Mensen van liefderijke goedgunstigheid en het Koninkrijk
1. Welke vragen betreffende het koninkrijksverbond zijn thans zeer passend, en hoe is ons leven erbij betrokken?
HOE kunnen wij nu, op dit ogenblik, loyaal zijn jegens Jehovah’s eeuwige verbond met David voor het koninkrijk? Met wie heeft Jehovah heden ten dage een „voor onbepaalde tijd bestaand verbond” gesloten „betreffende de liefderijke goedgunstigheden jegens David die getrouw zijn”? (Jes. 55:3) Zie! het oude stadsgedeelte van Jeruzalem is op het ogenblik in handen van mohammedaanse Arabieren. De bergtop waar eens Jehovah’s tempel op stond, is nu met de moskee welke als de Rotskoepel bekendstaat, gekroond. Wat de republiek Israël betreft, ze heeft geen koning uit het koninklijke huis van David onder het koninkrijksverbond. Wat is er met het eeuwige verbond gebeurd? Wanneer wij eeuwig leven in Gods naderbij komende nieuwe wereld van rechtvaardigheid willen verkrijgen, moeten wij het juiste antwoord te weten zien te komen en er getrouw in overeenstemming mee handelen.
2. Hoe hield het actieve koningschap van Davids opvolgers te Jeruzalem op, en hoe kwam het dat Zerubbabel het koningschap niet deed herleven?
2 In het jaar 618 v. Chr. werd Jojachin, de negentiende heerser in directe afstamming van David, koning, maar hij regeerde slechts drie maanden en tien dagen in Jeruzalem. Hij leed een nederlaag tegen koning Nebukadnezar van Babylon en werd naar Babylon gedeporteerd, waar zijn kinderen opgroeiden. Zijn oom Zedekia werd op de troon van Jeruzalem geplaatst en regeerde elf jaar. In 607 v. Chr. werd hij gevangengenomen en naar Babylon weggevoerd, waar hij kinderloos stierf; Jeruzalem en zijn schitterende, door Salomo gebouwde tempel werden vernietigd. Zeventig jaar later leidde Zerubbabel, de kleinzoon van Jojachin, een overblijfsel van getrouwe joden van Babylon naar Jeruzalem terug om Jehovah’s tempel te herbouwen. Als een onderdaan van de nieuwe wereldmacht, het Perzische rijk, bekleedde Zerubbabel het ambt van burgerlijke bestuurder van het land Juda, maar hij zat niet overeenkomstig Jehovah’s koninkrijksverbond met David, als koning op de troon te Jeruzalem. Sedert de tijd dat de ontrouwe koning Zedekia van de troon was gestoten, had er geen koninklijke erfgenaam van het huis Davids meer op de „troon van Jehovah” in Jeruzalem gezeten.
3. Wat liet Jehovah het huis van David aldus overkomen, en hoe hield de koninklijke lijn van David negentien eeuwen geleden op zonder dat de koninkrijksbelofte faalde?
3 Had Jehovah’s verbond voor het koninkrijk gefaald of was het van de hand gedaan? Neen! Jehovah’s liefderijke goedgunstigheid, zijn loyale liefde, liet zoiets niet toe. Inderdaad, hij wierp zijn troon in Jeruzalem omver en verstootte de laatste aardse koning die er op zat, Zedekia; Hij verklaarde zijn eeuwige koninkrijksverbond echter niet nietig. In overeenstemming met de bepalingen er van liet hij alleen toe dat het huis van David gestraft werd voor de slechte gedragslijn van de vele koningen die Jehovah op de „troon van Jehovah” te Jeruzalem slecht hadden vertegenwoordigd. Tijdens deze gehele strafperiode ontbrak er echter nooit een man in de koninklijke afstammingslijn van koning David. Die koninklijke lijn eindigde negentienhonderd jaar geleden. Wat? Faalde Gods verbondsbelofte en ontbrak het koning David aan een man om als erfgenaam van het koninklijke verbond te dienen? Beslist niet! En waarom dan niet? Omdat Davids afstammingslijn daar toen in het verleden met een afstammeling eindigde die kinderloos stierf, maar die voor eeuwig leeft, ja, die thans in deze twintigste eeuw leeft en in het koninkrijksverbond geen opvolger nodig heeft. In overeenstemming hiermee eindigen de enige beschikbare verslagen van de koninklijke afstammingslijn van koning David met Jezus Christus. Geen enkele thans levende jood kan zijn afstammingslijn tot op koning David terugvoeren.
