Vertrouwt u op God . . . of op een mens?
ONGETWIJFELD was het meest schokkende nieuws dat in 1978 als kop in de kranten verscheen, de afschuwelijke tragedie in Jonestown (Guyana). Ze werd vergeleken met de 960 joodse zeloten in Masada die de dood verkozen boven overgave en slavernij aan de Romeinen, en met de 1000 Japanse burgers die zich op Saipan van een rots stortten toen de Amerikaanse troepen het eiland veroverden. De Guyana-tragedie was in de hele wereld dag na dag een van de belangrijkste onderwerpen in de kranten. Eerst bedroeg het dodental 400, toen 500, toen zelfs 780 en vervolgens: „AANTAL DODEN IN KOLONIE IN GUYANA IS VOLGENS VS GESTEGEN TOT TEN MINSTE 900, MET 260 KINDEREN ONDER DE SLACHTOFFERS” (New York Times, 26 november 1978). Uiteindelijk steeg het aantal tot 913.
Deze tragedie staat rechtstreeks in verband met de vraag: „Vertrouwt u op God of op een mens?” Misschien is uw antwoord: ’Natuurlijk is het verstandiger mijn vertrouwen op God te stellen in plaats van op een mens.’ En dat is waar, want de bijbel waarschuwt: „Stel geen vertrouwen in menselijke leiders; geen enkel mens kan u redden” (Ps. 146:3, Today’s English Version). God kan u redden, want „de naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming” (Spr. 18:10). Er is echter meer dan louter woorden voor nodig om iemands vertrouwen op God te stellen. Er zijn daden voor nodig, omdat „geloof zonder werken dood [is]”. Iemand die God vertrouwt, zal volgens bijbelse beginselen leven, door lief te hebben wat God liefheeft en te haten wat God haat. — Jak. 2:26; Hebr. 1:9.
De volgende woorden van Jezus zijn in overeenstemming met de raad van de psalmist ons vertrouwen niet op menselijke leiders te stellen: „U [moet] niemand hier op aarde ’vader’ noemen, want u heeft er maar één, uw Vader in de hemel. En laat u geen ’leider’ noemen, want uw enige leider is Christus.” — Matth. 23:9, 10, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal.
De afgelopen 19 eeuwen echter, vanaf de tijd dat Jezus deze woorden uitsprak, hebben mensen die beweerden zijn volgelingen te zijn, dat nu juist wel gedaan. Zij hebben niet alleen velen als „vader” of „leider” betiteld, maar zij zijn ook volgelingen van verafgode mensen geworden, zoals bijvoorbeeld Constantijn de Grote, Karel de Grote, Napoleon en Hitler. Vele duizenden, ja, miljoenen mensen, hebben hun vertrouwen op een mens gesteld en waren zelfs bereid hem tot in de dood te volgen. Over de invloed die Hitler had, schreef iemand die in die tijd in Duitsland woonde, onlangs: „Hoewel het einde van de oorlog al in zicht was, weigerden veel Duitsers te geloven dat Hitler hen in de steek zou kunnen laten en geloofden zij zijn beloften over superwapens (Wunderwaffen) die uiteindelijk de overwinning zouden brengen.” Degenen die hun vertrouwen op zulke mensen stelden, kwamen bedrogen uit en vonden vaak zelfs de dood. Zij bleven in gebreke hun vertrouwen op God te stellen.
