die ommekeer in de gebeurtenissen in de oudheid plaats?
13 Klinkt die aanhaling uit Micha als een geweldige ommekeer in de gebeurtenissen van een natie? Er kan geen twijfel over bestaan dat het schitterende laatste gedeelte van deze profetie moet uitkomen, want de profetische woorden die eraan voorafgaan, zijn zeer beslist uitgekomen. Dit wordt door de opgetekende geschiedenis aangetoond. In het jaar 607 v.G.T., tegen het begin van wat onze maand oktober zou zijn, zag de stad daarginds in het Midden-Oosten die poëtisch „Sion” wordt genoemd, er inderdaad uit als louter een veld dat was omgeploegd. Ja, de nationale hoofdstad Jeruzalem was tot niets dan puinhopen geworden.
14. (a) Als wat begon „de berg van het huis van Jehovah” er toen uit te zien? (b) Wegens welke rechterlijke en religieuze praktijken had Jehovah gewild dat dit zou gebeuren?
14 En hoe stond het met de 750 meter hoge berg waarop eens Jehovah’s huis van aanbidding, dat door koning Salomo was gebouwd, in adembenemende schoonheid prijkte? Die heilige berg begon eruit te zien als „de hoge plaatsen van een woud”. Hij werd verlaten als een beboste heuveltop. Was dat een schande voor Jehovah God? Schijnbaar wel. En toch had hij gewild dat dit zou gebeuren, want hij inspireerde zijn profeet Micha ertoe de eerste te zijn die zo’n religieuze rampspoed voorzei. Hij had elke denkbare reden om dit te doen, vooral daar Jeruzalem met onrechtvaardigheid vervuld werd en door ongerechtvaardigde daden van bloedvergieten verontreinigd werd. Wat anders kon er voor een stad verwacht worden als haar hoofden hun ogen voor het recht lieten verblinden door steekpenningen aan te nemen, wanneer de tempelpriesters religieus onderricht gaven voor een vastgestelde prijs en wanneer namaakprofeten demonische waarzeggerij beoefenden ten einde het onnozele volk geld uit de zak te kloppen? En toch meenden die religieuze huichelaars dat zij in de naam van Jehovah wandelden, of dat Jehovah in hun midden in zijn tempel zou blijven wonen, ten einde hen tegen rampspoed te beschermen! Geen wonder dat Micha’s profetie, hoe schokkend ze ook was, uitkwam.
15. (a) Welk middel gebruikte Jehovah om de voorzegde nationale ramp teweeg te brengen, en wanneer? (b) Wat gebeurde er met regeringszaken en religieuze zaken in Jeruzalem, en wat gebeurde er met Jehovah’s reputatie als een god?
15 Religie is geen verdediging voor huichelaars. De religieuze huichelaars werden teleurgesteld in datgene wat zij ten onrechte van Jehovah verwachtten, ondanks het feit dat Micha werd gebruikt om te voorzeggen wat hun zou overkomen. Door middel waarvan bracht Jehovah derhalve in 607 v.G.T. een nationale ramp over hen? Door middel van de Babyloniërs onder koning Nebukadnezar. Nadat het Babylonische leger Jeruzalem ongeveer achttien maanden lang had belegerd, sloegen zij een bres in de stad, plunderden zowel de stad als haar tempel, voerden de rampzalige overlevenden gevankelijk weg en brandden de heilige stad plat. De koninklijke troon, die „Jehovah’s troon” werd genoemd, waarop de lijn van koningen uit het koninklijke geslacht van David zat, verdween, evenals Jehovah’s „ark van het verbond”, die in de binnenste afdeling, „het Allerheiligste”, van de tempel had gestaan. Aldus werd het koninkrijk van David, dat toen 463 jaar lang in Jeruzalem had bestaan, te gronde gericht. Ook kwam er een onderbreking in de op volledige schaal uitgeoefende aanbidding van Jehovah in zijn tempel. Jehovah’s reputatie als een god daalde sterk onder de heidense natiën. De aanbidding van Hem zonk diep in de achting van de wereldse natiën. Zijn heilige naam scheen ontheiligd te zijn.
16. Tot welke mening in verband met het herrijzen van Jehovah’s aanbidding in Jeruzalem werden de omwonende heidense natiën gebracht, en waarom?
16 Zou Jehovah’s aanbidding ooit herrijzen? Dat was ongetwijfeld de vraag die vele belangstellende heidenen bezighield. Als zij de profetieën van Micha en Jesaja en Jeremia en andere profeten van Jehovah hadden gekend en geloofd, zouden zij het antwoord hebben geweten. Dit antwoord luidde Ja! De ongelovige heidenen en degenen die de aanbidding van de God van Abraham, Isaäk en Jakob verachtten, meenden echter dat dit niet zou gebeuren. De jaren gingen langzaam voorbij, tot het zeventigste jaar, en Jehovah’s aanbidding werd niet hersteld in de heilige stad. Jeruzalem bleef een puinhoop; Sion bleef als louter een oneffen, omgeploegd veld. De tempelberg was als een verlaten heuvel in een wildernis. In plaats dat er instrumentale tempelmuziek en liederen werden gehoord, stegen er harde, niet melodieuze geluiden van vogels en wilde dieren van die plaats op. De omwonende heidenen die de situatie gadesloegen, schenen reden te hebben om te geloven dat, aangezien Jehovah’s volk zich grotendeels in Babylon in ballingschap bevond, Zijn aanbidding zou uitsterven.
