Bewaar de eenheid in moeilijke tijden
„Dat gij vaststaat in één geest, één van ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws, zonder u in enig opzicht te laten verschrikken door uw tegenstanders.” — Fil. 1:27, 28, NW.
1. Welk contrast bestaat er tussen Jehovah’s getuigen en de wereld?
ER IS geen twijfel mogelijk, wij leven in moeilijke tijden! Deze tijden zijn voorzegd en wij leven er middenin (2 Tim. 3:1, NW). In deze onstuimige „tijd van het einde”, met haar woelige golven van onrust in de menselijke samenleving, vormen de rust en eenheid onder Jehovah’s getuigen een scherp contrast. Deze harmonieuze toestand is echter niet vanzelf, automatisch, zonder krachtsinspanningen ontstaan, louter doordat er overal gemeenten van dergelijke mensen zijn. In het voorgaande artikel zijn enkele van de geestelijke grondslagen waarop deze eenheid berust, uiteengezet. Alhoewel deze eenheid niet aan mensen toegeschreven dient te worden, wordt van iedereen die tot dit grote gezin van God behoort wel verlangd, dat hij er zijn best voor doet deze eenheid te bewaren en te perfectioneren.
2, 3. (a) Wat zijn enkele valkuilen voor de eenheid? (b) Hoe kunnen ze worden vermeden?
2 Zoals er vele factoren zijn die tot deze eenheid bijdragen, bestaan er ook vele factoren die verdeeldheid en moeilijkheden in de hand werken. De waakzame dienstknecht van God dient van deze gevaren op de hoogte te zijn en ze te onderkennen en hij zal ze dan ook vermijden. Deze gevaren voor de eenheid vinden hun oorsprong bij Gods vijand, Satan, die er lang geleden in geslaagd is de eenheid van Gods gezin te verbreken. Ook in zijn wereld schuilen dergelijke gevaren en als laatste, maar niet te verwaarlozen factor dient de gevallen mens zelf in aanmerking te worden genomen. — 1 Joh. 5:19; Gal. 5:19-21, NW.
3 De apostel Paulus had er in zijn tijd alle reden toe de christenen in Korinthe te vermanen de eenheid te bewaren. Er was hem ter ore gekomen dat er onenigheid onder hen heerste. „Er is mij namelijk . . . omtrent u onthuld, mijn broeders, dat er onenigheden onder u bestaan” (1 Kor. 1:11, NW). Dit kan ook thans soms hier en daar onder Gods volk voorkomen. Vaak zijn deze moeilijkheden meer van persoonlijke aard, maar soms doen ze hun invloed ook op een gemeente in haar geheel gelden. Hoe de situatie ook mag zijn, deze moeilijkheden dienen te worden vermeden en alle betrokkenen dienen hun uiterste best te doen de narigheid zo snel mogelijk uit de weg te ruimen. „Laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde stemming verkeert, en staat ook de Duivel geen plaats toe.” — Ef. 4:26, 27, NW.
HET BEHOEDEN VAN DE TONG, VERGEVENSGEZINDHEID
4. Waarom dienen wij voorzichtig te zijn met onze woorden?
4 Een van de factoren die heel snel aanleiding kunnen geven tot spanningen, is het verkeerde gebruik van onze tong. De bijbel toont ons dat dit kleine orgaan grote schade kan aanrichten. Hoe onbetekenend en klein is een lucifer niet en toch kan één lucifer een woud in brand zetten, waardoor er voor miljoenen schade wordt aangericht. „Zo is ook de tong een klein lid en snoeft ze toch grotelijks. Ziet! Hoe weinig vuur is er nodig om zo’n groot bos in brand te steken!” (Jak. 3:5, NW). Indien over iemand onwaarheden en lasterpraatjes worden verteld, ontstaan hierdoor geen vriendschappelijke gevoelens maar veeleer een zekere gereserveerdheid, en daarmee het eerste kiempje van onenigheid en verdeeldheid. Het spreekt vanzelf dat een christelijke gemeente om een dergelijke persoonlijke verdeeldheid of moeilijkheid niet uiteenvalt, doch niettemin kan de uitwerking ervan zich op zekere dag doen gevoelen, namelijk wanneer sympathieën en antipathieën een rol gaan spelen en de leden van de gemeente op de een of andere manier partij gaan kiezen. De gemeente komt nog steeds bijeen en kwijt zich nog steeds van haar opdracht het evangelie te prediken, maar er zal wellicht een donkere schaduw over hangen en er zal een domper op de vreugde zijn gezet.
