De wachter zei: „Ze is gevallen!”
1. Waarom dienen wij ons te pantseren om het „visioen” dat Jesaja ons te vertellen heeft, te onderzoeken?
HET visioen van wat in de snel naderende toekomst staat te gebeuren, is hard. Zo werd de kwestie voor ons onder woorden gebracht door de profeet Jesaja toen hij gedurende de dagen van het Assyrische Rijk, dat destijds de wereld beheerste, profeteerde. Is het „visioen” te „hard” om in deze tijd door ons onderzocht te worden? Laten wij ons niettemin pantseren om te luisteren naar wat Jesaja zegt: „Een hard visioen is mij meegedeeld: De verrader handelt verraderlijk en degene die met geweld plundert, plundert met geweld.” — Jes. 21:2.
2. (a) Wie wordt als ’de gewelddadige plunderaar’ geïdentificeerd, en in welk opzicht? (b) Jegens wie in het bijzonder handelde de „verrader” „verraderlijk”, en waarom?
2 Degene die op een in het oog springende wijze „de verrader” was, kan ondanks dat hij niet wordt genoemd, geïdentificeerd worden. Dit was het oude Babylon, dat de Derde Wereldmacht werd. Babylon werd op een verachtelijke wijze berucht wegens de gewelddadige plundering van de stad Jeruzalem, terwijl ze aldaar zelfs het Allerheiligste van de tempel van Jehovah gewelddadig plunderde. Jehovah gebruikte Babylons koning, Nebukadnezar, weliswaar als zijn „knecht” om het koninkrijk Juda streng te onderrichten, maar toch handelde Babylon verraderlijk jegens Jehovah’s verbondsvolk. Ze dacht er niet aan de joodse bannelingen vrij te laten opdat zij naar hun door God geschonken land konden terugkeren, zelfs hoewel er al bijna zeventig jaar waren verstreken (Jes. 14:3-17). De veroveraar van het Babylonische Rijk was degene die ervoor nodig was om in het jaar 537 v.G.T. de thuisreis voor die „gevangenen” mogelijk te maken. Het „visioen” dat aan de wachter Jesaja werd verteld, was dan ook terecht „hard” voor Babylon, de gewelddadige plunderaar van natiën, in het bijzonder van het volk van Jesaja’s God.
3. Kan er van Babylons hedendaagse tegenhanger worden gezegd dat ze ’verraderlijk handelt’ en ’gewelddadig plundert’?
3 Hoe staat het met de hedendaagse tegenhanger van het Babylon uit de oudheid? In haar handelingen ten aanzien van de christenen die in een verbondsverhouding tot Jehovah God staan, is ze gezien de leringen van het christendom, niet minder verraderlijk geweest. Op een harteloze wijze heeft ze zulke christenen gewelddadig geplunderd omdat zij de geboden van Jehovah God onderhouden en het werk ten uitvoer brengen dat erin bestaat getuigenis af te leggen omtrent zijn op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus (Openb. 12:17). De christenheid heeft in dit programma van verraderlijk handelen en gewelddadig plunderen de eerste plaats ingenomen, in het bijzonder sinds de Eerste Wereldoorlog. Vandaar dat vooral de christenheid de kracht zal voelen van het ’harde visioen’ wanneer het ten aanzien van het hedendaagse wereldrijk van valse religie, Babylon de Grote, in vervulling gaat. Maar van wie zal Jehovah zich bedienen om dat ’harde visioen’ binnenkort te verwezenlijken?
4. Wie zijn degenen die in Jesaja 21:2 worden opgeroepen om Babylon aan te vallen, en waarom worden de Perzen daar niet genoemd?
4 Jesaja legt de basis voor het antwoord wanneer hij vervolgens zegt: „Trek op, o Elam! Sla het beleg, o Medië! Al het zuchten ten gevolge van haar heb ik doen ophouden” (Jes. 21:2). Elam lag ten oosten van de rivier de Tigris en werd een deel van wat Perzië werd genoemd, terwijl in deze tijd Iran dat gebied bezit.a Medië was het grotere gebied ten oosten van de Mesopotamische vallei. Ongeveer tweehonderd jaar na Jesaja’s profetie veroverde Cyrus (II) de Grote de Meden, waardoor het koninkrijk Perzië het overwicht op Medië kreeg. Zijn moeder was echter van Medische afkomst, en de meesten van de soldaten in zijn leger bleken Meden te zijn. Deze Cyrus is de Cyrus, of Kores, die door Jesaja onder goddelijke inspiratie was voorzegd (Jes. 44:28 tot en met 45:7). Ten tijde van Jesaja’s profetie was het Medo-Perzische Rijk nog niet verrezen, zodat de Perzen nog niet op de voorgrond waren getreden. Daarom noemde Jehovah alleen Elam en Medië bij name als landen die Babylon zouden aanvallen.
