Een krachtige identificatie van de Messias
1. Hoe heeft God, helemaal vanaf de tijd van ’s mensen val in Eden, hoop gegeven?
IN HET allereerste begin, onmiddellijk na de val van de mens in Eden, sprak God een profetie van hoop uit. Hij beloofde dat er een zaad zou komen dat de kop van Gods vijand zou vermorzelen (Gen. 3:15). Hij weidde over die belofte uit en sterkte het geloof van de mensen uit de oudheid door inlichtingen betreffende dat Zaad te verstrekken en uiteindelijk aan te tonen dat het Zaad Degene zou zijn die in het Hebreeuws de Messias genoemd zou worden. Deze Messias zou Degene zijn op wie de naties zouden hopen. Het was een zaak van leven of dood of men zijn hoop op de juiste persoon, de ware Messias, zou vestigen. Hieruit volgt dat de Messias op onmiskenbare wijze voor ons geïdentificeerd zal moeten worden, opdat onze hoop niet misplaatst zal zijn, hetgeen tot teleurstelling en tot verlies van redding zal leiden. Er zouden namelijk valse messiassen komen.
2. (a) Waarin heeft God voorzien opdat onze hoop niet misplaatst zou zijn; en hoe grondig is die voorziening? (b) Welke manieren om de identiteit van de Messias vast te stellen zullen wij in dit artikel bestuderen?
2 Door middel van zijn Woord de bijbel heeft God in deze onmiskenbare identificatie voorzien. In de voor-christelijke Hebreeuwse Geschriften had God honderden details laten optekenen, zoals hoedanigheden waaraan de Messias zou moeten voldoen en voorzeggingen die hij zou moeten vervullen. Deze factoren zouden zo sterk in elkaar grijpen en met elkaar zijn verweven, dat de waarschijnlijkheid dat een bedrieger ze alle zou vervullen, één op de miljarden zou zijn; dit zou dus vrijwel onmogelijk zijn, ja, het zou zelfs absoluut onmogelijk zijn, aangezien de Grote Almachtige God de aangelegenheden zo regelde dat zijn beloofde Messias op onmiskenbare wijze geïdentificeerd zou worden. Zijn identiteit zou op vele wijzen vastgesteld kunnen worden, waarbij gebruik gemaakt kon worden van zulke factoren als geslachtslijn, plaats, gebeurtenis, wijze waarop gebeurtenissen plaatsvonden en tijd. Op één van deze factoren, tijd, waarbij ook andere factoren, zoals plaats en gebeurtenis zijn betrokken, willen wij in dit artikel uw aandacht vestigen.
3. (a) Welke uitwerking dient een beschouwing van deze aangelegenheid op degenen te hebben die niet geloven dat de bijbel geïnspireerd is? (b) Waartoe dient het personen van het joodse geloof te brengen?
3 Het kan niet anders of personen die niet in de inspiratie van de bijbel geloven, komen, wanneer zij deze aangelegenheid oprecht beschouwen, op zijn minst tot de overtuiging dat het de moeite loont met meer respect Gods Woord verder te onderzoeken. Personen van het joodse geloof, die in Gods Woord geloven en die geloven dat Gods profeten niet konden liegen en dit ook niet hebben gedaan, zullen worden gedwongen het standpunt van hun religie met betrekking tot de aangelegenheid van de komst van de Messias, opnieuw aan een onderzoek te onderwerpen.
4. Welke man werd gebruikt om deze profetie voor ons te uiten?
4 De profetie in kwestie werd geuit door de profeet Daniël, die bij God zeer goed stond aangeschreven en die in Gods Woord wordt vermeld als een uiterst rechtschapen man. In het negende hoofdstuk van Daniëls profetie, 9 de verzen 24 tot 27 (NW), kunnen wij de volgende geïnspireerde uitspraak van hem lezen:
5. Welke identificatie van de Messias geeft de profetie in Daniël 9:24-27 ons?
5 „Zeventig weken zijn vastgesteld betreffende uw volk en betreffende uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen en aan zonde een einde te maken en verzoening te doen voor dwaling en voor onbepaalde tijden rechtvaardigheid in te voeren en een zegel te drukken op visioen en profeet, en het heilige der heiligen te zalven. En gij dient te weten en het inzicht te hebben dat er vanaf het uitgaan van het woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot de Messias, de Leider, zeven weken, alsook tweeënzestig weken, zullen zijn. Ze zal terugkeren en werkelijk herbouwd worden, met een openbaar plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal de Messias worden afgesneden, met niets voor zich zelf. En de stad en de heilige plaats zullen door het volk van een leider die komt, te gronde worden gericht. En het einde ervan zal door de vloed zijn. En tot het einde zal er oorlog zijn; er is besloten tot verwoestingen. En hij moet het verbond voor de velen één week lang van kracht doen blijven; en op de helft van de week zal hij slachtoffer en gave-offer doen ophouden. En op de vleugel van walgelijke dingen zal degene zijn die verwoesting veroorzaakt; en tot een verdelging zal juist datgene waartoe besloten is, zich uitstorten, ook over degene die woest ligt.”
6. (a) Wat moet er met betrekking tot de „zeventig weken” worden vastgesteld? (b) Hoe weten wij dat de „zeventig weken” geen zeventig letterlijke weken van elk zeven dagen waren?
6 Bij het lezen van deze profetie is het duidelijk dat dit werkelijk een juweel is op het gebied van het identificeren van de Messias en dat het van het allergrootste belang is de tijd van het begin van de zeventig weken en ook de lengte van deze profetische weken vast te stellen. Wij zouden al dadelijk in het begin kunnen zeggen dat als dit letterlijke weken van elk zeven dagen waren geweest, de Messias ruim vierentwintig eeuwen geleden in de dagen van het Perzische rijk is gekomen, zonder geïdentificeerd te zijn. Ook aan de andere honderden in de bijbel genoemde hoedanigheden werd bijgevolg niet voldaan. Hieruit volgt dat de zeventig weken symbolisch waren en een veel langere tijd aanduidden. Wanneer begon en eindigde deze tijd?
7. (a) Wat moeten wij eerst vaststellen om te weten wanneer de „zeventig weken” begonnen te tellen? (b) Welke inlichtingen geeft Nehemía ons hierover?
7 In de hierboven aangehaalde profetie van Daniël toont 9 vers vijfentwintig ons aan dat er vanaf de tijd dat het bevel van kracht zou worden, een afgebakende tijdsperiode zou volgen waardoor nauwkeurig te kennen gegeven zou worden in welk jaar het Beloofde Zaad van Gods vrouw of de Messias op aarde zou verschijnen. Om te kunnen weten wanneer dit bevel werd uitgevaardigd en wanneer het van kracht werd, is het noodzakelijk vast te stellen welke koning het bevel heeft uitgevaardigd en in welk jaar deze koning begon te regeren, want het bevel werd in het twintigste jaar van zijn regering uitgevaardigd. Nehemía vertelt ons: „In de maand Nisan, in het twintigste jaar van koning Arthahsasta [Artaxerxes], toen er wijn voor hem gereed stond, hief ik den wijn op en reikte dien den koning toe” (Neh. 2:1). Bij deze gelegenheid vestigde Nehemía de aandacht van de koning op de droeve toestand van Jeruzalem en vroeg hij of hij uitgezonden mocht worden om de stad te herbouwen. Dit gesprek werd in 455 v.G.T. gevoerd, en de koning was Artaxerxes van Perzië, zoals door de volgende historische feiten aangetoond zal worden.
VIER KONINGEN DIE AAN ARTAXERXES VOORAFGINGEN
8. (a) Welke twee koningen regeerden over Perzië tussen het bewind van Daríus de Meder en dat van Daríus I? (b) Wanneer vond de tweede Perzische invasie in Griekenland plaats, en wat was het resultaat?
8 In Daniël 11:1 noemt hij Daríus de Meder en in 11 vers 2 profeteert hij dat er nog drie koningen in Perzië zullen opstaan en dat een vierde koning meer rijkdom zal vergaren dan alle anderen, terwijl hij „alles in beweging [zal] brengen tegen het koninkrijk van Griekenland”. De derde koning was Daríus I, die in 522 v.G.T. over het Perzische rijk begon te regeren. Hij was sinds Daríus de Meder door twee koningen, Kores de Pers en Cambyses, Kores’ zoon, voorafgegaan. In 490 v.G.T. gaf koning Daríus bevel tot een tweede Perzische invasie in Griekenland. De Perzische strijdkrachten waren veel talrijker dan de Atheners, maar te Marathon, in Griekenland, werden de Perzen verslagen. Koning Daríus gaf bevel Griekenland voor de derde keer binnen te vallen, maar hij stierf in 486 v.G.T., voordat hij de voorbereidingen hiertoe kon voltooien.
