Wees getrouw aan God „die in het verborgene toeziet”
„Bid . . . tot uw Vader, die in het verborgene is; dan zal uw Vader, die in het verborgene toeziet, het u vergelden.” — MATTHÉÜS 6:6.
1, 2. Hoe kan worden geïllustreerd dat schijnbaar vertrouwelijke aangelegenheden toch openbaar kunnen worden? (1 Sam. 21:7; 22:9)
ENKELE jaren geleden belde een van Jehovah’s Getuigen naar haar broer op Long Island (New York). Daar hij een andere godsdienstige richting was toegedaan, vertelde zij hem over Gods belofte het kwaad van de aarde te verwijderen en paradijstoestanden te herstellen. Toen het gesprek afgelopen was en haar broer ophing, hoorde zij tot haar verbazing een stem die zei: „Een ogenblik alstublieft, ik wil u een vraag stellen.”
2 Het was de telefoniste. Zij had meegeluisterd. Met de destijds bestaande telefoonapparatuur was dit mogelijk, alhoewel het tegen de ethiek en tegen de gedragslijn van de telefoondienst indruiste. De Getuige vond het fijn dat haar woorden zo’n belangstelling hadden gewekt en zij trof regelingen om daar verder op in te gaan, maar het had haar onaangenaam getroffen dat haar gesprek afgeluisterd was. Ja, anderen zien en horen soms dingen waarvan wij denken dat ze geheim zijn. — Pred. 10:20.
3. In welk opzicht zijn christenen altijd een schouwspel?
3 Dit mag voor ware christenen, die ernaar streven te allen tijde getrouw aan God te zijn, geen al te groot probleem vormen. De apostel Paulus zei: „Wij zijn een theater-schouwspel geworden voor de wereld, zowel voor engelen als voor mensen” (1 Kor. 4:9). Hij zinspeelde op iets wat in de gladiatorenarena gebruikelijk was. Vóór het slotnummer lieten de Romeinen degenen die zouden strijden en waarschijnlijk zouden sterven, naakt voor het publiek verschijnen. Christenen in deze tijd zijn ook een schouwspel, voor ongelovige familieleden, collega’s, buren en medescholieren. Zij die ons gadeslaan, krijgen wellicht op grond van ons doen en laten een goede of een slechte dunk van het christendom. — 1 Petr. 2:12.
4. Hoe kan iemand worden beïnvloed door de wetenschap dat anderen hem gadeslaan?
4 Wanneer wij weten dat anderen ons gadeslaan, zullen wij geneigd zijn daar rekening mee te houden, gedachtig de door Paulus geuite wens: „In geen enkel opzicht geven wij enige aanleiding tot struikelen, opdat er geen aanmerkingen op onze bediening gemaakt kunnen worden” (2 Kor. 6:3). De wetenschap dat anderen ons gadeslaan, kan ons besluit het juiste te doen, versterken. Maar als wij buiten het gezichtsveld van anderen op onze christelijke beginselen worden beproefd, wat doen wij dan?
Voor zijn blik blijft niets verborgen
5. Welk contrast bestond er tussen de wijze waarop de joodse leiders zich in het openbaar voordeden en hoe zij innerlijk waren?
5 Veel joodse religieuze leiders in de eerste eeuw waren uiterlijk andere mensen dan zij innerlijk waren. Jezus liet in de Bergrede de waarschuwing horen: „Ziet er goed op toe dat gij uw rechtvaardigheid niet voor het oog van de mensen beoefent om door hen opgemerkt te worden” (Matth. 6:1, 2). De religieuze leiders waren als bekers die van buiten schoon waren maar ’van binnen vol roof en onmatigheid’, als „witgekalkte graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn”. — Matth. 23:25-28; vergelijk Psalm 26:4.
