Waardering hebben voor de gave die „werk” wordt genoemd
„Alles wàt uw hand te doen vindt, doe dat met uw krácht.” — Pred. 9:10.
1. Hoe beschouwen sommigen mensen werk, en waarom? Welke vragen worden dus gesteld?
OP DIT tijdstip in de geschiedenis, nu de mensen korter werken en meer in ruil voor hun arbeid eisen, zou het voor allen die vreugde trachten te vinden in wat zij doen en die ook Gods goedkeuring trachten te verkrijgen, verstandig zijn te onderzoeken hoe zij tegenover werk staan. Veel ontevredenheid in de wereld van vandaag kan worden teruggevoerd tot mensen die niet tevreden zijn met hun werk. Steeds meer werkende mensen, vooral onder de jeugd, hebben de neiging werk als een vloek, een straf of noodlot te beschouwen, waaraan zij zo mogelijk moeten ontkomen. Hun klacht is dat werk hun krachten uitput en de werker te moe maakt om van het leven te genieten. Zij redeneren: ’Waarom zou je werken als het de vreugde van het leven teniet doet?’ ’Heel veel mensen werken zonder te leven’, zeggen zij. Om de onwenselijkheid van werk aan te tonen, wijzen werkende mensen vaak op de vele protestdemonstraties en stakingen onder arbeiders in de industrie, kantoorpersoneel en sociale werkers, die het niet alleen om lonen en salarissen, maar ook om werkuren en arbeidsvoorwaarden gaat. Sommigen zijn van mening dat het ideale leven een wereld zonder arbeid zou zijn. Weinigen beschouwen werk als een zegen of een gave van God. Hoe staat u tegenover werk? Beschouwt u het als een zegen van God of alleen maar als een noodzakelijk kwaad? Hoe dient men zijn werk te beschouwen?
2. (a) Hoe wordt werk in de Schrift beschouwd? (b) Wat zegt de bijbel over luie mensen? (c) Waarom dienen wij geen deelgenootschap met luiaards te hebben?
2 De Heilige Schrift beveelt werk aan. Daarin wordt verklaard dat een mens dient te eten, te drinken en „het goede . . . voor al zijn harde werk” dient te zien. Het is Gods wil dat de mens „zich verheuge in zijn werken” (Pred. 5:18; 3:13, 22). Nergens in de bijbel wordt vadsigheid, traagheid en luiheid als een levenswijze aangemoedigd. Integendeel, de mens wordt aangespoord ’zich krachtig in te spannen’. IJver wordt geprezen. Een mens dient ’wat zijn hand te doen vindt met zijn kracht te doen’ (Luk. 13:24; Pred. 9:10; Hebr. 6:10, 11). Tot luiaards wordt gezegd: „Ga tot de mier, . . . zie haar wegen en word wijs” (Spr. 6:6). Gemakzucht wordt met verstandeloosheid in verband gebracht. Hun ’gemakzucht zal hen te gronde richten’ (Spr. 1:32). In plaats dat het een ideale levenswijze is, vindt een „lakse hand” zich spoedig in armoede gedompeld. Degenen die het heerlijk vinden te slapen, te sluimeren en hun handen te vouwen, zijn niet voor geluk maar voor verderf bestemd (Spr. 10:4; 18:9; 24:33, 34). Mensen die de ware religie, de religie van de bijbel, beoefenen, kunnen daarom geen deelgenootschap met trage, luie mensen hebben. Gods volk is niet tot een inactief, lui leven, maar tot een actief, energiek leven, in navolging van niemand anders dan hun God Jehovah, geroepen. Dit actieve, vruchtbare leven is de gave Gods waaruit werkelijk geluk voortvloeit. — Joh. 5:17.