9. (a) Wie was de vierde door Daniël genoemde koning, die „alles in beweging [zou] brengen tegen het koninkrijk van Griekenland”? (b) Welke daden staan onder andere op Xerxes’ naam, waarom wordt hij in de bespreking van de zeventig weken genoemd en tot in welk jaar strekte zijn regering zich uit?
9 Daarna stond de door Daniël vermelde vierde koning op ten einde verdere pogingen te doen om Griekenland te veroveren. In sommige moderne bijbelvertalingen wordt hij Xerxes genoemd (Esther 1:1-3, AT, Mo; zie ook het Beknopt commentaar op de bijbel in de Nieuwe Vertaling, Kampen, 1963, en de voetnoot in de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen, Baarn, 1958). In andere bijbelvertalingen wordt hij Ahasveros genoemd, zoals zijn naam in het Hebreeuws luidt. Indien Ahasveros Xerxes is, begon hij in december van het jaar 486 v.G.T te regeren. Dat koning Xerxes I in een bespreking van de zeventig weken van Daniëls profetie wordt genoemd, komt doordat hij de vader was van koning Arthahsasta of Artaxerxes, die het bevel uitvaardigde om Jeruzalem te herbouwen (Neh. 1:1; 2:1, 7, 8). Koning Xerxes I was de heerser die de joden de wettelijke sanctie verleende zich tegen hun vijanden, die een bloedbad onder hen wilden aanrichten, te verdedigen. Mordechaï, de neef van Xerxes’ joodse vrouw Esther, was toen eerste minister voor Xerxes en hij stelde voor de joden het Purim- of Lotenfeest in, dat op de veertiende en vijftiende dag van de twaalfde maanmaand, Adar (februari/maart), als een herdenking gevierd moest worden (Esther 9:20, 21). Dit gebeurde in het twaalfde regeringsjaar van Xerxes (Esther 3:7) en zijn regering moet zich tot in zijn dertiende jaar, ergens in 474 v.G.T., hebben uitgestrekt, want na het bevel van Xerxes deden zich andere gebeurtenissen voor, zoals in Esther 9:32 tot 10:3 wordt vermeld:
10. Welke inlichtingen worden in Esther 9:32 tot 10:3 verstrekt waardoor te kennen wordt gegeven dat Xerxes tot in het dertiende jaar van zijn regering geleefd moet hebben?
10 „Het bevel van Esther stelde deze Purimvoorschriften vast en het werd in een boek opgeschreven. En koning Ahasveros [Xerxes] legde belasting op aan het vaste land en de kustlanden der zee. Al zijn geweldige en machtige daden en een nauwkeurig bericht over de grootheid, waartoe de koning Mordechaï verheven had, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Medië en Perzië? Want de Jood Mordechaï was de eerste na koning Ahasveros [Xerxes]; hij was in aanzien bij de Joden en bemind bij de menigte van zijn broederen, want hij zocht het goede voor zijn volk en sprak tot heil van al zijn volksgenoten.”
11. (a) Wanneer geschiedde de derde Perzische invasie in Griekenland, en wat waren de resultaten? (b) Heeft de door de Grieken toegebrachte nederlaag Perzië destijds als de vierde wereldmacht verdrongen?
11 De derde invasie in Griekenland geschiedde vóór Xerxes’ twaalfde jaar. Nadat Xerxes’ troepen, die de Grieken verre in aantal overtroffen, in 480 v.G.T. de Hellespont waren overgetrokken, werden ze door de taktiek van de Atheense generaal Themístokles verslagen. De Grieken voerden bij Thermópylae een vertragingsgevecht, waardoor de Perzen grote verliezen leden, terwijl vervolgens meer dan de helft van Xerxes’ vloot werd vernietigd. Het volgende jaar versloegen de Grieken het Perzische bezettingsleger dat onder het bevel van een van Perzië’s bekwaamste generaals was achtergebleven. Op dezelfde dag werden de resten van de Perzische vloot te Mykale, op de westkust van Klein-Azië, vernietigd. De Perzen zijn Griekenland nooit meer binnengevallen. Aldus werd er in 479 v.G.T., het achtste jaar van Xerxes’ regering, een einde gemaakt aan de pogingen van de vierde wereldmacht om diep Europa binnen te dringen. Toch bleef het Perzische rijk nog anderhalve eeuw de wereldheerschappij uitoefenen.