5. Hoe zorgde Jehovah ervoor dat „al het zuchten ten gevolge van haar” ophield, en werd de „gevangene” vrijgelaten om naar huis terug te keren?
5 Zouden die aanvallers succes hebben en een verandering teweegbrengen in de situatie in Zuidwest-Azië en het Midden-Oosten? Ja! Dit werd te kennen gegeven door Jesaja’s volgende woorden: „Al het zuchten ten gevolge van haar heb ik doen ophouden.” Dit zijn in werkelijkheid de woorden van „Jehovah der legerscharen”, de Soevereine Heer van het universum. Door Elam en Medië als zijn werktuigen te gebruiken, zorgde hij ervoor dat „al het zuchten” ten gevolge van het onderdrukkende Babylon zou ophouden. In een smeekbede tot Jehovah God om bevrijding van veroveraars die zich er weinig om bekommerden of de Israëlieten in hun gevangen toestand omkwamen, zei de geïnspireerde psalmist: „Moge het zuchten van de gevangene zelfs voor uw aangezicht komen. Bewaar naar de grootheid van uw arm de ten dode gedoemden” (Ps. 79:11-13; Jes. 14:17). Dit gebed werd in het zeventigste jaar van de ballingschap van de joden in Babylon verhoord doordat Cyrus de Grote een koninklijk besluit uitvaardigde. — Jes. 35:8-10.
PERSOONLIJKE REACTIE OP BABYLONS VAL
6, 7. Hoe beschrijft Jesaja de uitwerking die de val van Babylon had op degenen die er nadelig door werden beïnvloed?
6 De val van het machtige Derde Wereldrijk in 539 v.G.T., hetgeen het landje Israël speciaal tot voordeel strekte, was natuurlijk moeilijk voor te stellen. Er was een grote verandering in de loop der wereldgeschiedenis bij betrokken. Personen die nadelig beïnvloed werden door de val van het Rijk, waarvan het centrale deel in de „wildernis van de zee” was gelegen, zouden beslist doodsangsten uitstaan. De uitwerking op zulke personen wordt afgebeeld in Jesaja’s woorden, waarin als volgt over het ’harde visioen’ wordt gesproken:
7 „Daarom zijn mijn heupen vol van hevige smarten geworden. Ja, krampen hebben mij aangegrepen, als de krampen van een barende vrouw. Ik ben ontdaan geworden, zodat ik niet hoor; ik ben ontsteld geraakt, zodat ik niet zie. Mijn hart heeft gedoold; ja, siddering heeft mij verschrikt. De schemering, waarvoor ik een gehechtheid had, is mij tot beving gemaakt.” — Jes. 21:3, 4.
8. Wat wordt door Jesaja’s beschrijvende woorden geïllustreerd met betrekking tot de uitwerking die de val van het wereldrijk van valse religie op religieuze leiders van de christenheid en het heidendom heeft?
8 Deze beschrijvende woorden, die over de val van de verraderlijke Derde Wereldmacht handelen, illustreren hoe de religieuze wereld tot op haar fundamenten zal worden geschokt wanneer de hedendaagse tegenhanger van Babylon valt. Dit zal de religieuze gevoelens van de hedendaagse tegenbeeldige Babyloniërs veel meer kwetsen dan de hard aankomende boodschap die thans, gedurende deze „tijd van het einde” sinds 1914, door Jehovah’s Getuigen wordt bekendgemaakt (Dan. 12:4). Priesters en andere functionarissen van de religieuze stelsels van de christenheid en het heidendom zullen versteld en verstomd staan, alsof ze datgene wat er gebeurt niet kunnen zien of er geen woord over kunnen horen. Hun hart zal alle stabiliteit verliezen en volkomen onrustig worden; het zal niet onwankelbaar op de goden kunnen vertrouwen die eens werden aanbeden. Een situatie die afschuwelijk genoeg is om hen te doen sidderen, jaagt hen schrik aan, vooral omdat hun religieuze huichelarij aan de kaak wordt gesteld. De „schemering”, die gewoonlijk de belofte inhoudt van gemak en ontspanning aan het einde van een werkdag, zal een steeds duisterder wordende huiveringwekkende tijd voor hen zijn. De dag waarin zij mensen in hun religieuze organisaties hebben misleid en onderdrukt, zal op een angstaanjagende wijze eindigen. Zij zullen krampen hebben als vrouwen die hun heupen vasthouden van de pijn tijdens het baren.
