Wat is er met de prijzen aan de hand?
WANNEER u geregeld winkelt, weet u wat er met de prijzen aan de hand is. In nagenoeg elk land op de wereld gaat de prijs van bijna alles omhoog.
Weliswaar zijn er periodes geweest waarin de prijzen tamelijk stabiel bleven en soms zelfs iets daalden, maar het duurde dan meestal niet lang alvorens ze weer tot voor dan ongekende hoogten stegen, en ze zijn blijven stijgen; dat is nu al de tendens van talloze naoorlogse jaren.
Deze gestage prijsvermeerdering is voor veel gezinnen met een beperkt inkomen ontmoedigend. Het benauwt ze produkten voortdurend meer te zien kosten, voor diensten meer te moeten betalen en met allerlei belastingverhogingen te worden geconfronteerd. Waarbij nog komt dat gedurende 1973 de prijzen in veel landen sneller zijn gestegen dan in enige andere periode gedurende de afgelopen tientallen jaren.
Inflatie — een dief
INFLATIE is het woord dat het veelvuldigst wordt gebezigd om samen te vatten wat er aan de hand is. Een woordenboek definieert het als „een aanzienlijke stijging der prijzen”.
Inflatie betekent dat iedereen meer moet betalen om iets te krijgen. In de regel houdt ze ook in dat de lonen stijgen. Maar — en hier ligt het knelpunt van het probleem — de inkomens van veel mensen stijgen niet voldoende, d.w.z. houden geen gelijke tred met de inflatie, met het gevolg dat hun levensstandaard omlaaggaat, aangezien zij niet meer zoveel kunnen kopen als voorheen.
In deze groep bevinden zich in vele landen tal van gepensioneerde en oudere mensen, die moeten leven van vastgestelde, nauwelijks stijgende inkomens en pensioenen. En dan zijn er de talrijke ’middengroepen’ waarvan de salarissen niet snel genoeg mee omhooggaan. Het meest te lijden hebben echter doorgaans de ongeschoolde arbeiders en de armere bevolkingsgroepen. Zij verkeren niet in de positie dat ze hogere inkomens kunnen eisen om de stijgende prijzen te betalen.
Natuurlijk zijn er sommigen die van inflatie voordeel trekken — namelijk diegenen van wie het loon of het rente-inkomen sneller stijgt dan de prijzen. Deze personen kunnen een betere levensstandaard opbouwen. Maar vaak zijn zij degenen die er economisch alreeds beter voor stonden.
Hoewel inflatie dus sommigen tot voordeel strekt, is ze voor anderen een grote ramp — voor de vele ouderen, middengroepen en arme personen die haar geldelijk niet kunnen bijhouden. Voor dezen is inflatie een dief, een dief die de behoeftigsten van de natie berooft.
Zelfs midden in een ’hoogconjunctuur’ blijven grote bevolkingsgroepen achter en gaan zij erop achteruit. In de Verenigde Staten, de rijkste natie van de wereld, leven volgens officiële regeringslijsten 26.000.000 mensen in armoede. Een op de vier bejaarden behoort daartoe en de helft van alle weduwen boven de vijfenzestig bijna of geheel. Daarnaast zijn er miljoenen anderen wier inkomen zo laag ligt, dat de rand van de armoede voor hen niet veraf is.
Als dat kan gebeuren in de rijkste natie van de wereld in ’goede’ tijden, wat zal dan, zo vragen velen zich af, de situatie zijn in ’slechte’ tijden?
Inflatie neemt ernstiger vormen aan in de Verenigde Staten
Bijkans elk land op aarde is na de Tweede Wereldoorlog aangetast door de inflatie. Over één land maken politieke en economische leiders in de Westerse wereld zich echter de meeste zorgen — de Verenigde Staten.
De Verenigde Staten zijn de steunpilaar, het fundament van de Westerse economie, en dit al meer dan een kwart eeuw. Aangezien ze meer goederen produceren en verkopen en meer geld in het buitenland besteden dan enig ander land, is hetgeen daar gebeurt van diepgaande invloed op alle Westerse naties, of, zoals iemand het stelde, ’wanneer de Verenigde Staten niezen, vat de rest van de Westerse wereld een kou’.