HET BEGIN VAN ARTAXERXES’ REGERING
12. Wat gebeurde er met Themístokles toen er enige tijd na zijn overwinning op Perzië was verstreken?
12 Hier verschaffen wij historische bewijzen waaruit blijkt dat de regering van Artaxerxes in 474 v.G.T. is begonnen: Ook al had Themístokles deze overwinningen behaald en had hij de Griekse verdedigingswerken zeer versterkt, toch begon hij later het vertrouwen van het volk te verliezen. Ten slotte werd hij ervan beschuldigd verraderlijke onderhandelingen met de Perzen te voeren. Hij vluchtte naar Klein-Azië en er werd openlijk verklaard dat hij een verrader was, terwijl zijn bezittingen verbeurd werden verklaard. Wij lezen echter dat hij door de Perzen goed werd ontvangen:
13. In wiens hof zocht en verkreeg Themístokles bescherming?
13 Hij . . . zocht uiteindelijk bescherming bij het Perzische hof, waar hij zeer in aanzien was bij de regerende monarch, Artaxerxes Longimanus. Hij was druk bezig met plannen voor de onderwerping van Griekenland door de Perzen, hetgeen hij Artaxerxes had beloofd tot stand te zullen brengen, toen hij, . . . volgens sommige verslagen, vergif innam; . . . — The Encyclopedia Americana, uitgave van 1929, Deel 26, blz. 507.
14. Wanneer stierf Themístokles, en hoe helpt dit ons te berekenen wanneer hij in Klein-Azië aankwam?
14 Themístokles is gedurende de regering van Artaxerxes in Klein-Azië gestorven. Volgens de annalen of chronologie van Diodorus Siculus, een Griekse geschiedschrijver uit de eerste eeuw v.G.T., is Themístokles in 471 v.G.T. gestorven. Hij moet in 473 v.G.T in Klein-Azië zijn gearriveerd, en wel op grond van de volgende inlichtingen: Bij aankomst in Klein-Azië zond hij koning Artaxerxes een brief waarin hij hem om een onderhoud vroeg, maar hij vroeg eerst een jaar tijd om Perzisch te leren spreken, waarna hij zou komen en Artaxerxes enkele plannen voor de onderwerping van Griekenland zou voorleggen. Dit verzoek werd door Artaxerxes ingewilligd en Themístokles verscheen aan het einde van het jaar in zijn hof.
15. Hoe ondersteunt Thucýdides (de Griekse geschiedschrijver) de gedachte dat Themístokles in 473 v.G.T. naar Klein-Azië is gevlucht?
15 De Griekse geschiedschrijver Thucýdides van Athene leefde gedurende de regering van Artaxerxes de Pers, en hij vertelt ons dat generaal Themístokles van zijn vaderland naar Azië (Perzië) vluchtte toen Artaxerxes nog maar „pas op de troon was gekomen” — Zie Thucýdides in Boek I, hoofdstuk 137.
16. Op welke wijze ondersteunt de geschiedschrijver Nepos de verklaring van Thucýdides? (Voetnoot) Wat zegt de Griekse biograaf Plutarchus, hetgeen overeenstemt met het verslag van Thucýdides?
16 Nepos, een Romeinse geschiedschrijver uit de eerste eeuw v.G.T., steunt Thucýdides eveneens door te zeggen: „Ik weet dat de meeste geschiedschrijvers hebben vermeld dat Themístokles onder de regering van Xerxes naar Azië is gegaan, maar ik hecht meer geloof aan Thucýdides dan aan anderen, omdat hij van allen die over die periode verslag hebben uitgebracht, het dichtst bij de tijd van Themístokles heeft geleefd en uit de zelfde stad kwam. Thucýdides zegt dat hij naar Artaxerxes ging.” — Nepos, Themistocles, hoofdstuk 9.a
17. (a) Wanneer is Themístokles volgens Hiërónymus in Azië gearriveerd? (b) Wanneer begon de regering van Artaxerxes, volgens de geleerde Hengstenberg?
17 Hiërónymus’ Eusebius plaatst Themístokles’ aankomst in Azië in het vierde jaar van de 76ste olympiade (tijdvakken van vier jaar, die in 776 v.G.T. begonnen), dat wil zeggen, in 473 v.G.T. De Duitse geleerde Ernst Hengstenberg zegt dat Artaxerxes’ regering in 474 v.G.T. begon.