6. Wat kan Jehovah met betrekking tot ons waarnemen?
6 Deze woorden dienen ons te helpen begrijpen dat Jehovah’s belangstelling verder gaat dan de dingen die andere mensen kunnen zien. Jezus gaf de raad: „Als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer en bid na het sluiten van uw deur tot uw Vader, die in het verborgene is; dan zal uw Vader, die in het verborgene toeziet, het u vergelden” (Matth. 6:6). Ja, God kan de gebeden horen die wij opzenden wanneer er geen andere mensen bij zijn. Er ontgaat God niets. Hij is in staat iemands ontwikkeling vanaf het embryonale stadium waar te nemen en leest misschien de genetische code die later zijn persoonlijkheidskenmerken zullen bepalen (Ps. 139:15, 16; Gen. 25:23). Hij kan zelfs de geheime neigingen van ons hart lezen (1 Sam. 16:7; 1 Kon. 8:39; Jer. 17:10; Hand. 1:24). Beschouw eens hoe deze feiten op ons van invloed dienen te zijn.
7. Op welk terrein kan er bij een christen misschien ruimte voor verbetering zijn?
7 Ten einde ware christenen te worden, hebben wij net als de vroege christenen moeite moeten doen om ernstige zwakheden en zonden te overwinnen (1 Kor. 6:9-11; Hand. 26:20; 1 Petr. 4:1-4). Maar hoe staat het met zwakheden waarvan andere mensen wellicht niet op de hoogte zijn? Dat deze zwakke punten niet algemeen bekend zijn, maakt ze niet minder ernstig. Dit wordt te kennen gegeven door Davids woorden: „Wie in het geheim zijn metgezel lastert, hem leg ik het zwijgen op. Wie hoogmoedig van ogen en arrogant van hart is, hem kan ik niet verdragen” (Ps. 101:5). Ook al werd het in het geheim gedaan, tegenover slechts één persoon, laster was fout. David zou deze ’geheime’ zonde derhalve niet vergoelijken.
8. Hoe weten wij dat verborgen kwaaddoen niet aan Jehovah’s aandacht ontsnapt?
8 Ook moet de kwaaddoener zichzelf niet wijsmaken dat de dwaling zal ontsnappen aan de aandacht van God, „die in het verborgene toeziet”. In feite heeft God bewezen dat zijn belangstelling ernaar uitgaat dat mensen zelfs wanneer hun handelingen niet algemeen bekend zijn, getrouw zijn. Denk eens aan het geval van Achan. De Israëlieten moesten Jericho en zijn inwoners, goddeloze Kanaänieten, verdelgen. Alleen het zilver, het goud en het koper behoefde niet vernietigd te worden; dat was bestemd voor de schatten van Gods heiligdom (Joz. 6:17-19). Achan bezweek echter voor de verleiding en eigende zich een kostbaar gewaad en wat zilver en goud toe. Hij verborg dit onder zijn tent. Misschien dacht hij wel dat niemand dit te weten zou komen. Maar misleidde hij Hem „die in het verborgene toeziet”? Neen. God zag erop toe dat Achans zonde in het openbaar aan de kaak werd gesteld en het doodsoordeel aan hem en zijn huisgezin werd voltrokken. — Joz. 7:1, 16-26.
9. Wat moeten wij doen om Gods goedkeuring te verwerven en te behouden?
9 Elihu gaf van grote wijsheid blijk toen hij omtrent Jehovah verklaarde: „Want zijn ogen zijn op ’s mensen wegen gericht, en hij ziet al zijn schreden. Er is geen duisternis, noch enige diepe schaduw waarin zij die het schadelijke beoefenen, zich kunnen verbergen” (Job 34:21, 22). Indien wij de goedkeuring van Jehovah God willen verwerven en behouden, moeten wij er dus naar streven overeenkomstig zijn beginselen te leven, niet alleen wanneer wij weten dat anderen ons gadeslaan, maar ook wanneer ons gedrag voor het oog van anderen verborgen schijnt te zijn. Te allen tijde zijn ’Gods ogen op ’s mensen wegen gericht’.
10. (a) Welk voortreffelijke voorbeeld gaf Paulus in een kwestie die verborgen kon blijven? (b) Welke terreinen waarop het mogelijk is in het geheim voor verleidingen te bezwijken, verdienen onze aandacht?