4. Waarom wordt Jezus in koninklijke zin de Zoon van David genoemd, en waarom stemde zijn menselijke moeder erin toe hem te baren?
4 Jezus werd in Davids geboorteplaats Bethlehem-Juda geboren. Via twee geslachtslijnen stamt hij van David af, en daarom kan hij in koninklijke zin de Zoon van David worden genoemd (Matth. 1:1 tot en met 2:11; Luk. 3:23-31). Zijn menselijke geboorte was wonderbaarlijk, want hij was in werkelijkheid de Zoon van God die vanuit de hemel was neergedaald. Zijn levenskracht was van daar naar de baarmoeder van een joodse maagd van Davids huis, Maria genaamd, overgebracht. Om zich van haar toestemming de moeder van Gods Zoon te worden, te verzekeren, zond Jehovah zijn engel Gabriël naar haar toe om haar te vertellen dat zij was uitgekozen om de menselijke moeder van het beloofde zaad van de patriarch Abraham en de beloofde erfgenaam van het eeuwige koninkrijksverbond te worden. Nadat de engel Gabriël haar had begroet, zei deze: „Vrees niet, Maria, want gij hebt gunst gevonden bij God; en zie! gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, en gij zult zijn naam Jezus noemen. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van David, zijn vader, geven, en hij zal voor eeuwig koning zijn over het huis van Jakob [Israël], en er zal geen einde zijn aan zijn koninkrijk” (Luk. 1:26-33). In loyaliteit aan Jehovah’s koninkrijksverbond, stemde Maria op liefdevolle wijze toe in deze wonderbaarlijke daad.
5. In vervulling van welke profetie geschiedde deze geboorte uit een maagd, en hoe was de geboorte aangekondigd?
5 In vervulling van de profetie in Jesaja 7:14 geschiedde Jezus’ geboorte uit deze jonge vrouw als een groot teken waarvan de betekenis tot op de huidige dag nog nooit is afgenomen. Jehovah’s engel uit de hemel deelde de herders te Bethlehem mee dat deze wonderbaarlijke Zoon van David Jehovah’s Gezalfde, de Christus, zou zijn: „Ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde welke alle mensen ten deel zal vallen, want heden werd u een Redder geboren, die is Christus, de Heer, in Davids stad.” — Luk. 2:1-12; Matth. 1:18-25.
6. Betekende het feit dat Jezus de permanente Erfgenaam van het koninkrijksverbond werd, dat hij onverbrekelijk met deze aarde was verbonden, en door wie werd hij derhalve gezalfd?
6 Om werkelijk Abrahams Zaad te zijn waarin alle natiën gezegend zouden worden en om werkelijk Davids eeuwige Erfgenaam voor het koninkrijk te zijn, behoefde Jezus niet onverbrekelijk met deze aarde verbonden te blijven en op een stoffelijke troon op de berg Zion te Jeruzalem te gaan zitten. Toen Jehovah God drieduizend jaar geleden met David het koninkrijksverbond sloot, had hij voor Davids permanente Erfgenaam uiteindelijk een eeuwig hemels koninkrijk in gedachten. Geen enkele levitische hogepriester kon Jezus voor een dergelijke hemelse regering zalven. Na zijn doop in water zalfde Jehóvah hem door heilige geest op hem uit te storten, hem hierbij als de Christus heiligend.
7. Wat predikte Jezus derhalve zeer passend, en wie heette hij uit loyaliteit jegens het koninkrijksverbond welkom?
7 Jezus werd daar door Gods geest verwekt ten einde een geestelijke Zoon van God te worden, voor een toekomstig hemels leven bestemd. Het was dus uitermate passend dat Jezus het koninkrijk van God, „het koninkrijk der hemelen”, predikte. Hij riep discipelen tot zich om hem te volgen en eerst het Koninkrijk te zoeken. Door dit te doen, liet hij in werkelijkheid Gods uitnodiging tot hen weerklinken, die met de volgende woorden door bemiddeling van de profeet Jesaja was gedaan: „Neigt uw oor en komt tot mij. Luistert en uw ziel zal in leven blijven, en ik zal binnenkort met ulieden een voor onbepaalde tijd bestaand verbond sluiten betreffende de liefderijke goedgunstigheden jegens David die getrouw zijn” (Jes. 55:3). Dit betekent dat het in Jehovah Gods voornemen besloten lag Jezus Christus mede-erfgenamen in het hemelse koninkrijk te verschaffen. Uit loyaliteit jegens het koninkrijksverbond verwelkomde Jezus dergelijke mede-erfgenamen van Gods koninkrijk. Na zijn laatste pascha met zijn getrouwe apostelen, zei hij tot hen: „Gij zijt . . . in mijn beproevingen steeds bij mij gebleven; en ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk, opdat gij in mijn koninkrijk aan mijn tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zitten om de twaalf stammen Israëls te oordelen” (Luk. 22:28-30). Wat een liefderijke goedgunstigheid was dit van de zijde van Jehovah God!