18. Welke belangrijke datum wordt er derhalve door de voorgaande historische gegevens vastgesteld?
18 Op grond van deze historische verslagen kunnen wij de uiterst belangrijke datum vaststellen: het eerste jaar van Artaxerxes’ regering. Want aangezien hij nog maar „pas op de troon was gekomen” toen Themístokles in 473 v.G.T. in Azië arriveerde, zou dit een ondersteuning vormen voor andere bronnen die op 474 v.G.T. wijzen als het begin van Artaxerxes’ regering.
WANNEER DE ZEVENTIG WEKEN BEGONNEN
19. Wanneer begon en wanneer eindigde het jaar volgens Nehemía’s berekening, en met welke tijdrekening komt dit in deze tijd overeen?
19 Welnu, Nehemía laat geen twijfel bestaan over het begin van Daniëls tijdsprofetie in Daniël 9:24-27 (NW). Zijn kalenderjaar begon met de maand Tisjri (september/oktober, evenals de burgerlijke kalender die de joden thans aanhouden) en eindigde met de maand Elul (augustus/september) als de twaalfde maand. De maand Kisleu, waarin Nehemía vernam hoe slecht de joden er aan toe waren en hoe droevig het met de bouw van Jeruzalem was gesteld, was de derde maand van Tisjri af gerekend en viel gedeeltelijk in november en gedeeltelijk in december. Nehemía vertelt ons (Neh. 1:1, 2):
20. Wanneer kreeg Nehemía, zoals hij zegt, het bericht over de toestand van Jeruzalem?
20 „In de maand Kisleu, in het twintigste jaar, toen ik in den burcht Susan was, kwam tot mij Hanani, één van mijn broeders, met enige mannen uit Juda. En ik vroeg hen naar de Joden, de ontkomenen, die uit de gevangenschap waren overgebleven en ook naar Jeruzalem.”
21. (a) Wanneer begon en eindigde het jaar zoals de schrijver van het boek Esther het telde? (b) Wat vormde Xerxes’ eerste jaar en wat zijn twaalfde jaar? (c) Wat beschouwde Nehemía als het begin en als het einde van het jaar? (d) Wat zou Artaxerxes’ eerste jaar vormen en wat zijn twintigste jaar? (Voetnoot) Illustreer hoe het einde van Xerxes’ regering en het eerste jaar van Artaxerxes’ regering in 474 v.G.T, konden vallen.
21 Welk jaar zou het twintigste jaar van Artaxerxes zijn volgens de thans gangbare Gregoriaanse kalender? Wij verschaffen hier het chronologische bewijs: Xerxes begon in december 486 v.G.T. te regeren. Aangezien het verslag in het boek Esther het jaar in het voorjaar (Nisan, of maart/april) laat beginnen, zou Xerxes’ eerste jaar volgens die kalender in februari/maart 485 v.G.T. eindigen (Esther 9:1). Xerxes’ twaalfde jaar liep van maart/april 475 tot en met februari/maart 474. Het is mogelijk dat Xerxes nog na zijn twaalfde jaar heeft geleefd (dat wil zeggen na Adar [februari/maart van 474] tot in zijn dertiende jaar, zoals hierboven is opgemerkt). Artaxerxes volgde hem in hetzelfde jaar, 474, op. Volgens Nehemía’s kalender begon het jaar echter in het najaar (Tisjri, of september/oktober) te tellen, zodat het kalenderjaar dat van Tisjri 475 tot Tisjri 474 liep, het jaar was waarin Artaxerxes’ regering begonb (Neh. 1:1; 2:1). Artaxerxes’ twintigste jaar liep derhalve van september/oktober van het jaar 456 v.G.T. tot en met augustus/september van het jaar 455 v.G.T.
22. Welk verlangen koesterde Nehemía, en wanneer was hij in de gelegenheid dit verlangen in de praktijk te brengen?
22 Nehemía, een ijverige dienstknecht van Jehovah God, interesseerde zich intens voor de ware aanbidding op de plaats waar Jehovah zijn naam had gevestigd, namelijk in de stad Jeruzalem. Toen hij het slechte nieuws over Jeruzalem hoorde, bad hij tot Jehovah, terwijl hij het verlangen koesterde gebruikt te mogen worden om Jeruzalem te helpen. In de zevende maand van dit zelfde twintigste maanjaar van Artaxerxes, dus volgens Nehemía’s berekening in de maand Nisan (maart/ april) van het jaar 455 v.G.T., was Nehemía als schenker in de gelegenheid de aangelegenheid ter sprake te brengen, ten einde de goedkeuring van de koning te verkrijgen, zoals hij verhaalt: „In de maand Nisan, in het twintigste jaar van koning Arthahsasta [Artaxerxes], toen er wijn voor hem gereed stond, hief ik den wijn op en reikte dien den koning toe.” „De koning stemde er in toe mij te zenden; en ik gaf hem een bepaalden tijd op” (Neh. 2:1, 6). Nehemía trad onmiddellijk handelend op.