10 Het kan zijn dat een christen de een of andere beproeving ondergaat zonder dat zijn medeaanbidders hiervan op de hoogte zijn. Dat overkwam Paulus toen hij in de gevangenis zat. De joden hadden hem ervan beschuldigd dat hij ’oproer had verwekt’ en had getracht „de tempel te ontheiligen” (Hand. 24:1-6). Paulus getuigde van zijn onschuld voor de Romeinse landvoogd Felix, die volgens historici wreed en immoreel was. Felix hield Paulus in de gevangenis vast, in de hoop „dat Paulus hem geld zou geven” (Hand. 24:10-21, 26). Hoewel de apostel de bijbelse raad kende om geen giften te schenken of aan te nemen met het doel de rechtspraak te beïnvloeden, had hij kunnen redeneren dat het geven van steekpenningen zijn vrijlating zou bevorderen. Aangezien anderen niet hoefden te weten dat hij steekpenningen had gegeven, zou Paulus zich er geen zorgen over hoeven te maken dat hij hen tot struikelen bracht (Ex. 23:8; Ps. 15:1, 5; Spr. 17:23). Toch redeneerde Paulus niet zo. Velen onder Jehovah’s volk in deze tijd hebben voor andere beproevingen gestaan, bijvoorbeeld in verband met Gods wet inzake bloed, zelfbevrediging en alcoholmisbruik. Laten wij er eens bij stilstaan hoe u of uw dierbaren met zulke beproevingen te maken zouden kunnen krijgen.
Beproevingen op onze gehoorzaamheid inzake bloed
11. Wat is de basis voor het christelijke standpunt inzake het gebruik van bloed?
11 Gods wet inzake bloed is beslist niet nieuw of onduidelijk. Via onze gemeenschappelijke voorvader Noach gaf Jehovah de gehele mensheid het gebod: „Vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten” (Gen. 9:4). Op de heiligheid van bloed, dat het door God geschonken leven vertegenwoordigt, werd in de Mozaïsche wet nogmaals de nadruk gelegd. Bloed kon op het altaar worden gebruikt, maar in alle andere gevallen moest het ’als water op de aarde uitgegoten worden’ (Lev. 17:11-14; Deut. 12:23-25). Bleef het gebod dat het leven niet met behulp van bloed in stand gehouden mocht worden van kracht nadat de Mozaïsche wet was geëindigd? Zeer zeker. Op wat sommigen het eerste christelijke concilie zouden noemen, besloten de apostelen en oudere mannen (die het besturende lichaam vormden) dat christenen zich moesten ’onthouden van afgoderij, van hoererij, van het verstikte [waarin bloed was achtergebleven] en van bloed’. Het misbruiken van bloed was net zo’n ernstige morele overtreding als ongeoorloofde seksuele betrekkingen. — Hand. 15:20, 21, 28, 29.
12. Welk standpunt namen de vroege christenen in met betrekking tot bloed?
12 De vroege christenen gehoorzaamden Gods wet inzake bloed. Hoewel sommige mensen destijds het bloed van gladiatoren dronken als „geneesmiddel” tegen vallende ziekte, deden ware christenen dit niet. Evenmin zouden zij voedsel eten waarin bloed zat, ook al zou hun weigering de dood voor hen en hun kinderen betekenen. Sinds die tijd hebben verscheidene theologen en anderen erkend dat het christenen bij Gods wet verboden is, hun leven in stand te houden door bloed tot zich te nemen.
13. (a) Waarom zou u in de toekomst voor een beproeving in verband met bloed kunnen komen te staan? (b) Wat dienen wij in gedachte te houden als de voornaamste reden waarom christenen geen bloed aanvaarden?
13 De laatste tijd is bloedtransfusie een algemeen aanvaarde behandelingsmethode geworden. Een christen kan derhalve op dat punt voor een beproeving komen te staan. Artsen, verplegend personeel en zelfs familieleden kunnen er sterk bij hem op aandringen bloed te aanvaarden. Welingelichte personen weten natuurlijk dat transfusies op zich ernstige risico’s met zich brengen. Het tijdschrift Time (5 november 1984) zei dat „elk jaar zo’n 100.000 Amerikanen hepatitis oplopen door bloedtransfusies”, voornamelijk „door een geheimzinnig virus dat alleen door een eliminatieproces geïdentificeerd kan worden”. Time berichtte ook dat er ruim 6500 gevallen van AIDS (verworven vermindering van de natuurlijke afweer) geconstateerd waren, waarvan er sommige „met transfusies in verband stonden”. Het rapport zei: „Bijna de helft van de slachtoffers zijn gestorven, ofschoon het uiteindelijke sterftecijfer 90% of hoger kan zijn.” Natuurlijk baseren Jehovah’s Getuigen hun weigering niet op het argument dat bloed een slecht geneesmiddel is. Zelfs indien artsen de garantie zouden kunnen geven dat een transfusie volkomen veilig was, dan nog gebiedt Gods Woord ons dat wij ’ons moeten wachten voor bloed’. — Hand. 21:25.