9. Met het oog op welk bevel van Jehovah verandert het toneeldecor dat aan Jesaja werd onthuld, plotseling?
9 Plotseling verandert het toneeldecor dat aan de profeet Jesaja werd onthuld, zoals bij een verandering van bedrijven in een theater. Hij hoort het bevel van Jehovah: „Laat de tafel in orde worden gemaakt, de plaatsing van de zetels worden geregeld, laat er worden gegeten, gedronken! Staat op, gij vorsten, zalft het schild. Want dit heeft Jehovah tot mij gezegd.” — Jes. 21:5, 6.
10. Wat werd door dat goddelijke bevel afgebeeld, en wanneer bereikte het afgebeelde tafereel het toppunt van verachting voor Jehovah God?
10 Dit beeldt in het kort het tafereel in het paleis in Babylon af, op de laatste avond van haar wereldheerschappij. Op aanschouwelijke wijze wordt hier een beschrijving gegeven van het feest van Belsazar, de zoon van de afwezige koning Nabónidus. Er werden toen inderdaad zetels geplaatst voor de duizend rijksgroten van Babylon. Er werd luchthartig gegeten en gedronken. Dit ging echter gepaard met een uiting van de hoogste verachting voor Jehovah God toen zij bij het eten en drinken gebruik gingen maken van het tafelgerei dat tot Jehovah’s tempel had behoord tot aan de tijd dat de Babyloniërs Jeruzalem hadden ingenomen en zijn tempel hadden verwoest.
11. Welk wonder liet Jehovah nu op dit godonterende feest van Belsazar geschieden, en hoe fungeerde Daniël bij die gelegenheid als tolk?
11 Belsazars feest wordt nu godonterend, want Jehovah werd in het beeld gebracht. Door een wonder zorgt Jehovah ervoor dat er plotseling een hand verschijnt om op de muur van de feestzaal, waar de koning het kon zien, de woorden te schrijven: „Mene, mene, tekel en parsin.” De verbannen joodse profeet Daniël moest worden binnengeleid om deze codetaal te ontcijferen. Het laatste woord van het handschrift, parsin, is het meervoud van het Chaldeeuwse woord peres en betekent „verdelingen”. In zijn geïnspireerde uitleg zei Daniël derhalve: „PERES, uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.” — Dan. 5:28.
12. Wat was het „schild” dat door de vorsten gezalfd moest worden, en wat werd te kennen gegeven door het bevel om dat „schild” te zalven?
12 Als beloning werd Daniël vereerd doordat hij in een koninklijk gewaad werd gehuld en werd hij tot „de derde heerser” in het rijk aangesteld. Dit was echter niet de vervulling van Jehovah’s gebod aan de adel van Babylon: „Staat op, gij vorsten, zalft het schild” (Jes. 21:5). Ook werd aan de vorsten niet het bevel gegeven hun militaire schilden te oliën om tegen de belegeraars van Babylon te strijden. De uitdrukking „het schild” was veeleer van toepassing op het koninklijke hoofd van de natie. (Vergelijk Psalm 89:18.) Wat houdt het bevel om ’het schild te zalven’ dan in? Het volgende: dat koning Belsazar elk moment gedood kon worden, waardoor de noodzaak ontstond dat een ander de positie van ’tweede heerser’ in het Babylonische Rijk zou innemen. Deze installatie van een nieuw symbolisch „schild” door een zalving heeft echter nooit plaatsgevonden. Belsazars gewelddadige dood heeft in werkelijkheid niet tot gevolg gehad dat een opvolger van de koninklijke familie op de troon ging zitten.
13. Was het in Jesaja 21:2 gegeven bevel dus vergeefs uitgevaardigd, en bleef Daniëls pas geschonken positie ook in het nieuwe regime gehandhaafd?
