Bestaat er een grote hemelse organisatie?
WIJ hebben dikwijls horen spreken over engelen, onzichtbare hemelse schepselen, geestelijke personen. Maar over het algemeen werd er geen duidelijk beeld gegeven van hun doel en werkzaamheid. Door religieuze kunstschilders worden zij soms afgebeeld als vrouwen of als baby’tjes met vleugeltjes.
Deze opvattingen omtrent engelen zijn echter niet bijbels. Het zijn heidense denkbeelden, hetgeen gemakkelijk bewezen kan worden door de oude Griekse mythologie aan een oppervlakkig onderzoek te onderwerpen en door waar te nemen hoe hun goden en godinnen op vazen, muurschilderingen, in de beeldhouwkunst, enzovoort, worden afgeschilderd. Kunstschilders uit de middeleeuwen volgden dit patroon wanneer zij engelen afbeeldden op religieuze schilderijen van de christenheid.
Wat onthult de Schepper van de engelen ons echter omtrent hen? Hij schildert hen niet af zoals zij er letterlijk uitzien, maar geeft ons een symbolische voorstelling van hen. De bijbel laat zien dat engelen in Jehovah’s tegenwoordigheid kunnen verschijnen en dat hun gezichtsvermogen sterk genoeg is om Jehovah’s majesteit en heerlijkheid te aanschouwen. In overeenstemming met de waardigheid van Jehovah zijn deze dienaren van hem derhalve eveneens buitengewoon schitterend. Menselijke ogen zouden bij het zien van hen ongetwijfeld worden verblind en overweldigd. In plaats van hen letterlijk te zien, is het bovendien veel belangrijker voor ons een begrip te hebben omtrent datgene wat zij als persoonlijkheden zijn. — Matth. 28:2-4; Luk. 24:4; Dan. 10:5-7.
DE BERIJDER VAN DE HEMELSE WAGEN
In een recente uitgave van De Wachttoren hebben wij Ezechiëls visioen van een grote hemelse wagen besproken, welke wagen werd vergezeld door engelen die de rangorde van „cherubs” hadden. Wanneer wij dit visioen wederom beschouwen, kunnen wij een beter begrip van de positie van de engelen en hun functie in Gods regeling krijgen door eerst de berijder van de wagen te bekijken.
Met de profeet vestigen wij nu daarom onze aandacht op het glinsterende, met ijs te vergelijken „uitspansel” of platform dat zich boven de wielen van de wagen bevindt. Daarboven bevond zich de berijder van de wagen. Ezechiël beschrijft wat hij zag:
„En er kwam een stem boven het uitspansel dat boven hun hoofd was. (Wanneer zij stilstonden, lieten zij hun vleugels neerhangen.) En boven het uitspansel dat boven hun hoofd was, was iets dat eruitzag als saffiersteen, iets dat geleek op een troon. En op datgene wat op de troon geleek, was iets dat geleek op iemand die eruitzag als een aardse mens erop, erbovenop. En ik kreeg iets te zien gelijk de gloed van elektrum, gelijk het uiterlijk van vuur rondom daarbinnen, vanaf wat eruitzag als zijn heupen en opwaarts; en vanaf wat eruitzag als zijn heupen en neerwaarts zag ik iets dat eruitzag als vuur, en hij had een glans rondom. Er was iets dat eruitzag als de boog die in een wolkgevaarte verschijnt op de dag van een stortregen. Zo was hetgeen eruitzag als de glans die er rondom was. Het was hetgeen eruitzag als de gelijkenis van de heerlijkheid van Jehovah.” — Ezech. 1:25-28.
Hoe verstandig en liefdevol is Jehovah om zich op deze symbolische wijze te openbaren! Jehovah is zo veel machtiger dan de mens dat wij een letterlijke openbaring van zijn tegenwoordigheid niet zouden overleven. Aangezien Ezechiël zelf slechts een mens was, was een mensengedaante de beste gedaante waarvan hij zich in verband met deze goddelijke manifestatie een voorstelling kon maken. En wat is warmer dan de menselijke voorstelling. Zelfs wetten en geboden bezitten, wanneer ze in het raam van de menselijke ondervinding worden geplaatst en door voorbeelden in de menselijke levenswijze worden onderwezen, warmte en aantrekkingskracht, zodat ze in ons de bereidheid opwekken eraan te voldoen. Jehovah’s Woord, de bijbel, is zo. De daarin vervatte geboden komen tot ons door middel van de geschriften van mensen — mensen die zich, geleid door Gods geest, in menselijke termen uitdrukten en die zelf ondervonden welk een voortreffelijke levenswijze het gevolg is van het gehoorzamen van Gods geboden.