Wat verklaart de invloed die bepaalde mensen op anderen hebben gehad? Het is wat men tegenwoordig „charisma” noemt, wat wordt gedefinieerd als „een persoonlijk magisch leiderschap dat bij een volk een bijzondere loyaliteit of geestdrift voor een staatsman of een militaire bevelhebber opwekt”. Een treffend voorbeeld hiervan was Napoleon. Nadat hij met een contingent van ongeveer 1000 man van het eiland Elba was ontsnapt, sloten binnen korte tijd nog eens duizenden zich bij zijn leger aan. Toen zij Grenoble bereikten en Napoleons leger tegenover een leger van 6000 man kwam te staan, gaf hij zijn eigen leger het bevel halt te houden terwijl hij in de richting van het vijandelijke leger reed. Toen hij dichterbij was gekomen, steeg hij af en liep op deze dichte massa mannen toe. Hun commandant gaf het bevel te schieten. De mannen brachten hun geweer in de aanslag, maar uit ontzag voor de leider die daar voor hen stond, vuurde niemand het schot af dat een eind aan Napoleons terugkeer naar de macht in Frankrijk had kunnen maken. Inderdaad kon Napoleon eens verklaren: „Aan Alexander, Karel de Grote en mijzelf is een buitengewone macht gegeven om mensen te beïnvloeden en te gebieden. Maar in ons geval was onze aanwezigheid noodzakelijk.” Vervolgens stelde hij hun macht tegenover die van Jezus Christus, die in staat was zijn macht uit te oefenen hoewel hij niet aanwezig was.
TRAGEDIE IN JONESTOWN
Een man die eind 1978 zeer veel in het nieuws was en van wie werd beweerd dat hij zo’n charisma had, was James Warren Jones. Een uitgetreden rooms-katholieke priester, die met Jones deel uitmaakte van de Commissie Mensenrechten van San Francisco, zei: „Hij had een vreemde macht over mensen, en dat soort macht kan iemand gemakkelijk naar het hoofd stijgen.” Duizenden mensen kwamen naar hem luisteren als hij in de People’s Temple in San Francisco een preek hield, en honderden volgden hem naar de commune die hij in Guyana stichtte en die hij „Jonestown” noemde. Niet alleen volgden zij hem naar die plaats, maar velen pleegden uiteindelijk op zijn bevel zelfmoord. Aangemoedigd door zijn gewapende bewakers pleegde ook hij vervolgens zelfmoord nadat hij ongeveer 909 anderen ertoe had gebracht hetzelfde te doen. Het was een tragedie die de wereld schokte.
Wat een frappant, vreselijk voorbeeld van wat er kan gebeuren wanneer mensen, in plaats dat zij hun vertrouwen op God stellen en zijn aangestelde Leider Jezus Christus volgen, op een menselijke leider, een gewetenloze demagoog, vertrouwen! Hoe goed illustreren de volgende tegenstellingen de dwaasheid van zo’n handelwijze!
Jezus Christus en zijn boodschap waren op het leven georiënteerd: „Ik ben gekomen opdat zij leven zouden hebben en het in overvloed zouden hebben”, ja, „eeuwig leven” (Joh. 10:10; 3:16). „Eerwaarde” Jones was echter op de dood georiënteerd. Hij „had met elk lid van de sekte een zelfmoordovereenkomst gesloten”, zo wordt ons verteld. Ook verheerlijkte hij „de waardigheid van de dood, de schoonheid van het sterven”. Hij heeft in feite herhaaldelijk een ritueel gerepeteerd waarbij zijn volgelingen hun loyaliteit moesten tonen door een giftige drank te drinken, hoewel die bij de repetities niet giftig was. Maar de tragische laatste keer was dat wel het geval.
Verder lezen wij dat Jezus van kinderen hield. Terwijl zijn discipelen vonden dat Jezus niet door kinderen lastig gevallen diende te worden, dacht hij er anders over, want wij lezen dat Gods Zoon zei: „Laat de jonge kinderen tot mij komen; tracht niet hen tegen te houden.” Vervolgens „nam [Jezus] de kinderen in zijn armen en zegende hen, terwijl hij zijn handen op hen legde” (Mark. 10:13-16). Jones daarentegen, strafte kinderen door hen in een donkere kamer te stoppen en door elektroden op hen te laten bevestigen waardoor zij elektrische schokken kregen. Of hij liet ze in een waterput zakken en deed dat herhaaldelijk als zij niet hard genoeg schreeuwden. Bij het tragische einde werden zo’n 200 kinderen ertoe gedwongen de giftige vloeistof te drinken, of werd deze met een injectiespuit in hun keel gespoten.