14. Voor welke „geheime” beproeving met betrekking tot bloed kunt u komen te staan?
14 Stel eens dat u te horen kreeg dat u hard een transfusie nodig had. U zou dan aan Gods wet inzake bloed denken, niet waar? En uw besluit om God te gehoorzamen, ongeacht de onmiddellijke gevolgen van dat besluit, zou waarschijnlijk gesterkt worden als er andere christenen bij u waren. (Vergelijk Daniël 3:13-18.) Maar als nu een arts of een rechter u in het geheim onder druk zou zetten om bloed te nemen, ja, u zelfs zou zeggen hem de verantwoordelijkheid tegenover God daarvoor te laten dragen?
15. Welke onjuiste zienswijze ten aanzien van ons standpunt inzake bloed hebben sommige artsen en andere autoriteiten?
15 Rapporten uit verschillende landen geven te kennen dat artsen, ziekenhuispersoneel en rechters soms ten onrechte denken dat Jehovah’s Getuigen in het openbaar bezwaar maken tegen bloedtransfusie maar er privé of in hun hart anders over denken. In één geval concludeerde een rechter eigenmachtig „dat de kern van het probleem niet in de religieuze overtuiging van [de patiënt] lag, maar in haar weigering een bij een vroegere gelegenheid geschreven toestemming voor het transfunderen van bloed te tekenen. Zij had geen bezwaar tegen het ondergaan van de betreffende behandeling, maar zij wilde het toepassen ervan niet voorschrijven”. Het tegendeel is waar: in plaats dat Jehovah’s Getuigen zwakjes weigeren ’een machtiging tot het toedienen van bloed te ondertekenen’, hebben zij bewezen dat het hun krachtige wens is wettelijke documenten te ondertekenen waarin de medische staf wordt ontheven van elke aansprakelijkheid in verband met het weigeren van bloed.a
16. Als iemand u in het geheim zou aansporen bloed te nemen, wat mag u dan niet vergeten?
16 Artsen en rechters proberen u misschien wel te overreden bloed te aanvaarden omdat zij hebben gezien dat mensen met een andere godsdienstige overtuiging bezwaar maakten tegen de een of andere medische behandelingsmethode maar die dan ’achter gesloten deuren’ aanvaardden. Sommige artsen en andere autoriteiten hebben zelfs beweerd een Getuige te kennen die erin heeft toegestemd dat hem in het geheim een transfusie werd toegediend. Indien dit is gebeurd, zou het iemand kunnen betreffen die pas in contact was gekomen met Jehovah’s Getuigen. Toegewijde dienstknechten van God weten heel goed dat een dergelijk compromis niet aan Gods aandacht zou ontsnappen. Denk eens aan Davids zonde in verband met Bathséba en Uría. Jehovah had het allemaal gezien en zond Nathan met de boodschap: „Terwijl gíj [David] in het geheim hebt gehandeld, zal ik voor mij deze zaak doen ten aanschouwen van heel Israël en ten aanschouwen van de zon.” Zoals God had gezegd, ondervond David later de droevige gevolgen van zijn ’geheime’ zonde. — 2 Sam. 11:27–12:12; 16:21.
17. (a) Hoe kan het in het geheim aanvaarden van een bloedtransfusie anderen in moeilijkheden brengen? (b) Hoe bleef een zuster zelfs onder vier ogen standvastig met betrekking tot de bloedkwestie, en hoe liep dit af?