GOD EN ZIJN ZOON ZIJN WERKERS
3. Wat kan er over God als een werker en de uitwerking van zijn werken op de mensheid worden gezegd?
3 Open uw ogen en kijk om u heen. U hebt maar één blik nodig om u ervan bewust te worden dat u omringd bent door ontelbare werken, werken van een onvergelijkelijke schoonheid die een lust zijn voor het oog. Deze werken liggen in de uitdrukking ’de wonderwerken van God’ opgesloten (Ps. 145:4, 5; 148:3-10). De hemelen boven „maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen”. De aarde, met haar grote verscheidenheid aan dieren vissen en planten, dwingt lof af. Een psalmist verklaarde vol waardering: „Hoe talrijk zijn uw werken, o Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen” (Ps. 19:1-4; 104:24). Het hele universum wemelt letterlijk van Gods werken. Hun aantal is overweldigend en doet lof opwellen. Hun schoonheid is ontzagwekkend. Hun grootsheid en wijsheid sporen tot lof en dankbaarheid aan. Ze stemmen tot nederigheid. De psalmist zei: „Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens, dat gij aan hem denkt, en de zoon van de aardse mens, dat gij voor hem zorgt?” (Ps. 8:3, 4; 92:5; 150:2) Al deze scheppingswerken hebben Gods voortdurende aandacht en zorg.
4. Wie was Gods eerste schepping, en welk bewijs is er dat hij een werker was?
4 Al Gods werken zijn weergaloos, getrouw en waarachtig. Ze zijn alle in wijsheid gemaakt. In het bijbelboek Spreuken wordt de gepersonifieerde wijsheid voorgesteld als bevond hij zich bij het scheppingswerk naast Jehovah God als diens „meesterwerker” (Spr. 8:12, 22-31). De apostel Johannes onthulde onder inspiratie dat die Meesterwerker „het Woord”, Gods eerste schepping, zijn eniggeboren Zoon was die later op aarde Jezus Christus werd. Johannes zei: „Deze was in het begin bij God. Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet een ding ontstaan” (Joh. 1:1-3; Kol. 1:17). Deze wijze Zoon van God bewees op aarde een meesterwerker te zijn. Geen enkel mens voor of na zijn tijd heeft zoveel tot stand gebracht of zo’n invloed op ’s mensen geschiedenis gehad. Methusalah, die 969 jaar heeft geleefd, heeft geen enkel werk nagelaten dat waard is in herinnering te worden gebracht. Zijn range leven zou als volkomen waardeloos kunnen worden beschouwd. Daarentegen schrijft Johannes na de evangelieverslagen van Jezus’ aardse bediening beschouwd te hebben: „Er zijn in werkelijkheid nog vele andere dingen die Jezus heeft gedaan, en ik veronderstel dat, als ze ooit uitvoerig zouden worden beschreven, de wereld zelf de geschreven boekrollen niet zou kunnen bevatten” (Joh. 21:25). Wiens leven was gelukkiger, dat van Jezus of dat van Methusalah? Toch leefde Jezus slechts een korte tijd van drieëndertig en een half jaar. Hij was kennelijk een ijverige werker!
5. Wiens werkgewoonten volgde Jezus na? Geeft bewijzen.
5 Toen mannen Jezus ervan trachtten te weerhouden op de sabbat goede werken te doen, antwoordde hij met een toespeling op Jehovah’s onophoudelijke activiteit op alle dagen van de week, zeggende: „Mijn Vader is tot nu toe blijven werken, en ik blijf werken” (Joh. 5:17). Waarom zouden er op de sabbat geen goede werken worden gedaan? Houdt Gods zon op te schijnen omdat het sabbat is? Staan de rivieren stil? Houdt het gras op te groeien? Rijpen de vruchten en zingen de vogels niet? Is God er niet druk mee bezig voor datgene wat zijn schepping nodig heeft te zorgen? Waarom zou zijn Gezalfde dan weigeren liefdewerken te doen alleen omdat het sabbat is? Jezus volgde in zijn werkgewoonten het voorbeeld van zijn hemelse Vader na. „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig”, zei hij (Joh. 4:34). Wiens voorbeeld volgt u in uw werkgewoonten na? Hoe staat u tegenover werk?