13 Daniël 5:30, 31 zegt: „Nog in diezelfde nacht werd Belsazar, de Chaldeeuwse koning, gedood, en Daríus de Meder zelf ontving het koninkrijk, terwijl hij ongeveer tweeënzestig jaar oud was.” Wat was dat een bliksemsnelle verandering in de wereldpolitiek! Jehovah had niet vergeefs zijn bevel uitgevaardigd: „Trek op, o Elam! Sla het beleg, o Medië!” (Jes. 21:2) Toen Babylon voor de Meden en de Perzen viel, nam Daríus de Meder de plaats van een ’tweede heerser’ in Babylon in. Daniëls pas geschonken positie van „derde heerser” in Babylonië bleef niet gehandhaafd in het Medo-Perzische regime. Toch werd Daniël niet te zamen met Belsazar gedood.
14. Waarvan is de val van het oude Babylon een voorteken, en welke uitwerking zal dit hebben op degenen die erbij betrokken zijn?
14 De verrassende val van het oude Babylon is een voorteken van de plotselinge val van haar hedendaagse tegenhanger, Babylon de Grote. De wereldse religieaanhangers zullen er onverhoeds door worden overvallen. Indien personen die in de onoverwinnelijkheid van het wereldrijk van valse religie geloven, dus niet verwachten dat het binnenkort zal vallen, zal hun zelfvoldaanheid op ruwe wijze worden geschokt!
WAT DE WACHTER MOET BERICHTEN
15. Wat wordt door het bevel dat na de profetische beschrijving van Belsazars feest werd uitgevaardigd, te kennen gegeven met betrekking tot het oude Babylon en zijn tegenhanger
15 Waarom geeft Jesaja ons echter een toekomstbeeld van Belsazars feest in die pijnlijke nacht van 539 v.G.T.? Wegens datgene wat erop zou volgen: er zou namelijk verslag over die in het oog springende gebeurtenis van de eeuw worden uitgebracht aan Jehovah’s verbondsvolk, dat zich over de val van „de verrader” zou verheugen. Jesaja 21:5, 6 toont aan wat er onmiddellijk na Babylons val zou volgen, met de woorden: „Staat op, gij vorsten, zalft het schild. Want dit heeft Jehovah tot mij gezegd: ’Ga, stel een uitkijkpost op, opdat hij moge melden wat hij precies ziet.’” Aha, de gebeurtenis moest wereldkundig worden gemaakt! Evenzo zal de val van Babylon de Grote in het wereldnieuws moeten verschijnen!
16. Wat kan er worden gezegd over de „uitkijkpost” die in het geval van het oude Babylon werd opgesteld en die welke in het geval van Babylon de Grote is gestationeerd?
16 Jesaja kreeg de opdracht een „uitkijkpost” op te stellen die bericht zou uitbrengen van wat hij zou gaan zien. Jesaja heeft niet lang genoeg geleefd om een ooggetuige te kunnen zijn van wat hij had voorzegd en waarvan hij ons een geschreven verslag heeft gegeven. Iemand anders uit Jesaja’s eigen volk zou dus als de gestationeerde uitkijkpost dienst moeten doen. In de toen nog ver in de toekomst liggende dagen van de naderende val van Babylon de Grote is er een overeenkomstige uitkijkpost opgesteld. Deze blijkt de klasse van personen te zijn die met Jehovah’s geest zijn gezalfd, een klasse die op passende wijze verbonden is aan het tijdschrift dat nog altijd de naam Wachttoren draagt. Binnenkort zal het bewijs worden geleverd waardoor wordt aangetoond dat Jehovah God die „uitkijkpost”-klasse door bemiddeling van Jezus Christus heeft aangesteld. Ze heeft tot op dit onheilspellende uur van de „nacht”, die zijn duisternis over de gehele wereld werpt, in deze hoedanigheid dienst verricht (Matth. 24:45-47). Welke boodschap kunnen wij te bestemder tijd van deze „uitkijkpost” verwachten?
