Landkaarten die bijbelse gebeurtenissen tot leven brengen
LANDKAARTEN spelen een belangrijke rol in het doorgeven van inlichtingen aan ons, en in veel opzichten spreken ze een duidelijker taal dan woorden. Vooral voor personen die Gods Woord, de bijbel, met begrip willen lezen, is het gebruik van kaarten bijzonder belangrijk, omdat bijbelse landkaarten ons veel achtergrondinformatie geven over belangrijke gebeurtenissen. Toch valt het sommige mensen moeilijk kaarten te lezen en te begrijpen. De beperkte tijd die eraan wordt besteed om kaarten te leren lezen en een begrip te verkrijgen van de symbolen en hoogtelijnen die erop voorkomen en de betekenis van de verschillende kleuren, zal ons dusdanig helpen dat onze moeite alleszins wordt beloond wanneer wij ze als hulpmiddelen bij onze studie gebruiken. Kaarten moeten niet alleen worden gebruikt om de ligging van plaatsen op te zoeken. Om het met de woorden van de bijbelse aardrijkskundige Denis Baly te zeggen, moet men, na de plaats die men zoekt gevonden te hebben, „op zijn allerminst ook weten hoe deze plaats past in het fysische landschap — de valleien, heuvels, rivieren en vlakten”.
Dan beginnen wij ons pas een visueel beeld te vormen, en als hier werkelijke foto’s van het desbetreffende gebied aan worden toegevoegd, zal het tafereel tot leven komen. Aan de hand van enkele voorbeelden zal het mogelijk zijn dit gebruik van bijbelse kaarten te illustreren.
DAVIDS VLUCHT VOOR KONING SAUL
Nadat de jonge David de reus Goliath had verslagen, trok hij eropuit om de Filistijnen te overwinnen. Hij werd in Israël zo populair dat de vrouwen de overwinning met zang en dans vierden en de duizenden die door koning Saul waren verslagen, vergeleken met de tienduizenden die door David waren gedood. Wat werd Saul kwaad toen hij dat hoorde! Bewondering veranderde in haat, zodat hij David met zijn speer aan de muur probeerde te spietsen. Davids verdere succes maakte de zaak nog erger, aangezien Saul daardoor „nog meer vrees [koesterde] wegens David, en Saul werd voorgoed een vijand van David”. — 1 Sam. 18:6-29.
Ondanks hulp van Sauls zoon Jonathan en Davids eigen vrouw Michal, ging David inzien dat — zoals hij het uitdrukte — ’er slechts een stap was tussen hem en de dood!’ (1 Sam. 20:3) Hij vluchtte uiteindelijk naar de grot van Adullam, die ten zuidwesten van Jeruzalem lag in een gebied waar de bergen van Juda naar de kustvlakte afdalen. In deze ontoegankelijke streek bevinden zich talloze kalksteengrotten, en hier verzamelden honderden mannen zich rondom David (1 Sam. 22:1, 2). Maar toen David door Jehovah werd gewaarschuwd dat de inwoners van Kehila, vlak bij Adullam, David zouden verraden en aan Saul zouden overleveren, ging hij op zoek naar een veiliger toevluchtsoord. — 1 Sam. 23:6-13.
De wildernis van Juda vormde zo’n veilige plaats. Honderden jaren later bracht Jezus Christus hier veertig dagen door, terwijl hij door de engelen werd beschermd tegen de aldaar levende wilde dieren — panters, wolven en hyena’s (Mark. 1:12, 13). In onze tijd zijn er in enkele van de duizenden grotten in dit gebied spectaculaire ontdekkingen gedaan. Er zijn oude bijbelrollen gevonden die zo’n tweeduizend jaar oud zijn en die door het uitzonderlijk droge klimaat intact zijn gebleven. Niet ver er vandaan zijn in een andere grot overblijfselen gevonden van de tweede joodse opstand tegen de Romeinen in 132-135 G.T. Waarom was de leider van deze opstand, Bar Kochba, naar dit gebied gevlucht, en waarom zijn deze rollen zo lang verborgen gebleven? Om precies dezelfde reden waarom David „in de wildernis in moeilijk toegankelijke plaatsen [ging] wonen, en hij bleef in het bergland in de wildernis van Zif wonen”. — 1 Sam. 23:14, 15.