8. Waar zag het naar uit toen Jezus dood in Sheol lag, en wat moest Jehovah nu in overeenstemming met zijn verbond doen?
8 Er hing zeer veel van die enige koninkrijkserfgenaam, Jezus Christus, af. Toen hij stierf en werd begraven, zag het er naar uit alsof het het huis van David nu eindelijk aan een man zou ontbreken om op de troon, de „troon van Jehovah”, te gaan zitten. In de profetie van een engel aan Daniël was lang daarvoor reeds verklaard dat de „vorst des verbonds” door een „verachtelijk persoon”, Tiberius Cesar van Rome, verbroken zou worden (Dan. 11:21, KB; 11:22, LV). Jezus lag verbroken in de doodstoestand in Sheol of Hades, de plaats waarheen de gehele zondige mensheid gaat. Het leek onmogelijk het koninkrijksverbond met David thans nieuw leven in te blazen, maar in werkelijkheid was het onmogelijk voor de Almachtige God zijn verbond te laten falen. Zijn liefderijke goedgunstigheid, zijn loyale liefde, welke in het verbond was beloofd en waar zijn loyale Zoon Jezus Christus recht op had, kon het verbond nooit laten mislukken. Jehovah God moest hem uit Sheol, Hades, de „hel” of het gemeenschappelijke graf der mensheid, te voorschijn laten komen. Volgens Psalm 16:10 had Jehovah van tevoren beloofd deze wonderbaarlijke daad te zullen verrichten en had hij David er toe geïnspireerd het volgende op te tekenen: „Gij zult mijn ziel niet in Sheol laten. Gij zult niet toelaten dat uw man van liefderijke goedgunstigheid de kuil ziet.” Door deze profetie werd de verzekering gegeven dat Jezus, de Grotere David, uit het graf zou opstaan.
9. Waaraan gaf Jehovah uitdrukking toen hij Jezus opwekte, en hoe maakte Paulus ons dit feit duidelijk?
9 Dat God Jezus opwekte, was een uitdrukking van goddelijke liefderijke goedgunstigheid ter ondersteuning van het koninkrijksverbond met David. De apostel Paulus maakte ons dit met de volgende woorden duidelijk: „Dat hij hem uit de dood heeft opgewekt, zonder voorbestemd te zijn tot verderf terug te keren, heeft hij aldus vermeld: ’Ik zal ulieden de liefderijke goedgunstigheden van David geven, die betrouwbaar zijn.’ Daarom zegt hij ook in een andere psalm: ’Gij zult niet toestaan dat uw man der liefderijke goedgunstigheid verderf ziet.’ Want David voldeed in zijn geslacht aan Gods uitdrukkelijke wil en ontsliep in de dood. Hij werd bij zijn voorvaders gelegd en zag wel het verderf. Anderzijds heeft hij die door God werd opgewekt, geen verderf gezien.” — Hand. 13:34-37.
ANDEREN IN HET VERBOND OPGENOMEN
10. Wie was derhalve Jehovah’s „man der liefderijke goedgunstigheid”, en waartoe opende Jehovah, door hem tot de hemel op te wekken, de weg?
10 Jezus Christus is Jehovah’s „man der liefderijke goedgunstigheid” of man van loyale liefde die hij niet in Sheol liet. Door hem uit de dood tot onsterfelijk leven in de hemel op te wekken, opende Jehovah de weg tot uitbreiding van de betrouwbare liefderijke goedgunstigheden van zijn verbond met David tot andere „mensen van liefderijke goedgunstigheid” of loyale mensen, de getrouwe apostelen en alle andere aan God opgedragen christenen die door God worden verwekt en tot mede-erfgenamen van Jezus Christus in het hemelse koninkrijk worden gemaakt.