17. Welke ommekeer in de gebeurtenissen deed zich voor met betrekking tot Babylon, en hoe nam een andere tak van het menselijke geslacht de wereldmacht over?
17 Laat niemand echter ooit denken dat de aanbidding van de ware God uitgeroeid kan worden! Degenen die voldoening putten uit het feit dat de aanbidding van Jehovah op zo’n rampspoedige wijze in verval was geraakt, beseften niet half dat er een ommekeer in de gebeurtenissen ophanden was. Deze kwam op een opzienbarende wijze. Toen Jeruzalem achtenzestig jaar woest had gelegen, zonder mens of huisdier, viel de machtige derde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis. Zoals door de profeten van de God die nooit liegt, Jehovah, was voorzegd, viel het wereldrijk Babylon. Jehovah had toegelaten dat Babylon met zijn schrikaanjagende legers Jehovah’s tempel in Jeruzalem had verwoest, maar Babylon bleef niet ongestraft voor die aanmatigende daad van belediging aan het adres van de ene levende en ware God. Er kwam een eind aan de door Semitische heersers uitgeoefende wereldmacht. Door een ommekeer in de gebeurtenissen kwam de wereldmacht nu in handen van Arische of Jafetitische heersers, hetgeen tot op onze tijd zo is gebleven. De Perzische veroveraar, Cyrus de Grote, werd de koning van Babylon en van de vierde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis. Nu viel de Babylonische religie van haar voetstuk. Haar voornaamste god, Merodach of Mardoek, ging in schande ten onder.
18. (a) Welke profetie van Jeremia betreffende Babylons god en haar land stond toen op het punt in vervulling te gaan? (b) Hoe liet de verwoesting van Babylon zich vergelijken met de verwoesting die het over Jeruzalem had gebracht?
18 De tijd brak aan dat er gedaan moest worden wat de profeet Jeremia had gezegd: „Vertelt het onder de natiën en verkondigt het. En heft een signaal op; verkondigt het. Verbergt niets. Zegt: ’Babylon is ingenomen, Bel [de Heer] is beschaamd gemaakt. Merodach is verschrikt geworden. . . . Want tegen haar is een natie opgetrokken uit het noorden. Die maakt haar land tot een voorwerp van ontzetting, zodat er niemand in blijkt te wonen. Zowel mens als huisdier zijn gevlucht. Ze zijn weggegaan’” (Jer. 50:2, 3). Deze profetie heeft betekenis voor ons in deze tijd. Waar, zo kunnen wij vragen, is Babylon aan de Eufraat in datgene wat thans het land Irak wordt genoemd? Het is niets dan een verlaten ruïne en het ondergaat hetzelfde lot als datgene wat het over het oude Jeruzalem had gebracht, alleen heeft zijn verwoesting eeuwen meer dan duizend jaar geduurd, terwijl Jeruzalems verwoesting slechts zeventig jaar heeft geduurd.
JEHOVAH WORDT ALS GOD VERHEVEN
19. Welke god werd na Perzië’s verovering van Babylon verheven, en wie werd door deze god gebruikt om zijn tempel te herstellen?
19 Welke god werd bij Babylons verrassende nederlaag in 539 v.G.T. tot internationale belangrijkheid verheven? De nationale god van de overwinnende Perzen of de god van de ballingen in Babylon, Jehovah? In de profetie van Micha, alsook in de profetieën van andere door God geïnspireerde mannen, werd te kennen gegeven dat Jehovah verheven zou worden. Dit gebeurde ook, als bewijs dat zijn profetieën onfeilbaar zijn. Micha zei onder inspiratie: „En in toekomstige dagen zal de berg van Jehovah’s huis aan de spits der bergen worden gesteld, verheven boven de heuvels, en volken zullen daarheen stromen” (Micha 4:1, Byingtons vertaling). Ten einde een eerste of typologische vervulling van die uitdagende profetie teweeg te brengen, gebruikte Jehovah God koning Cyrus de Grote, een aanbidder van de voornaamste god van het zegevierende Perzië, als werktuig. Jehovah liet in Zijn superioriteit de aanbidder van een valse god voor Hem werken met het oog op het herstel van Jeruzalems tempel.