De wildernis van Zif en van Maon, daar vlak bij, vormen het hoge centrale gedeelte van de wildernis van Juda (1 Sam. 23:24). Wanneer wij op een kaart kijken, kunnen wij deze wildernis ten zuiden van Jeruzalem vinden, en wel onmiddellijk ten westen van de Dode Zee, met de drie steden Jeruzalem, Bethlehem en Hebron bij benadering als andere grens. Vervolgens merken wij een aantal valleien of wadi’s op die de wildernis van west tot oost doorsnijden en het bijna onmogelijk maken van noord naar zuid te reizen.
Wanneer men door het Kidrondal ten oosten van de tempelberg in Jeruzalem naar het zuiden loopt, laat men de drukke stad al heel snel achter zich en komt dan, om het met de woorden van de Israëlische archeoloog Johanan Aharoni te zeggen, in „deze vreesaanjagende wildernis”. Vervolgt men zijn weg door de uitloper van dit dal, de Wadi en-Nar („vuurwadi”) dan blijkt het verval tot de Dode Zee zo’n negenhonderd meter te bedragen, terwijl het dal zelf een diep ravijn wordt met steile rotswanden die aan weerszijden ruim zestig meter hoog zijn. Wanneer men ’s winters door de bedding van dit dal loopt, verkeert men in gevaar overvallen te worden door een woeste waterstroom die na een plotselinge stortregen met kracht door de wadi stroomt. In de zomer kan het er verschrikkelijk heet zijn. In de andere wadi’s in deze streek bestaan dezelfde problemen.
Geen wonder dat David deze streek een veilig toevluchtsoord vond! Zelfs met een leger van drieduizend man was het voor koning Saul ondoenlijk de talloze grotten in deze kalkstenen rotsen na te zoeken, grotten die in veel gevallen alleen van bovenaf met behulp van een touw toegankelijk zijn. Hij en zijn mannen vernamen later dat David was vertrokken naar Engédi, een oase aan de kust van de Dode Zee, waarna Saul ging zoeken „op de kale steenbokrotsen”. Toen David zich helemaal achter in een grot, in het donkerste deel ervan, had verborgen, had hij een goede gelegenheid om Saul te doden, maar hij weigerde Jehovah’s gezalfde aan te raken. — 1 Sam. 24:1-15.
Bij een andere gelegenheid, toen David de slapende koning in zijn kamp had kunnen doden, nam hij slechts de speer en waterkruik van vlak naast zijn vervolger weg, terwijl hij later, vanaf de overzijde van het ravijn, te kennen gaf hoezeer Sauls mannen in gebreke waren gebleven hun koning te beschermen. Terwijl Davids stem tegen de kale rotsen terugkaatste, riep hij naar de overkant en vroeg hij wat hij had gedaan dat Saul hem moest najagen „zoals men een patrijs op de bergen najaagt”. — 1 Sam. 26:1-20.
Hoe waardevol is dit beeld wanneer wij vele van Davids hulpkreten in de Psalmen beschouwen! Hoewel hij ertoe verleid zou kunnen worden te denken dat letterlijke steile rotsen — ja, hoge bergen — een toevlucht voor hem vormden, herinnerde hij zichzelf er voortdurend aan dat Jehovah zijn werkelijke beschermer en redding was. Als herder was David gewend aan de bergen. Hij was vlug en lichtvoetig, zoals de langhoornige berggeit of steenbok. Toch was zijn God Degene die zijn voet ervan weerhield op het smalle pad uit te glijden (Ps. 18:1-3, 31-33). Toen David door de inwoners van Zif werd verraden en werd gezocht door zijn vijanden, die valkuilen voor hem dolven, kon zijn hart nog altijd standvastig blijven in Jehovah en kon hij op zijn harp spelen en daar te midden van de verlaten steile rotswanden en ravijnen zijn liederen bij zingen (Ps. 54, 57). Ook wanneer de druk van de zijde van Davids vijanden hem heel erg neerslachtig maakte, kon hij toch nog steeds tot Jehovah spreken en voor bevrijding naar Hem opzien (Ps. 142). Zijn wij hiertoe in staat wanneer wij ons in grote moeilijkheden bevinden? Ja, dit is mogelijk als wij ons geloof op God bouwen.