5. Hoe draagt nederigheid tot het bewaren van de eenheid bij?
5 De tong moet daarom in toom worden gehouden (Jak. 3:10-18. NW). Indien harde, onbeheerste, kwetsende of onware woorden een spanning tussen u en uw broeder in het leven hebben geroepen, dient u niet te aarzelen uw verontschuldigingen aan te bieden. Ja, hiervoor kan nederigheid nodig zijn, maar juist deze nederigheid bevordert op zovele manieren de vrede en eenheid. Nederigheid betekent ootmoedigheid van geest. Nederigheid is geen zwakheid; integendeel, ze is een geestesgesteldheid die Jehovah behaagt. „Omgordt u allen echter met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (1 Petr. 5:5, NW). Nederigheid zal het ons gemakkelijk maken een fout toe te geven en onze verontschuldigingen aan te bieden, ongeacht welke verantwoordelijke positie wij in Gods organisatie bekleden. Nederigheid zal het ons gemakkelijk maken ons aan te passen bij de in Gods gezin bestaande orde. Nederigheid zal ons ook helpen ons hart vrij te houden van jaloezie wanneer andere broeders dienstposities toegewezen krijgen die wij zelf niet hebben. Het zal ons helpen onszelf, als nietige mensjes, altijd in de juiste verhouding en proporties tot onze hemelse Vader, onze broeders en de theocratische organisatie te blijven bezien. Nederigheid behoedt ons ervoor onszelf te belangrijk te vinden of onszelf al te serieus te nemen.
6. Waarom dienen wij vergevensgezind te zijn?
6 Hebt u ooit mensen ontmoet die elkaar geen vergeving hebben geschonken? Hun persoonlijke betrekkingen zijn verbroken of tot een minimum beperkt. Waar zouden wij echter blijven indien onze hemelse Vader ons niet zou vergeven? Vergevensgezindheid is daarom een heel belangrijke factor bij het bewaren van de christelijke eenheid. Hoe vaak dienen wij bereid te zijn vergeving te schenken? Die vraag werd voor Petrus beantwoord. „Jezus zei tot hem: ’Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zevenenzeventig maal toe’” (Matth. 18:22, NW). Iemand die niet vergevensgezind is, handelt in strijd met zijn eigen belangen. Waarom? Niet alleen omdat vijandschap en wrok schadelijk zijn voor onze vrede des geestes en fysieke gezondheid, maar ook omdat zo iemand het risico loopt dat God hem op zekere dag zijn zonden niet meer zal vergeven. Dat zegt de Schrift namelijk: „Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader ook uw overtredingen niet vergeven.” — Matth. 6:14, 15, NW.
7. Hoe dienen wij tegenover persoonlijke beledigingen te staan? Waarom?
7 Hoe vaak zijn beledigingen niet louter onbetekenend en uitsluitend toe te schrijven aan gedachteloosheid, een gebrek aan tact of opvoeding of de opwinding van een ogenblik, en zijn ze geuit zonder kwade bedoelingen! Wij dienen daarom niet kleinzielig te zijn wanneer het erop aankomt elkaar te vergeven, maar in plaats daarvan ruim van opvatting te zijn en de belediging te vergeten. Daardoor zullen de dreigende donkere wolken in onze persoonlijke verhoudingen snel worden uiteengedreven en zal de zon weer doorbreken. Wij zijn geen van allen volmaakt. Iedereen heeft zijn onvolmaaktheden en wij zijn allen dankbaar wanneer anderen ons vergeven. Het is echter een feit dat wij de onvolmaaktheden bij onze medemens gewoonlijk sneller zien dan bij onszelf.
VERDEELDHEID IN LEERSTELLIGE AANGELEGENHEDEN VERMIJDEN
8. (a) Hoe komt het dat er onder Jehovah’s getuigen leerstellige eenheid heerst? (b) Welke suggesties worden gedaan met het oog op een beter begrip van moeilijke punten en het bewaren van de eenheid?