Jezus predikte vrede en geweldloosheid, waarbij hij waarschuwde dat „allen die naar het zwaard grijpen, . . . door het zwaard [zullen] vergaan” (Matth. 26:52). „Eerwaarde” Jones had echter handlangers die niet alleen hun toevlucht namen tot geweld, maar die ook een congresafgevaardigde en drie journalisten uit de Verenigde Staten doodden omdat Jones bang was dat zij ongunstige verslagen over zijn commune mee terug zouden nemen. Toen hij al zijn mensen bij elkaar liet komen om zelfmoord te plegen, bediende hij zich zelfs van gewapende handlangers om degenen te bedreigen die de giftige drank niet wilden drinken.
Jezus Christus bracht bevrijding en verlichting van druk. Hij kon terecht zeggen: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Matth. 11:28-30). Ook zei hij: „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:31, 32). In Guyana maakte Jones van zijn Jonestown een concentratiekamp en hield hij zijn volgelingen gevangen door hun paspoort in beslag te nemen. Hij liet hen van vroeg tot laat in de hete tropische zon zwoegen. Hun voedsel werd geleidelijk aan steeds minder totdat zij driemaal per dag alleen maar rijst en jus kregen. „Dit is de hel”, riep een sektelid dat wilde vluchten, uit.
Over Jezus wordt ons verteld: „Hoewel hij rijk was, [is hij] om uwentwil arm . . . geworden, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden” (2 Kor. 8:9). Maar Jones was zo’n geldwolf dat hij zijn volgelingen er door smekingen, vleierijen en dwang toe bracht hun rijkdom, en zelfs hun cheques van de bijstand aan hem over te dragen, zodat hij bij zijn dood een vermogen bezat van zo’n 10 tot 15 miljoen dollar.
Christus Jezus, de volmaakte Zoon van God, was zondeloos. Terecht kon hij zijn tegenstanders vragen: „Wie van u overtuigt mij van zonde?” (Joh. 8:46) Hij was „loyaal, schuldeloos, onbesmet” (Hebr. 7:26). „Hij heeft geen zonde begaan” (1 Petr. 2:22). Een grotere tegenstelling met Jezus dan deze geestelijke leider Jones is moeilijk voor te stellen. Volgens de berichten „eiste” Jones dat „elke vrouw die nauw met hem samenwerkte geregeld seksuele betrekkingen met hem had”, en hij had zowel een maîtresse als een echtgenote. Niet tevreden daarmee had hij naar verluidt ook een aantal minnaars.
Jezus Christus aanvaardde de bijbel als Gods Woord, haalde hem als zijn autoriteit aan en zei erover: „Uw woord is waarheid” (Matth. 19:4-6; Joh. 17:17). Verre van de bijbel te aanvaarden, gebruikte Jones zijn preken juist om tegen de bijbel van leer te trekken. Eens gooide hij zelfs een exemplaar van de bijbel op de grond terwijl hij klaagde: „Te veel mensen kijken hiernaar op in plaats van naar mij.”
Er zouden nog veel meer tegenstellingen genoemd kunnen worden tussen de door God gezonden Leider en Jones, de man die zichzelf als messias opwierp, maar het zij voldoende er nog één te vermelden. Jezus Christus maakte er geen enkele keer aanspraak op de „Alfa en de Omega”, God, de Schepper van het universum, te zijn. Het enige wat hij beweerde, was: „Ik ben Gods Zoon” (Joh. 10:36; Openb. 1:8). Hoe staat het met Jones? Een van zijn medewerkers zei het volgende: „Jim noemde zich niet langer de reïncarnatie van Jezus en begon zichzelf God te noemen. Hij zei dat híj feitelijk de God was die de hemelen en de aarde had gemaakt.” Ook riep hij in zijn commune in Guyana telkens uit: „Ik ben de Alfa en de Omega!”
