Psalmen
Waar verkiest u te zijn?
TOEGEWIJDE dienstknechten van Jehovah God stellen het zeer op prijs wanneer zij omgang kunnen genieten met personen die hetzelfde dierbare geloof bezitten. Onder de Israëlieten kwam deze waardering tot uiting in een oprecht verlangen om naar het heiligdom te gaan. Is het voor u eveneens een groot genoegen samen met anderen aan de aanbidding deel te nemen?
De schrijver van Psalm 84, een leviet die een afstammeling van Korach was, stelde een voortreffelijk voorbeeld door graag onder Gods dienstknechten te willen zijn. Hij zei: „Hoe lieflijk is uw grootse tabernakel, o Jehovah der legerscharen! Mijn ziel heeft vurig verlangd en ook gesmacht naar de voorhoven van Jehovah. Mijn eigen hart en zelfs mijn vlees heffen een vreugdegeroep aan voor de levende God. Ja, zelfs de vogel heeft een huis gevonden, en de zwaluw een nest voor zichzelf waar ze haar jongen heeft neergelegd — uw grootse altaar, o Jehovah der legerscharen, mijn Koning en mijn God!” — Ps. 84:1-3.
Voor de psalmist was het heiligdom „lieflijk”, prachtig, ja zeer aantrekkelijk omdat het Jehovah’s plaats van aanbidding was. De intensiteit waarmee deze leviet uiting gaf aan zijn verlangen in de voorhoven van Jehovah’s tabernakel te zijn, voert ons in gedachten terug naar de tijd dat Israël een koninkrijk was en de tienduizenden levieten in de achtenveertig steden woonden die in het gehele land Israël aan de levieten waren toegewezen. Slechts eenmaal per half jaar diende een van de orden of afdelingen van de niet-priesterlijke levieten een hele week in de tempel. Als gevolg daarvan brachten zij het grootste gedeelte van het jaar gewoonlijk met hun gezin in hun eigen huis in een van de levietensteden door. Kleine vogels daarentegen hebben wellicht een blijvender woonplaats in de tempel gevonden.
De Korachitische leviet móet wel denken aan het geluk dat degenen ten deel valt die regelmatig op vastgestelde tijden naar het heiligdom gaan. Hij vervolgt: „Gelukkig zijn zij die in uw huis wonen! Zij blijven u nog steeds loven. . . . Gelukkig zijn de mensen wier sterkte in u is, in wier hart de gebaande wegen zijn. Trekkend door de laagvlakte van de bakastruiken, veranderen zij die in een bron zelf; ja, in zegeningen hult zich de onderwijzer. Zij zullen voortgaan van vitale kracht tot vitale kracht; ieder verschijnt voor God in Sion.” — Ps. 84:4-7.
Wegens de taken die zij moesten vervullen, namen de priesters en levieten regelmatig tijdelijk hun intrek in Jehovah’s huis en waren zij in staat de Allerhoogste daar rechtstreeks te loven. Wat een geluk viel hun bij dergelijke gelegenheden ten deel! Gelukkig waren ook de andere Israëlieten die kracht putten uit God wanneer zij troost en hulp nodig hadden. Zulke Israëlieten hadden hun hart op de „gebaande wegen”, dat wil zeggen, op de wegen die naar het heiligdom leidden. Wegens hun belangstelling voor de ware aanbidding, kreeg zelfs de dorre streek van de bakastruiken, waar zij op hun reis naar Jeruzalem doorheen trokken, de aantrekkelijke aanblik van een waterrijke streek waar een bron opborrelt. Getrouwe Israëlieten beschouwden Jehovah als hun „Onderwijzer” (Jes. 30:20). Aangezien zij hem zouden zegenen of loven, zou men kunnen zeggen dat de ’onderwijzer zich hulde’ in zulke zegeningen alsof hij zich in een kledingstuk hulde. Hoewel de reis wellicht lang duurde, raakten toegewijde aanbidders niet uitgeput. Het vooruitzicht het heiligdom te bereiken, gaf hun hernieuwde energie.
Vervolgens doet de psalmist een beroep op Jehovah met de woorden: „O Jehovah, God der legerscharen, hoor toch mijn gebed; leen toch het oor, o God van Jakob. . . . O schild van ons, zie, o God, en aanschouw het aangezicht van uw gezalfde” (Ps. 84:8, 9). Aldus vraagt de leviet niet alleen Jehovah’s welwillende aandacht voor zichzelf, maar ook voor de gezalfde, waarschijnlijk de Judese koning. Deze leviet beseft dat de Allerhoogste een beschermend schild voor Israël is en bidt daarom tot hem om hulp.
Gezien het sterke verlangen van de psalmist om in het heiligdom te zijn, zegt hij: „Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders. Ik heb het staan aan de drempel in het huis van mijn God verkozen boven het rondgaan in de tenten der goddeloosheid” (Ps. 84:10). Wat een bijzondere waardering! Voor de psalmist was slechts één dag in de voorhoven van Jehovah’s heiligdom meer waard, beter, dan duizend dagen op een andere plaats doorgebracht. Hij wilde liever dienst verrichten aan de drempel, ja aan de ingang van Jehovah’s huis, dan aanwezig zijn in de tenten van goddeloze mannen, hoe luxueus hun woning ook mocht zijn.
Waarom schatte hij het huis van God zo hoog? Merk zijn volgende woorden op: „Want Jehovah God is een zon en een schild; gunst en heerlijkheid geeft hij. Jehovah zelf zal niets goeds onthouden aan hen die in onberispelijkheid wandelen. O Jehovah der legerscharen, gelukkig is de mens die op u vertrouwt” (Ps. 84:11, 12). Ja, de psalmist had waardering voor de soort van God die Jehovah is. De Allerhoogste is een zon voor zijn volk, door verlichting te verschaffen. Ook voorziet hij als een schild in bescherming. Uitingen van gunst en zegen zijn van hem afkomstig, en hij verleent heerlijkheid en eer aan degenen die hij goedkeurt. Nooit zal Jehovah het goede onthouden aan degenen die op een rechtschapen wijze trachten te wandelen. Hij zal hen rijkelijk zegenen, en degenen die hun vertrouwen op de Almachtige stellen, zullen niet worden teleurgesteld maar zullen werkelijk geluk blijven bezitten.
Zet het feit dat u Jehovah als een Beschermer en als de Bron van alle goede gaven erkent, u ertoe aan geregeld met zijn volk samen te komen? Vormt een voortreffelijke positie bij God de bron van uw grootste vreugde? Wij dienen beslist onze daden in overeenstemming te willen brengen met de gedachten die door de psalmist tot uitdrukking worden gebracht opdat wij het geluk kunnen blijven smaken dat ons ten deel valt wanneer wij Jehovah als onze God hebben.