Zich opdragen aan Jehovah
’Hier ben ik . . . om uw wil te doen, o God.’ — Hebr. 10:7, NW.
1. Tegenover welke persoonlijke vragen zien gemiddeld twee millioen personen zich hier geplaatst met betrekking tot datgene wat door De Wachttoren wordt hoog gehouden?
GIJ ZIJT een van de ongeveer twee millioen lezers van De Wachttoren en gij zijt u ongetwijfeld bewust van het feit dat deze publicatie in elke uitgave de aanbidding van Jehovah God hoog houdt. Wat betekent zijn aanbidding voor u als afzonderlijke persoon? Is religie voor u een zaak waarmede gij u zo nu en dan bezighoudt, of neemt ze een belangrijke en misschien van levensbelang zijnde plaats in uw leven in? Wanneer gij op de hoogte zijt van de Bijbelse waarheid, zijt gij geestelijk ten zeerste gezegend, en tezamen met honderdduizenden andere personen in alle delen der aarde die precies zo zijn als u, hebt gij het gezegende voorrecht toe te nemen in kennis en inzicht betreffende de grote God van het universum. Is dit belangrijk voor u? Heeft de waarheid in uw geest en hart het gevoelen doen ontstaan God te aanbidden? Misschien wel. Misschien niet. Dat gij er de tijd voor neemt deze woorden te lezen, en, naar wij hopen, de schriftuurplaatsen op te zoeken en dit artikel en de hierop volgende artikelen zorgvuldig te bestuderen, is aanbevelenswaardig, want hierdoor wordt te kennen gegeven dat gij de moed hebt de Bijbel open te slaan en het verlangen hebt de waarheid te leren kennen, terwijl gij niet de loopbaan volgt van luiheid, onverschilligheid of lafhartigheid met betrekking tot Gods Woord.
2. Wordt door een moedwillig gebrek aan belangstelling de strijdvraag betreffende beginselen contra eigenbelang ontweken?
2 Wellicht verbaast het u te weten welke reden vele mensen geven voor het feit dat zij geen acht slaan op de Koninkrijksboodschap. Wanneer hun aandacht wordt gevestigd op de duidelijke en prachtige leerstellingen van de Bijbel, de aanwijzingen dat profetieën thans in vervulling gaan, het grote teken waardoor wordt bewezen dat Christus Jezus in het Koninkrijk tegenwoordig is en dat er een indrukwekkend werk wordt verricht door de Nieuwe-Wereldmaatschappij die thans in actie is, zeggen velen: ’Dat is uw uitleg van de Bijbel, een andere persoon heeft zijn uitleg en ik zou mijn uitleg kunnen hebben; daarom heb ik geen belangstelling.’ Zulke mensen hebben geen belangstelling omdat zij geen belangstelling willen hebben. Maar hiervan kunnen wij verzekerd zijn: van nu af aan zullen zij gedurende de rest van hun leven, alhoewel zij de houding aan de dag blijven leggen van een moedwillig gebrek aan belangstelling jegens Jehovah God en zijn Woord, voortdurend tegenover de strijdvraag worden geplaatst betreffende de wijze waarop zij hun gedragslijn zullen bepalen, of zij een gedragslijn zullen volgen welke op beginselen is gebaseerd of een gedragslijn welke is gebaseerd op eigenbelang in de aangelegenheden van hun leven. Dit is zo omdat wij in een oordeelsdag leven. — Zie De Wachttoren van 15 augustus 1952.
3. Wat kunnen de redenen zijn waarom een persoon moedwillig niet op Bijbelse inlichtingen reageert, en hoe past lafhartigheid in het beeld?