„EEN VERSCHRIKKELIJKE DEMONSTRATIE”
Het lijdt geen twijfel dat de Jonestown-tragedie een voorbeeld was van de blinde die de blinde leidde zodat beiden in een kuil vielen (Matth. 15:14). De hele geschiedenis onderstreept de wijsheid van Jezus’ gebod om geen mensen te verheerlijken. Zonder twijfel behoorden velen van degenen die Jones volgden, eens tot de verschillende groeperingen van de christenheid. Maar zij werden misleid door deze zichzelf tot messias verheffende man die een hersenschim van een socialistisch paradijs had. Deze afschuwelijke geschiedenis is terecht beschreven als „een verschrikkelijke demonstratie van de manier waarop een charismatische leider met een duivels mengsel van zogenaamd altruïsme en psychologische tirannie de geest van zijn volgelingen kan vervormen”.
Maar toch verbaast men zich over de naïeve mensen die door Jones zijn bedrogen. Naar verluidt bestond 80 percent uit zwarte mensen, die meestal in behoeftige omstandigheden verkeerden. Sommigen, zowel blanken als zwarten, die altruïstische motieven hadden, sloten zich aan vanwege de nadruk die hij op raciale gelijkheid legde en vanwege de verscheidene humanitaire projecten die hij aanvankelijk organiseerde. Toch vraagt men zich af hoe toegewijd zij waren aan rechtvaardige beginselen. Door al die onreine dingen die Jones zelf deed en liet doen, toe te laten en eraan mee te werken, toonden zij duidelijk dat zij hun vertrouwen niet op God stelden, noch er belang in stelden Jezus Christus te volgen.
Hoe konden zij zo’n blinde toewijding en loyaliteit geven aan een man die „pronkte met zijn macht over mensen, en die hen dwong te voldoen aan zijn verslindende behoefte aan financieel, egotistisch en seksueel genot”?
Het is duidelijk dat niemand die zijn vertrouwen op de God van de bijbel stelt, zich zou hebben laten bedriegen door zo’n uitzonderlijk goddeloze man die zelfzuchtig en moedwillig zijn macht om anderen te beïnvloeden, uitbuitte, iemand die zo wreed, gemeen en meedogenloos het naïeve vertrouwen schond dat anderen in hem stelden. Ware christenen worden beschermd tegen de verschrikkelijke gevolgen die het heeft als men louter op een mens vertrouwt. Gods Woord, de bijbel, vestigt niet alleen hun aandacht op de ware religie, maar identificeert ook duidelijk de vormen van religie die vermeden moeten worden, zoals het sektarisme, dat gewoonlijk is gebaseerd op de verheerlijking van de een of andere menselijke leider of een door mensen ingestelde cultus.
De apostel Paulus verwees naar verdorven mensen met de kenmerken van „eerwaarde” Jones toen hij schreef: „Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven” (1 Kor. 6:9, 10). Het verslag laat zien dat de „leider” van Jonestown veel van deze dingen deed. En vele mensen werden misleid.
In het geval van deze religieuze demagoog — en met hem andere instellers van een cultus — zijn „de werken van het vlees . . . openbaar, welke zijn hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke”. Dit schrijft de apostel Paulus als een ’waarschuwing van tevoren’ betreffende valse christenen, die de afgelopen jaren in groten getale op het toneel zijn verschenen, en hij voegt er weer aan toe: ’Wie zulke dingen beoefenen, zullen Gods koninkrijk niet beërven.’ Paulus zegt dat degenen die daarentegen wel het Koninkrijk en zijn zegeningen beërven, degenen zijn die „de vrucht van de geest . . . liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid [en] zelfbeheersing” ontwikkelen. — Gal. 5:19-23.
Deze vrucht wordt niet aangetroffen in de emotionele hysterie van welk mensenvererende cultuskamp maar ook. Ze wordt veeleer aangetroffen onder degenen die „tot Jehovah zeggen: ’Gij zijt mijn toevlucht en mijn vesting.’” — Ps. 91:2.
[Illustratie op blz. 3]
op mensen vertrouwen leidt tot rampspoed
[Illustratie op blz. 6]
op God vertrouwen leidt tot eeuwig leven