De gedaante nu die Ezechiël aanschouwde was, hoewel het een mensengedaante was, gehuld in heerlijkheid en had de schitterende gloed van elektrum (een sterk glanzende legering van goud en zilver), maar dan alsof het in een oven een vuurbehandeling onderging. Vanaf het middel van deze manlijke gedaante strekte deze schitterende heerlijkheid zich zowel opwaarts als neerwaarts uit, zodat de hele gedaante in heerlijkheid gehuld was. Dit was slechts een afschildering van de Almachtige God, maar er werd door te kennen gegeven dat hij in werkelijkheid, in het onzichtbare rijk, onbeschrijflijk glorierijk is.
Gelieve het volgende omtrent Jehovah’s verschijning op te merken: Er is niets lugubers in verband met hem, niets duivels waardoor zelfs maar de gedachte zou worden gewekt dat hij zijn aardse schepselen, menselijke zielen, voor eeuwig en altijd bij bewustzijn in een vurige hel zou pijnigen. De aanblik van een volmaakte regenboog duidt op kalmte, sereniteit, die doet denken aan de aangename, rustige kalmte die op een storm volgt. Het doet ons denken aan de eerste regenboog die God na de wereldomvattende vloed aan de hemel liet verschijnen als een hemels teken voor Noach en ons allen als zijn nakomelingen dat er nooit meer zo’n wereldomvattende overstroming zou komen. — Gen. 9:12-16.
Hoewel de goddelijke wagen als een oorlogswagen kwam, bewaarde de Wagenberijder derhalve zijn kalmte en bedaardheid. In die rustige geesteshouding kan hij zijn eigenschappen van wijsheid, gerechtigheid, macht en liefde volmaakt in evenwicht houden. Hij kan er nooit van beschuldigd worden dat hij in strijd met deze eigenschappen handelt. Zijn goddelijke verschijning wordt nooit bezoedeld doordat hij iets verkeerds doet.
WAT DE WAGEN SYMBOLISEERT
Wij moeten niet denken dat Jehovah op een letterlijke troon zit of op een letterlijke wagen rijdt. Ter illustratie hiervan bemerken wij dat de psalmist verschillende symbolen gebruikt om hetzelfde af te schilderen:
„Zegen Jehovah, o mijn ziel. O Jehovah, mijn God, gij hebt u zeer groot betoond. Met waardigheid en pracht hebt gij u bekleed, u hullend in het licht als in een kleed, de hemel uitspannend als een tentkleed, Degene die in de wateren zijn opperzalen bouwt met balken, die de wolken tot zijn wagen maakt, die op de vleugels van de wind wandelt, die zijn engelen geesten maakt, Zijn dienaren een verslindend vuur.” — Ps. 104:1-4.
De hier gebruikte symboliek werpt licht op het beeld van Ezechiëls wagen. Jehovah rijdt net zo min op letterlijke wolken of loopt net zo min op de wind als hij in een wagen rijdt. Maar soms gebruikt hij deze natuurverschijnselen als zijn werktuigen om bepaalde dingen ten behoeve van de mensheid op aarde te doen. De wagen beeldt dus iets af wat door Jehovah wordt geleid en gedirigeerd en met betrekking tot de mensheid wordt gebruikt. Net als de uitrustingsstukken in de tabernakel en in Jehovah’s tempel te Jeruzalem nauwkeurig volgens zijn patroon werden ontworpen om geestelijke zaken af te beelden die van veel groter belang waren, is dit ook zo met betrekking tot de wagen. — Hebr. 8:5; 1 Kron. 28:11, 12, 19.
Wat wordt er derhalve door de wagen afgebeeld of gesymboliseerd? Jehovah’s hemelse organisatie, die is samengesteld uit al de heilige geestelijke schepselen, engelen, in dat onzichtbare rijk. In Ezechiëls visioen werd de wagen vergezeld door cherubs, net zoals koningen uit de oudheid hardlopers hadden die naast een wagen liepen (1 Kon. 1:5). David gaf een zinnebeeldige beschrijving van de wijze waarop Jehovah zich van deze engelen bedient om zijn volk te helpen toen hij schreef: „In mijn nood bleef ik Jehovah aanroepen, en tot mijn God bleef ik om hulp schreeuwen. Uit zijn tempel hoorde hij toen mijn stem, en mijn eigen hulpgeschreeuw voor zijn aangezicht kwam nu in zijn oren. . . . Hij nu boog de hemel neer en daalde af. En dikke donkerheid was onder zijn voeten. En hij kwam op een cherub gereden en kwam gevlogen, en hij kwam toegeschoten op de vleugels van een geest.” — Ps. 18:6-10; 2 Sam. 22:7-11.