17. Wat zegt de „uitkijkpost”, en wat werd erdoor afgebeeld?
17 Jesaja’s profetie betreffende de „uitkijkpost” vervolgt met te zeggen: „En hij zag een strijdwagen met een span rijpaarden, een strijdwagen met ezels, een strijdwagen met kamelen. En hij schonk nauwlettend aandacht met grote opmerkzaamheid” (Jes. 21:7). Die wagens naderen klaarblijkelijk met de snelheid van snelle Perzische postpaarden of rijpaarden en komen uit „de [veroverde] wildernis van de zee”. Het zijn waarschijnlijk colonnes van strijdwagens. De colonne wagens die door ezels worden getrokken, beeldt het Medische leger onder Daríus de Meder af. De colonne wagens die door de grotere dieren — kamelen, die harder kunnen lopen dan paarden — worden getrokken, beeldt het Perzische leger onder Cyrus de Grote af.b Deze Pers stond in werkelijkheid aan het hoofd van de gecombineerde strijdkrachten van de Meden en de Perzen. Niet Daríus de Meder, maar Cyrus de Pers was de veroveraar over wie Jehovah bij monde van Jesaja zei dat Hij hem bij zijn persoonlijke naam zou roepen. Voor deze Cyrus zou Jehovah God de metalen poorten en deuren van Babylon openen opdat hij uit de bedding van de rivier de Eufraat omhoog kon gaan en de met een dikke muur omgeven stad Babylon kon binnentrekken. — Jes. 44:27 tot en met 45:4; vergelijk Daniël 8:1-4, 20.
18. Wat voor wachter zou de „uitkijkpost” volgens Jesaja 21:8, 9 zijn, en is dit inderdaad het geval?
18 Hoe getrouw en betrouwbaar zou de opgestelde uitkijkpost als wachter zijn? Jesaja 21:8, 9 geeft dit te kennen door te zeggen: „Voorts riep hij uit als een leeuw: ’Op de wachttoren, o Jehovah, sta ik onafgebroken bij dag, en op mijn wachtpost heb ik mij gesteld alle nachten. En zie nu, daar komt een strijdwagen met mannen, met een span rijpaarden!’” Klaarwakker bleef hij op zijn post totdat zijn scherpe ogen het betekenisvolle schouwspel zagen waarvoor hij onvermoeid op wacht had gestaan. Evenzo heeft de huidige „wachter”-klasse door middel van de uitgaven van De Wachttoren en andere theocratische publikaties en openbare lezingen luid en onbevreesd geroepen ten einde zich van haar door God geschonken zending te kwijten. Met de hulp van Jehovah’s nimmer falende kracht zal ze hiermee voortgaan totdat ze de langverwachte bekendmaking kan doen.
19. Waaruit blijkt of de wachter de betekenis van de naderende krijgswagens correct heeft begrepen?
19 De wachter begreep wat het wilde zeggen toen hij op de wachttoren waarop hij stond, de krijgswagens binnen zijn gezichtsveld kreeg. Op grond van de tijd die Jehovah had vastgesteld — zeventig jaren van verwoesting voor het land Juda — en op grond van de profetieën die de verbannen Daniël voor Belsazars godonterende feest in 539 v.G.T. had uitgesproken, kon de wachter correct uitleggen wat de onverhinderde komst van de niet-Babylonische wagens te betekenen had. „Toen”, zegt Jesaja 21:9b, „hief hij aan en zei: ’Ze is gevallen! Babylon is gevallen, en alle gehouwen beelden van haar goden heeft hij ter aarde verbroken!’”
20. Waarom waren de verbannen joden in Babylon niet degenen die de gehouwen beelden van haar goden verbraken, maar door wie werden ze verbroken?
20 De beeldenverbreker over wie hier wordt gesproken, is Jehovah, de enige levende en ware God, de jaloerse God of de ’God die exclusieve toewijding eist’ (Ex. 20:5). Door toe te laten dat de Meden en de Perzen, die de goden van Babylon niet aanbaden, haar veroverden, stelde Jehovah de valsheid van de afgodische goden van de Derde Wereldmacht — hun niet-bestaan — aan de kaak. De verbannen joden in Babylon waren niet degenen die zich in een soort opstand tegen de Derde Wereldmacht hadden gekeerd en haar hadden omvergeworpen; hun God Jehovah had hun niet gemachtigd of opgedragen dit te doen. In plaats daarvan gebruikte hij Daríus de Meder en Cyrus de Pers om de val van het afgodische Babylon als wereldmacht teweeg te brengen (Dan. 2:32, 36-38). De „wachter” had dus niet de val van „de verrader”, Babylon, teweeggebracht. Hij had slechts getuigenis afgelegd van haar val, tot rechtvaardiging van Jehovah als de God van profetieën en als Soevereine Heer.
