-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 26De Wachttoren 1960 | 15 februari
-
-
zwager van Seleukos IV was, trachtte de verloren provinciën die hem als Cleopatra’s bruidsschat hadden moeten toekomen, te heroveren. Hij kon zijn voorbereidingen hiertoe echter niet volvoeren daar hij door vergiftiging om het leven werd gebracht. Hij werd door Ptolemaeus VI Philometor („Zijn moeder liefhebbend”) opgevolgd.
(Wordt vervolgd)
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1960 | 15 februari
-
-
Vragen van lezers
● Werd Jezus vóór of na zijn dood aan de martelpaal, met de speer in zijn zijde gestoken? Op dit punt schijnen de verslagen van Mattheüs en Johannes niet met elkaar overeen te stemmen. — D.L., Washington.
De meeste bewijzen duiden erop dat hij pas na zijn dood in zijn zijde werd gestoken. Mattheüs 27:49, 50 (NW) luidt: „De overigen van hen zeiden echter: ’Laat hem begaan! Laten wij zien of Elia hem komt redden’. Een andere man nam een speer en stak die in zijn zijde, en er kwam bloed en water uit. Opnieuw riep Jezus met een luide stem en hij blies de laatste adem uit”. In een voetnoot van de New World Translation wordt verklaard dat de zin over de man die hem in zijn zijde stak en dat er bloed en water uit de wond stroomde, in sommige belangrijke manuscripten voorkomt maar in andere niet wordt aangetroffen. Velen geloven dat deze verklaring later uit het evangelie van Johannes in dat van Mattheüs is ingevoegd maar dat ze door de interpolator niet op de juiste plaats werd gezet. Sommige vertalingen laten deze verklaring geheel weg, terwijl andere haar tussen haakjes zetten, en weer andere haar, vergezeld van een toelichtende voetnoot plaatsen, zoals dit ook in de New World Translation is gedaan.
Johannes’ verslag betreffende deze gebeurtenis laat aan duidelijkheid echter niets te wensen over. Het luidt: „De soldaten dan kwamen en braken de benen van den eerste en van den andere, die met Hem gekruisigd waren; maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet, maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit” (Joh. 19:32-34). De benen van de andere aan de paal genagelde mannen werden gebroken om hun dood te bespoedigen, en wanneer Jezus niet reeds gestorven zou zijn, zouden zijn benen eveneens zijn gebroken. Door zijn vroegtijdige dood ging de profetie dat geen van zijn beenderen gebroken zou worden, in vervulling (Ps. 34:21; Joh. 19:36). Dat zijn dood eerder dan normaal in dergelijke gevallen, was ingetreden, blijkt uit de verbazing van Pilatus toen hij vernam dat Jezus reeds was gestorven (Mark. 15:44, 45). Waarschijnlijk stak de soldaat Jezus in zijn zijde om alle twijfel omtrent zijn dood weg te nemen en elke latere opleving die valselijk als een opstanding uitgelegd zou kunnen worden — hetgeen had kunnen gebeuren wanneer Jezus slechts zijn bewustzijn had verloren — uit te sluiten.