Het economische beeld van de Verenigde Staten heeft de afgelopen paar jaar reden tot grote bezorgdheid gegeven. Hogere en steeds hogere prijzen — dat is de aanhoudende tendens geweest. Niets van wat de regering heeft gedaan, heeft de inflatieopmars een halt kunnen toeroepen.
In een commentaar op deze situatie stond in U.S. News & World Report:
„Een blik op het financieel verslag vanaf de Tweede Wereldoorlog is niet erg aanmoedigend voor iemand wiens levenswijze is gebaseerd op de Amerikaanse dollar — en dat betekent wij allemaal. In de 28 jaar die er sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog verlopen zijn, is het ’prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie’ — een maat voor de kosten van het levensonderhoud, samengesteld door het Amerikaanse departement van arbeid — met 144 percent gestegen.
Dat betekent, gemiddeld genomen, dat een produkt dat in 1945 een dollar kostte, in 1973 $2,44 kost. De dollar die u toen had is thans 41 [dollar]cent waard.
In 26 van die 28 jaar zijn de prijzen omhooggelopen, en de momenten dat ze zakten, was de daling maar gering.”
Gedurende die gehele periode van achtentwintig jaar na 1945, bedroeg de gemiddelde jaarlijkse prijstoename ongeveer 3 percent. Maar tijdens de twaalf-maandenperiode die medio 1973 eindigde was de stijging het dubbele — ongeveer 6 percent.
Maar hier is het niet bij gebleven; in de laatste helft van 1973, na publikatie van bovenstaand artikel, zijn de prijzen van veel dingen zelfs nog sneller opgelopen. Herfst 1973 werd de prijsstop opgeheven die de Amerikaanse regering in het kader van een „loonprijsbevriezing” in het leven had geroepen. Het gevolg was dat de prijs van tal van dingen omhoogschoot, vooral van voedingsmiddelen.
In New York stegen de voedselprijzen in één week met 4 1⁄2 percent. Dat was in de maand augustus. In diezelfde week werden een braadkip 24 percent, brood en graanprodukten 10 percent en vis omstreeks 7 1⁄2 percent duurder.
Tijdens 1973 liep de prijs van basisbenodigdheden zoals tarwe, maïs, varkensreuzel, wol en rubber tot meer dan het dubbele op. Dat betekende natuurlijk tevens een verdere extra prijsvermeerdering van de consumptiegoederen die van deze grondstoffen worden vervaardigd.
De verandering in de voedselsituatie op de Amerikaanse markt is verbazend. Jarenlang heeft de regering landbouwers betaald opdat zij maar niet al hun land zouden bebouwen, want er waren grote voedseloverschotten. Maar thans is de vraag naar voedsel zo groot, zowel van de zijde van Amerikanen als van mensen van andere landen — dat de regering de landbouwers aanspoort elk stukje grond te bebouwen dat maar te bebouwen is. Maar de voedselprijzen blijven stijgen!
Deze situatie bracht een hoge functionaris van de Raad voor kosten van levensonderhoud tot de uitspraak: „Wij zullen de mensen moeten opvoeden — opvoeden tot het besef dat de dagen van goedkoop voedsel ten einde zijn.”
De gemiddelde Amerikaan komt dus tot de ontdekking dat het steeds meer dollars vergt om dezelfde hoeveelheid goederen te kopen, hetgeen — dat spreekt voor zich — betekent dat zijn geld steeds minder waard wordt.
Dollar overzee in moeilijkheden
Daarbij komt nog dat de Amerikaanse dollar overzee moeilijke jaren achter de rug heeft. Zijn waarde is in verhouding tot de munteenheden van andere landen sterk gedaald.
Vooral in de periode van voorjaar ’71 tot voorjaar ’73 — slechts twee jaar — is de waarde van de dollar enorm gekelderd. Om een voorbeeld te noemen: voor een produkt dat in het voorjaar van 1971 overzee 100 Amerikaanse dollars kostte, moest in het voorjaar van 1973 het bedrag worden betaald dat achter de hiernavolgende landen staat aangegeven. Het is slechts een greep:
Zwitserland $164
West-Duitsland $158
Oostenrijk $154
Japan $154
Frankrijk $149
Spanje $145
Natuurlijk zullen deze vergelijkende cijfers van dag tot dag variëren, en nu eens hoger, dan weer lager liggen. Maar de tendens op lange termijn is de laatste jaren onmiskenbaar — de dollar gaat in andere landen steeds meer in waarde achteruit, evenals hij dat doet in de Verenigde Staten zelf.