21. Welke bekendmaking die overeenkomt met datgene wat de „wachter” uit Jesaja’s profetie uitriep, moet alsnog worden gedaan?
21 Volgens de voorzegging zou er in onze tijd een bekendmaking van universeel belang worden gedaan die overeenkomt met datgene wat de „wachter” uit Jesaja’s profetie uitriep. De christelijke apostel Johannes, die tot het einde van de eerste eeuw leefde, had een visioen van degene die de bekendmaking deed en schreef: „Ik [zag] een andere engel uit de hemel neerdalen, met grote autoriteit; en de aarde werd verlicht door zijn heerlijkheid. En hij riep met een krachtige stem, zeggende: ’Ze is gevallen! Babylon de Grote is gevallen, en ze is een woonplaats geworden van demonen en een schuilplaats van elke onreine uitwaseming en een schuilplaats van elke onreine en gehate vogel!’” — Openb. 18:1, 2.
22. Wie zal Babylon de Grote tot een woest en verlaten plaats maken, en welk werktuig zal hij daartoe gebruiken?
22 De Grotere Cyrus, de verheerlijkte Heer Jezus Christus, is Degene die de komende letterlijke val van Babylon de Grote veroorzaakt, waardoor ze een woeste en verlaten plaats wordt die vermeden zal worden. De christelijke getuigen van Jehovah kunnen thans nòg zoveel over de gehele wereld prediken over Jehovah’s koninkrijk en de dag van zijn wraak, maar dit zal nooit de ineenstorting van het wereldrijk van valse religie kunnen bewerkstelligen. Zij wachten vurig op de tijd wanneer zij de bekendmaking kunnen doen dat Babylon de Grote is gevallen (Openb. 18:2). Aangezien de Grotere Cyrus zich niet van zijn vreedzame discipelen op aarde zal bedienen om Babylon de Grote omver te werpen, toont hoofdstuk 17 van Openbaring aan dat hij een met een beest te vergelijken werktuig zal gebruiken; het wordt afgebeeld als een scharlakengekleurd, tienhoornig wild beest. Zijn zeven koppen beelden de zeven wereldmachten van de bijbelse geschiedenis af. Na de Eerste Wereldoorlog, en wel ten tijde van de totstandkoming van de Volkenbond, is die internationale hoer, Babylon de Grote, op dit twintigste-eeuwse symbolische beest gaan rijden.
23. Tegen wie zullen de vroegere ondersteuners van het symbolische beest zich dan met volle kracht keren, en wat zal de Grotere Cyrus doen?
23 Tot op heden is Babylon de Grote de berijdster geweest van de opvolger van de Bond, de Verenigde Naties. Het zal echter niet lang meer duren of de politieke ondersteuners van de Verenigde Naties zullen er genoeg van krijgen door het wereldrijk van valse religie overheerst te worden en zullen haar van zich afwerpen en vernietigen. Vervolgens zullen zij zich, nadat de „wachter” uitroept: „Babylon de Grote is gevallen”, met volle kracht tegen de overlevende christelijke getuigen van Jehovah keren. Dan is het moment aangebroken waarop de Grotere Cyrus, Jezus Christus, de „Koning der koningen”, tussenbeide komt en de voormalige ondersteuners van de VN in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon vernietigt. Jehovah’s gezalfde „wachter”-klasse, alsook de „grote schare” die gunstig heeft gereageerd op de inlichtingen welke luidkeels door die uit een groep personen bestaande „wachter” worden bekendgemaakt, zullen die laatste oorlog onder goddelijke bescherming overleven, tot rechtvaardiging van Jehovah God als Soeverein van de gehele hemel en aarde.
24. Hoe was het oude Israël een „zoon” van Jehovah’s dorsvloer, en aan wiens soortgelijke ’gedors’ in deze tijd zal binnenkort een eind worden gemaakt, en hoe?