3 Het kan zijn dat een persoon uit luiheid op de bovengenoemde wijze op Bijbelse inlichtingen reageert, omdat hij geen ondernemingsgeest heeft of het initiatief mist zijn geest te gebruiken ten einde de gedachten van God te verwerven, of het kan een antwoord zijn dat van louter onverschilligheid getuigt. In beide gevallen geeft dit blijk van geringschatting voor het Woord Gods, want in werkelijkheid wordt er door te kennen gegeven dat de ideeën van de Almachtige God als van geen belang worden beschouwd omdat verschillende mensen verschillende ideeën hebben. Dit antwoord kan echter dikwijls een lafhartig antwoord zijn. Het is een lafhartig antwoord wanneer een persoon het geeft omdat hij bang is voor de waarheid, bang voor de verantwoordelijkheid welke een kennis der waarheid met zich brengt en bang dat zijn goddeloze werken aan hem geopenbaard zullen worden omdat ze onrechtvaardig zijn en niet in overeenstemming met de beginselen van oprechtheid en welvoeglijkheid welke in het Woord van de enige waarachtige God zijn vervat, die zelf volkomen oprecht en heilig is. Hoe reageert gij op Jehovah’s Woord?
4. Door welke zienswijze neemt onze blijdschap en eerbied toe?
4 Wij moeten beseffen dat een begrip omtrent de Bijbelse waarheid en een aanvaarding er van, geen zaak is, de uitleg van de ene mens tegenover de uitleg van de andere mens te stellen. Het is zaak, te aanvaarden of te verwerpen wat Jehovah God zelf in zijn Woord heeft gezet opdat mensen onderricht zouden kunnen worden in rechtvaardigheid en in zijn aanbidding. De wonderbaarlijke waarheden welke in de Bijbel zijn vervat en welke voortdurend door het tijdschrift De Wachttoren worden hoog gehouden en gerespecteerd, hebben het leven van vele honderdduizenden personen met vreugde vervuld, hun hart verblijd en hun eerbied voor God doen toenemen. Wat is in uw persoonlijke geval uw reactie op uw studie van de Bijbel?
AANBIDDING
5. In hoeverre kan de onbezielde schepping en het planten- en dierenrijk de Schepper loven?
5 Om ons heen zien wij dingen welke Jehovah, de Schepper, op hun eigen wijze loven en eren, maar welke dingen niet zoals wij, het vermogen bezitten Jehovah te aanbidden. De onbezielde schepping waarover in de 19de Psalm in zinnebeeldige taal wordt gesproken, „zingt” Jehovah’s lof. „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk” (Ps. 19:2). De bewoners van de hemelen, waar Gods woonplaats is, en de nieuwe hemelen van zijn nieuwe wereld zingen Jehovah’s lof en aanbidden hem, maar aanbidden de letterlijke sterren, de zon en de rotsen God? Neen, natuurlijk niet. Een prachtige edelsteen weerspiegelt de heerlijkheid van de maker er van, maar deze edelsteen kan de zuivere religie niet beoefenen omdat hij onbezield is. Wij kennen de schoonheden der natuur, die onze aarde versieren. De leliën des velds, die niet arbeiden, eren hun Maker door hun schoonheid, maar aanbidden zij hem ook? Neen, natuurlijk niet. De belangwekkende en lieflijke dierlijke schepselen leven hun levensduur en dienen hun doel, terwijl ze getuigen van de bewonderenswaardige eigenschappen van Jehovah. Kunnen echter de leeuwin of de jonge leeuwen, de jonge raven, de gemzen, de ezel, de woudos, de struisvogel, het paard, de sprinkhaan, de valk, de gier of enig ander levend dierlijk schepsel van de lucht, van het land of van de zee God aanbidden? (Job 39:1-33, NBG) Wij weten dat niet één van deze schepselen Jehovah God kan aanbidden. Waarom niet? Omdat ze niet met verstand zijn begaafd. Het doel van dit artikel en hiermede verwante artikelen is onder andere, om van het standpunt der reine aanbidding uit het verschil aan te tonen tussen de mens aan de ene kant en de dieren, planten en anorganische stof aan de andere kant, alsmede de mogelijkheden welke dit verschil voor u met zich brengt.