DE MENS IS EEN WERKER
6. Welk bewijs is er dat de mens werd gemaakt om te werken, en waarom kan werk „de gave Gods” worden genoemd?
6 De aardse mens was door God gemaakt om een werker te zijn. Niet alleen dat de bijbel dit zegt, maar de hele manier waarop de mens is gemaakt — zijn spierstelsel, het ontwerp van zijn handen en voeten — tonen aan dat de een of andere vorm van werk volstrekt noodzakelijk is voor zijn welzijn. Alle groei hangt van activiteit af. Er is geen lichamelijke of verstandelijke ontwikkeling zonder krachtsinspanning, en krachtsinspanning betekent werk. Werk geeft inhoud en doel aan het leven. ’s Mensen verrichtingen zijn de maatstaf van de mens zelf. Werk waarvoor de krachten van de mens nodig zijn, dat hem voldoening schenkt en waarin hij zich kan uitleven, is een beveiliging tegen losbandigheid en zinnelijkheid. Mensen die hard werken, zijn gewoonlijk het gelukkigst. Degenen echter die niet werken omdat zij van werken houden maar die het voor het geld doen of om het een of andere zelfzuchtige doel te bereiken, zullen waarschijnlijk niet veel geluk in het leven vinden. Hard werken maakt iemand hongerig, dus eet hij en geniet des te meer van zijn voedsel. Het maakt hem dorstig, dus drinkt hij. Het maakt hem moe, zodat hij heerlijk slaapt. ’Ieder mens dient te eten en te drinken en het goede te zien voor al zijn harde werk’, zegt de bijbel. „Het is de gave Gods.” „In het geval van een mens is er niets beters dan dat hij eet en inderdaad drinkt en zijn ziel het goede doet zien wegens zijn harde werk. Ook dit heb ik gezien, ja ik, dat dit uit de hand van de ware God is” (Pred. 3:13; 2:24). Beziet u uw werk als een zegen van de ware God? Dit is onontbeerlijk wilt u blijvend geluk en blijvende voldoening uit uw werk putten.
7. (a) Zou leven in volmaaktheid betekenen dat de mens niet behoefde te werken? (b) Welk feit maakt werk zinvol?
7 De eerste mens Adam was omringd door volmaaktheid, maar zelfs onder deze paradijstoestanden moest hij een werker zijn. Hij mocht er niet zijn gemak van nemen en de tijd in vadsige rust doorbrengen. God gebood Adam de hof van Eden te bebouwen en ervoor te zorgen (Gen. 2:15). Dit betekende werk. Het eiste initiatief, verbeeldingskracht en vindingrijkheid. Als verzorger van Eden kon Adam zich als een medewerker van God beschouwen, aangezien hij Gods wil en voor nemen op aarde ten uitvoer bracht. Zijn werk was de gehele aarde tot een paradijstuin te maken en met een volmaakt mensengeslacht te bevolken (Gen. 1:28). Dit was geen geringe toewijzing; er was moed en ijver voor nodig om het te volvoeren. Dit werk gaf echter inhoud aan zijn leven. De wetenschap een medewerker van God te zijn, schenkt voldoening en vreugde. Als dit besef, zelfs thans, ontbreekt, wordt werk zin- en betekenisloos. Het wordt al gauw saai, een sleur en vervelend, zonder een blijvend doel of enige blijvende betekenis te hebben.
8. Wat was het streven van Adam, en dat van de mensheid sindsdien, en met welke gevolgen?
8 Adam verkoos evenwel een handelwijze te volgen die tegen Gods wil indruiste. Hij werkte om zijn eigen begeerten en verlangens te bevredigen, welke handelwijze voor hemzelf en het hele mensengeslacht na hem rampspoedig bleek te zijn (Rom. 5:12). De overgrote meerderheid van de mensheid sinds Adams tijd heeft zijn onwaardige voorbeeld nagevolgd. Zij houden zich met bezigheden op die bijna uitsluitend zelfzuchtig zijn. Er is in hun hele gedachten geen plaats voor God (Ps. 10:4; 14:1). Het merendeel van hun werk heeft niets met Gods wil ten aanzien van de mensheid te maken en ook kunnen zij zich niet als medewerkers van God voorstellen. Hun werk heeft geen constructieve betekenis. Daarom laat wat zij doen een gevoel van leegte en ontevredenheid bij hen achter (Pred. 2:22, 23). Stel u eens voor wat een prachtig oord de aarde na deze duizenden jaren geweest zou zijn als de mensheid bereid was geweest Gods voornemen ten uitvoer te brengen om deze aarde in een paradijstuin te veranderen! En hoeveel tranen en bloedvergieten, wat een leed en lijden zou de mensheid overal op aarde bovendien niet bespaard zijn gebleven!
GEROEPEN OM EEN SPECIAAL WERK TE DOEN
9, 10. Waarom kreeg Noach een speciale werktoewijzing, en waarin bestond deze?