Jehovah ’rijdt’ niet slechts op één geest of engel, maar op hen allemaal, in de zin dat hij over hen heerst en hen gebruikt overeenkomstig zijn voornemen. Hij is de Allerhoogste God, het Opperwezen. In plaats dat hij persoonlijk en rechtstreeks zelf naar de een of andere plaats gaat, kan hij er een cherub of seraf (engelen van een specifieke rangorde of die een specifieke taak te vervullen hebben) of engel naar toe sturen. Door zijn geest (zijn onzichtbare werkzame kracht) met die boodschapper mee te zenden om door bemiddeling van hem werkzaam te zijn, ’rijdt’ Jehovah in werkelijkheid op dat geestelijke schepsel. Een voorbeeld van een engel die aldus werd gebruikt en door Gods heilige geest werd vergezeld, vinden wij in de ervaring van de evangelieprediker Filippus en de Ethiopische eunuch, zoals in Handelingen 8, de verzen 26 en 29, staat opgetekend.
De profeet Daniël en de apostel Johannes kregen beiden een visioen van deze hemelse organisatie van Jehovah waaruit bleek dat ze is samengesteld uit miljoenen engelen, die allen hun eigen plaats en taak in de hemelse regeling hebben. Het is interessant om deze twee visioenen, die eeuwen na elkaar werden gegeven, met elkaar te vergelijken:
„Ik bleef aanschouwen tot er tronen werden geplaatst en de Oude van dagen zich neerzette. Zijn kleding was zo wit als sneeuw, en het haar van zijn hoofd was als zuivere wol. Zijn troon was vuurvlammen; de wielen ervan waren een brandend vuur. Er was een stroom van vuur die vloeide en van voor hem uitging. Er waren duizend duizenden die hem bleven dienen, en tienduizend maal tienduizend die vlak voor hem bleven staan.” — Dan. 7:9, 10.
„En ik zag, en ik hoorde een stem van vele engelen rondom de troon en de levende schepselen en de oudere personen, en het aantal van hen was myriaden maal myriaden [tienduizenden maal tienduizenden] en duizenden maal duizenden, en zij zeiden met een luide stem: ’Het Lam, dat geslacht werd, is waardig de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en zegen te ontvangen.” — Openb. 5:11, 12.
De beschrijving die door zowel Daniël als Johannes van deze machtige organisatie wordt gegeven, onthult dat de engelen, als Gods dienaren, in verschillende delen van het zichtbare en onzichtbare universum opdrachten te vervullen krijgen. Alle delen van deze regeling werken ten gevolge van zijn geest, de volmaakte band van eenheid, soepel in volmaaktheid samen en zijn doortrokken van liefde, wijsheid, gerechtigheid en macht, alsook van Jehovah’s andere voortreffelijke eigenschappen.
Sommigen houden niet van het woord „organisatie”. Dit komt ongetwijfeld doordat zij in wereldse organisaties, zowel op religieus, politiek als commercieel gebied, onderdrukking hebben opgemerkt. Maar waar geen organisatie is, heerst wanorde, en „God is geen God van wanorde, maar van vrede” (1 Kor. 14:33). In tegenstelling tot nationale organisaties is Jehovah’s organisatie in de hemel echter werkzaam volgens hetzelfde beginsel dat Jezus voor zijn aardse discipelen vaststelde. Hij zei: „Gij weet dat zij die, naar het zich laat aanzien, over de natiën regeren, over hen heersen en hun groten autoriteit over hen oefenen. Zo is het onder u niet; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn.” — Mark. 10:42, 43; vergelijk Daniël 10:13.
HEDENDAAGSE ONDERSCHEIDING VAN DE HEMELSE ORGANISATIE
Vóór het jaar 1922 werd de aandacht van Jehovah’s getuigen erop gevestigd dat Jehovah werkelijk zo’n organisatie heeft. En in de uitgave van The Watch Tower van 15 december 1924 lezen wij op bladzijde 371, onder het onderkopje „Gods organisatie”:
„Hoe beter wij Jehovah’s plan begrijpen, des te meer wij tot het besef komen dat zijn organisatie de wonderbaarlijkste van alle organisaties is. Zijn majesteit en waardigheid laten niet toe dat hij rechtstreekse aandacht aan de bijzonderheden en de uitvoering van zijn bevelen schenkt. Vanaf zijn eeuwige troon in de hoogste hemel oefent hij zijn macht uit overeenkomstig zijn wil. In de bestuursdepartementen van zijn hemelse hoven zijn verschillende schepselen, zoals door hun namen te kennen wordt gegeven. Sommigen worden cherubim genoemd, sommigen serafim en sommigen engelen. Er kan terecht worden gezegd dat de engelen boodschappers en voltrekkers van de wil van de grote Jehovah zijn.”