6. Welke exclusieve hoedanigheden liggen binnen het bereik van de mens en degenen die boven de mens staan?
6 De schepping van Jehovah God waarmede wij bekend zijn en welke lager is dan de mens, faalt nimmer in haar doel, terwijl ze getuigt van Gods macht. Maar rechtschapenheid, liefde, oprechtheid, deze en andere verwante hoedanigheden zijn niet van toepassing op de schepping welke lager is dan de mens. Ze zijn van toepassing op de mens en op de schepping die hoger is dan de mens in de ladder van Gods schepping. Het zijn hoedanigheden van aanbidding. Aanbidding en zuivere religie zijn mogelijkheden welke uitsluitend binnen het bereik liggen van het gedeelte van Gods schepping dat met verstand is begaafd.
7. Waardoor wordt bewezen of iemand een loopbaan van succes of van mislukking volgt?
7 De aanbidding van Jehovah is het bewijs van waar verstand (Spr. 1:7; 9:10). Wanneer een zogenaamd „met verstand begaafd” schepsel weigert Jehovah God te aanbidden, betekent dit voor hem dat hij een loopbaan volgt welke op mislukking uitloopt. Zulk een nutteloos menselijk schepsel zal tot de aarde terugkeren. Dat is goed, want het is beter dat er een beest of bloem of rots is dan een menselijk schepsel dat te kort schiet in verstand (Ps. 14:1). „Er is een geest in de mens, en de adem des Almachtigen geeft hun inzicht” (Job 32:8, AS). Het „inzicht” dat, zoals in deze tekst wordt getoond, aan de mens is gegeven, betekent verstand, onderscheiding, waarneming, beleid en wijsheid ten einde de juiste gedragslijn te volgen.
8. Vermeld de goede vraag welke iedere persoon dient te stellen, en geef het voornaamste antwoord op deze vraag.
8 Hoe wordt Jehovah door een van zijn met verstand begaafde schepselen aanbeden? Men zou kunnen vragen: Hoe kan ik God aanbidden? Men dient deze vraag te stellen. Het zou dom zijn de vraag te ontwijken en zich er niet om te bekommeren. Wij willen de aandacht vestigen op Gods antwoord, zoals dit in zijn Woord, de Bijbel, wordt gevonden, en wij hopen, vertrouwen en bidden dat de van levensbelang zijnde Schriftuurlijke waarheden met betrekking tot deze aangelegenheid, door velen van onze lezers gewaardeerd zullen worden dat zij dienovereenkomstig zullen handelen, want dit is noodzakelijk voor hun eeuwige welzijn. Voor een ieder die God zou willen aanbidden, is het allereerst noodzakelijk dat hij zich persoonlijk aan Jehovah opdraagt.
ZICH OPDRAGEN AAN JEHOVAH
9. Wat vormt de hoogste loopbaan van de mens, en welke verachtelijke dingen staan hierbij in de weg?
9 Door zich aan Jehovah God op te dragen, komt een menselijk schepsel in zijn juiste terrein, dat is onderscheiden van het terrein van de gehele schepping Gods welke lager is dan de mens. Dit is het hoogste en edelste verlangen en streven van de mens, en deze loopbaan moet worden gevolgd door allen onder de mensheid, die leven willen verwerven (Joh. 17:2, 3; Ps. 119:1, 2). Wanneer iemand Jehovah leert kennen, zoals hij in de Bijbel wordt geopenbaard, zal alleen zelfzucht hem er van terughouden zich aan Jehovah God op te dragen. Hoe kan dit? Zijn er niet mensen van vele religiën die zich niet aan Jehovah God hebben opgedragen? Ja, er zijn veel van zulke mensen. In werkelijkheid zijn de dienstknechten van Jehovah op aarde die zich hebben opgedragen, wat hun aantal betreft, in de minderheid, maar onder hen bevinden zich personen uit alle rangen en standen der maatschappij. Er kan terecht worden gezegd dat iedere persoon zich aan het een of ander heeft opgedragen. Waarin schieten de mensen in het algemeen wat hun opdracht betreft, te kort? Hierin, dat zij zich niet aan de Almachtige God van het universum hebben opgedragen, wiens naam alleen Jehovah is, maar aan eigenbelang of een andere zaak of een andere god, en daarom leidt de opdracht van hen die zich aldus hebben opgedragen, niet tot eeuwig leven tot eer van Jehovah.