9 Vanaf de schepping van Adam totdat Noach 600 jaar was — een periode van 1656 jaar — was het streven van de mensheid bijna uitsluitend materialistisch en zelfzuchtig, hetgeen rampspoedige gevolgen heeft gehad. Het bijbelverslag luidt: „De aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld. God zag de aarde dus en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven” (Gen. 6:11, 12). Deze verklaring doet enigszins aan de huidige stand van zaken op aarde denken. Jezus Christus verklaarde in zijn profetie betreffende het einde van dit samenstel van dingen, dat dit het geval zou zijn, zeggende: „Net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Matth. 24:37-39). In dergelijke kritieke tijden op aarde doet God een beroep op mensen om een speciaal werk voor hem te doen. Noach was iemand die een dergelijke toewijzing ontving.
10 Deze man Gods, Noach, kreeg het gebod een ark te bouwen voor het behoud van zichzelf, zijn gezin en alle dieren. Hiervoor waren extra kracht en vastberadenheid nodig, want het betekende dat er veel hout en andere materialen bijeengebracht moesten worden. Ook voor het aanvoeren van een hele menigte dieren die later in de ark gingen, was overleg en een ordelijke aanpak nodig. Dit werk vereiste kennis van grondstoffen, van de gewoonten van dieren, van voedsel, architectuur, timmeren en waterdicht maken. Noachs toewijzing omvatte ook prediken en het beoefenen van rechtvaardigheid. En deze werker Noach was meer dan 500 jaar oud toen hij de ark begon te bouwen. — Gen. 6:9-22; 7:6; 2 Petr. 2:5.
11. Waarom kunnen wij zeggen dat Noachs werk zijn redding betekende en niet alleen maar het bewijs van zijn geloof vormde?
11 Na alle voorbereidingen te hebben getroffen, ging Noach met een georganiseerde maatschappij waarvan hij het hoofd was, in 2370 v.G.T. in de ark. Gedurende het maanjaar en de tien dagen die hij in de ark was, werkte hij. Hij leidde ongetwijfeld godsdienstige besprekingen, ging voor in gebeden van dankzegging, voederde de dieren, haalde het vuil weg en hield de tijd bij. Dit was zinvol werk. Het betekende zijn redding. De discipel Jakobus zei: „Gij ziet dat een mens rechtvaardig verklaard wordt door werken, en niet door geloof alleen” (Jak. 2:24). Noachs werken getuigden van zijn geloof. Waarvan getuigen uw werken? Noachs voorbeeld verzekert ons dat God Degene is die bepaalt welke werken juist en welke onjuist zijn. God waarschuwt thans dat hij „elk soort van werk in het gericht [zal] brengen met betrekking tot alles wat verborgen is, of het goed is of slecht” (Pred. 12:13, 14). Noach bleek tegen de uitdaging van zijn tijd opgewassen te zijn. Kan hetzelfde van u worden gezegd? Hoe reageert u op werk, Gods werk?
EEN NATIE DIE MET GOD SAMENWERKT
12. Hoe werden de Israëlieten een natie van medewerkers van God?
12 In Gods voornemen een natie voort te brengen, ontvingen mannen zoals Abraham, Isaäk en Jakob specifieke werktoewijzingen van Jehovah. Hun werken des geloofs staan in het elfde hoofdstuk van Hebreeën opgetekend. Ten slotte organiseerde Jehovah in 1513 v.G.T. bij de berg Sinaï de natie Israël voor zijn exclusieve voornemen, zeggende: „Nu dan, indien gij mijn stem strikt zult gehoorzamen en mijn verbond inderdaad zult onderhouden, dan zult gij stellig uit alle andere volken mijn speciale bezit worden, want de gehele aarde behoort mij toe. En gij zult mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie worden.” Op deze woorden antwoordde het volk: „Alles wat Jehovah heeft gesproken, zijn wij bereid te doen” (Ex. 19:5, 6, 8). De apostel Paulus zei dat het doel van het Wetsverbond was de joden tot Christus te leiden, „opdat wij ten gevolge van geloof rechtvaardig verklaard zouden worden”. — Gal. 3:23-25.
13. (a) Wat kan er over de werkzaamheden van de priesters worden gezegd, en hoe werden zij bekwaam in hun toewijzingen? (b) Welk feit met betrekking tot werk dat wij doen helpt dit ons in te zien?