EEN AANVAL OP JUDA
Toen Josafat in de tiende eeuw v.G.T. koning was over Juda, bereikte hem verontrustend nieuws. Er werd hem bericht dat een confederatie van stammen uit het oosten, uit Moab, Ammon en Seïr, op weg was naar Juda. De legers kwamen „uit de zeestreek, uit Edom; en zie, zij zijn in Hazezon-Tamar, dat wil zeggen Engédi” (2 Kron. 20:1, 2, 10, 11). Wanneer wij op onze kaart kijken, is Engédi ons reeds bekend, terwijl wij gemakkelijk Moab, Ammon en Edom kunnen vinden. Maar de vraag zou bij ons kunnen opkomen: Hoe kwam dit leger in Engédi terecht, en waarom volgde het die speciale route?
Een vroegere koning van Juda, Rehábeam, had een reeks versterkte steden in strategische posities gebouwd. Onze kaart vermeldt de steden Bethlehem, Etam, Tekóa, Beth-Zur, Hebron en Zif, waardoor de oostelijke flank van Juda werd beschermd (2 Kron. 11:5-12). Om succesvol te zijn, moest de vijand het verrassingselement benutten, en waarschijnlijk dachten zij dat de onbewoonde, afschrikwekkende wildernis van Juda die onverwachte nadering mogelijk zou maken. Het is mogelijk dat zij om de zuidelijke punt van de Dode Zee zijn gekomen. Ook kunnen zij over het laaggelegen schiereiland El Lisan zijn gemarcheerd en de Dode Zee op haar smalste punt (ongeveer 3 kilometer) zijn overgestoken, aangezien daar volgens sommige geleerden een doorwaadbare plaats was. Vervolgens passeerden zij de grote rots Masada en bereikten zij Engédi voordat zij, misschien door een wachtpost van een van de forten daarboven, waren opgemerkt.
Hierdoor stond Josafat weinig tijd ter beschikking, want de vijand was ongeveer een dagmars van Jeruzalem verwijderd. Evenals David vertrouwde hij op Jehovah en riep hij tot hem om hulp. Het antwoord: „Het is geen strijd van u, maar van God.” Hem werd opgedragen zijn mannen onmiddellijk ten zuiden van Tekóa op te stellen, aan het einde van het stroomdal, aangezien de vijandelijke strijdkrachten „door de pas van Ziz” zouden optrekken. Josafat deed dit, terwijl de zangers voorop werden geplaatst. — 2 Kron. 20:3-21.
De pas of opgang van Ziz liep van vlak bij Engédi in noordwestelijke richting en ging eerst via een kronkelend zigzagpad ongeveer 390 meter steil omhoog. Daarna liep de pas over een heuvelachtig plateau en volgde hij een bochtige route naar Tekóa, dat bijna 820 meter boven de zeespiegel ligt. Wat een klim, waarbij men vaak omhoog en omlaag moest klauteren om kleinere wadi’s en stroombeddingen van zijrivieren over te steken! Bezweet en vermoeid hoopte de vijand waarschijnlijk ongezien in de buurt van de top uit te rusten. Maar daar was geen sprake van! Zij waren ontdekt en in een hinderlaag gevallen. Terwijl de bergen weergalmden van het vreugdegeroep en lofgezang van de Judeeërs, dachten de binnenvallende troepen dat hun eigen bondgenoten hier debet aan waren. Er ontstond onenigheid en zij begonnen elkaar te bestrijden totdat het gehele leger volledig was verslagen en vernietigd. Kunnen wij zien en horen hoe die strijd te midden van de ruige en woeste hoogten woedde, terwijl overal in het rond lofliederen weergalmden? Hoe heeft Juda Jehovah voor zijn grote overwinning gezegend! — 2 Kron. 20:22-30.