11. Wat zong David in Psalm 145 over Jehovah’s mensen van liefderijke goedgunstigheid?
11 Op profetische wijze zong koning David: „Al uw werken zullen u prijzen, o, Jehovah, en uw mensen van liefderijke goedgunstigheid zullen u zegenen. Over de heerlijkheid van uw koningschap zullen zij spreken, en over uw macht zullen zij vertellen, om aan de zonen der mensen zijn machtige daden en de heerlijkheid van de pracht van zijn koningschap bekend te maken. Uw koningschap is een koningschap van alle onbepaalde tijden, en uw heerschappij door alle opeenvolgende geslachten heen.” — Ps. 145:10-13.
12. Hoeveel van zulke geestelijke mensen zijn er in deze tijd van het einde overgebleven, en waarom werden zij gedurende de eerste Wereldoorlog niet wegens hun tekortkomingen verworpen?
12 In deze tijd van het einde der wereld bevindt er zich alleen nog maar een overblijfsel van deze geestelijke „mensen van liefderijke goedgunstigheid” of mensen van loyale liefde — dat wil zeggen, mensen die godvruchtig of plichtsgetrouw zijn in het zich kwijten van hun verplichtingen tegenover Jehovah God — op aarde. Gedurende de eerste Wereldoorlog schoten zij ten aanzien van hun verantwoordelijkheden tegenover God tekort, en daarom werd God vertoornd op hen. In zijn boosheid liet hij toe dat zij net als de joden in Babylon, in gevangenschap raakten (Jes. 12:1, 2; 54:7-10). Waarom verwierp Jehovah dit overblijfsel tijdens de eerste Wereldoorlog niet vanwege hun tekortkomingen onder de beproevingen en vervolgingen waarmee die oorlog gepaard ging? Omdat hij loyaal was aan zijn verbond.
13, 14. (a) Om wat ten aanzien van deze overblijfselklasse tot uitdrukking te brengen, had Jehovah zich wegens zijn verbond verplicht? (b) Wat moest het overblijfsel dus gedurende de eerste Wereldoorlog ondergaan, en wat heeft het hun financieel gekost om hun ziel tot op de huidige dag in leven te houden?
13 Omdat hij de leden van dit overblijfsel door bemiddeling van Jezus Christus in het koninkrijksverbond had opgenomen, verplichtte hij zichzelf de liefderijke goedgunstigheden jegens David die in het verbond werden beloofd, tot uitdrukking te brengen. Toen Jehovah het verbond met David sloot, zei hij: „Wanneer hij [de koninkrijksopvolger] verkeerd handelt, zal ik hem zeker met de roede der mensen en met de slagen van de zonen van Adam bestraffen. Wat mijn liefderijke goedgunstigheid [mijn loyale liefde] betreft, deze zal hem niet verlaten zoals ik deze van Saul heb weggenomen, die ik van voor uw aangezicht [van David] heb verwijderd. En uw huis [uw mede-erfgenamen in het koninkrijk] en koninkrijk zullen beslist voor eeuwig standvastig voor u zijn; uw troon zal er een zijn die voor eeuwig stevig gegrondvest zal zijn.” — 2 Sam. 7:14-16.
14 Het overblijfsel van de „mensen van liefderijke goedgunstigheid” moest dus uit de handen der oorlogvoerende natiën zijn straf aanvaarden. Dit was een straf met de roede der mensen en met de slagen van de zonen van Adam. Het koninklijke huis van David moest evenzo van 607 v. Chr., het jaar van de vernietiging van Jeruzalem, tot 29 n. Chr., toen de beloofde Messias de Vorst, de permanente Erfgenaam van koning David, verscheen, bestraffing aanvaarden. In 1919 bevrijdde Jehovah het overblijfsel dat hem van ganser harte loyaal wilde zijn. Vanaf dat ogenblik zette hij het overblijfsel op een schaal als nooit tevoren als zijn getuigen aan het werk. Met de in Klaagliederen 3:22, 23 opgetekende woorden kon het overblijfsel zeggen: „Dank zij Jehovah’s daden van liefderijke goedgunstigheid zijn wij niet aan ons eind gekomen, want zijn barmhartigheden zullen beslist niet eindigen. Ze zijn elke morgen nieuw. Uw getrouwheid is overvloedig.” Elk onderdeel van deze bevrijding en dit herstel werd het overblijfsel „zelfs zonder geld en zonder prijs” gegeven, en daarom is hun ziel tot op de huidige dag in leven gebleven. — Jes. 55:1-3.
15. Hoe kunnen wij onze loyaliteit thans jegens het koninkrijksverbond bewijzen, en hoe toonde Jehovah dat hij dit verbond niet had vergeten maar zich er nog steeds door gebonden voelde?
