Het hart door wijsheid behoeden
1. Het is belangrijk in deze tijd wat in fysiek en geestelijk opzicht te behoeden?
ONDANKS alle medische onderzoekingen en vorderingen leveren thans hartziekten het grootste percentage sterfgevallen op. Onder ideale omstandigheden zou het hart echter altijd kunnen blijven voortpompen en de levenonderhoudende bloedstroom naar het lichaam kunnen uitzenden. Niet alleen in fysiek maar meer nog in geestelijk opzicht is het zeer belangrijk behoedzaam om te gaan met het hart en het in goede toestand te houden zodat het blijft functioneren.
2. (a) In welk opzicht behoedde Salomo zelf zijn hart niet door het exclusief voor Jehovah als God open te stellen? (b) Waarmee moeten wij Jehovah, volgens de gegeven raad, allemaal liefhebben, en wat vergt dit van ons?
2 In de eenendertig hoofdstukken van Spreuken had Salomo wel vierennegentig maal het een en ander te zeggen over het geestelijke en fysieke hart. Salomo behoedde zelf zijn geestelijke hart echter niet, maar sloeg zijn eigen raad in de wind: „Mijn zoon, schenk aandacht aan mijn woorden. Neig uw oor tot mijn uitspraken. Mogen ze niet van uw ogen wijken. Bewaar ze in het midden van uw hart. Want ze zijn leven voor wie ze vinden en gezondheid voor geheel hun vlees. Behoed, meer dan al het andere dat te bewaren is, uw hart, want daaruit zijn de bronnen des levens” (Spr. 4:20-23). Jehovah bleef niet het voorwerp van de genegenheid van koning Salomo, alhoewel hij de enige God is die het aanbidden waard is. Salomo verloor uit het oog dat de Schepper een God is die exclusieve toewijding eist. Zijn hart, de zetel der genegenheden, bleef dus niet exclusief voor Jehovah als God openstaan. Daaruit blijkt welk een belangrijke factor het is wie of wat het voorwerp onzer genegenheden is. Ons wordt bevolen Jehovah als God met geheel ons hart lief te hebben, want hij is de enige God, die van eeuwigheid tot eeuwigheid is, en er is geen enkele reden waarom hij zou toestaan dat er mededinging zou zijn in verband met de genegenheden van het schepsel voor hem (Ex. 20:4, 5). Wij mogen en moeten onze naaste als ons zelf liefhebben, doch moeten deze of iemand anders nooit tot een god maken. Wanneer wij onze liefde aan een mededingende god of godheid schenken, betekent dit dat Jehovah ons als ziel doodt. Daar hij de Fontein des levens is, is het derhalve belangrijk dat wij ons hart behoeden boven al het andere dat bewaakt dient te worden!
3. (a) Wat betekent het onze ziel lief te hebben? (b) Wat betekent de uitdrukking „hart verwerven,” en wat dienen wij derhalve te wensen te onderscheiden, opdat wij het goede mogen vinden?
3 In Spreuken 19:8 wordt het leven ziel genoemd: „Wie het hart verwerft, heeft zijn ziel lief. Wie het onderscheidingsvermogen bewaart, zal het goede vinden.” Onze ziel liefhebben, wil zeggen, dat wij voor altijd in geluk willen leven, en dat wij nu en vooral in Gods nieuwe wereld tonen dat wij ons leven liefhebben. Wij hebben echter al een hart om onze ziel in het leven te kunnen bewaren. Wat betekent dan de uitdrukking „het hart verwerven”? Zoals blijkt uit de voetnoot in de New World Translation of the Holy Scriptures wordt hier „hart” gebruikt in de betekenis van „goede beweegreden,” want het hart is niet alleen de zetel der genegenheden maar ook der beweegredenen. Genegenheid zet iemand tot actie aan. Daar het een spreuk is dat „dwaasheid aan het hart van een knaap is gebonden,” bemerken wij dat het hart der mensen van het begin af de neiging heeft de verkeerde kant op te gaan en slechte ingevingen te hebben, vanwege de daar zetelende verkeerd gerichte genegenheden. Daarom moeten wij onze genegenheden op edele, verheven, goede en godvruchtige dingen richten; en dan zullen onze beweegredenen zuiver, goed en onzelfzuchtig zijn. Dan hebben wij werkelijk onze ziel, ons zelf, lief; want God, die het hart onderscheidt en oordeelt, zal zien dat ons hart goed is, liefde voor hem bezit en verlangend is hem te behagen; dan zal hij op zijn beurt zijn voorzieningen voor ons eeuwige leven ten aanzien van ons aanwenden. Wij dienen dus zorgvuldig te onderscheiden welke beweegredenen er in ons hart zetelen en er op toe te zien dat ze juist, goed en voor God aanvaardbaar zijn. Dan zullen wij stellig uit zijn hand het goede vinden.