10. Definieer wat het zich opdragen voor een christen betekent.
10 De oorspronkelijke betekenis van „zich opdragen” is, verklaren, bevestigen, plechtig mededelen, en toewijden. Het woord heeft betrekking op de handeling welke wordt verricht wanneer iets wordt afgezonderd of wordt toegewijd aan een bepaald gebruik, of een handeling waardoor een persoon of ding in de een of andere handelwijze, loopbaan of het een of andere gebruik wordt ingeleid. Voor een christen betekent het zich opdragen, de exclusieve toewijding aan de dienst of aanbidding van Jehovah God. Het is de handeling waardoor een persoon zich door middel van een overeenkomst afzondert om zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk de wil van Jehovah God te doen, zoals die door bemiddeling van Christus Jezus tot ons komt. Hoe wordt die wil tot uitdrukking gebracht? Door middel van sekten en denominaties? Door middel van menselijke plannen of organisaties van mensen? Neen. De wil van God wordt in de Bijbel tot uitdrukking gebracht, terwijl deze wil door Gods heilige geest duidelijk wordt gemaakt, en zich opdragen, betekent daarom dat men voortaan een heilig leven moet leiden, afgescheiden van de verdorven wereld, en Jehovah God moet dienen.
11. Hoe reageren de meeste personen op de strijdvraag betreffende het zich opdragen, kan de strijdvraag worden ontweken, en hoe kunt gij een gezegende persoon zijn?
11 „Dat kan ik niet,” zullen vele mensen zeggen. „Ik kan God niet de eerste plaats in mijn leven geven. Ik zal mijn eigen belangen, de belangen van datgene wat van mij is en van de personen die mij toebehoren, op de eerste plaats stellen en God op de tweede plaats. O ja, ik zal God wel dienen en hem zo nu en dan wanneer het gelegen komt, enige erkenning geven, maar mij aan Jehovah opdragen? Hoe kan ik dat?” Ja, zo wordt er gewoonlijk gereageerd. Vele lezers van dit tijdschrift hebben zich er nog niet aan opgedragen Jehovah te dienen. Zoals reeds eerder is gezegd, wordt een persoon er door eigenbelang en zelfzucht van teruggehouden zich aan Jehovah op te dragen. Gij zult nooit van deze strijdvraag worden bevrijd. Ze kan niet worden ontweken. Ze moet onder de ogen worden gezien. Zich opdragen, vereist een beslissing. Gij moet beslissen of gij de God zult aanbidden en dienen die u het leven heeft gegeven, of dat gij zijn Woord en zijn wil in uw persoonlijke leven zult veronachtzamen. Wanneer gij u er toe zult opdragen hem in eerlijkheid en oprechtheid te dienen, uit liefde voor hem en uit waardering voor zijn goedheid jegens u, zijt gij inderdaad een verstandige en gezegende persoon.