13 In de exclusieve natie Israël hadden de verschillende stammen specifieke werkopdrachten te vervullen. De priesterdiensten waren bijvoorbeeld tot de mannelijke leden van Aärons gezin beperkt, terwijl de overige leden van de stem Levi als hun assistenten optraden (Num. 3:3, 6-10). Het opzetten, afbreken en dragen van de tabernakel was het werk van de levieten die geen priesters waren. Hun werk werd onder koning David, die opzichters, beambten, rechters, poortwachters en schatbewaarders aanstelde, tot in de puntjes georganiseerd. Later, na de bouw van Salomo’s tempel, hielp een groot aantal van hen de priesters in de voorhoven en de eetvertrekken in verband met de offeranden en slachtoffers, het reinigingswerk, wegen en meten en de verschillende bewakingsdiensten. Veel van dit werk was zwaar en alledaags. Bij één gelegenheid was het totale aantal priesters 1760, allen „sterke mannen, geschikt voor het dienstwerk in het huis van de ware God” (1 Kron. 9:10-13). Dit waren priesters met uitgesproken bekwaamheden. Wij kunnen ons echter niet voorstellen dat al deze priesters bij hun geboorte al buitengewoon bekwaam of begaafd waren en dat het hun hoegenaamd geen moeite kostte in alles wat hun werd toegewezen vaardig te zijn. Neen, maar door hun werkzaamheden ijverig te leren en door onverdeelde aandacht voor de hun toegewezen taken verwierven zij mettertijd stuk voor stuk de reputatie zeer vaardige mannen voor het werk van Jehovah te zijn. Dit beklemtoont het feit dat mensen dingen kunnen doen waar zij of van houden of een hekel aan hebben. Als iemand zich erop toelegt, is geen werk zo ruw of minderwaardig dat hij het niet kan verheffen, geen werk zo vervelend of doods dat hij het niet wat leven zou kunnen inblazen, geen werk zo saai dat hij het niet met zijn verbeeldingskracht kan verlevendigen — als hij zich er maar op toelegt.
14. Hoe beschouwden de priesters zichzelf, en welke houding die door de apostel Paulus onder woorden werd gebracht, helpt ons bij ons werk?
14 De priesters van Jehovah beschouwden zich in hun werk als medewerkers van God, waardoor zij hun toewijzingen als een voorrecht en niet louter als een alledaagse taak die nu eenmaal gedaan moest worden, bezagen. Ondanks het weinig verheffende van hun toewijzingen, konden zij een voortreffelijke geest behouden, een geest als die waartoe de apostel Paulus aanspoorde met de woorden: „Hetzij gij . . . eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid.” Hij zegt ook: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen” (1 Kor. 10:31; Kol. 3:23). Maar ook al beschouwen mensen zich als medewerkers van God, dan nog moeten zij zich inspannen. Dat men zich als Gods medewerker krachtig en ijverig inspant, heeft ten slotte succes en waar geluk tot gevolg. Staat u zo tegenover werk?
15. Hoe beschouwden de Hebreeën werk, en hoe dachten zij over ijver en bekwaamheid?
15 De Hebreeën uit de oudheid twijfelden, evenals hun priesters, nooit aan de belangrijkheid van hun werk. Het werd als zeer eervol, een heilige plicht, een gave van God, beschouwd. De Talmoed leert: „Wie zijn zoon geen ambacht leert, voedt hem als het ware voor diefstal op.” „Arbeid is zeer te waarderen, want het verheft de arbeider en houdt hem staande.” De bijbel prijst ijver en bekwame arbeid, zeggende: „Hebt gij een man aanschouwd, vaardig in zijn werk? Voor het aangezicht van koningen zal hij zich stellen; hij zal zich niet stellen voor het aangezicht van gewone mensen” (Spr. 22:29). IJver was synoniem met rijkdom (Spr. 10:4; 12:27). De christelijke apostel Paulus verklaarde bovendien: „Als iemand niet wil werken, laat hij dan ook niet eten.” — 2 Thess. 3:10.
16. Hoe bezag men het werk dat door Hebreeuwse vrouwen werd verricht, en wat hebben de Spreuken hierover te zeggen?
16 Zelfs onder Hebreeuwse vrouwen werd ijver geprezen. Een vrouw die gewillig met haar handen werkte, werd bijzonder aangeprezen als „een bekwame vrouw”. „Zij werkt aan al wat de lust van haar handen is.” — Spr. 31:10, 13, 31.