4. Wat bedoelt de leraar wanneer hij zijn zoon in Spreuken 23:26 vraagt hem zijn hart te geven en zijn ogen behagen te laten scheppen in de wegen van de leraar?
4 In Spreuken 23:26 zegt de wijze man tot degene die hij onderricht: „Mijn zoon, geef mij uw hart en mogen uw ogen behagen scheppen in mijn wegen.” Wordt hier de lezer van Spreuken uitgenodigd zich volledig aan Jehovah God op te dragen? Neen, hier wordt de persoon die wordt onderricht, uitgenodigd en vermaand, met geheel zijn hart aandacht te schenken aan zijn leraar; zijn gehele hart open te stellen wanneer hij luistert naar en verneemt wat zijn leraar hem heeft te onderrichten. Hij moet zijn genegenheid op de lessen van zijn vader-leraar richten. Zowel zijn hart als zijn ogen moeten op zijn leraar zijn gericht. Zijn ogen moeten behagen scheppen in de wegen van zijn leraar, zodat hij er naar verlangt hem na te volgen en in zijn voetstappen te treden. Bovendien moet zijn hart volledig vervuld zijn van zijn leraar, zodat hij hem liefheeft en zijn woorden en raad, vooral het thans aan de orde zijnde punt, ernstig ter harte neemt. Het verdient de ernstigste overweging, de onverdeelde aandacht en de diepste waardering. Welk onderwerp dan wel?
5. Waarop wil de leraar in Spreuken 23:27-35 de onverdeelde aandacht van zijn met een zoon te vergelijken leerling vestigen?
5 De aangelegenheid van het eten, het drinken van alcoholische dranken en van reine zeden. Daarom zegt de leraar vervolgens tot zijn met een zoon te vergelijken leerling: „Want een prostituée is een diepe kuil en een vreemde vrouw [die van prostitutie leeft] is een enge put. Zeker, zij ligt gelijk een rover op de loer, en zij vermeerdert onder de mensen de verraderlijken. Bij wie is wee? Bij wie ongemak? Bij wie twist? Bij wie bezorgdheid? Bij wie wonden zonder reden? Bij wie troebele ogen? Bij hen die lange tijd met de wijn verkeren, die binnenkomen om gemengde wijn te keuren.” Wie wil er nu onverwachts in een diepe kuil stappen? Wie wil nu letsel oplopen door in een enge put te vallen waar hij niet uit kan komen? Bezwijk dan niet voor de overredingskracht van een immorele vrouw, een prostituée die vreemd is aan Gods „heilige natie” en die u zal beroven van uw deugd, uw maagdelijkheid, uw reine bericht, uw goede geweten en uw onschuld, waardoor u het waard bent gemeenschap te hebben met Jehovah’s heilige gemeente. Wie wil bovendien het slachtoffer worden van een fles of glas alcoholische drank? Wie wil nu een onwerkelijke wereld zien en wartaal uitslaan? Wie wil zo’n slingerende gang hebben als een matroos in het topje van de mast op een ruwe zee? Wie wil er nu ongevoelig worden voor de mishandelingen welke anderen u toebrengen, een lange roes moeten uitslapen om weer wakker te kunnen worden en tot bezinning te komen, en trachten een overweldigende begeerte te blijven bevredigen? Verspil dan niet te veel tijd met het drinken van alcoholische dranken zodat u overmatig veel neemt. Kweek zelfbeheersing aan. — Spr. 23:27-35.
6. In welk opzicht ontbreekt het iemand die overspel met een vrouw pleegt, aan hart, en wat voor gevolgen brengt dit voor hem mee in de gemeente?