Overzicht van de financiële ontwikkeling in andere landen
Nochtans is inflatie niet slechts een Amerikaans probleem. Ook in de meeste andere landen is het geld minder waard geworden.
Het Amerikaanse Instituut voor Economisch Onderzoek berichtte kortgeleden: „Grote inflaties zijn in de wereld geen nieuw verschijnsel, maar tot dusver had dan ze nooit een wereldomvattend karakter. In de afgelopen vijfentwintig jaar hebben bijna alle landen, door de hulp die ze hebben ontvangen in de vorm van U.S.-dollars, [in de inflatie] gedeeld.”
Voor de eerste maal in de geschiedenis is dus de vreemdsoortige economische situatie ontstaan dat er over de hele wereld op hetzelfde moment inflatie heerst! Opmerkelijk is ook dat de inflatoire ontwikkeling van het prijspeil het afgelopen jaar in de meeste landen buitengewoon is versterkt. In de Wall Street Journal stonden de volgende voorbeelden: land, met daarachter de stijging van het prijspeil in percenten over het hele jaar 1972 en over de drie-maandenperiode februari-april 1973:
Stijging prijspeil Stijging prijspeil
Land in 1972 van febr. t/m april 1973
—— —————— —————————————
Ierland 8,7 18,2
Japan 4,5 16,4
Italië 5,7 12,7
Griekenland 4,4 11,0
Zwitserland 6,7 10,9
Finland 7,4 10,7
Spanje 8,3 10,0
In veel landen diende zich dus het grimmige feit aan dat de inflatie niet langer voortschreed met een gemiddelde prijsstijging van 4 à 5 percent, hetgeen al erg genoeg was, maar in een stroomversnelling was terechtgekomen. Een jaarlijkse prijsstijging van 5 percent komt neer op een prijsverdubbeling in veertien jaar; wat dan eens ƒ 100 kostte, is veertien jaar later ƒ 200. Maar bij een 10 percent-stijging treedt er al na zeven jaar een verdubbeling in!
Het feit dat de inflatoire prijsontwikkeling zich in vele landen met dubbele snelheid is gaan voltrekken, wordt zeer gevaarlijk geacht. Autoriteiten maken zich zorgen over de mogelijkheid dat de inflatie een vuur is geworden dat zichzelf voedt, of zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, een in Parijs gevestigde organisatie waarbij vierentwintig landen zijn aangesloten, het stelde:
„Wanneer in [democratische] gemeenschappen de inflatoire ontwikkeling van de kosten van het levensonderhoud in de dubbele cijfers gaat lopen, bestaat het ernstige gevaar dat er een progressieve versnelling zal intreden, doordat diverse economische groepen op de inflatie vooruitlopende acties gaan ondernemen die te sterk en te verbreid worden om nog effectief onder controle gehouden te kunnen worden.”
Wat deze experts bedoelen is dat wanneer de inflatie zich te lang voortzet en de prijzen te hoog worden, economische belangengroepen, als boeren, kooplieden, fabrikanten, vakbonden e.a., beginnen aan te voelen dat meer inflatie onvermijdelijk is, en allemaal gaan roepen om hogere lonen en prijzen. Daarmee komt men in een vicieuze cirkel, in de zogenaamde loon-prijsspiraal, met een versnelde stijging van lonen en prijzen.
Dat soort van ’zelfvoedende’ inflatie is zeer moeilijk onder controle te houden. Het onvermogen van de Verenigde Staten, zelfs met regeringsingrijpen, hun inflatie te stoppen, is hiervoor een genoegzaam bewijs.
