Is God de mens vergeten?
Wijzen de problemen van het leven erop dat God ons is vergeten? Welke oplossing biedt de Bijbel?
IN DE afzondering van hun eenvoudige huis bespraken een ernstig kijkende spoorwegbeambte en zijn vrouw de problemen van het leven met een bedienaar van het evangelie die bij hen op bezoek was. Zij hadden hun deel aan ziekten, zorgen en de strijd om het bestaan gehad maar klaagden niet. Toch stelde de huisbewoner een vraag die hem vaak bezig had gehouden: „Hoe komt het dat iemand die probeert een goed leven te leiden het zo moeilijk heeft, terwijl slechte mensen het goed schijnen te hebben?” Om die reden ging hij zich afvragen of God de mens misschien vergeten zou zijn. Hoe zou u dit verklaren?
De bedienaar van het evangelie was deze vraag al eerder gesteld. In feite vroegen de mensen ongeveer hetzelfde in de dagen van de profeet Maleachi. De profeet zei het volgende tegen zijn landgenoten: „Gij hebt gezegd: ’Wat heeft men er aan om God te dienen? Wat voordeel heeft men ervan, als wij zijn geboden onderhouden en in boetekleren leven voor Jahve der legerscharen? Ja, die niets ontzien, die noemen wij gelukkig, die kwaad doen gaat het immer goed! Al tarten ze God ook nog zo zeer, ze blijven van alle narigheid vrij’” (Mal. 3:14, 15, KB). Zelfs mensen die God liefhadden en hem getrouw dienden, vroegen wel eens: „Vergeet God genadig te zijn, of sluit Hij zijn barmhartigheid in toorn toe?” — Ps. 77:10 9.
Thans nog herhalen wetsovertreders de onbeschaamde woorden van de goddeloze mensen die pochten: „God vergeet het, Hij verbergt zijn aangezicht, Hij ziet het in eeuwigheid niet” (Ps. 10:11). Ja, de spoorwegbeambte stelde een veel voorkomende vraag. Zowel goede als slechte mensen hebben wel gedacht dat God de mens vergeten is. In onze tijd komen sommigen niet alleen wegens persoonlijke problemen tot die slotsom maar wegens de toestand in de wereld in het algemeen.
Zij staan bijvoorbeeld stil bij het feit dat onze eeuw, ondanks vele gebeden voor de vrede, twee wereldoorlogen heeft gezien. Zij horen over gebedscampagnes om het atheïstische Rusland te bekeren, maar de gevaarlijke koude oorlog is nog niet geëindigd. De altijd aanwezige dreiging van een kernoorlog maakt het gevaar nog groter. Volgens dr. Firuz Kazemzadeh, hoogleraar in de geschiedenis aan de Yale-Universiteit, is het mogelijk dat zelfs dat probleem binnen enkele jaren zijns gelijke heeft gevonden, want hij zegt dat de overbevolking „binnen vijftien jaar net zo’n ernstig probleem zal vormen als de A-bommen”.
Iets wat de vrees en twijfel van de mens nog verergert, is het toenemende aantal ernstige misdaden, de snelle groei van de jeugdmisdadigheid en de aanhoudende wijdverbreide honger. Dit zijn enkele van de voornaamste zorgen waarmee de mensen in de christenheid worden bestookt, in de streken waar het landschap bezaaid is met kerken — maar waar de kerklidmaten zich vaak afvragen: Is God de mens vergeten?
WIE IS WIE VERGETEN?
In alle oprechtheid zouden wij willen vragen: Wie heeft zich nu eigenlijk aan vergeetachtigheid schuldig gemaakt? Is het Gods schuld dat de wereld in de huidige toestand verkeert? Is het niet waar dat God in het begin ter wille van ons comfort, gemak en leven de warmte en het licht van de zon heeft verschaft? Heeft hij niet het prachtige waterregulatie-stelsel geschapen dat in regen voor de gewassen en drinkwater voorziet? En hoe staat het met de atmosfeer waarin wij ademhalen? In al deze milde gaven verheugen wij ons nog steeds (Matth. 5:45). God heeft ook allerlei vormen van plantenleven doen groeien en hij heeft dieren geschapen om ons te dienen en voedsel te verschaffen. De eerste mens stond aan het begin van een heerlijke loopbaan als opziener over de aarde, waarbij hij door goddelijke wetten geleid zou worden. Toen echter is iemand iets vergeten. God?
Uit het heilige verslag blijkt dat niet God iets vergat. Neen, het was niet God die de zonde, het lijden en de dood in de wereld bracht. Jehovah had het eerste mensenpaar verteld hoe zij gelukkig in leven konden blijven, maar zij bezaten niet genoeg liefde voor hem om gehoorzaam te zijn. De man en de vrouw negeerden Gods wetten opzettelijk, en toen zij zijn wetten negeerden, negeerden zij hem. Het overtreden van Gods wet leidde tot de daarop gestelde straf: de dood. Zelfs toen is God de mens echter niet vergeten. Hij dacht eraan dat Adams ongeboren kinderen in hun zondige, stervende toestand hoop nodig hadden. Hij besloot zijn eigen naam van de smaad die er door de opstandige geestenzoon Satan de Duivel, die de lage slang gebruikte om Eva te misleiden, op was gebracht, te zuiveren (Openb. 20:2). Jehovah God kwam tussenbeide met de belofte een verlosser te zenden en de mensheid uit de strik des doods te bevrijden.