8 Verdeeldheid kan ook ontstaan naar aanleiding van leerstellige aangelegenheden. Hoe kan dit worden vermeden? Op dergelijke momenten is het goed zich de tekst in Johannes 6:45 (NW) te binnen te roepen, waar staat: „Zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen.” Het onderwijs dat Jehovah’s getuigen overal ter wereld ontvangen, is op de bijbel gebaseerd. De uitleg van de bijbel wordt gepubliceerd door de Watch Tower Bible and Tract Society, de vertegenwoordigster van de in Matthéüs 24:45 (NW) genoemde „getrouwe en beleidvolle slaaf”. Dit gecentraliseerde en uniforme onderwijs heeft in belangrijke mate tot de eenheid onder Jehovah’s getuigen op de gehele aarde bijgedragen. Indien nu een lid van een gemeente moeilijkheden heeft met het begrijpen of aanvaarden van een bepaald punt, staat de mogelijkheid voor hem open deze kwestie met broeders te bespreken die een rijpe kennis bezitten. Kan hij het punt in kwestie nog niet begrijpen, dan is het wellicht het beste de zaak te laten rusten. Misschien zal het Genootschap op een later tijdstip meer over deze zaak publiceren en dan zal het begrip ervan worden verruimd. Bovendien mogen wij Jehovah in gebed om een beter begrip van de kwestie vragen. „Schiet iemand van u daarom te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden” (Jak. 1:5, NW). Het zou echter verkeerd zijn te trachten uw eigen afwijkende mening betreffende een bepaalde leerstellige aangelegenheid aan zoveel mogelijk personen in de gemeente voor te leggen. Het behoud van de eenheid wordt daardoor beslist niet bevorderd; er wordt veeleer tweedracht en wantrouwen door gezaaid. Gewoonlijk zijn deze geschilpunten van minder belangrijke aard. Ze kunnen echter tot zo iets groots uitgroeien dat de grootse waarheid van Gods koninkrijk erdoor wordt overschaduwd en het kan zelfs zijn dat u met de prediking van dat goede nieuws ophoudt.
9. Welk standpunt dienen wij in te nemen wanneer iets nog niet duidelijk wordt begrepen?
9 De waarheid over Jehovah’s geopenbaarde voornemen kan met een prachtig schilderij worden vergeleken dat ons een voorstelling geeft van de hoop en het vooruitzicht op eeuwig leven in een nieuwe ordening. Wij zouden echter kunnen zeggen dat aan dit schilderij nog niet de laatste hand is gelegd. Ons is nog niet álles duidelijk, maar naarmate de tijd verstrijkt, zullen wij sommige dingen wellicht beter begrijpen. Mag het feit dat wij nog niet álle details zien er voor ons de oorzaak van worden dat wij onze vreugde verliezen en trachten het gehele Woord van God en zijn organisatie af te kammen? Neen. Neem eens in aanmerking hoeveel waarheden u via het Wachttorengenootschap, dat door Jehovah wordt gebruikt, hebt ontvangen. Dan zult u dankbaar zijn. Denk er eens aan hoe veilig Jehovah zijn volk door middel van zijn organisatie heeft geleid. Dan zult u er volledig vertrouwen in stellen. Hoewel wij niet altijd dezelfde mate van begrip hebben bezeten, hebben wij nooit in geestelijk opzicht honger of dorst geleden, noch heeft het ons aan Zijn liefde ontbroken. Dankbaar kunnen wij daarom met David zeggen: „De HERE is mijn herder, mij ontbreekt niets; Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij aan rustige wateren; Hij verkwikt mijn ziel.” — Ps. 23:1-3.
EENHEID ONDER VERVOLGING
10, 11. Welke schriftuurlijke handelwijze volgt Jehovah’s volk onder vervolging?