15 Een passende vraag is nu, Hoe kunnen wij, getuigen van Jehovah, thans net als de Israëlieten in vroeger tijden en als Jezus en de apostelen, onze loyaliteit aan het koninkrijksverbond bewijzen? Dit kunnen wij door het regerende koninkrijk van de eeuwige Erfgenaam van het koninkrijksverbond trouw te zijn. Sinds de laatste koning van Davids huis op de troon te Jeruzalem zat, heeft Jehovah God zijn verbond nooit vergeten. Het is inderdaad waar dat het regerende koninkrijk van David meer dan zes eeuwen lang buiten werking is geweest, maar de wonderbaarlijke komst van Jezus Christus, de „vorst des verbonds”, getuigde er van dat Jehovah het verbond, waarop hij gezworen had, trouw was. Jehovah zweert nooit valselijk. Wanneer iemand een eed zweert en deze niet nakomt, geeft hij er niet alleen blijk van dat hij valselijk heeft gezworen, maar tevens brengt hij een vloek over zichzelf. Jehovah brengt nooit een vloek over zich. Hij is voor eeuwig de Gezegende en als hij bij zijn eigen naam of bij zichzelf zweert, zweert hij nooit bij een leugen. Wanneer hij echter een plechtige eed zweert, maakt hij het nog zekerder dat hetgeen waarover hij gezworen heeft, ten uitvoer gebracht zal worden. Door Jezus’ komst als de Messias en zijn opstanding uit de doden, werd lang geleden aangetoond dat Jehovah’s onder ede bevestigde verbond niet in verval was geraakt. Voor Jehovah God was het nog steeds van kracht, hoewel het koninkrijk in Jeruzalem gedurende 636 jaar, of van 607 v. Chr. tot 29 n. Chr., niet werkzaam was geweest.
16. (a) Waarom werd het koninkrijksverbond niet door Jezus’ lange wachtperiode, waarin hij geen gebruik maakte van de Koninkrijksmacht, tot een wettelijk einde gebracht? (b) Waarom is de christenheid hierbij niet inbegrepen, en hoe heeft Jehovah zich desondanks loyaal jegens het verbond getoond?
16 Hoe staat dit alles echter met deze tijd in verband? Wel, het koninkrijk van de blijvende Erfgenaam van het koninklijke verbond trad niet in werking toen de opgestane Jezus in het jaar 33 n. Chr. naar de hemel opvoer. Van de lente van dat jaar tot de herfst van 1914, of gedurende 1881 jaar, heeft hij aan Gods rechterhand gezeten, niet om te regeren maar wachtend totdat Gods tijd zou zijn aangebroken om de vijanden van het Koninkrijk tot de voetbank van Jezus, de Koninkrijkserfgenaam, te maken. Werd het verbond door die lange wachtperiode tot een wettelijk einde gebracht? Neen! Hoewel Jezus gedurende al die tijd met regeren heeft gewacht, behield hij in de hemel zijn recht op de koninkrijksmacht, omdat het koninkrijksverbond gedurende al die eeuwen van geduldig wachten actief is geweest. Hoe dan wel? Doordat Jehovah 144.000 mede-erfgenamen — christenen die op zijn uitnodiging ingaan en met wie hij het voor ’onbepaalde tijd bestaande verbond sluit betreffende de liefderijke goedgunstigheden jegens David die getrouw zijn’ — heeft uitgekozen. Dit heeft geen betrekking op de christenheid. De christenheid met haar miljoenenbevolking is sedert de vierde eeuw het verbond ontrouw geweest. Ze heeft niet gewacht totdat het koninkrijk van Jehovah’s Erfgenaam op Zijn bestemde tijd opgericht zou worden. Ze heeft het verbond veracht! Hoe dan wel? Door haar kerk met de politieke staat of de koninkrijken van deze wereld onder Satan de Duivel een verbond aan te laten gaan. Jehovah bleef echter op precies dezelfde wijze loyaal aan zijn gezworen verbond door er mee voort te gaan uit deze wereld, uit alle natiën, ware christenen te nemen en hen in het verbond op te nemen.
17. Wat deed Jehovah in overeenstemming met Jesaja 16:5 ten aanzien van het Koninkrijk voordat hij ermee ophield het overblijfsel te gebruiken?