17. Waarom werden de joden als gevangenen gewaardeerd?
17 Met zulk een hoge achting voor arbeid, is het niet moeilijk te begrijpen waarom de Hebreeën als natie voorspoed genoten. Het is ook niet moeilijk te begrijpen waarom volken die hen hadden overwonnen hen als gevangenen waardeerden. Nebukadnezar vond, evenals de koning van Tyrus, onder de duizenden die hij had gevangen genomen ongetwijfeld bedreven joodse handwerkslieden in alle soorten van beroepen: smeden en metaalbewerkers, timmerlieden en metselaars, scheepsbouwers, meesters in de kunst van spinnen en weven van zowel wol als linnen, schoenmakers, kleermakers en schilders. — 2 Kron. 2:13, 14.
DE WAARDE VAN WERK EN RUST
18, 19. Wat kunnen wij over rust zeggen, en waarom dient de avond niet te worden bedorven?
18 Het leven heeft prachtige ritmen. Er is een tijd voor werk en een tijd voor rust. De sabbatwetten die God Israël gaf bepaalden dat de mens een zevende van zijn werkuren vrij van arbeid moest zijn. Dit was om het lichaam rust te geven en de geest te ontwikkelen, hetgeen dient om de mens te sterken, kracht te geven en te schragen. Op de sabbatdag moest de mens rusten en God aanbidden. Het lichaam had rust nodig, terwijl de geest en het hart de kracht verkregen die uit aanbidding, uit het zich voeden met Gods gedachten, werd geput (Matth. 4:4). Aangezien de mens God moet aanbidden om te leven, is het alleen maar redelijk dat die aanbidding door niets dient te worden afgeleid. Hoewel werk belangrijk is, moet er ook een tijd zijn om rustig na te denken ten einde de waarde van de gedane inspanningen te bepalen en uit een dergelijke waardebepaling het gevoel te putten dat men werkelijk leeft en iets heeft bereikt. Hiermee wordt niet gesuggereerd dat werkers de dag moeten verdromen. Neen, maar dat er aan het eind van de dag enige tijd aan rustige overpeinzing wordt gegeven. De avond dient dat doel uitstekend.
19 De avond dient echter niet te worden misbruikt of bedorven. Voor velen is het tijd die vergaat met naar „rock”-muziek te luisteren, een tijd om in nachtclubs sterke drank te drinken en in discobars flink te dansen, waardoor een man of vrouw alleen maar meer uitgeput en afgemat wordt dan door al het werk van de dag. God heeft de avond echter gegeven voor de soort van rust die lichaam en geest werkelijk herstelt. Gezonde rust geeft net als gezonde arbeid een gevoel van behagen en schenkt vreugde.
20. Wat dient de mensheid zich met betrekking tot het werk dat zij doen af te vragen, en waarom is er geen reden te wanhopen?
20 Niets bepaalt zozeer de waarde van een mens als het werk dat hij van dag tot dag doet. God heeft de mens handen en spieren gegeven om werk te verzetten. De dingen die hij doet, bepalen dus wat hij waard is. God zal de mensheid in feite overeenkomstig zijn daden oordelen (Openb. 20:12). Daarom is het goed dat wij onszelf afvragen: Wat hebben wij van ons leven gemaakt? Wat voor werken hebben wij verricht of op wat voor werken kunnen wij wijzen om onze waarde te bewijzen? Als u op weinig of niets kunt wijzen voor de tijd die u op aarde bent geweest, wanhoop dan niet. Het goede nieuws is, dat het niet te laat is om te veranderen. Er is nog tijd waarin u nuttig werk tot heerlijkheid van God kunt doen, werk dat u eeuwige voldoening kan schenken. In deze kritieke moeilijke tijd laat God een werk verrichten waaraan u kunt deelnemen en waardoor u zijn medewerker wordt. Wij zullen het aan het volgende artikel overlaten over dit werk en hoe u er tot uw eeuwige geluk aan kunt deelnemen, te vertellen.
[Illustratie op blz. 680]
Toen Noach in de ark was gegaan die hij op Gods bevel had gebouwd, zorgde hij voor de dieren en deed nog ander werk. Hoe reageert u op Gods werk?