Hoofdstuk 16
Een aarde vrij van ziekte en dood
WAT een geweldige verlichting zou een aarde die voor altijd vrij is van ziekte en dood voor ons mensen betekenen! Hierdoor zou er een eind komen aan de bittere tranen die als een uiting van droefheid en lijden zijn vergoten. De ondragelijke pijn en afschuwelijke mismaaktheden die door ziekte veroorzaakt kunnen worden, zouden verdwenen zijn. Niet langer zou de aftakeling door ouderdom mensen verzwakken, waardoor zij dikwijls tot een toestand van wanhoop en hulpeloosheid worden gebracht. De mensen overal zouden zich in jeugdige kracht en energie verheugen. Geen enkel droevig geluid zou er ooit van hun lippen komen!
Dit is niet op ijdele verbeelding gebaseerd. Het is het voornemen van Jehovah God. Hij heeft veel meer voor de mensheid in petto dan slechts enkele levensjaren die gevuld zijn met problemen en lijden. — Openbaring 21:3, 4.
ZOU HET TOT GEWELDIGE PROBLEMEN KUNNEN LEIDEN?
Maar zou een aarde die vrij is van ziekte en dood geen aanleiding geven tot andere ernstige problemen? U vraagt u misschien af: Waar zouden alle mensen moeten wonen? Zou de aarde, wanneer er een eind komt aan ziekte en dood, niet snel overvol raken, waardoor het leven onplezierig wordt en er een groot voedseltekort ontstaat?
Het was nooit Gods voornemen dat de aarde overbevolkt zou raken. Tot de volmaakte Adam en Eva zei God: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde” (Genesis 1:28). Er is een groot verschil tussen de aarde ’vullen’ en de aarde overbevolkt maken. Als iemand u zou vragen een glas met sap te vullen, zou u niet blijven gieten totdat het glas overliep. Wanneer het glas eenmaal vol genoeg was, zou u ophouden met gieten. Insgelijks zou God, wanneer de aarde eenmaal op gerieflijke wijze met mensen was gevuld, ervoor zorgen dat de bevolking op deze planeet niet verder zou groeien.
Bovendien dienen wij niet op grond van wat wij thans zien of horen, een verkeerd oordeel te vellen over het vermogen van de aarde om ons van een tehuis te voorzien en menselijk en dierlijk leven te onderhouden. Hoewel grote mensenmassa’s opgepropt in steden wonen, zijn uitgestrekte gebieden van de aarde dun bevolkt. Als de huidige bevolking gelijk werd verdeeld, zou er voor iedere man, iedere vrouw en ieder kind ongeveer twee en een halve hectare vruchtbaar land zijn. Dit zou werkelijk meer dan genoeg zijn!
Dat zoveel mensen in diverse delen van de aarde honger lijden, komt niet doordat de grond uitgeput is geraakt. Het wijdverbreide voedseltekort is veeleer aan een ongelijke verdeling van voedselvoorraden te wijten. Terwijl de opbrengst in bepaalde gebieden hoog is en er overschotten zijn, heeft men in andere plaatsen met ernstige tekorten te kampen. In werkelijkheid zou de aarde veel meer kunnen voortbrengen dan momenteel het geval is. In 1970 zou volgens schattingen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties het land over de gehele wereld voldoende kunnen opbrengen om ongeveer tweeënveertig maal zoveel mensen van voedsel te voorzien als de huidige wereldbevolking.
Wat de mens in sommige gebieden van de aarde reeds heeft gedaan, geeft enigszins te kennen welke grote mogelijkheden er zijn om de produktiviteit van de aarde op te voeren.
De Imperial Valley in Californië was eens een onherbergzame, onbebouwde woestijn. Maar door irrigatie van de mineraalrijke woestijnbodem heeft men dit dal tot een van de meest produktieve landbouwgebieden van de Verenigde Staten gemaakt.
Europa levert door een intensievere bebouwing met ongeveer de helft van het bouwland bijna evenveel voedsel op als Noord-Amerika.
Ja, het lijdt geen twijfel dat meer land intensiever bebouwd zou kunnen worden, en dat zonder de schoonheid van bossen en weiden te bederven.
Er is nog een andere factor die een ruimschoots voldoende voedselvoorraad zal verzekeren voor een aarde die op gerieflijke wijze met dierlijk en menselijk leven gevuld zal zijn. Wat dan wel? De goddelijke hulp en leiding die de mensheid dan onder het bestuur van Gods koninkrijk in de handen van zijn Zoon Jezus Christus ten deel zullen vallen. Niemand kent de aarde beter dan God, want hij is de Schepper ervan. En onder het wijze bestuur van zijn koninkrijk zal het land in overvloed voortbrengen. Het zal dan precies zo zijn als het oude Israël ondervond toen het getrouw was: „De aarde zelf zal stellig haar opbrengst geven; God, onze God, zal ons zegenen.” — Psalm 67:6.