Evenals in de Verenigde Staten hebben zich ook in de andere landen de hoogste prijsstijgingen voltrokken op voedingsgebied. Betreffende vlees berichtte Business Week:
„Het is voor de Amerikaanse huisvrouw misschien een schrale troost, maar de echo van haar klachten over de voortdurend stijgende vleesprijzen, is in versterkte mate overzee te horen. En dat niet zonder reden. In Engeland is het afgelopen jaar de kleinhandelsprijs van vlees met meer dan 15% gestegen, . . . in Frankrijk, waar de vleesprijzen in de afgelopen 18 maanden met wel 40% omhoog zijn gesprongen, . . . De Japanse rundvleesprijzen liggen 25% boven die van vorig jaar.”
Zo wees bijvoorbeeld de Seattle Times erop dat in Japan een kwart liter melk, waarvoor in 1968 25 cent moest worden betaald, medio 1973 45 cent kostte. Een haarbehandeling van ƒ 1,00 steeg in diezelfde periode van vijf jaar tot ƒ 10,00. Een lang lokaal telefoongesprek van 8 cent werd ƒ 1,40 duurder, terwijl in slechts één jaar tijds de prijzen van timmerhout met een schrikaanjagende sprong van 59 percent de hoogte in schoten.
Naar aanleiding van deze overal aanwezige, onheilspellende tendens, merkte het tijdschrift Business Week op: „In feite verkeert niet alleen de dollar in moeilijkheden, maar alle valuta in de niet-communistische wereld.”
Regeringen maken zich bezorgd
Er bestaat van de zijde van de consument overal duidelijk grote ontevredenheid. Dat bezorgt regeringen hoofdbrekens. De vrees bestaat dat als de zaken blijven gaan zoals ze nu gaan, de mensen er het land aan zullen krijgen en drastische acties zullen gaan ondernemen.
In het verleden zijn regeringen op grond van economische problemen weggestemd, en in sommige landen zelfs met geweld omvergeworpen.
Tekenend voor deze bezorgdheid is het volgende commentaar in de Seattle Times aangaande Japan: „Regering en zakenleiders, geschrokken door de communistische en socialistische winst bij de laatste verkiezingen, hebben bekendgemaakt dat zij bevolkingsonrust en een ernstige bedreiging van Japans kapitalistische systeem vrezen.”
Aan deze vrees voor ongewenste reacties werd ook aandacht geschonken in The Wall Street Journal. Daarin stond: „Zoals in Alvin Toffler’s boek ’Toekomstschok’ wordt uiteengezet, gaan de dingen op veel terreinen van menselijke werkzaamheid ’sneller’. Versnelde veranderingen op het vlak van kennis, transport, communicatie, het gezinsleven, economische activiteit, etc., kunnen, zo waarschuwt hij, ingrijpende reacties verwekken.”
In U.S. News & World Report werd nog de volgende aantekening betreffende het dreigende inflatiespook gemaakt:
„Inflatie — de gestage, onverbiddelijke stijging van de prijs van goederen en diensten — is een kanker.
Ze vernietigt spaargelden. Ze ontneemt de zekerheid aan de verzekering voor de oude dag. Ze knaagt aan de rentabiliteit, en daarmee aan de werkgelegenheid.
Wat ligt er aan het eind van deze ontwikkelingslijn? Sociale wanorde, zelfs een totale economische ineenstorting dat zijn historisch gesproken de uiteindelijke gevolgen van een aanhoudende inflatie. Herhaalde malen heeft deze ontwikkeling zich reeds voltrokken. Wordt het ruilmiddel van een volk waardeloos, dan raakt het hele economische systeem uit zijn voegen.”
Inflatie lijkt op een ballon. Een ballon kan met lucht worden gevuld, maar niet onbeperkt. Afhankelijk van zijn grootte en stevigheid komt er vroeg of laat een moment waarop hij springt. Hetzelfde gebeurt bij een aanhoudende economische inflatie. Dan ’springt’ ten slotte de economie.
Is het werkelijk mogelijk dat zo’n economische ramp ’vlak voor de deur staat’? Volledige ontwaarding, staat dat uw geld te wachten?