Wat was er echter de oorzaak van dat zijn dood zo spoedig intrad? Velen zijn de mening toegedaan dat Jezus aan een gebroken hart stierf, waardoor niet alleen zijn spoedige dood maar ook het „bloed en water” dat uit de speerwond stroomde, verklaard zou kunnen worden. Bij een letterlijke breuk van het hart of een van de grote, ermee verbonden bloedvaten op de plaats waar deze met het hart verbonden zijn, zou het bloed in het hartzakje — het vlies dat losjes het hart omgeeft en waarin zich de waterachtige hart-vloeistof bevindt — stromen. Een arts die over de fysieke oorzaak van Jezus’ dood schreef, verklaarde dat er zulk een breuk plaatsvond en dat het bloed het hartzakje instroomde, waar het zich in een waterachtige bloedwei en in een rode, zacht klonterige massa afscheidde. Hij wees erop dat zulk een scheiding van de samenstellende bloedbestanddelen zelden in een dood lichaam voorkomt, uitgezonderd in gevallen van bloeduitstorting, dat wil zeggen, waar het bloed wordt gedwongen de bloedvaten te verlaten. Wanneer een soldaat, die onder Jezus’ aan de paal gehangen lichaam stond, nu een speer opwaarts in zijn zijde zou steken, zou ze gemakkelijk onder de ribben kunnen doorglijden, het met bloedwei en de geklonterde massa opgezwollen hartzakje binnendringen en er iets laten uitstromen dat er als „bloed en water” uitzag. Het is ook mogelijk dat het gebroken hart of de grote slagader het bloed de borstholte deed binnenstromen; in deze ongewone plaats zou het bloed zich dan spoedig in bloedwei en de rode klonterige massa afscheiden. Deze waterachtige bloedwei en klonterige massa zouden dan uit de door de opwaarts gestoken speer veroorzaakte grote wond naar buiten stromen.
Er zijn schriftuurlijke gronden om te geloven dat Jezus aan een gebroken hart is gestorven. Zijn geestelijke angst was op dat moment zeer intens, zoals blijkt uit zijn woorden: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matth. 27:46) Deze uiting van zijn gevoel verlaten te zijn, was in Psalm 22:2 voorzegd, en te zamen met verschillende andere verzen die voor de tijd dat Christus Jezus stierf een profetische waarde bezaten, in deze psalm opgetekend. Uit de woorden van vers 15 zou men zeer zeker een gebroken hart kunnen verstaan: „Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste”. Uit een dood lichaam zou normaal geen bloed stromen, maar het doorsteken van het hartzakje in de hierboven beschreven toestand, zou het effect hebben alsof men een zak water doorstak. Indien Jezus vóór zijn dood werd doorstoken, zoals het verslag in Mattheüs te kennen geeft, zou er bloed uit de wond hebben gestroomd, en dan ook uitsluitend bloed, en niet gescheiden in zijn samenstellende delen waardoor het er als „bloed en water” zou uitzien.
Het is derhalve duidelijk dat het verslag van Johannes nauwkeurig is, en hij was stellig een zeer betrouwbaar ooggetuige, want hij stond zó dicht bij de aan de paal genagelde Jezus dat deze het woord tot hem richtte. — Joh. 19:25-27.
● In de Tabel van markante historische data in De Wachttoren van 15 september 1953 (het boek „Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”, blz. 362-367) wordt gezegd dat Adam in de herfst van het jaar 4025 v. Chr. werd geschapen. Waarop is deze bewering gefundeerd? — D.D., Iowa, V.S.
Aan het einde van de tabel wordt de volgende verklaring gedaan: „Er dient door de lezer kennis van te worden genomen dat vele vroege Bijbelse gebeurtenissen in jaren gebeurden die van herfst tot herfst liepen. De Joden hebben zelfs tegenwoordig een ’burgerlijk jaar’ dat loopt van herfst tot herfst. Na de Exodus in 1513 v. Chr. werden ’heilige jaren’ in gebruik genomen, die van lente tot lente werden gerekend”. Hierdoor wordt aangetoond dat in de oudheid de jaren van herfst tot herfst liepen, hetgeen betekent dat hun nieuwe jaar in de herfst begon. Hoe is dit gebruik ontstaan? Het is aannemelijk te geloven dat het met Adam is begonnen, en, indien dit het geval is, dan is het vanzelfsprekend tot de gevolgtrekking te komen dat hij in de herfst werd geschapen. Adam zou de tijd natuurlijk tellen zoals ze met hem in verband stond, waarbij hij de jaren vanaf de tijd van zijn schepping zou tellen. Nadat hij één jaar had geleefd, zou er voor hem een nieuw jaar beginnen; elk nieuwe jaar zou voor hem derhalve op iedere gedenkdag van zijn schepping aanvangen. Zeer waarschijnlijk hebben zijn naaste familieleden, en later al hun nakomelingen, datzelfde tijdstip als het begin van een nieuw jaar aangenomen. Op deze wijze zouden de mensen in de oudheid hun jaartelling op basis van het tijdstip van Adams schepping hebben vastgesteld; indien dit het geval is, mogen wij, daar zij hun jaren van herfst tot herfst telden, met een grote mate van waarschijnlijkheid aannemen dat Adam in de herfst van het jaar werd geschapen.