Dorre woestijnen en andere onproduktieve gebieden, die zich over tienduizenden vierkante kilometers uitstrekken, zullen ongetwijfeld op grote schaal in cultuur worden gebracht. Het ontvangen van goddelijke hulp om het benodigde water te krijgen, is niet zonder historisch precedent. In de zesde eeuw v.G.T. keerden duizenden joodse ballingen als een vervulling van Gods profetische beloften uit Babylon naar Jeruzalem terug (Ezra 2:64-70). Zij volgden klaarblijkelijk een rechtstreekse route door de onherbergzame Syrische woestijn. Niettemin verschafte God datgene wat zij nodig hadden om in leven te blijven. Zelfs betreffende hun land van herkomst had hij voorzegd: „In de wildernis zullen wateren zijn uitgebarsten, en stromen in de woestijnvlakte.” — Jesaja 35:6.
Aangezien God dit in het verleden heeft gedaan, hebben wij goede reden te verwachten dat dit onder het bestuur van zijn koninkrijk in de handen van Christus op veel grootsere schaal gedaan zal worden.
Wij hoeven niet bevreesd te zijn dat het invoeren van een aarde vrij van ziekte en dood aanleiding zal geven tot onplezierige toestanden. Niet alleen zal er geen overbevolking zijn, maar iedereen zal tot verzadiging voedsel kunnen eten.
Het bestuur in de handen van Gods aangestelde Koning, Jezus Christus, en zijn 144.000 mederegeerders zal erop toezien dat er goed voor de aardbewoners wordt gezorgd. Wijzend op de overvloed van gezond voedsel dat beschikbaar zal zijn, zegt de profetie van Jesaja: „Jehovah der legerscharen zal op deze berg stellig voor alle volken een feestmaal aanrechten . . . van schotels rijk aan olie en vol merg, van wijn bewaard op de droesem, geklaard.” — Jesaja 25:6.
Wij kunnen vertrouwen hebben in Jehovah God, Degene over wie de bijbel zegt: „Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Psalm 145:16). Nog nooit is hij in gebreke gebleven zijn beloften te vervullen. Vandaar dat de Schrift over het oude Israël zegt: „Geen belofte bleef onvervuld van heel de goede belofte die Jehovah het huis van Israël had gedaan; alles kwam uit.” — Jozua 21:45.
HOE ZIEKTE EN DOOD ZULLEN VERDWIJNEN
Behalve de belofte om in de stoffelijke dingen te voorzien die mensen nodig hebben om van het leven te genieten, heeft Jehovah God iets beloofd wat nog veel waardevoller is. Wat dan wel? Bevrijding van ziekte en dood. Zijn bekendgemaakte voornemen omtrent het grootse feestmaal dat in Jesaja wordt genoemd, wordt in feite gevolgd door de belofte: „Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen.” — Jesaja 25:8.
In overeenstemming met deze belofte van God zal het Koninkrijksbestuur in de handen van Jezus Christus en zijn mederegeerders werkzaam zijn om de mensheid van de dood te bevrijden. Daar ziekte en dood zijn ontstaan doordat wij als nakomelingen van de eerste mens Adam als onvolmaakte zondaars werden geboren, moesten de doodaanbrengende gevolgen van de zonde teniet worden gedaan. Hoe?
De basis hiervoor moest een regeling zijn die aan de gerechtigheid voldeed. Het moest logischerwijs een regeling zijn waardoor de schade die door de opstand van Adam was aangericht, teniet werd gedaan. Wat Adam had verloren, moest herwonnen worden. Hiervoor zou een losprijs nodig zijn waarvan de waarde precies overeenkwam met wat Adam had verloren, namelijk volmaakt menselijk leven met alle daarmee gepaard gaande rechten en vooruitzichten.
Niemand van Adams zondige nakomelingen kon zo’n losprijs verschaffen. Dit wordt in Psalm 49:7 duidelijk gemaakt: „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven.” Maar Christus Jezus kon dit wel, want hij was een volmaakt mens, en hij heeft gewillig afstand gedaan van zijn leven, waardoor hij ’zijn ziel heeft gegeven als een losprijs in ruil voor velen’. — Matthéüs 20:28.