Toen de volgende generaties werden geboren, bekrachtigde God zijn belofte betreffende deze bevrijding door rechtvaardige mannen als Noach, Abraham, Isaäk en Jakob instructies te geven en bemoedigende woorden tot hen te spreken. God bleef getrouw aan zijn woord en maakte hun afstammelingen tot een grote natie. Via Mozes gaf hij de natie Israël vele wonderbaarlijke wetten om hen rechtstreeks tot Jezus Christus, de beloofde Messias, te leiden. De wet zou hen onderwijzen zoals een leermeester zijn pupil instrueert (Gal. 3:24, NW). Naast de wet heeft God vele geïnspireerde profetieën gegeven om het geloof van de mensen in de komende Messias, Jezus, op te bouwen. God heeft bijvoorbeeld zijn geboorte in Bethlehem, zijn bediening in Galiléa, de wijze waarop hij stierf en zijn wonderbaarlijke opstanding voorzegd (Micha 5:1 2; Jes. 8:23; 9:1, 2; 53:1-12; Zach. 11:12; Ps. 22:2, 19 1, 18; 16:10). Uit dit alles blijkt dat God de mens niet vergeten was, maar zou de mens van zijn eigen herinneringsvermogen hetzelfde kunnen zeggen?
Helaas vergat zelfs de uitverkoren natie, Israël, God vaak. Het bijbelse bericht in Jeremia 3:21 vermeldt: „Zij [hebben] hun weg verkeerd gekozen . . ., den HERE, hun God, . . . vergeten.” Zijn raad scheen hun, evenals Adam en Eva, niet goed toe. Jehovah gebruikte zijn profeet Hosea om hun precies te vertellen waarom zij bij hem uit de gunst zouden raken: „Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. Omdat gij de kennis verworpen hebt, verwerp Ik u, dat gij geen priester meer voor Mij zult zijn; daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten” (Hos. 4:6). Toen Jehovah uiteindelijk zijn beschermende handen van hen aftrok, viel het noordelijke koninkrijk Israël in 740 v. Chr., en in 607 v. Chr. geraakten de inwoners van Juda in een zeventigjarige ballingschap in Babylon. Er volgde een herstel, maar dit ging niet met de heerlijkheid en welvaart gepaard die men eens onder de regering van koning Salomo had genoten. Er bleef nog één hoop over: de komende Messias, wiens verschijnen in Eden was voorzegd. De profetie van Daniël duidde erop dat de Messias omstreeks 29 n. Chr. zou verschijnen. Zou God eraan denken?
GODS LIEFDE VOOR DE MENSHEID
Te bestemder tijd kwam Jezus op de wereld en op dertigjarige leeftijd begon hij met zijn belangrijke bediening. Zijn woorden en de wonderen die hij verrichtte, waren bezielend! Drie en een half jaar later stierf hij — en werd opgewekt. Dit was een overtuigend bewijs van Gods liefde voor de wereld der mensen (Joh. 3:16). Dat is echter bijna 2000 jaar geleden. Hoe staat het dan met de steeds heviger weeën, te beginnen met de eerste Wereldoorlog, die de aarde hebben geteisterd? Is God vergeten Jezus’ gebed om de komst van Gods koninkrijk en het geschieden van zijn wil op aarde en in de hemel te verhoren?
Zoals de apostel Petrus heeft voorzegd, zijn velen deze mening toegedaan. Hij schreef: „Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zó, als het van het begin der schepping af geweest is” (2 Petr. 3:3, 4). Dat zeggen zij, maar hebben deze spotters het bij het rechte eind?
Integendeel! De beangstigende gebeurtenissen van onze tijd en de spotters vormen in het oog vallende vervullingen van de bijbelse profetieën die kenmerkend zijn voor de oprichting in de hemel van Gods koninkrijk onder Christus als de heersende koning. Dat is de werkelijke betekenis van de ongeëvenaarde wereldoorlogen, grote aardbevingen, epidemieën, voedseltekorten, toegenomen wetteloosheid en folterende angst onder de natiën en vrees voor de dingen die over de aarde zullen komen (Matth. 24:3-12; Luk. 21:11, 25, 26). Jezus verklaarde dit toen hij zei: „Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.” „En Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op den vijgeboom en op al de bomen. Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt.” — Luk. 21:28-32.