17 Ook de liefde voor uw christelijke broeders en zusters dient u te helpen weerstand te bieden aan druk om toe te stemmen in een geheime schending van Gods wet inzake bloed. Hoe dat zo? Welnu, indien een arts of een rechter zou proberen u er onder dwang toe te brengen bloed te nemen, ook al zou dit in het geheim zijn, dan dient u te denken aan de extra moeilijkheden die de volgende Getuige hierdoor zou krijgen. Sta eens stil bij deze ervaring uit de Verenigde Staten:
Zuster Rodriguez werd voor een ontsteking behandeld. Toen werd zij erg ziek; de diagnose van haar arts was een inwendige bloeding en hij beval een spoedopname in een groot ziekenhuis aan. Zuster Rodriguez vertelde het personeel van de afdeling spoedgevallen: „Ik aanvaard geen bloedtransfusie, ongeacht wat er gebeurt.” Toen verpleegsters haar later onder druk zetten door te beweren dat sommige Getuigen wel bloed hadden genomen, hield zij voet bij stuk. Dagenlang bleef deze zuster bloed verliezen en zij werd steeds zwakker, zodat zij ten slotte naar de Intensive Care-afdeling werd overgebracht. Toen liet het ziekenhuis een aan het hoogste gerechtshof van de staat New York verbonden rechter komen.
Enige maanden later sprak deze rechter in de aula van het ziekenhuis tot ruim 150 artsen over het onderwerp „Wiens leven is het eigenlijk?” Ook hij zei dat hij personen had ontmoet die eerst bloed weigerden maar die toestemming gaven wanneer er een rechter bij gehaald werd. Maar hoe was het in het geval van zuster Rodriguez gegaan? Hij vertelde dat hij haar er in het geheim toe had trachten over te halen hem ’de verantwoordelijkheid te laten dragen’ door erin toe te stemmen de rechtbank het bevel tot transfusie te laten geven. Wat deed zij? De rechter vertelde de bijeengekomen artsen dat mevrouw Rodriguez met alle kracht die zij kon opbrengen zei dat zij geen bloed zou accepteren en dat hij haar alleen moest laten en uit de kamer moest verdwijnen. Derhalve, zo verklaarde de rechter, had hij geen enkele grond om haar tegen haar wensen in, bloed te laten toedienen.
18. Welk vaste besluit inzake de bloedkwestie dienen wij duidelijk kenbaar te maken, en wat zullen dan hoogstwaarschijnlijk de gevolgen zijn?
18 Dit onderstreept hoe belangrijk het is absoluut duidelijk te maken dat er niet te onderhandelen valt over ons standpunt inzake bloed. De apostelen namen zo’n vastberaden standpunt in en verklaarden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 5:29). Het geval van zuster Rodriguez laat ook zien wat de gevolgen voor anderen kunnen zijn wanneer een Getuige een compromis aangaat. Terwijl zij ziek en lichamelijk verzwakt was, moest zij het hoofd bieden aan extra druk alleen omdat iemand voordien misschien in het geheim Gods wet overtreden had. Natuurlijk zou zo’n wetschending geen geheim voor „de Rechter van de gehele aarde” zijn (Gen. 18:25). Gelukkig wist zuster Rodriguez „in het verborgene” net zo min van schipperen als in het openbaar. En later, toen zij weer gezond was, verklaarde zij ten overstaan van dezelfde vergadering van medici dat zij vastbesloten was aan God getrouw te blijven.
19. Van welk feit dienen wij ons te allen tijde bewust te zijn?
19 Ook wij moeten getrouw zijn, of onze daden nu algemeen bekend zijn of niet. Jehovah schept behagen in een dergelijke getrouwheid en zal die belonen. Ook zal hij rechtvaardige vergelding brengen over degenen die hetzij in het openbaar of „in het verborgene” ontrouw zijn aan zijn maatstaven (Ps. 51:6; Job 34:24). Zoals wij in het volgende artikel zullen bestuderen, voorziet hij liefdevol in volmaakte raad die ons zal helpen eventuele verborgen zwakheden te overwinnen.
[Voetnoten]
a Veel Amerikaanse ziekenhuizen gebruiken een formulier getiteld WEIGERING OM BLOEDTRANSFUSIE TOE TE STAAN, dat ook afgedrukt staat in een publikatie van de American Medical Association, Medicolegal Forms with Legal Analysis.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welk vermogen dat God heeft, dient van invloed te zijn op ons doen en laten?
◻ Welke uitermate belangrijke les ligt voor ons in Achans ervaring opgesloten?
◻ Welke schade kan worden aangericht als een christen in het geheim Gods wet inzake bloed overtreedt?
◻ Wat dient uw vaste besluit te zijn in verband met Jehovah’s zienswijze ten aanzien van bloed?