Daar Jezus Christus zijn volmaakte menselijke leven heeft geofferd, kan hij de voordelen van zijn zoenoffer aanwenden om de mensheid uit slavernij aan de zonde op te heffen. Aangezien zondige neigingen de mens aankleven, zal er tijd en hulp voor nodig zijn om deze te overwinnen. Alle menselijke onderdanen van het door Jezus Christus geregeerde Koninkrijk zullen in de weg van rechtvaardigheid worden onderwezen. — Openbaring 20:12; Jesaja 26:9.
Dit betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat degenen die een ernstige fysieke handicap of mismaaktheid hebben, een lange tijdsperiode zullen moeten wachten totdat zij ten slotte van hun gebreken zijn genezen. Toen Jezus Christus hier op aarde was, genas hij de zieken en gekwelden ogenblikkelijk, door een wonder. Een aantal genezingen verrichtte hij van een afstand, terwijl de zieken hem niet zagen en hij niet rechtstreeks bij hen was (Matthéüs 8:5-13; 15:21-28; Lukas 7:1-10). Daarom kunnen ernstig gehandicapte personen, zoals iemand met één been of één arm, die leven wanneer het Koninkrijk alle aangelegenheden van de aarde begint te besturen, de hoop koesteren op Gods bestemde tijd ogenblikkelijk, op miraculeuze wijze genezen te worden. Het zal werkelijk wonderbaarlijk zijn te zien hoe blinden het gezicht terugkrijgen, doven weer kunnen horen en degenen die mismaakt, verminkt en misvormd zijn, gezond van lijf en leden worden!
De mensen tot volledige lichamelijke en geestelijke volmaaktheid brengen, zal echter een geleidelijk proces zijn en zal de toepassing van Jezus’ zoenoffer en gehoorzaamheid aan de leiding van het Koninkrijksbestuur vereisen. Wat zal plaatsvinden, zou vergeleken kunnen worden met de revalidatie of het herstel van een invalide onder leiding van een bekwaam therapeut. In de loop van zijn oefening begaat de invalide misschien vele fouten, maar ten slotte bereikt hij wellicht het punt dat hij een nuttig leven kan leiden zonder van anderen afhankelijk te zijn. De vorderingen die hij maakt, hangen ervan af hoe hij op de hem geboden hulp reageert.
EIGENSCHAPPEN VAN DEGENEN DOOR WIE DE ONVOLMAAKTE MENSEN WORDEN HERSTELD
Jezus Christus bezit al de eigenschappen die nodig zijn om het mensengeslacht te herstellen. Daar hij als mens op aarde heeft geleefd, is hij persoonlijk bekend met de problemen waarmee onvolmaakte mensen te kampen hebben. Hoewel hij volmaakt was, heeft hij niettemin lijden en verdriet ondervonden, zozeer zelfs dat hij tranen heeft gestort. Het bijbelse verslag vertelt ons: „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees. Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden.” — Hebreeën 5:7, 8.
Als gevolg van datgene wat Jezus Christus op aarde heeft doorgemaakt, kunnen wij het vertrouwen hebben dat hij een begrijpende regeerder zal zijn. Hij zal niet hardvochtig jegens zijn onderdanen handelen, want hij heeft zijn leven gewillig voor de mensheid afgelegd (1 Johannes 3:16). Bovendien zal Jezus, daar hij tevens de Hogepriester is, vol mededogen handelen om degenen die zijn leiding respecteren, van zonde te bevrijden. Hij zal niet ongeduldig met hen worden, noch maken dat zij zich gebroken voelen omdat zij een misstap hebben gedaan en derhalve niet op volmaakte wijze de persoonlijkheid van God weerspiegelen. Met betrekking tot Jezus’ priesterlijke dienst zegt Hebreeën 4:15, 16: „Wij hebben als hogepriester niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die in alle opzichten evenals wij beproefd is, maar zonder zonde. Laten wij daarom met vrijmoedigheid van spreken de troon van onverdiende goedheid naderen, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en onverdiende goedheid mogen vinden tot hulp op de juiste tijd.”
Terwijl de mensen tot volmaaktheid groeien, zullen zij nog steeds onopzettelijk zonden begaan. Maar door berouw te hebben en God door bemiddeling van hun Hogepriester Jezus Christus om vergeving te vragen, zullen zij vergiffenis ontvangen en verder geholpen worden hun zwakheden te overwinnen. In Openbaring 22:1, 2 worden de goddelijke voorzieningen voor leven en genezing afgeschilderd en daar wordt gesproken over „een rivier van water des levens, helder als kristal, die stroomde vanuit de troon van God en van het Lam over het midden van haar brede straat. En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën”.