23. Wanneer begon de tijdsperiode van de zeventig weken te tellen, zoals het geval was met welke andere tijdsprofetie?
23 Evenals de zeventigjarige periode waarin Jeruzalem woest lag, eindigde toen het bevel van Kores bij de aankomst van de joden in Jeruzalem om er het fundament van de tempel te leggen, van kracht werd, zouden er zeventig jaarweken verlopen vanaf de tijd dat het bevel van Artaxerxes van kracht werd, dat wil zeggen, nadat de joden met Nehemía Jeruzalem hadden bereikt en hij bevel had gegeven de stadsmuren te bouwen. Laten wij vervolgens eens zien wanneer het bevel om de stad te bouwen, werkelijk van kracht werd.
24. Op zijn minst hoe lang nadat Artaxerxes het bevel uitvaardigde, zou het bevel van kracht worden, en op welke dag van welk jaar zou dit gebeuren? (Voetnoot) (a) Welke datum geeft de geleerde Hengstenberg voor het eerste en twintigste jaar van Artaxerxes? (b) Op welke wijze worden deze datums door andere geschiedschrijvers bekrachtigd?
24 De reis van Susan, de winterresidentie van de koning, naar Jeruzalem, zou ongeveer vier maanden in beslag nemen, zodat Nehemía ongeveer aan het begin van de elfde maand Ab moet zijn aangekomen. Gedurende drie dagen rustte Nehemía en hield hij besprekingen, waarna hij de stadsmuren ’s nachts aan een onderzoek onderwierp en vervolgens opdracht gaf met de bouwwerkzaamheden te beginnen. Dit moet ongeveer op de derde of vierde dag van Ab, in het jaar 455 v.G.T., zijn gebeurd, of ongeveer 26-27 of 27-28 juli van het jaar 455 v.G.T., nog steeds in het twintigste jaar van Artaxerxesc (Neh. 2:11-18). Het kenmerkt het beginpunt voor het berekenen van de in deze belangrijke profetie van Daniël genoemde tijd. Dit was het moment waarop het bevel om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen, van kracht werd.d
DE LENGTE EN HET EINDE VAN DE ZEVENTIG WEKEN
25. (a) Hoe lang zijn de zeventig weken en de negenenzestig weken in de vervulling? (b) Wanneer beginnen de weken te tellen en hoe berekenen wij wanneer de negenenzestig weken eindigen?
25 Wat de lengte van de profetische weken betreft, volgens onder andere de Henry-Bijbel en de Nederlandse Professorenbijbel worden met de weken in Daniël 9:24-27 „jaarweken” bedoeld. Het betrof hier zeventig „weken” van elk zeven jaren of 490 (70 X 7) jaren. Na 69 (7 + 62) weken van jaren zou de Messias verschijnen. Wanneer wij uitgaan van het jaar 455 v.G.T., naar welke datum leidt de profetie ons dan voor de komst van de Messias, de Leider?
[Tabel]
455 v.G.T. tot 1 v.G.T. = 454 jaar
1 v.G.T. tot 1 G.T. = 1 jaar
1 G.T. tot 29 G.T. = 28 jaar
69 jaarweken = 483 jaar
26. (a) Wanneer zou de komst van de Messias volgens de profetie verwacht kunnen worden? (b) Wie verscheen in dat jaar om de profetie te vervullen, en waarom kon hij toen de „Messias” worden genoemd? (c) Waren er andere ondersteunende bewijzen om hem als de Messias te identificeren? (d) Wat is interessant over de tijd van het begin van de negenenzestig weken? (e) Wanneer werd de bouw van de muren voltooid?