10 In vervulling van Jezus’ profetie in hoofdstuk 24 van Matthéüs, hebben Jehovah’s getuigen in deze „tijd van het einde” veel vervolging te verduren, zelfs in die mate dat het voor de wereld niet onopgemerkt is gebleven. Het is voor Jehovah’s getuigen thans bijzonder moeilijk hun christelijke werk in totalitaire staten te verrichten, want er wordt daar druk op hen uitgeoefend en zij worden er vervolgd. Met Gods kracht kunnen zij dit alles echter verdragen. Zij komen niet in opstand tegen het politieke gezag en nemen geen wraak, want zij zijn getrouwe christenen en geen revolutionairen of contrarevolutionairen. Zij verwachten geen redding van een bepaald politiek stelsel, wat dit ook mag zijn, de democratie inbegrepen, maar uitsluitend van Gods koninkrijk. Alleen Gods koninkrijk zal alle dingen nieuw maken. — Openb. 21:5, NW.
11 Indien het voor Jehovah’s getuigen al belangrijk is te allen tijde hun best te doen hun eenheid in het algemeen te bewaren, zo is dit in zelfs nog sterkere mate het geval in tijden van bijzondere druk en vervolging, wanneer het werk ondergronds verricht moet worden. Waarom is dit zo?
12. Wat kan er gebeuren wanneer het werk wordt verboden?
12 Als het werk in een land wordt verboden, zoals bijvoorbeeld in Roemenië, Hongarije en Rusland is gebeurd, is dit onmiddellijk van invloed op de correspondentie met het hoofdbureau in Brooklyn. Het kan zijn dat er maandenlang geen brieven uitgewisseld kunnen worden. In het dictatoriale land zelf komt ook een einde aan nagenoeg alle correspondentie tussen de gemeenten en de verantwoordelijke broeders. Er komt geen postbode meer aan de deur om de tijdschriften of de brieven met instructies en inlichtingen van het Genootschap af te leveren. Het geestelijke voedsel, waarvan de gemeenten en afzonderlijke personen onder normale omstandigheden zo’n overvloed ontvangen, wordt plotseling schaars. Een groot deel ervan is waarschijnlijk door de politie verbeurd verklaard. De Koninkrijkszalen worden gesloten en hoogst waarschijnlijk bevindt zich ook nergens een uitgebreide bibliotheek met Wachttoren-publikaties die gemakkelijk geraadpleegd kunnen worden.
13, 14. Welke pogingen zouden er in het werk gesteld kunnen worden om een einde te maken aan de prediking, en wat is daarom van het grootste belang?
13 Dit is echter nog niet alles. Het is heel goed mogelijk dat de opziener van de gemeente en de verantwoordelijke broeders van het bijkantoor van hun vrijheid zijn beroofd en dat zij ergens in de gevangenis zitten. Andere broeders, die persoonlijk misschien geen bekenden voor alle anderen zijn, moeten hun plaats innemen. Er worden geen vergaderingen op grote schaal meer gehouden, doch men komt alleen ondergronds, in kleine groepjes, bijeen. Het spreekt vanzelf dat de eenheid van Gods volk door dit alles onder grote druk komt te staan, zodat op de noodzaak dat al het mogelijke wordt gedaan om de eenheid te bewaren, niet genoeg de nadruk kan worden gelegd.
14 Er bestaat een Latijns gezegde dat luidt: Divide et impera, en het betekent: „Verdeel en heers.” Dit beginsel wordt dikwijls toegepast in totalitaire staten, waar de regering heeft getracht de organisatie van Jehovah’s getuigen te gronde te richten. Omdat zij er niet in waren geslaagd de organisatie in een frontaanval te vernietigen, hebben zij getracht deze van binnenuit te verbreken.
15. Hoe hebben enkele Getuigen weerstand geboden aan verleiding?
15 In dergelijke totalitaire landen hebben sommige mensen bijvoorbeeld getracht verscheidene broeders met vleierijen te winnen, door hun te vertellen hoeveel voordeel zij ervan zouden hebben wanneer zij met de regering zouden samenwerken en hun christelijke beginselen zouden vergeten, in plaats van zo „extreem”, dogmatisch en koppig te zijn en als gevolg daarvan straf van de zijde van de regering te moeten ondergaan. De regering heeft bepaalde broeders een verantwoordelijke positie in de organisatie van Jehovah’s getuigen aangeboden en indien zij deze zouden aanvaarden, zou alles volmaakt in orde zijn, vertelde de regering. De broeders weigerden echter een dergelijk ontheocratisch aanbod te accepteren. Een van hen antwoordde: „Ik ben niet te koop.” Zij wisten dat een diensttoewijzing in de theocratische organisatie niet van een wereldlijke regering afkomstig kon zijn, maar alleen via de organisatie zelf kon komen. Zij boden weerstand aan de vleierijen. — Ps. 12:3 2.