24 Doordat de joodse ballingen zeventig jaar lang in het oude Babylon verbannen waren geweest, waren zij als het ware door streng onderricht ’gedorst’. Symbolisch vormden zij de „zoon” van Jehovah’s dorsvloer. Na Babylons val zou dat disciplinaire ’gedors’ eindigen. In Jesaja 21:10 wordt hier als volgt medelevend en vertroostend naar verwezen: „O mijn gedorsten en de zoon van mijn dorsvloer, wat ik van Jehovah der legerscharen, de God van Israël, heb gehoord, heb ik ulieden meegedeeld.” Op overeenkomstige wijze is het Babylon de Grote toegestaan Jehovah’s getrouwe getuigen te ’dorsen’. Na haar val in de vernietiging zal al haar ’gedors’ echter ophouden. Haar vroegere politieke minnaars zullen proberen het dorsen voort te zetten. Als vergelding zullen zijzelf op Jehovah’s symbolische dorsvloer worden gedorst tot ze vernietigd zijn. — Openb. 14:14, 15; Joël 3:13-16; Micha 4:12, 13.
25. Waarom is het, met het oog op de naderende val van Babylon de Grote voor Jehovah’s „volk” thans meer dan ooit de tijd om zijn gebod te laten weerklinken, met welk doel voor ogen?
25 Met het oog op de naderende val van Babylon de Grote is het voor de „wachter”-klasse en de „grote schare” thans meer dan ooit de tijd om het goddelijke gebod te laten weerklinken: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen” (Openb. 18:4). Ja, „gaat uit van haar”, niet om u bij haar politieke minnaars of de ongelovige, anti-God krachten van deze wereld aan te sluiten, maar om een deel te worden van „mijn volk”, Jehovah’s opgedragen volk (Jer. 51:45). Handel nu overeenkomstig Jesaja’s „formele uitspraak tegen de wildernis van de zee”. — Jes. 21:1-10.
26. Waarvoor zijn wij „Jehovah der legerscharen” dank verschuldigd, en welke gezegende hoop hebben degenen die acht slaan op het bericht?
26 Alle dank gaat derhalve uit naar „Jehovah der legerscharen, de God van Israël”, die een „wachter”-klasse heeft verwekt en gestationeerd en die haar zo’n wonderbaarlijk bericht heeft gegeven om heinde en ver bekend te maken! Allen die acht slaan op het van God afkomstige bericht hebben de gezegende hoop de ontzettende „nacht” die over deze wereld komt, te overleven en de glorierijke „morgen” te verwelkomen van het rechtvaardige nieuwe samenstel van dingen onder de regering van de Grotere Cyrus, Jezus Christus de Bevrijder. Dit zal „Jehovah der legerscharen”, onze Soevereine Heer, tot lof en vreugde strekken.
[Voetnoten]
a In La Bible de Jérusalem wordt over Jesaja 21:2 gezegd: „Elam is de naam voor de oude bewoners van de hoge plateaus waar de Perzen oorspronkelijk vandaan kwamen. De Meden waren vóór de verovering van Babylon onderhorig aan Cyrus.”
b Zie betreffende Cyrus’ gebruik van kamelen in de oorlogvoering The History of Herodotus, Eerste Boek, getiteld „Clio”, bladzijde 29.
In een Franse bijbelvertaling, de Drioux-bijbel, uitgave van 1884, wordt het volgende commentaar gegeven op Jesaja 21:7: „Deze twee ruiters die op en wagen reden, zijn de twee koningen die Babylon moesten innemen, Daríus de Meder en Cyrus. Zoals Menochius [een Italiaanse Jezuïtische bijbelcommentator uit de zeventiende eeuw] heel goed verklaart, vertegenwoordigt hun bestijging [van de wagens] de opkomst van de Meden en de Perzen.”
Zie overeenkomstige commentaren op Jesaja 21:7 in Dr. Adam Clarke’s Commentary on The Old Testament, Deel 4, bladzijde 2724.
Zie over Cyrus’ oorlogsstrategie met gebruikmaking van kamelen Hoofdstuk 20, getiteld: „De Grieken en de Perzen”, van het boek „The Outline of History” door H. G. Wells, bladzijde 257, de paragrafen 2, 3, uitgave van 1971.
[Illustratie op blz. 13]
Belsazars godonterende feest had tot gevolg dat Jehovah zijn vernietigingsoordeel aan Babylon voltrok
[Illustratie op blz. 16]
Als vergelding voor hun ’dorsen’ van Jehovah’s Getuigen, zullen eerst het wereldrijk van valse religie en daarna haar politieke minnaars zelf ’gedorst’ worden tot ze vernietigd zijn