26 In het jaar 29 G.T. kon de Messias derhalve verwacht worden. De geschiedenis bewijst dat Jezus in dat jaar is verschenen om door Johannes in de Jordaan gedoopt te worden en dat de heilige geest uit de hemel is neergedaald om hem te zalven en hem tot de Messias of de Christus, wat „Gezalfd” of „Gezalfde” betekent, te maken. Vóór deze tijd was hij de man Jezus geweest, maar hij kon pas de Gezalfde worden genoemd toen hij met heilige geest werd gezalfd. Johannes legde getuigenis af van zijn zalving en ook Jehovah legde er getuigenis van af door het symbool van een duif en doordat hij met zijn eigen stem vanuit de hemel sprak (Luk. 3:1, 2, 21-23, NW). Een interessant feit in verband met de nauwkeurigheid van deze tijdsberekening is de omstandigheid dat het jaar waarin de 69 weken begonnen, niet in de maand Nisan, maar in de maand Tisjri begon, hetgeen de maand is waarin Jezus werd gedoopt en gezalfd. De datum waarop de joden aan de bouw van de muur begonnen, wordt afgeleid uit de verklaring in Nehemía 6:15, waar staat: „De muur nu was voltooid op den vijf en twintigste Elul [de twaalfde maand], in twee en vijftig dagen.” De maand Ab, die aan Elul voorafging, had dertig dagen, zodat de bouwwerkzaamheden op 4 Ab, of 27-28 juli 455 v.G.T., moeten zijn begonnen en op 16-17 september 455 v.G.T. eindigden, hetgeen nog steeds in het twintigste jaar van Artaxerxes viel.
27. Waarom was het jaar 455 v.G.T. een gekenmerkt jaar ten gunste van Sion?
27 Daniëls profetie dat het jaar 455 v.G.T., het twintigste jaar van de Perzische keizer Artaxerxes Longimanus, een gekenmerkt jaar was waarin een tijd van goddelijke gunst voor Sion begon, is inderdaad in vervulling gegaan. Het was een van de belangrijkste datums in de geschiedenis, want het was het begin van de negenenzestig jaarweken die naar de komst van het langbeloofde Zaad van Gods vrouw, de Messias, leidden. — Dan. 9:25, NW.
28. (a) Welk doel heeft Daniëls profetie van de „zeventig weken” voor de joodse natie en voor ons in deze tijd gediend? (b) Waaruit kunnen wij opmaken dat de joden ten tijde dat Johannes de Doper verscheen, bekend waren met de tijd waarnaar Daniëls profetie verwees? (c) Wat gebeurde er in het midden en aan het einde van de zeventigste week?
28 Deze opmerkelijke profetie van Daniël heeft meer dan 400 jaren als een licht dienst gedaan. Niet alleen dat: ze vormde een van de krachtigste voorzieningen waardoor zowel voor de joodse natie als voor ons de Messias geïdentificeerd kon worden. Voordat de 483 jaren waren verstreken, ging de profetie over de voorloper van de Messias in vervulling en hoorden de joden hoe Johannes de Doper de komst van de Messias aankondigde. Het was zelfs zo dat de joden bij hun beschouwing van de profetieën — met inbegrip van Daniëls tijdsprofetie — en het werk van Johannes de Doper, naar de verschijning van de Messias, de Leider, uitzagen. In Lukas 3:15 (NW) lezen wij dat „het volk vol verwachting was en allen in hun hart overlegden omtrent Johannes: ’Zou hij misschien de Christus zijn?’” Zoals Daniël had voorzegd, werd Jezus in het midden van deze laatste week van jaren, of na drie en een half jaar van zijn bediening, afgesneden. Op 14 Nisan, het midden van het maanjaar dat in het najaar met de maand Tisjri was begonnen, stierf hij aan de martelpaal. Drie en een half jaar later eindigde de zeventigste jaarweek met de zalving van Cornelius, de eerste heiden die in het lichaam van Christus werd opgenomen ten einde tot het lichaam van gezalfden te behoren. — Jes. 40:3; Matth. 3:3; Dan. 9:24, NW.
29. Welke uitwerking dient de beschouwing van deze profetie van Daniël op ons te hebben, wat dienen wij in verband hiermee te doen en waarom?
29 Wanneer een verstandig nadenkend persoon bedenkt welk een voorkennis en enorme macht erbij zijn betrokken om zo’n profetie, die niet alleen met afzonderlijke personen, maar met hele naties te maken had, te vervullen, moet hij wel inzien — of hij zal hier op zijn minst terdege aandacht aan schenken — dat de identiteit van Jezus Christus als de Messias hier onomstotelijk door wordt vastgesteld. Degenen die werkelijk leven wensen te ontvangen, zullen dit doen, want de Messias is het Zaad van Gods vrouw en het Zaad van Abraham door bemiddeling van wie Gods vijanden verdelgd zullen worden. Bovendien zullen door bemiddeling van hem alle geslachten van de aarde zich zegenen door niet alleen geloof te stellen in de geboden van deze Gezalfde Koning en Leider, de Zoon van De Almachtige God Jehovah, maar zijn geboden ook te gehoorzamen. — Gen. 22:17, 18.