17 Voordat Jehovah zijn werk met het overblijfsel van de 144.000 mede-erfgenamen staakte of hen niet langer meer als zijn getuigen op aarde gebruikte, richtte Jehovah al het Koninkrijk op, waarnaar loyale mannen en vrouwen hebben gehongerd en gedorst. In ondersteuning van zijn eeuwige verbond met David had hij het volgende beloofd: „In liefderijke goedgunstigheid zal er zeker een troon stevig bevestigd worden en er moet in de tent van David iemand in oprechtheid op zitten, oordelende en gerechtigheid zoekende, snel in rechtvaardigheid” (Jes. 16:5). In het gewichtige jaar 1914 brak voor Jehovah de tijd aan de Koninkrijkserfgenaam als regerende koning „in de tent van David”, als Davids Zoon en toch als zijn hemelse Heer, op de troon te plaatsen. — Ps. 110:1, 2; Matth. 22:41-45.
18. Als welke hemellichamen zou de permanente Erfgenaam van het verbond blijven bestaan? (b) Welke duidelijke verplichting rust er derhalve op het overblijfsel, en waaraan nemen zij als beloning voor hun loyaliteit deel?
18 Heeft de zon ooit nagelaten op te komen en de dag in te wijden? Is de maan er ooit mee opgehouden ’s nachts te schijnen? Tot op de huidige dag is dit nog niet één keer gebeurd. Op dezelfde wijze heeft Jehovah, die zich aan zijn verbond en zijn liefderijke goedgunstigheid houdt, nooit zijn allerbelangrijkste koninkrijksverbond dat hem als de rechtmatige Soeverein van het universum zal rechtvaardigen, vergeten of verwaarloosd. Hij heeft hierop in zijn heiligheid een eed gezworen en hij loog niet toen hij koning David vertelde dat zijn koningshuis zou blijven bestaan en dat zijn troon bestendig zou zijn. Jezus Christus, de permanente Erfgenaam van het verbond van liefderijke goedgunstigheid jegens David blijft evenals de zon en de maan bestaan, en op het ogenblik regeert hij van de hemelse „troon van Jehovah” (Ps. 89:28-37). Wij weten dus wat ons te doen staat. Jehovah’s „mensen van liefderijke goedgunstigheid” zijn het God verschuldigd zijn op de troon geplaatste, regerende Koning, Davids Zoon en Heer, loyaal te zijn. Als beloning voor hun loyale liefde eten zij als Koninkrijksafgevaardigden de melk van het vette van Gods geestelijke tafel en drinken zij de wijn van de vreugden der Koninkrijksbediening.
LOYALE AARDSE ONDERDANEN
19. Wie waren behalve de natuurlijke Israëlieten loyaal jegens David, en wie zelfs van Sauls huis?
19 Lang geleden, in de dagen van koning David, waren zelfs de buitenlanders die in Israël woonden, hem trouw omdat hij Jehovah’s gezalfde heerser was, degene met wie voor een eeuwige dynastie en een stevig bevestigde troon het verbond was gesloten. Onder dergelijke loyale buitenlanders of vreemdelingen bevonden zich de Gattieten (bewoners van Gad in het land der Filistijnen), de Plethi en de Krethi (2 Sam. 15:18-22). Zelfs Jonathan, de zoon van de verworpen koning Saul, betoonde David als Gods uitverkorene een onverbrekelijke liefderijke goedgunstigheid. Ja, zelfs koning Sauls broers, de leden van de stam Benjamin, stelden Jehovah’s keuze boven persoonlijkheden en schaarden zich aan de zijde van Zijn uitverkoren gezalfde, David. — 1 Sam. 18:1-4; 20:8, 14, 15; 1 Kron. 12:1, 2, 19, 29.
20, 21. (a) Wie vinden wij thans als navolgers van die vroegere ondersteuners en verdedigers van David? (b) Hoe geven zij op praktische wijze uitdrukking aan hun loyale liefde, en in welk opzicht delen zij thans met het overblijfsel?
20 Ook heden ten dage vinden wij getrouwe navolgers van die vroegere ondersteuners en verdedigers van Jehovah’s gezalfde, David. Een grote schare mannen en vrouwen die tot een kennis van Jehovah’s koninkrijksverbond met Jezus Christus en zijn mede-erfgenamen zijn gekomen, ondersteunen nu loyaal de permanente Erfgenaam van het eeuwige verbond. Hoewel deze honderdduizenden uit zo vele verschillende natiën, stammen, volken en talen komen, beïnvloedt dit niet hun verknochtheid aan Gods hemelse regering. Zij richten zich tot God op zijn troon en zijn op een lam gelijkende Zoon, Jezus Christus, en begroeten hen. Met luide stem doen zij met de volgende woorden een openbare belijdenis: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” Dag en nacht verrichten zij heilige dienst voor Jehovah en laten zij zich door zijn op een lam gelijkende Zoon als hun Herder-koning leiden. — Openb. 7:9-17.