16. Welke listen zijn zoal gebruikt om verwarring onder de Getuigen te zaaien?
16 In een communistisch land stencilde de geheime staatspolitie een rondschrijven dat aan verschillende broeders werd gezonden en waarin een hevige aanval werd gedaan op verscheidene verantwoordelijke personen in de organisatie van Jehovah’s getuigen. Deze verantwoordelijke personen werden beschuldigd van dronkenschap, overspel en verraad. Het doel van deze kuiperijen is al heel duidelijk: deze circulaire werd geschreven om verwarring te scheppen en het vertrouwen in de leidinggevende broeders te ondermijnen. Natuurlijk stond in dit rondschrijven niet vermeld dat het door de geheime politie was geschreven en verstuurd. In plaats daarvan stonden op de enveloppen adressen van getrouwe broeders als afzender, om de indruk te wekken dat de brieven door broeders geschreven waren. In een ander land heeft de geheime politie zelfs vervalste exemplaren van een uitgave van het tijdschrift De Wachttoren laten drukken, eveneens met het doel de broeders in verwarring te brengen. Voor de samenstelling van deze valse uitgave van De Wachttoren waren artikelen uit de echte Wachttoren genomen en daarna verdraaid, zodat ze aan het doel van de vijand beantwoordden. De broeders ontdekten het verschil echter en de list faalde.
17. Waarvoor zijn wij verantwoordelijk? Illustreer dit.
17 Nog een manier waarop men in landen waar het werk verboden is, wil ’verdelen en heersen’, bestaat in het uitspelen van de ene broeder tegen de andere. Een rechter van instructie zal bijvoorbeeld gegevens over het ondergrondse werk verzamelen, deze aan broeders die hij ondervraagt, overleggen en zeggen: „Uw broeder N. heeft mij dit alles verteld. U ziet dat hij bereid is mee te werken. Waarom zou ú ons dan uw medewerking niet verlenen?” Daarmee wekt de rechter bij de broeders de indruk dat zij het slachtoffer zijn geworden van verraad. Broeders die in dergelijke situaties kwamen te verkeren, stelden als eis dat zij geconfronteerd zouden worden met de persoon of personen die dergelijke dingen zogenaamd aan de politie hadden verteld. Gewoonlijk wordt dit niet toegestaan, waardoor de broeders weten dat de verklaringen onwaar zijn. Men dient zich onder geen enkele omstandigheid door dergelijk gekuip en gelieg te laten imponeren. Wat valt er echter van te zeggen als men zeker weet dat een broeder heeft gecapituleerd en zich tegen zijn broeders heeft gekeerd? Dat is nog geen reden waarom een ander zijn voorbeeld zou volgen. U bent niet verantwoordelijk voor wat hij heeft gedaan. U bent voor uw eigen daden en voor het beschermen van uw getrouwe broeders verantwoordelijk. Houd in gedachten dat de voorbeelden die wij dienen te volgen, de voorbeelden van getrouwheid zijn en die hebben wij vele, zowel voorbeelden uit deze tijd als de in Hebreeën hoofdstuk 11 opgetekende voorbeelden uit de oudheid.