12. Geef redenen waarom men zich aan Jehovah God dient op te dragen.
12 Waarom dient men zich aan het doen van Jehovah’s wil op te dragen en een plechtige overeenkomst aan te gaan zich door Gods Woord te laten leiden, ten einde in overeenstemming met zijn voornemens te handelen en te trachten overeenkomstig de hoge maatstaf te leven welke hij in de Bijbel heeft uiteengezet? Waarom zou iemand dit doen? De vraag dient veeleer aldus te worden gesteld: Waarom zou iemand dit niet doen? Men dient zich aan Jehovah God toe te wijden en op te dragen omdat hij het waard is. Zijn eigen verdienste rechtvaardigt het dat zij die hem liefhebben, zich aan hem toewijden (1 Petr. 1:15, 16). Hij verdient onze lof, dienst of aanbidding. Hij is het middelpunt van de ware religie. Zijn waardigheid gaat elke uitdrukking door onze ontoereikende tong te boven, en wanneer er oprechte waardering in het hart der mensen is, zal dit er stellig toe leiden dat zij zich opdragen aan Degene die in al dit goede heeft voorzien. Waardering te hebben voor Jehovah betekent zijn waarde juist te schatten en volledig op prijs te stellen, een warmte van voldoening en goedkeuring met betrekking tot onze God te gevoelen en dankbaar te zijn voor datgene wat hij doet. Hebt gij waardering voor het leven, voor de zegeningen er van, voor de waarheid, voor het geopenbaarde Woord Gods, voor datgene wat hij door bemiddeling van zijn Zoon, Christus Jezus, ten behoeve van de mensheid heeft gedaan, voor zijn koninkrijk, dat thans in de hemelen is opgericht, voor zijn werk dat op de aarde wordt verricht, en voor de Nieuwe-Wereldmaatschappij, die thans in actie is? Hebt gij hoge achting voor deze dingen? Gij zult ze hetzij met verachting afwijzen hetzij met waardering aanvaarden. Indien gij er waardering voor hebt en indien gij waardering hebt voor de God die ze heeft verschaft, zult gij u er aan opdragen die God te dienen. Een volledige waardering leidt er toe dat men zich opdraagt. Zich opdragen aan Jehovah betekent zich opdragen aan de grote Bron des levens. Het is de gedragslijn welke gevolgd moet worden door allen die het leven zullen ontvangen en daarom is het inderdaad een zeer verstandige gedragslijn. — Spr. 14:27.
13. Waarvan geeft men blijk door zich op te dragen, en waartoe leidt zulk een opdracht?
13 Vele mensen zeggen in werkelijkheid: „Ik geloof dat wanneer men zo goed mogelijk leeft en met de anderen tracht op te schieten, alles wel goed zal terechtkomen.” Maar dat wordt niet in de Bijbel geleerd; het is zelfbedrog (Spr. 14:12). Degenen voor wie „alles wel goed zal terechtkomen,” zijn zij die eeuwig leven ontvangen, en het is onmogelijk eeuwig leven te ontvangen wanneer men wordt afgesneden van de Fontein des levens, de grote Schepper zelf, de levende God. Zijn levende Woord laat hierover geen twijfel bestaan. Door zich op te dragen, geeft men blijk van volledig vertrouwen in Jehovah. Er wordt door aangetoond dat de persoon er van verzekerd is dat Jehovah de God is, dat God juist is, dat zijn zaak de overwinning zal behalen, dat er geen twijfel bestaat in het hart en de geest van degene die zich heeft opgedragen, en dat hij graag en vol vreugde zijn standpunt inneemt aan de zijde van Jehovah God.
14. (a) Lees Jezus’ woorden in Johannes 3:19-21, en verhaal dan in uw eigen woorden welke strijdvraag daarin wordt uiteengezet. (b) Waarnaar zien wij thans uit voor aanmoediging en verzekering met betrekking tot het zich opdragen van de zijde van een christen in deze tijd?
14 De woorden van Christus Jezus welke staan opgetekend in Johannes 3:19-21 (NW) zijn krachtig en onthullend. Jezus zeide: „Dit nu is de basis voor oordeel, dat het licht de wereld is ingekomen maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, want hun werken waren boos. Want hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht, en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet bestraft mogen worden. Maar hij die doet wat eerlijk is, komt tot het licht, opdat zijn werken geopenbaard mogen worden als werken die in overeenstemming met God zijn gedaan.” De basis voor oordeel waarover in deze tekst wordt gesproken, is niet veranderd, en door deze woorden worden wij als met verstand begaafde personen die licht hebben ontvangen uit Gods woord der waarheid, de Bijbel, vierkant tegenover de strijdvraag geplaatst. Christus Jezus had zich aan Jehovah opgedragen en heeft het juiste voorbeeld gesteld opdat christenen het zouden navolgen. Vóór zijn tijd deed de aangelegenheid van het zich opdragen zich voor in verband met de aanbidding van de waarachtige God. Daarom maken wij in het volgende gedeelte melding van enige geschiedkundige feiten welke ons in deze wonderbaarlijke dag van de oprichting van het theocratische koninkrijk, aanmoediging en verzekering kunnen geven.