[Voetnoten]
a Onder „Themístokles” zegt de Griekse biograaf Plutarchus, uit de eerste eeuw G.T.: „Thucýdides en Charon van Lampsacus zeggen dat Xerxes dood was en dat Themístokles een onderhoud met zijn zoon Artaxerxes had; Ephorus, Dinon, Citarchus, Heraclídes en vele anderen schrijven echter dat hij naar Xerxes kwam. De chronologische tabellen komen beter overeen met het verslag van Thucýdides.” — hoofdstuk 27.
b Ter illustratie: Als een regeerder volgens onze huidige (Gregoriaanse) kalender (januari tot en met december) in december 1964 stierf en zijn opvolger in dezelfde maand begon te regeren, zouden wij zeggen dat het eerste jaar van de opvolger en het laatste jaar van zijn voorganger 1964 was, het jaar dat elf maanden daarvoor, in januari, was begonnen, alhoewel beide gebeurtenissen aan het einde van het kalenderjaar plaatsvonden.
c Gesteund door historische feiten, bewijst de bekende Duitse geleerde Ernst Wm. Hengstenberg (1802-1869) dat Dr. Henry Dodwells datum van 445 v.G.T. onjuist is. In zijn werk getiteld „Christology of the Old Testament” (oorspronkelijk Christology des Alten Testamentes) zegt hij op bladzijde 394 (§2) van deel 2: „Het verschil [van mening] betreft alleen het jaar van het begin van de regering van Artaxerxes. Ons probleem is volledig opgelost wanneer wij hebben aangetoond dat dit jaar in het jaar 474 vóór Christus valt. Want dan is volgens de gewone berekening het twintigste jaar van Artaxerxes het jaar 455 vóór Christus, . . .”
Als Hengstenberg bewijst dat Artaxerxes’ regering in 474 v.G.T. begon, zegt hij op bladzijde 395: „Krüger . . . stelt de dood van Xerxes in het jaar 474 of 473 en de vlucht van Themístokles een jaar later.” Op bladzijde 399 spreekt Hengstenberg over „een eenenvijftigjarige regering van Artaxerxes”, terwijl de Griekse geschiedschrijver Ktesias, van de vijfde eeuw v.G.T., berekent dat Artaxerxes slechts 42 jaar heeft geregeerd. — Zie de Engelse vertaling uit het Duits door R. Keith, eerste uitgave, New York (1836-1839), in drie delen.
Hengstenberg geeft ons een mogelijke reden voor de duidelijke fout in de canon van Ptolemaeus, waarin hij Xerxes een regering van 21 jaar toeschrijft, door te zeggen dat Ptolemaeus, toen hij zijn lijst van koningen aan de hand van het verslag van oude chronologen samenstelde, het Griekse ia voor ka aanzag, dat voor de Grieken respectievelijk de getallen 11 en 21 vertegenwoordigt.
Aartsbisschop James Ussher van Ierland (1581-1656) was als chronoloog de mening toegedaan (op bladzijde 131 van Annales Veteris et Novi Testmentorum, onder „Het Perzische Rijk”, uitgegeven in 1650) dat Artaxerxes Longimanus in 474 v.G.T. de Perzische troon besteeg, maar zijn datum voor deze gebeurtenis werd niet in bijbels met kanttekeningen geplaatst. De gevierde schrijvers Vitringa (1659-1722) en Krüger (1838) waren het met Ussher eens door eveneens 474 v.G.T. aan te houden, als de datum waarop Artaxerxes de Perzische troon besteeg.
d In Deel 9 van M’Clintock en Strongs Cyclopædia, Theological and Ecclesiastical Literature staat een verhandeling over de „Zeventig weken van Daniëls profetie”, en op bladzijde 602 staat onder het opschrift „1. De datum van het bevelschrift”: „Wij zijn ervan uitgegaan dat deze begint vanaf de tijd dat het in Jeruzalem van kracht werd in plaats vanaf de tijd dat het in Babylon werd uitgevaardigd. Het verschil (slechts vier maanden) zal echter niet al te zeer van invloed zijn op het argument.”