18. Waarom raadt de Schrift het aanstellen van een pas bekeerde in een verantwoordelijke positie af?
18 De Schrift beveelt het aanstellen van pas bekeerden in ambten in de christelijke gemeente niet aan. „Geen pas bekeerde, opdat hij niet opgeblazen wordt van trots en in het oordeel valt dat over de Duivel werd geveld” (1 Tim. 3:6, NW). Vooral in tijden van vervolging mag dit beginsel niet worden genegeerd. Pas bekeerden mogen dan ijverig zijn in de dienst voor het Koninkrijk, de mogelijkheid bestaat dat het hun aan rijpheid ontbreekt. Onder normale omstandigheden kan er beter op dergelijke personen worden gelet en kunnen zij beter worden geholpen. Bij de ondergrondse prediking van Gods koninkrijk is dit moeilijker. Een pas bekeerde kan tweedracht zaaien als hij zelfstandig gaat optreden. Wellicht heeft hij nog niet geleerd zich op de leiding van de betrouwbare „getrouwe en beleidvolle slaaf” te verlaten. Hij vertrouwt te veel op zichzelf. Hij heeft zijn eigen denkbeelden en niet die van God. Hij ziet niet in dat zijn optreden voor hemzelf en anderen ongewenste gevolgen kan hebben. Wellicht is hij bereid een compromis aan te gaan of hij heeft misschien extreme meningen en is geneigd fanatiek te zijn. Indien hij een opziener in een gemeente was, zou hij een bron van verdeeldheid kunnen vormen. Daarom dient er bij het ondergrondse werk zorgvuldig op te worden toegezien dat er beproefde en betrouwbare personen in dienstposities worden aangesteld. „Laten dezen ook eerst op hun geschiktheid worden beproefd en daarna, wanneer zij vrij van beschuldiging zijn, als dienaren dienen” (1 Tim. 3:10, NW). Dit geldt voor alle opzieners, vooral voor kring- en districtsdienaren, die het contact met de gemeenten in een bepaald gebied onderhouden.
19. Hoe zou een punt van verdeeldheid in overeenstemming met een schriftuurlijk precedent opgelost kunnen worden?
19 Mocht het ooit voorkomen dat er zich verdeeldheid voordoet, dan dienen de betrokken broeders niet te aarzelen de aanwijzingen op te volgen van de broeders die met de verantwoordelijkheid voor het werk in het land zijn belast, want hun raad zal op Gods Woord zijn gebaseerd. Het kan zelfs zijn dat het hoofdbureau van het Genootschap een brief schrijft indien de omstandigheden dit eisen, en deze brief zal dan een vermaning of beslissingen bevatten. In de vroege kerk treffen wij een voorbeeld aan van een meningsverschil dat werd opgelost door een brief van het besturende lichaam. In die tijd was de besnijdenis het geschilpunt. Enkele personen verspreidden het denkbeeld dat de besnijdenis noodzakelijk was wilde men gered worden. Deze mening was onjuist en bracht grote tweedracht teweeg (Hand. 15:1, NW). Toen de verantwoordelijke broeders in Jeruzalem dit punt hadden opgehelderd, werd het juiste antwoord, dat de besnijdenis niet langer nodig was, per brief aan de gemeenten meegedeeld. Ook nu nog kunnen wij de interessante inhoud van deze brief lezen, en wel in Handelingen 15:23-29 (NW). De brief van het besturende lichaam betekende een aanmoediging en een ware hulp voor de broeders: „Toen zij deze hadden gelezen, verheugden zij zich over de aanmoediging.” — Hand. 15:31, NW.
20. Met welk probleem ten aanzien van de christelijke neutraliteit worden christenen soms geconfronteerd, en hoe kan dit worden overwonnen?
20 Voor ware christenen is de houding die zij tegenover politieke verkiezingen dienen in te nemen, geen aanleiding tot een geschilpunt. In totalitaire landen zijn mensen vaak wettelijk verplicht naar de stembus te gaan en soms wordt men zelfs thuis opgehaald en naar het stembureau gebracht. Zelfs in bepaalde democratieën stelt de wet het voor burgers verplicht naar de stemlokalen te gaan. In geen enkel land nemen Jehovah’s getuigen aan de politiek deel. Zij zijn niet van deze wereld (Joh. 17:14, NW). Daarom stemmen zij niet bij verkiezingen. Zij sluiten echter geen compromis ten aanzien van hun neutrale houding in politieke aangelegenheden als zij naar de stembus gaan en hun stembriefje op de een of andere manier ongeldig laten maken, er een streep door zetten of er, bijvoorbeeld, de woorden „Voor Gods koninkrijk” op schrijven. Op die manier maken zij duidelijk wiens partij zij hebben gekozen. Door dit te doen zal hun stembriefje ongeldig worden; het zal nu niet worden meegeteld bij de verkiezing van een mens. Zij hebben aan de wet voldaan door naar de stembus te gaan en waarschijnlijk straf vermeden. Denk aan Jezus’ raad: „Ziet! Ik zend u uit als schapen te midden van wolven; geeft er daarom blijk van zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven te zijn” (Matth. 10:16, NW). Niemand dient te worden veroordeeld wanneer hij aldus handelt. „Maar waarom oordeelt gij uw broeder? Of waarom ziet gij ook neer op uw broeder? Want wij zullen allen voor de rechterstoel van God staan.” — Rom. 14:10, NW.