DE BARMHARTIGE SAMARITAAN
De gebeurtenissen die door Jezus werden afgebeeld in zijn welbekende illustratie over de Samaritaan die een door rovers aangevallen man hielp, speelden zich af langs een weg onmiddellijk ten noorden van de wildernis van Juda, of Judéa. Jezus begon zijn illustratie met de woorden: „Een zeker mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho” (Luk. 10:29-37, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Wat kende Jezus die weg goed! En thans kunnen wij bijna over dezelfde weg reizen. Aan de hand van de kaart zult u opmerken dat de weg tussen Jeruzalem en Jericho over een afstand van ongeveer 23 kilometer zo’n 914 meter daalt en grotendeels aan de verlaten wildernis grenst. Wat kon het op deze weg eenzaam en verzengend heet zijn, en hoe gemakkelijk was het voor rovers om een niets vermoedende reiziger te overvallen!
Jezus heeft zijn illustratie niet zonder doel aldus gesitueerd. Velen van zijn toehoorders kenden die weg en konden „zien” wat er gebeurde. Kunnen wij dit ook wanneer wij het verslag lezen?
BIJBELSE LANDKAARTEN GEBRUIKEN
Deze voorbeelden tonen hoe wij kaarten kunnen gebruiken. Wenst u details van een bepaald gebied, gebruik dan een kaart op grote schaal. Zoek de plaatsen die uw interesse hebben, op en kijk dan naar de hoogtelijnen en de kleuren die op sommige kaarten voorkomen. Let ook op eventuele rivieren, hoofdwegen of van belang zijnde grenslijnen. Tracht u een beeld te vormen van de streek, waarbij u in gedachte moet houden dat zich op korte afstand van elkaar bevindende, kronkelende hoogtelijnen en snel veranderende kleuren op veel heuvels en dalen wijzen, terwijl ver uit elkaar lopende hoogtelijnen die lichter getint zijn, en waarbij slechts een of twee kleuren zijn gebruikt, vlakten en een minder golvend landschap aanduiden. Als u enkele foto’s van het gebied kunt vinden, zullen ze u helpen de situatie nog duidelijker voor uw geestesoog te zien.
Ook al zult u nooit in de gelegenheid zijn de bijbelse landen te bezoeken, tracht ze dan te leren kennen met behulp van kaarten. Maak uw bijbellezen betekenisvoller door u in uw geest een beeld van de situatie te vormen. Dan zal dit beeld u langer bijblijven en ertoe bijdragen dat u zich een bijbelse gebeurtenis gemakkelijker kunt herinneren.
[Grafiek/Kaart op blz. 14]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
METER
900
JERUZALEM
600
300
0
JERICHO
-300
[Kaart]
JERICHO
Dode Zee
Bethanië
Bethfagé
JERUZALEM
[Kaart op blz. 13]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Jericho
Jordaan
AMMON
MOAB
EL LISAN
EDOM
doorwaadbare plaats?
WILDERNIS VAN JUDA
Masada
Engédi
WILDERNIS VAN ZIF EN VAN MAON
Zif
Hebron
Pas van Ziz
Beth-Zur
Tekóa
Etam
Bethlehem
Wadi en-Nar
Qumran
JERUZALEM
Dode Zee
[Illustraties op blz. 12]
Grotten in de Judese wildernis
Het zuidelijke eind van de Dode Zee, van Engédi uit gezien
[Illustratie op blz. 15]
’Afdalen’ naar Jericho — een daling van 900 meter