21 Ten einde op praktische wijze aan hun loyale liefde voor hun Herder-koning uitdrukking te geven, blijven zij het overblijfsel van zijn mede-erfgenamen van het Koninkrijk, zijn broeders, de „mensen van liefderijke goedgunstigheid”, die door God in het Koninkrijksverbond zijn opgenomen en die Hij als goedgekeurden tot zich heeft bijeenvergaderd, trouw (Ps. 50:5). Om deze reden heeft de Herder-koning deze „andere schapen” goedgekeurd en vergadert hij hen aan zijn rechterhand bijeen, zeggende: „Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid. . . . Waarlijk ik zeg u: Voor zover gij [al dit goede] voor een der geringsten van deze mijn broeders hebt gedaan, hebt gij het voor mij gedaan” (Matth. 25:31-40). Dit verklaart waarom deze „andere schapen” nu ook in de verrukkelijke „wijn en melk” delen welke hun op het ogenblik in ruime mate zonder prijs door het overblijfsel van Christus’ koninklijke broeders wordt aangeboden.
DE BEPROEVING IS AAN DE GANG
22. Met het oog op de vervulling van welke profetie van Daniël betreffende het verbond is de beproeving op loyale liefde thans aan de gang?
22 De beproeving op loyale liefde ten aanzien van het Koninkrijksverbond en de regerende Erfgenaam van dat verbond is thans aan de gang! De dictatoriale macht welke zich thans op wereldoverheersing toelegt, is niet slechts een tegenstander van de democratische christenheid, maar in de eerste plaats van de Koninkrijkserfgenaam, die in 1914 aan de macht kwam. De profetie van Jehovah’s engel maakt dit duidelijk door van die ambitieuze dictatoriale macht het volgende te zeggen: „Op den terugweg zal hij vergramd worden tegen het heilig verbond en tot daden overgaan; en teruggekeerd, zal hij zijn belangstelling wijden aan hen die het heilig verbond verzaken. En degenen die zich misgaan tegen het verbond [die het overtreden], zal hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn.” — Dan. 11:30, 32, NBG.
23. Welke belijdende christenen hebben het verbond overtreden, en hoe is Hosea 4:1 thans op hen van toepassing?
23 Grote gedeelten van de christenheid zijn reeds door goddeloze dictatoriale machten ingenomen en de geestelijken der christenheid zijn tot een bepaalde samenwerking met hen gekomen. Ze zijn voor hun vleierij bezweken en dienen de mensen liever dan God. Zelfs de geestelijken in het in naam „vrije” gedeelte van de christenheid hebben het verbond overtreden en er goddeloos tegen gehandeld. Zij hebben zich ten aanzien van „Christus de Koning”, de Christus die zij belijden te volgen en waar zij elk jaar een feest voor vieren, deloyaal betoond. Zij hebben niet de getrouwe handelwijze van ’s Konings „andere schapen” gevolgd, maar hebben zijn broeders, het overblijfsel van Jehovah’s „mensen van liefderijke goedgunstigheid”, vervolgd. In feite verklaren zij: „Wij hebben geen koning dan Cesar.” Er kan thans van de christenheid hetzelfde worden gezegd als van het vroegere Israël in de dagen van de profeet Hosea: „De HERE heeft een rechtsgeding met de bewoners van het land, omdat er geen trouw, geen liefde en geen kennis Gods is in het land” (Hos. 4:1, NBG). Toch heeft Jehovah op dit ogenblik schapen die hem trouw zijn.
24. In welk opzicht verschillen wij van de christenheid, en waarom dient onze hoogste verknochtheid eeuwig de regering van Jehovah’s Eerstgeborene toe te behoren?