21. Waardoor dienen wij ons, willen wij een verstandige beslissing nemen, te laten leiden indien wij in twijfel verkeren?
21 Wat dient u echter in situaties te doen die volkomen nieuw voor u zijn, die misschien nog nooit zijn besproken, situaties waarin u een beslissing moet nemen? Wellicht is er niemand in de buurt die u om raad kunt vragen. Wanneer een opgedragen persoon de beginselen van Gods Woord in de bijbel kent, zal het hem niet zo moeilijk vallen, juiste beslissingen te nemen. Wij weten wat wij mensen verschuldigd zijn, maar in de eerste plaats weten wij wat wij Jehovah verschuldigd zijn. Wij moeten bovenal hém liefhebben en gehoorzamen (Matth. 22:36-40, NW). Wij bevinden ons wel in de wereld, maar maken er geen deel van uit. Daarom zijn wij neutraal waar het de politiek en oorlogen betreft. Wij kennen de juiste verhouding tegenover personen van de andere sekse. Wij zijn op de hoogte van het ongepaste gebruik van bloed en van de schriftuurlijke orde die in het gezin en in de christelijke gemeente dient te bestaan en wij weten hoe onze houding tegenover onze werkgever en de regering moet zijn. Indien ons geweten door het licht van bijbelse beginselen is verlicht, zullen wij in staat zijn juiste beslissingen te nemen. Verkeren wij erover in twijfel wat de juiste beslissing in een bepaalde aangelegenheid is, dan handelen wij verstandig wanneer wij een zodanige beslissing nemen dat ons geweten zuiver blijft. Komen wij voor situaties te staan die een beslissing van ons eisen, dan doen wij er goed aan door middel van gebed om Jehovah’s leiding in die aangelegenheid te vragen. „Om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden.” — Ps. 31:4 3.
22. In welk opzicht vormt het menselijk lichaam een voortreffelijke illustratie van organisatorische eenheid?
22 Het begrip eenheid en de nauwst mogelijke samenwerking worden zeer passend in de bijbel geïllustreerd. Leest u Eén Korinthiërs hoofdstuk 12 maar eens. Hier wordt het menselijk lichaam als een illustratie gebruikt. Het menselijk lichaam is werkelijk een eenheid waarin alles eendrachtig samenwerkt, iets volledigs. Het functioneert harmonieus en tot welzijn van het gehele organisme. Indien een orgaan niet langer goed functioneert, zijn gewoonlijk stoornissen en ziekten het gevolg. Alhoewel de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen over de gehele wereld verspreid is, kan ze toch met zo’n menselijk lichaam worden vergeleken. In overeenstemming hiermee kan de organisatie in elk land met een menselijk lichaam worden vergeleken. Niet al haar leden hebben dezelfde functie. „Indien zij alle één lid waren, waar zou dan het lichaam zijn? Maar nu zijn zij vele leden, doch één lichaam. Het oog kan niet tot de hand zeggen: ’Ik heb u niet nodig’, en evenmin het hoofd tot de voeten: ’Ik heb u niet nodig.’” — 1 Kor. 12:19-21, NW.
