Een maatschappij zonder misdaad
MISDAAD is een parasitaire ziekte die al eeuwenlang kracht en vitaliteit aan de mensenmaatschappij heeft onttrokken. Ze is als een reuzenoctopus wiens verschrikkelijke vangarmen tot diep in elk deel van de menselijke maatschappij zijn doorgedrongen. Haar verderfelijke invloed is vaak zelfs tot in de hoogste kringen van de wereldse regeringen waar te nemen. In het oog springende voorbeelden van wat er gebeurt wanneer misdaad volledig macht over een regering uitoefent, treffen wij aan in het bloedige verslag over het lijden dat in de afgelopen tientallen jaren door totalitaire regimes over de mensheid is gebracht.
Net als verborgen ziekten in het menselijke organisme, floreert en verbreidt ook de misdaad zich onder het oppervlak der maatschappij. Hoewel haar giftige aanwezigheid door geregelde nieuwsberichten over roofovervallen, verduistering, verkrachting, gevallen van moord en gevechten tussen benden enzovoorts, duidelijk aan het licht komt, is het nog niet zo algemeen bekend in welke mate de maatschappij ermee besmet is. De proeven die zo nu en dan door onderzoek-commissies zijn genomen, hebben veel corruptie aan het licht gebracht op plaatsen waar men het niet zou verwachten.
Ondanks de krachtsinspanningen van de zijde der politie blijft in de VS het aantal der meest voorkomende misdaden steeds toenemen. Van 1946 tot en met 1957 nam dit aantal driemaal zo snel toe als de nationale bevolkingsaanwas. Het aantal personen onder de achttien jaar is sedert 1952 met 22 percent toegenomen, terwijl het aantal arrestaties van personen uit deze klasse gedurende dezelfde periode met 55 percent toenam.
De misdaad blijft echter niet tot jeugdmisdadigers, corrupte politici en figuren uit de onderwereld beperkt. Ook gewone mensen die als oprechte burgers bekendstonden, blijken vaak zeer oneerlijk te zijn. Beschouw bijvoorbeeld eens de algemeen verbreide gewoonte onder werknemers hun werkgevers te bestelen.
Iedereen die rechtvaardigheid liefheeft, dient zich bij het zien van een dergelijke verdorven toestand in onze moderne maatschappij, onpasselijk te gaan voelen. Hij dient te walgen van de afschuwelijke misdaadziekte die zich over de hele maatschappij heeft uitgebreid en allen heeft besmet. Het valt daarom niet te verwonderen dat God christenen door middel van zijn Woord gebiedt geen vriendschap met de wereld te sluiten. Een vriend van de wereld te zijn, zou iemand tot een vijand van God maken (Jak. 4:4). Dat onze moderne maatschappij echter verdorven is, wil nog niet zeggen dat een maatschappij zonder misdaad onmogelijk is. Het betekent niet dat mensen niet in een maatschappij kunnen leven die achting heeft voor schriftuurlijke beginselen, moreel rein en oprecht is en in christelijke liefde is verenigd in plaats van door dodelijke haat, afgunst, boosheid en wedijver te zijn verdeeld.
Een maatschappij zonder misdaad kan een werkelijkheid zijn, maar ze zal niet door de krachtsinspanningen van de politie of groeperingen die misdadigers trachten te hervormen, tot stand worden gebracht. Ze kan niet door politici of de verenigde pogingen van wereldse regeringen worden verwezenlijkt. Voor hen is dit een veel te grote taak. Alleen Jehovah zal deze taak kunnen verrichten. Er is een volledig nieuw samenstel van dingen — een nieuwe wereld — voor nodig. Deze verandering werd in 1 Johannes 2:17 met de volgende woorden voorzegd: „De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie den wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”.
Gods hemelse oordeelsvoltrekkers zullen allen die blijven volharden in het navolgen van onwettige verlangens, uitroeien en vernietigen. Geen enkele haarkloverij van de zijde van een misdadiger zal hem aan de voltrekking van het goddelijke oordeel doen ontkomen. Merk op hoe de bijbel lang geleden al heeft voorzegd dat God de aarde van goddelozen zou zuiveren: „De overtreders worden tezamen verdelgd, het nakroost van de goddelozen wordt uitgeroeid”. „De oprechten zullen het land bewonen en de vromen zullen daarin overblijven, maar de goddelozen zullen uit het land worden uitgeroeid en de trouwelozen zullen er uit worden weggerukt”. — Ps. 37:38; Spr. 2:21, 22.
Degene die in de atomen de geweldige energie heeft opgesloten welke de mens er nu in zijn atoomreactors en atoombommen weer aan onttrekt, is stellig bij machte om elke levende misdadiger en elke volhardende overtreder van de goddelijke wet op te sporen en te vernietigen. Hoewel iemand er misschien in geslaagd mag zijn, zijn misdaden voor de ogen van andere mensen verborgen te houden, kan hij ze niet voor de ogen van God verbergen. „Geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wien wij rekenschap hebben af te leggen”. „Van sommige mensen zijn de zonden zo duidelijk, dat zij voor hen uitgaan naar het gericht, bij anderen komen zij achteraan”. — Hebr. 4:13; 1 Tim. 5:24.
Dat er na Gods vernietiging van het huidige goddeloze samenstel van dingen een maatschappij zonder misdaad zal volgen, wordt ons verzekerd door de soort van regering die dan de mensheid zal besturen en door het soort van mensen dat de aarde zal bewonen. Zoals u in de zojuist uit 1 Johannes 2:17 aangehaalde tekst hebt kunnen opmerken, zullen zij ’die de wil van God doen, tot in eeuwigheid blijven’. Zij die de wil van God doen, dragen niet tot de verdorvenheid van onze moderne maatschappij bij. Zij zijn degenen die in Spreuken 2:21 de „oprechten” en de „vromen” worden genoemd, die op de aarde zullen achterblijven nadat God deze van goddelozen heeft gezuiverd. Jezus verwees naar hen in zijn bergrede toen hij zei: „Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven”. — Matth. 5:5.
De regering die over deze „zachtmoedigen” die Gods wil doen, zal heersen, wordt in de bijbel het koninkrijk Gods genoemd. Het is een hemelse regering met Christus als Koning. Daar alle mensen dan onder deze Koninkrijksheerschappij zullen leven, zal misdaad niet in staat zijn die Nieuwe-Wereldmaatschappij van rechtvaardige mensen te verderven. Dan kan er waarlijk worden gezegd: „Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar, . . . en gerechtigheid ziet neder van den hemel”. — Ps. 85:11, 12.