Het is vermeldenswaardig dat de herfst in Jehovah’s regeling der dingen een zeer belangrijke rol speelt. Een van de drie grote feesten die de Israëlieten volgens het Wetsverbond moesten vieren, namelijk het loofhuttenfeest of het feest der inzameling, werd in de herfst gevierd. De grote verzoendag viel in de herfst. De door Salomo gebouwde tempel werd in de herfst ingewijd, Jeruzalems volledige vernietiging kwam in de herfst, na de zeventigjarige verwoesting werd Jehovah’s aanbidding in de herfst hersteld, Jezus werd in de herfst van het jaar 2 v. Chr. geboren, in de herfst van het jaar 29 n. Chr. werd hij als Messias gezalfd, en het was in de herfst van het jaar 1914 n. Chr. dat hij in de hemel op de troon werd geplaatst.
● Is het waar dat de leerstellingen van Jehovah’s getuigen op de New World Translation van de bijbel zijn gebaseerd?
Dat de New World Translation de leerstellingen van Jehovah’s getuigen bevestigt, wil nog niet zeggen dat hun leer op deze bijbelvertaling is gebaseerd. Sedert het ogenblik waarop het tijdschrift The Watchtower in 1879 werd gepubliceerd, is de leer en het geloof van Jehovah’s getuigen daarin uiteengezet. Pas in 1950 werd het eerste deel van de New World Translation, welke de Watchtower Bible and Tract Society als geschenk van het New World Bible Translation Committee aanvaardde, gepubliceerd, en sindsdien zijn van tijd tot tijd andere delen ervan vrijgegeven. Men wachtte derhalve niet met het opstellen van de bijbelse leer van Jehovah’s getuigen op de New World Translation, welke in 1950 verscheen.
Tot 1950 waren de leerstellingen van Jehovah’s getuigen voornamelijk op de King James Version van de bijbel gebaseerd, maar In de loop der jaren zijn er alleen al in de Engelse publikaties van de Watchtower Bible and Tract Society uit meer dan zeventig verschillende in de christenheid samengestelde bijbelvertalingen aanhalingen gedaan, om er dan nog maar niet over te spreken dat onze lectuur in meer dan 125 talen wordt vertaald en dat de Engelse New World Translation van de Heilige Schrift niet in deze vreemde talen beschikbaar is. In alle delen van de wereld bewijzen Jehovah’s getuigen de mensen hun geloof aan de hand van het exemplaar van de bijbel van de huisbewoner zelf of aan de hand van het exemplaar dat deze als gezaghebbend mocht beschouwen. De New World Translation bevestigt daarom enkel en alleen maar de juistheid van de leerstellingen van Jehovah’s getuigen, en vormt niet de basis van hun leerstellingen.
● Is het juist op God, Christus Jezus of het Koninkrijk een dronk in te stellen of te toosten? — J.S., Pennsylvania, V.S.
Soms worden er toosten uitgebracht en voelen de leden van het gezelschap zich verplicht ermee in te stemmen. Deze gewoonte gaat tot ver in het verleden tot het heidendom terug. De Babyloniërs toostten op hun goden, totdat zij er dronken van waren. In de bijbel wordt er van een van deze gebeurtenissen melding gemaakt. In 539 v. Chr. gaf Belsazar het bevel dat men hem de heilige vaten
-