23. Hoe kan de eenheid onder druk van buitenaf bewaard blijven, en welke fout moet worden vermeden?
23 Bij het ondergrondse werk kan dit beginsel niet worden genegeerd. Ook onder dergelijke omstandigheden wordt het werk geleid vanuit één centrale en verantwoordelijke plaats in een land, die vergeleken zou kunnen worden met het hoofd van het lichaam. Aldaar wordt niet alleen het geestelijke voedsel ontvangen opdat dit over het gehele land verdeeld kan worden, maar ook de nodige instructies en raadgevingen worden naar die plaats gezonden. Houd in gedachten dat Gods Woord steeds een trouwe gids voor ons is. Indien wij een christelijk leven leiden, volgens het voorbeeld dat Jezus heeft gesteld, en daarnaast het goede nieuws van Gods koninkrijk prediken, zullen wij het juiste doen. Door deze handelwijze te volgen, zal de eenheid zelfs onder druk en vervolging bewaard blijven. Ook dienen wij altijd, indien dit maar enigszins mogelijk is, in contact te blijven met het verantwoordelijke lichaam in ons land. Wij dienen onze getrouwe broeders te kennen. Dan zullen wij niet de fout maken die enkele Korinthische broeders begingen: „Ik bedoel dit, dat een ieder van u zegt: ’Ik behoor bij Paulus’, ’Maar ik bij Apóllos’, ’Maar ik bij Céfas’, ’Maar ik bij Christus.’ Bestaat de Christus dan verdeeld?” (1 Kor. 1:12, 13, NW). Het antwoord luidt natuurlijk: Neen! Ongeacht dus waar u zich als een van Jehovah’s getuigen bevindt, blijf nauw verbonden met al uw getrouwe broeders.
24. Hoe krachtig is de band der liefde, en wat kan deze band voor ons betekenen?
24 Jehovah heeft zijn volk uit de verwarring van deze wereld geroepen (1 Petr. 2:9, NW). Hij heeft allen die deel uitmaken van zijn volk tot eenheid geroepen, tot eenheid met zichzelf en tot eenheid met hun broeders. Het nieuwe samenstel van dingen, dat iedere dag dichterbij komt, zal door déze eenheid worden gekenmerkt. Voor ons allen die in deze moeilijke tijd leven, is het gebiedend noodzakelijk thans, elke dag en onder alle omstandigheden, zowel in vrijheid als onder vervolging, in eenheid te leven, aan de eenheid te werken en in Jehovah’s organisatie verenigd te blijven. De volmaakte band ervoor is ons gegeven: Liefde! „Bekleedt u bij al deze dingen echter met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid” (Kol. 3:14, NW). De liefde voor Jehovah en onze naaste kan buitengewoon krachtig zijn, ja, een onverbrekelijke band vormen. Ze verbindt ons allen, of wij nu in het noorden, het zuiden, het oosten of het westen wonen. Ze verenigt ons, ongeacht of wij het evangelie vrij kunnen prediken en vrij kunnen bijeenkomen of dat wij dit ondergronds, in het geheim, moeten doen. De liefde zal ons ervoor behoeden een verkeerd gebruik van onze tong te maken en onze broeder te kwetsen. De liefde zal het ons gemakkelijk maken te allen tijde de theocratische orde in Gods gezin te erkennen. De liefde zal ons ervoor behoeden aanmatigend en eigenmachtig op te treden, zelfzuchtig te worden, onszelf met extreme meningen te behagen of de weg van de minste weerstand in te slaan. Ze zal ons er tevens van weerhouden ons handig in verantwoordelijke posities te manoeuvreren waarin wij niet zijn aangesteld. De liefde zal ons leren ons geheel op Jehovah te verlaten.
25. Welke voortreffelijke raad heeft Paulus verstrekt om ons te helpen de eenheid in moeilijke tijden te bewaren?
25 Laten wij deze wonderbaarlijke eigenschap, de liefde, daarom aankweken, en dit des te meer naarmate wij de ondergang van dit oude samenstel van dingen, en daarmee de beproeving die deze voor Jehovah’s uitverkoren volk zal betekenen, naderen. In hartroerende bewoordingen spoort de apostel Paulus ons tot eenheid aan wanneer hij zegt: „Alleen, gedraagt u op een wijze die het goede nieuws over de Christus waardig is, opdat ik, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, over de dingen aangaande u mag horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws, zonder u in enig opzicht te laten verschrikken door uw tegenstanders. Voor hen is dit juist een bewijs van vernietiging, maar voor u van redding, en dit is een aanwijzing van Godswege.” — Fil. 1:27, 28, NW.