24 Wij zijn geen deel van de nalatige christenheid, wij kennen onze God. Wij tonen onze trouw aan zijn verbond met zijn Grotere David, door het goede nieuws over Gods in 1914 opgerichte koninkrijk te prediken. Overal prediken wij — in Azië, Afrika, Australië, Europa, de Amerika’s en op talloze eilanden — ten einde onder onze hemelse Leider, die door Jehovah als zijn hoofd-„getuige voor de nationale groepen” is gegeven, het getuigenis te geven (Jes. 55:3, 4). Door bemiddeling van hem heeft Jehovah het bevel uitgevaardigd dat dit goede nieuws van het koninkrijk, waarvoor lang geleden een verbond was gesloten, tot het einde van deze wereld gepredikt moet worden. Hoe zou God het verbond voor zijn eeuwige koninkrijk dan ooit tot het einde van deze wereld kunnen vergeten? Zonder een enkele uitzondering overtreft dat koninkrijk alle politieke regeringen van deze wereld. Jehovah zegt van zijn Koning: „Ik [zal] hem tot eerstgeborene stellen, de allerhoogste van de koningen der aarde” (Ps. 89:27). Onze volledigste, hoogste en onsterfelijke toewijding, verknochtheid en loyaliteit behore die theocratische regering van Jehovah’s Eerstgeborene voor eeuwig toe!
25. Wat blijft ongeacht de wijze waarop de vijandelijke machten ertegen mogen strijden, waar van Gods koninkrijk door zijn Erfgenaam, en waarom?
25 Ongeacht hoe deze machten van het communisme, de christenheid en het heidendom tegen het koninkrijk mogen strijden, ongeacht hoe fanatiek zij hun nationale soevereiniteit en hun aardse grondgebied zullen trachten te behouden, toch is Gods koninkrijk onder zijn verbondserfgenaam heden ten dage een onwankelbare werkelijkheid. Het is het enige zekere van de eeuwige toekomst. In antwoord op Jezus’ modelgebed (Matth. 6:9, 10) zal het koninkrijk van de hemelse Vader in het strijdperk te Armageddon treden en de brandende strijdvraag betreffende Gods regering beslechten, terwijl tevens alle politieke heerschappijen van deze oude wereld in Gehenna ten onder zullen gaan.
26. Waarom zullen wij het goede nieuws van Gods koninkrijk nu niet als iets wat oudbakken is geworden, verwerpen, en tot wanneer zal onze Koninkrijksprediking zich uitbreiden?
26 Het goede nieuws van het koninkrijk dat wij prediken, is inderdaad sensationeel. Het is echter niet overdreven en het is ook geen grapje. Hoewel wij het nu veertig jaar hebben gepredikt, is het niet oudbakken geworden en heeft het zijn aantrekkingskracht en goede smaak niet verloren waardoor het verworpen zou moeten worden. Het is voortdurend nieuw, voortdurend fris en wordt steeds grootser. God heeft het niet verworpen, en daarom zullen wij het ook niet verwerpen. De ons door God opgedragen Koninkrijksprediking moet voortgang blijven vinden. Tot het eind van de heidense koninkrijken en heerschappijen, totdat de duizendjarige regering van Jezus Christus de glorierijke vrede zal beërven welke na Armageddon — wanneer alle door de Duivel geïnspireerde menselijke propaganda het zwijgen zal zijn opgelegd en de propaganda-oorlog tussen het communisme en zijn tegenstanders en Gods koninkrijk voor altijd beëindigd zal zijn — haar intrede zal doen, zal ze zich blijven uitbreiden.
27. Welke hoedanigheden moeten wij jegens hen die het verbond en het Koninkrijk gunstig gezind zijn, aan de dag leggen, en wat zal Jehovah op zijn beurt jegens ons aan de dag leggen?
27 Mogen wij dit met Jehovah’s Grotere David gesloten Koninkrijksverbond altijd trouw blijven en ten aanzien van allen die dat verbond respecteren en die het hierdoor beloofde Koninkrijk hooghouden, liefderijke goedgunstigheid en oprechtheid aan de dag leggen, zoals in Spreuken 3:3, 4 staat opgetekend: „Moge liefderijke goedgunstigheid en oprechtheid u niet verlaten. Bind ze om uw hals. Schrijf ze op de tafel van uw hart en vind zo gunst en een goed inzicht in de ogen van God en van de aardse mens.” Wanneer wij dit doen, zullen wij bemerken dat Jehovah God dezelfde kostbare hoedanigheden door bemiddeling van zijn Koning Jezus Christus ten aanzien van ons aan de dag legt en dat onze ziel voor eeuwig in leven zal blijven. „Alle paden van Jehovah zijn liefderijke goedgunstigheid en oprechtheid voor hen die zijn verbond en zijn vermaningen in acht nemen.” — Ps. 25:10.