[Kader op blz. 13]
Gods wet inzake bloed als nog steeds geldig erkend
JOSEPH PRIESTLEY (1733-1804) is in de eerste plaats bekend als de geleerde die de zuurstof heeft ontdekt, maar hij was tevens theoloog. Hij schreef:
„Het aan Noach gegeven verbod om bloed te eten, schijnt bindend te zijn voor zijn gehele nageslacht.” Met betrekking tot de bewering dat het christelijke verbod op bloed slechts tijdelijk was, voegde Priestley eraan toe: „Er is geen kennisgeving of aanwijzing dat het tijdelijk was, noch wordt ergens melding gemaakt van een tijd waarin het verbod zou worden opgeheven. . . . Indien wij dit door de apostelen uitgevaardigde verbod interpreteren aan de hand van het gedrag van de vroege christenen, van wie moeilijk verondersteld kan worden dat zij de aard en reikwijdte ervan niet goed begrepen hebben, kunnen wij niet anders dan de conclusie trekken dat het als absoluut en eeuwig bedoeld was.”
In 1646 werd A Bloody Tenet Confuted, or, Blood Forbidden (spelling gemoderniseerd) (Een bloedig leerstuk weerlegd, of: Bloed verboden) gepubliceerd. Op bladzijde 8 concludeerde het geschrift: „Laten wij breken met deze wrede gewoonte het leven van beesten te eten, zoals dat overal in Engeland gebeurt, door profane zwarte [bloed]worst te eten, want daardoor zullen wij tonen barmhartige mensen, en niet onmenselijk te zijn; want daaruit zal blijken dat wij God in zulke uitgesproken voorschriften niet ongehoorzaam zijn, maar gehoorzaam zijn aan zijn wil, en daders zijn van de dingen die juist zijn in zijn ogen, daar wij Gods gunst willen genieten, . . . en niet van ons volk zullen worden afgesneden en Gods aangezicht zich niet blijvend ten kwade tegen ons keert.”
Kaspar Bartholinus was een zeventiende-eeuwse hoogleraar in de anatomie aan de universiteit van Kopenhagen. In een verhandeling over ’Het misbruiken van bloed’ merkte hij op: ’Zij die het gebruik van mensenbloed te baat nemen als inwendig middel om ziekten te genezen, blijken het te misbruiken en een ernstige zonde te begaan. Kannibalen worden veroordeeld. Waarom gevoelen wij geen afgrijzen van hen die hun slokdarm met mensenbloed bezoedelen? Hetzelfde geldt voor het ontvangen van vreemd bloed uit een opengesneden ader, hetzij via de mond of door transfusie-instrumenten. De bedrijvers van deze operatie wachten de verschrikkingen van de goddelijke wet, die het eten van bloed verbiedt.’
In Revelation Examined with Candour (Openbaring openhartig onderzocht) (1745) werden Gods geboden betreffende bloed besproken. Er werd als volgt geredeneerd: „Een gebod dat door God zelf aan Noach werd gegeven, tegenover Mozes werd herhaald en door de apostelen van Jezus Christus werd bekrachtigd; dat onmiddellijk na de vloed gegeven werd, toen de wereld als het ware opnieuw begon; en het enige dat bij die grootse gelegenheid gegeven werd; met vrees inboezemende ernst herhaald voor het volk dat God van de rest van de mensheid afscheidde als een heilig volk voor hemzelf; herhaald met vreeswekkende afkondigingen van goddelijke wraak over zowel de jood als de vreemdeling die het zou durven overtreden; en bekrachtigd door het indrukwekkendste en heiligste concilie dat ooit op aarde bijeengeweest is; handelend onder de directe invloed van de Geest Gods! van de heilige vergadering overgebracht aan de verschillende kerken in de omliggende landen door de handen van geen mindere boden dan twee bisschoppen en twee apostelen . . . Zal hierna ook maar iemand het wagen dit gebod te smaden? Zal ook maar enig weldenkend mens verklaren dat een door God zelf aldus uitgevaardigd, aldus herhaald en aldus bekrachtigd voorschrift onbeduidend en onbelangrijk is?”
[Illustratie op blz. 14]
Het gedrag van één Getuige kan het voor de volgende Getuige gemakkelijker maken getrouw aan God te zijn