De weeën waardoor dit geslacht wordt getroffen, zijn er geen bewijs van dat God de mens is vergeten. Veeleer vormen ze er een verzekering van dat God zich zijn belofte om door middel van zijn koninkrijk het paradijs op aarde te herstellen, herinnert (Jes. 65:17; Dan. 2:44). De opstand van natie tegen natie tijdens de eerste Wereldoorlog was niet de enige strijd welke in die periode plaats vond. Hoofdstuk 12 van Openbaring geeft te kennen dat Michaël, dezelfde als Christus in de hemel, in die tijd tot de hemelse troon van Gods koninkrijk is gekomen en oorlog heeft gevoerd tegen de grote Slang, Satan de Duivel, en deze uit de hemel heeft verbannen. Dat deze goddeloze naar de aarde werd geworpen, heeft betekend dat er nog nadrukkelijker gezegd kon worden: „Wee de aarde . . . want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft” (Openb. 12:5-12). Daartoe door de Satan aangezet, onderdrukken mensen en natiën hun medemensen, veroorzaken zij bloedige oorlogen, verschrikkelijke voedseltekorten en veel ellende voor de mensheid. Dit zijn de vlagen van benauwdheid waardoor ons geslacht zelfs sinds de geboorte van Gods koninkrijk in de hemel is gekweld. Wat moeten wij daarvan denken? Is Gods Koning vergeten als bevrijder op te treden?
Geenszins. God heeft er in zijn liefde een voorziening voor getroffen dat thans levende mensen in de gelegenheid worden gesteld zich op de hoogte te stellen van de oprichting van het Koninkrijk. Jehovah heeft een internationale groep christenen bijeengebracht die energiek getuigenis afleggen van het feit dat het Koninkrijk is opgericht. Zij dringen er bij allen op aan Jehovah, de ware God, te aanbidden opdat ook zij de hoop mogen koesteren de oorlog van Armageddon te overleven en Gods nieuwe wereld binnen te gaan (Matth. 24:14; Openb. 16:14, 16, NW). God heeft deze getuigen zelfs naar de deuren der mensen gezonden met de verzekering dat hij hen niet vergeten is. Hun boodschap luidt dat Christus spoedig de slang, Satan, zal verpletteren en „de werken des duivels [zal] verbreken” (Hebr. 2:14; 1 Joh. 3:8). Na die zegevierende strijd van Armageddon zal de Koning der koningen alle vijanden onderwerpen, de Adamitische dood inbegrepen, en een paradijs waar vrede en geluk zullen heersen en dat zich tot het uiterste einde van de aarde zal uitstrekken, zijn intrede laten doen (1 Kor. 15:25, 26; Ps. 46:10 9; 72:7). Zelfs de doden in Gods herinnering zullen hun beloofde opstanding krijgen. De Duivel of duivelse mensen zullen de ootmoedige mensen niet langer onderdrukken, want „de ootmoedigen beërven het land” (Joh. 5:28, 29; Ps. 37:11). „Zie”, zegt Jehovah, „Ik maak alle dingen nieuw.” — Openb. 21:5.
WIE DENKT ER NOG AAN GOD?
Daar Jehovah’s voornemen duidelijk is en zijn geduld ons tot voordeel strekt, is er geen reden om aan te nemen dat hij de mens is vergeten. De vraag is nu: Wie zal er aan God blijven denken en Armageddon overleven? Jehovah zegt: „De goddelozen keren om naar het dodenrijk, al de volken die God vergeten” (Ps. 9:18 17). Het is daarom belangrijk de woorden van de profeet Maleachi in gedachten te houden en onze eigen verhouding tot God te beschouwen. Maleachi schreef: „Dan spreken zij die den HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die den HERE vrezen en zijn naam in ere houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op den dag dien Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. Dan zult gij tot inkeer komen en het onderscheid zien tussen den rechtvaardige en den goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient” (Mal. 3:16-18). Spoedig zal niemand nog de vraag van de spoorwegbeambte stellen: „Hoe komt het dat . . . slechte mensen het goed schijnen te hebben?”
Wanneer de strijd van Armageddon in dit geslacht losbarst, zal God aan degenen die hem gediend hebben, denken, net als hij eraan dacht de rechtvaardige Noach en zijn gezin ten tijde van de Vloed te redden. In zijn eigen Woord vinden wij de verzekering opgetekend: „God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten en de liefde, die gij voor zijn naam getoond hebt” (Hebr. 6:10). Wij hebben alle reden om vertrouwen te stellen in die verklaring. Uit de bewijzen blijkt dat Jehovah voorzieningen heeft getroffen voor de bevrijding van de mens; dat hij gelovige mensen zijn wetten heeft gegeven om hun tot gids te dienen en dat hij de mensheid een werkelijke hoop voor ogen heeft gesteld. Bovendien toont de bijbel aan dat, ondanks het feit dat de meeste mensen Hem vergeten zijn, God spoedig de onderdrukker zal verwijderen, gehoorzame mensen het volmaakte leven zal teruggeven en de doden zal opwekken. Dit zijn enkele van de zegeningen welke voor degenen die thans aan Jehovah God denken en zijn naam eren in het verschiet liggen.
Zult u aan God denken?