20. Als een vervulling van welke profetie betreffende de Perzische veroveraar gebeurde dit, en wanneer en hoe?
20 Hoe dat zo? Welnu, Jehovah sprak over zichzelf als „Degene die van Cyrus [zegt]: ’Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen’; zelfs door mijnerzijds van Jeruzalem te zeggen: ’Ze zal herbouwd worden’, en van de tempel: ’Gij zult gegrondvest worden’” (Jes. 44:27, 28). Koning Cyrus volvoerde volledig datgene waarin Jehovah behagen schiep, ofschoon dit in strijd was met datgene wat de nationale god van Perzië graag zag geschieden. In het jaar 537 v.G.T., het zeventigste jaar van de verwoesting van Jeruzalem en zijn tempel, wekte Jehovah de geest van Cyrus op ten einde hem een verordening te laten uitvaardigen dat de tempel in Jeruzalem herbouwd moest worden. Te dien einde verordende Cyrus dat de ballingen in Babylon die zich vrijwillig voor dit tempelwerk beschikbaar zouden stellen, uit Babylon vrijgelaten moesten worden om terug te keren naar „de berg van het huis van Jehovah” (2 Kron. 36:20-23; Ezra 1:1-4). Tegen het einde van dat zeventigste jaar van Jeruzalems verwoesting was er een getrouw overblijfsel van vrijwillige tempelwerkers in het land Juda terug, zodat er een eind kwam aan de desolate toestand waarin het land verkeerde. In de lente van het volgende jaar (536 v.G.T.) werd het fundament van de tweede tempel van Jeruzalem gelegd. — Ezra 3:8-12.
21. In weerwil waarvan werd Jehovah’s tweede tempel voltooid, en wanneer?
21 Dit stond de heidense tegenstanders van de aanbidding van Jehovah niet aan. Maar hun tegenstand kon het niet van de Almachtige God winnen. Zo gebeurde het dan ook dat op de derde dag van de maanmaand Adar in het jaar 515 v.G.T., na jaren van actieve tegenstand van de zijde van deze tartende heidenen, Jehovah’s tweede tempel in Jeruzalem door zijn getrouwe overblijfsel in de wintertijd werd voltooid. — Ezra 6:15.
22. Hoe werd „de berg van het huis van Jehovah” ’stevig bevestigd boven de top der bergen’, zowel wat het herstelde overblijfsel als heidense natiën en volken betreft?
22 Ten einde gebruikt te worden om dit te doen, moest het herstelde overblijfsel Jehovah’s aanbidding boven al het andere in hun leven verheffen en de aanbidding van de valse goden die hun voorvaders trouweloos hadden aanvaard, vaarwel zeggen. Jehovah’s aanbidding, die werd gesymboliseerd door „de berg van het huis van Jehovah”, verhief zich boven de verheven positie die heidense natiën aan hun demonengoden toekenden, die in veel gevallen op natuurlijke hoogten zoals heuveltoppen en bergtoppen werden aanbeden. In figuurlijke zin werd de berg van Jehovah’s huis van aanbidding ’stevig bevestigd boven de top der bergen’ en ’verheven boven de heuvels’. Het respect voor Jehovah’s aanbidding nam de hoogste plaats in, niet alleen onder zijn uitverkoren volk maar ook onder veel afzonderlijke personen van heidense natiën en volken. Ongetwijfeld kwamen velen van zulke personen naar Jeruzalem om de ware God te aanbidden, net als de religieuze proselieten in de dagen van de christelijke apostelen deden, alsook de koninklijke eunuch van Ethiopië, naar wie de evangelieprediker Filippus werd gezonden om hem tot het christendom te bekeren. — Hand. 2:5-10; 8:26-39; Joh. 12:20, 21.
23. (a) In wiens naam begonnen die mensen uit de natiën en volken te wandelen? (b) Wat voor vervulling van de profetie was dat, en welke vraag rijst er sinds de komst van de Messías met betrekking tot het wandelen in de naam?
23 Die mensen uit al de diverse natiën en volken wandelden niet langer in de naam van hun vroegere goden, maar in de naam van de God wiens aanbidding het hoogst was verheven, namelijk Jehovah. Dat was inderdaad een vervulling van de profetie van Micha. Maar het was slechts een gedeeltelijke of typologische vervulling, een vervulling op kleine schaal. De volledige vervulling geschiedde niet destijds voordat Jehovah God zijn Messías naar de aarde zond. De climax of laatste vervulling van Micha’s glorierijke profetie zou in onze twintigste eeuw geschieden. Hoe vindt die vervulling plaats? Is het soms omdat wij in de eeuw leven waarin de christenheid haar grootste omvang heeft bereikt, nu ze is uitgegroeid tot naar schatting ruim negenhonderd miljoen leden onder natiën over de gehele aardbol? En heeft dit er niet toe geleid dat er een verandering tot stand is gekomen? Is het sinds de komst van de Messías of Christus niet de juiste zaak dat wij in de naam van de Messías, Jezus, wandelen in plaats van in de naam van Jehovah? Vormen de kerken van de christenheid de vervulling van Micha’s profetie? Dit verdient een onderzoek en wij zullen daar in het volgende artikel toe overgaan.