Ezechiëls visioen van de wagen werd besproken in een boek getiteld „Profetie”.a Dit boek werd in 1929 door de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, Gods gezalfde christenen op aarde, door middel van hun wettelijke instrument, de Watch Tower Bible & Tract Society, gepubliceerd (Matth. 24:45-47). Hoofdstuk V van dit boek was getiteld „Gods organisatie”. Vervolgens publiceerden deze christenen in 1931 het eerste deel van het boek getiteld „Vindication”,b dat een commentaar bevatte waarin Ezechiëls visioen van de hemelse wagen op Jehovah’s organisatie van toepassing werd gebracht. En vanaf de uitgave van 15 oktober 1931 tot 1 augustus 1950 (in het Nederlands vanaf december 1931 tot 15 januari 1951) heeft er in de rechterbovenhoek van het tijdschrift The Watchtower een afbeelding gestaan van de hemelse wagen uit Ezechiëls visioen zoals een tekenaar zich die voorstelde.
Ezechiëls visioen toont aan dat Jehovah’s organisatie destijds, 645 jaar voordat de christelijke gemeente werd opgericht, reeds bestond. Ezechiël zag niet alleen de symbolische afschildering van die organisatie, maar hij zag ook hoe ze werkzaam was. Ezechiël was stellig een getuige voor Jehovah. Van de 6961 maal dat de goddelijke naam Jehovah van Genesis tot Maleachi in de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften voorkomt (Nieuwe-Wereldvertaling, Eng. uitgave van 1971), staat deze naam 439 maal in het profetische boek Ezechiël, en tweeënzestig maal haalt Ezechiël Gods bekendmaking van zijn onwrikbare voornemen aan dat natiën, volken en afzonderlijke personen „zullen weten dat ik Jehovah ben”.
Jehovah’s hemelse organisatie is eeuwig en bestaat natuurlijk ook in deze tijd. De gezalfden van Jehovah’s christelijke getuigen die thans op aarde vertoeven, worden, doordat zij die organisatie onderscheiden, door de profeet Ezechiël afgebeeld. Sinds het jaar 1919 hebben deze getuigen in het openbaar Jehovah’s koninkrijk en zijn naam bekendgemaakt. Net zoals de met een wagen te vergelijken organisatie in Ezechiëls tijd oprukte, rukt ze ook in deze tijd op. Ze is geestelijk in verbinding getreden met deze christelijke getuigen en heeft hen in het wereldomvattende werk dat zij verrichten, ondersteund.
Net als Ezechiël toen hij in het visioen de „gelijkenis van de heerlijkheid van Jehovah” zag, op zijn aangezicht viel, werden ook Jehovah’s getuigen met ontzag en het diepste respect voor Jehovah vervuld toen zij zijn hemelse organisatie onderscheidden. En net als Ezechiël oplettend luisterde naar wat de Berijder van de wagen te zeggen had, hebben ook Jehovah’s getuigen zorgvuldig geluisterd naar wat Jehovah door middel van zijn Woord, de bijbel, te zeggen heeft. Zij hebben ingezien hoe het van toepassing is op hun leven en activiteit en beseffen dat de heilige engel en de onzichtbare leiding over het werk hebben en erop toezien dat het goede nieuws van Gods koninkrijk ondanks internationale tegenstand wordt bekendgemaakt. — Openb. 14:6, 7.
Hoewel deze christelijke getuigen op aarde die de hoop koesteren mederegeerders met Christus in het hemelse Koninkrijk te zijn, slechts een gering aantal vormen, thans niet meer dan zo’n 10.000, heeft een steeds groter wordend aantal van de „grote schare” der „andere schapen”, die de hoop koesteren het einde van dit samenstel van dingen te overleven en Jehovah’s nieuwe ordening binnen te gaan, zich bij hen aangesloten (Openb. 7:9; Joh. 10:16). Niettemin is zelfs dit aantal, dat thans meer dan anderhalf miljoen personen bedraagt, onbeduidend in vergelijking met de wereldbevolking van meer dan drie miljard. Daarom beseffen deze dienstknechten van God de noodzaak dat deze hemelse organisatie hen beschermt.
De natiën hebben verbaasd gestaan over de moed die deze christenen bezitten om aan de natiën bekend te maken dat Jehovah de Almachtige God, de Allerhoogste, is. Gelukkig zijn zij die tot het besef komen dat de bekendmaking door onweerstaanbare hemelse legerscharen wordt ondersteund!
[Voetnoten]
a Nu niet meer gedrukt en niet meer voorradig.
b Nu niet meer gedrukt en niet meer voorradig.