Ook de mederegeerders van Jezus Christus hebben de benodigde eigenschappen om de mensheid te helpen. Deze mederegeerders omvatten zowel mannen als vrouwen die uit zeer uiteenlopende lagen van de bevolking afkomstig zijn (Galáten 3:28). Sommigen van hen hebben zich in het verleden schuldig gemaakt aan hoererij, overspel, homoseksualiteit, stelen, dronkenschap, afpersing en dergelijke. Maar zij hebben berouw gehad en zich omgekeerd en zijn een rein leven gaan leiden, tot lof en eer van God (1 Korinthiërs 6:9-11). Allen die te zamen met Jezus Christus koningen en priesters zullen zijn, moeten er tot aan hun dood blijk van geven dat zij rechtvaardigheid hebben liefgehad en beoefend en het slechte hebben gehaat, ja, zij moeten zich er op onzelfzuchtige wijze aan hebben gewijd het welzijn van hun medemensen te bevorderen. — Romeinen 12:9; Jakobus 1:27; 1 Johannes 3:15-17; Judas 23.
Het is niet gemakkelijk voor hen geweest een reine positie voor het aangezicht van God te bewaren. Men heeft van alle kanten geweldige druk op hen uitgeoefend om hen de zelfzuchtige wegen van de wereld te doen aanvaarden. Velen hebben het hoofd moeten bieden aan druk van buitenaf in de vorm van smaad, fysieke mishandeling en algemene afkeer en spot. Over datgene wat zij dienden te verwachten, zei Jezus Christus tot hen: „Men [zal] u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn” (Matthéüs 24:9). Bovendien hebben zij gedurende hun gehele leven strijd moeten voeren tegen hun eigen zondige neigingen. Een van hen, de apostel Paulus, zei over zichzelf: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden.” — 1 Korinthiërs 9:27.
Dit lichaam van 144.000 koning-priesters kan de problemen waarmee de menselijke onderdanen van het Koninkrijk te kampen hebben, dus werkelijk begrijpen. Zijzelf hebben ermee te kampen gehad en hebben zich ondanks grote moeilijkheden loyaal jegens God betoond.
IDEALE TOESTANDEN OP AARDE
Ook op aarde zullen de toestanden ideaal zijn om mensen te helpen tot volmaaktheid te groeien. Alleen degenen die er blijk van hebben gegeven dat zij met een onverdeeld hart de goddelijke wil wensen te doen, zullen overblijven nadat het Koninkrijk zijn vijanden heeft vernietigd. Dit betekent dat de menselijke hebzucht en zelfzucht, die grotendeels verantwoordelijk zijn voor de vervuiling van het voedsel dat wij eten, het water dat wij drinken en de lucht die wij inademen, verdwenen zullen zijn. De overlevenden zullen niet door verdeeldheid brengende raciale en nationale barrières geteisterd worden. Verenigd in de aanbidding van Jehovah God zullen allen als broeders handelen en de vrede nastreven. Zelfs de wilde dieren zullen noch de mens noch zijn huisdieren schade berokkenen. De profetische woorden van Jesaja 11:6-9 zullen dan niet — zoals thans — slechts een geestelijke, maar ook een letterlijke vervulling hebben:
„De wolf zal werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.”
Door middel van het Koninkrijksbestuur zal Jehovah God op een speciale wijze zijn aandacht op de mensen richten. Dit wordt afgeschilderd in een profetisch visioen dat in het bijbelboek Openbaring staat opgetekend. Nadat de uitoefening van de macht van het Koninkrijk met het neerdalen van het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel is vergeleken, vertelt het verslag ons: „[God] zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:2-4.
Denkt u zich eens in wat dat betekent. Dit huidige leven met zijn smart en droefheid is beslist niet alles wat er is. De mensheid zal bevrijd worden van alle mentale, emotionele en fysieke pijn die het gevolg is van onvolmaaktheid. Mentale angst over onzekerheden of ernstige rampspoeden en gevaren zal iets zijn wat tot het verleden behoort. Neerslachtigheid en een gevoel van innerlijke leegte of van eenzaamheid, hetgeen gepaard gaat met emotionele pijn, zullen er niet meer zijn. Nooit zal er meer geschreeuw of gekerm worden gehoord als gevolg van hevige lichamelijke pijn. Er zullen geen bittere tranen meer in de ogen komen en langs de wangen stromen. Niemand zal ook maar enige reden hebben om uiting te geven aan droefheid. De mensen zullen naar lichaam en geest tot volmaaktheid zijn gebracht en zullen zich derhalve tot in alle eeuwigheid werkelijk in het leven verheugen. Zou u niet tot degenen willen behoren die deze van God afkomstige zegeningen zullen genieten?