Het einde van de geldproblemen
Er bestaat alle reden om te geloven dat het antwoord op die vragen Ja luidt. De autoriteiten zijn het er alleen al vanuit economisch standpunt bezien unaniem over eens dat nog nooit in de geschiedenis een woekerende inflatie op iets anders is uitgelopen dan een volledige ontwaarding van de landelijke munteenheid.
Het is zonneklaar dat de geldstelsels van de wereld op een zeer wankele basis zijn gebouwd; hoe goed zou het daarom niet zijn een systeem te hebben dat aan deze economische onzekerheden een eind zou kunnen maken. Een stabiele economie en geen geldproblemen meer — is dat slechts een droom? Neen, integendeel, het is een zekerheid!
Dat leren wij wanneer we het geïnspireerde Woord van God, de bijbel, raadplegen. Tal van profetieën uit dit boek zijn reeds met onfeilbare nauwkeurigheid uitgekomen, hetgeen ons het vertrouwen geeft dat ook de profetieën die over onze tijd handelen, zonder mankeren in vervulling zullen gaan. En dat profetische Woord van God maakt op glasheldere wijze duidelijk dat wij in de laatste jaren van dit benarde samenstel van dingen leven (2 Tim. 3:1-5). Weldra zal God in de menselijke aangelegenheden tussenbeide komen en een eind maken aan de economische alsmede politieke en religieuze stelsels, die niet de beste belangen van zowel God als de mens op het oog hebben gehad. — Dan. 2:44; Openb. 18:21-24; 19:11-16.
Wanneer voor God de tijd komt om zijn macht te tonen en zijn oordeel ten uitvoer te brengen, zal de situatie in de wereld ernstiger worden dan ooit tevoren in de geschiedenis. Jezus Christus zei in zijn grote profetie over de ’tijd van het einde’ waarin wij nu leven, dat er dan „zulk een grote verdrukking [zal] zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen” (Matth. 24:21). Die reusachtige beroering zal natuurlijk ook op economisch terrein catastrofale gevolgen hebben.
Dit zal, zo toont ons de bijbel aan, de weg banen voor een regeringsstelsel dat een permanente oplossing zal brengen voor alle economische moeilijkheden. Die regering is de regering waar Jezus zijn volgelingen om leerde bidden, te weten het hemelse koninkrijk van God. — Matth. 6:10.
Gods bestuur zal een ongekend tijdperk van rechtvaardigheid en voorspoed inluiden. Aangaande de Koninkrijksregering in de handen van Jezus Christus, die groter is dan Salomo, wordt ons de belofte gedaan: „Hij richte de ellendigen van het volk, hij redde de zonen van de arme en hij verbrijzele de bedrieger.” In die tijd zal er „volop koren op aarde blijken te zijn”. En aangezien het voedsel dan zal worden geproduceerd en gedistribueerd onder de supervisie van een regering die is gebaseerd op Gods superieure wijsheid en gerechtigheid, zal de mensheid nooit meer geplaagd worden door honger, hoge prijzen en tekorten. — Ps. 72:4, 16; Luk. 11:31.
Wegens datgene wat zeker in de nabije toekomst zal komen, doet u er goed aan uw hoop en vertrouwen niet in geld of andere materiële zaken te stellen. In de komende sociale en economische catastrofes kunnen materiële dingen in een ogenblik tijds verdwenen zijn. Het is in plaats daarvan de nieuwe ordening van God, waarnaar men voor de oplossing van alle menselijke problemen dient uit te zien, met inbegrip van die van economische aard, welke de mens thans zoveel hoofdbrekens bezorgen.
[Grafiek op blz. 9]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Kleinhandelsprijzen in Amerika tweemaal zo snel gestegen als lonen
KLEINHANDELSPRIJZEN
GEMIDDELD UURLOON
jan. febr. maart april mei juni juli
4
3
2
1
0
STIJGING IN PERCENTEN, JAN. — JULI 1973
[Illustratie op blz. 9]
NEW YORK POST, August 15, 1973
Food Prices Soar 4 1⁄2% in 1 Week
THE WALL STREET JOURNAL, August 2, 1973
Rising Inflation, Especially in Food Prices, Can’t Be Prevented, Nixon Economists Say
The Seattle Times Sunday, May 6, 1973
Normal consumer loses out
Inflation is cause of discontent in Japan