6 Degene die overspel pleegt en degene met wie de onzedelijkheid wordt bedreven, kunnen geen goede beweegredenen jegens God hebben: „Een ieder die met een vrouw overspel pleegt, ontbreekt het aan hart; wie dit doet, brengt zijn ziel tot verderf. Een plaag en oneer zal hem treffen, en zijn smaad zal niet worden uitgewist” (Spr. 6:32, 33). Behalve dat hij zichzelf smaad aandoet, doet hij bovendien Gods gemeente smaad aan en moet daar daarom worden uitgeworpen, uitgesloten. Ook al is hij nadat hij berouw heeft gehad en zich heeft bekeerd, daarin weer opgenomen, toch kleeft het slechte bericht nog aan hem en getuigt tegen hem, als zijnde een onwaardig voorbeeld voor Gods kudde. Al wie er op uit is hoererij te bedrijven of betrekkingen te hebben met een prostituée, heeft geen goede beweegreden. Klaarblijkelijk slechts met één ding in gedachten gaat hij naar een immoreel persoon toe en vindt het prettig verleid te worden.
7. Wat voor beschrijving geeft koning Salomo van de wijze waarop hij vanuit zijn raam zo iets zag gebeuren?
7 De waakzame koning Salomo beschrijft hoe hij vanuit zijn raam zo iets zag gebeuren: „Met belangstelling bespeurde ik onder de zonen een jongeman die het aan hart ontbrak, die door de straat ging, dicht bij haar hoek, en in de richting van haar huis stapte, . . . En zie! daar kwam een vrouw hem tegemoet, gekleed als een prostituée en listig van hart” (Spr. 7:6-10). De immorele vrouw beseft dat de man die zich op haar weg begeeft en zich aan haar verleidingen blootstelt, geen goede beweegreden heeft. „En zij heeft zich neergezet aan de ingang van haar huis, op een stoel, [op] de hoge plaatsen der stad, om de voorbijgangers toe te roepen, hen die rechtuit voortgaan op hun paden: ’Al wie onervaren is, kere zich hier terzijde, en al wie het ontbreekt aan hart.’” — Spr. 9:14-16.
8. (a) Wat is derhalve de juiste houding jegens onze ware leraar? (b) Wie nog meer, behalve de immorele vrouw, roept degenen die het aan hart ontbreekt, en waarom dienen wij hiermee feest te vieren?
8 Het is dus verstandig zijn hart te verpanden aan de grote Leraar die ons voor deze van levensbelang zijnde zaken waarschuwt, Jehovah God. Wij dienen geheel ons hart open te stellen voor wat hij zegt en onze ogen er gedurig op gericht te houden. Niet alleen de immorele vrouw roept degenen die het aan hart of een goede beweegreden ontbreekt toe, maar ook de wijsheid die Jehovah geeft, opdat zij een goede beweegreden, een goede beweegkracht, mogen verkrijgen. De goddelijke ware wijsheid heeft voor hen die er naar luisteren, een feestdis aangerecht. De ware wijsheid „heeft haar dienaressen uitgezonden om bovenop de hoogten der stad te roepen: ’Al wie onervaren is, kere hier terzijde. Tot al wie het aan hart ontbreekt, wil ik spreken. Komt, voedt u met mijn brood en drinkt van de wijn die ik heb gemengd. Laat de onervarenen gaan en blijft leven, en wandelt rechtuit op de weg van het inzicht’” (Spr. 9:1-6). Zich te verzadigen met Gods wijsheid heeft geen schadelijke gevolgen, leidt niet tot spijtgevoelens, maar men wordt er beter door en juiste beweegredenen worden er door in het hart gegrift. Laten wij nederig de terechtwijzingen der wijsheid aanvaarden, aldus de dood van de hand wijzen en het leven in eer en geluk kiezen. „Al wie streng onderricht schuwt, verwerpt zijn ziel doch wie naar de terechtwijzing luistert, verwerft hart. De vreze Jehovah’s is streng onderricht tot wijsheid, en aan heerlijkheid gaat nederigheid vooraf.” — Spr. 15:32, 33.
HOE DE WIJSHEID ONS THANS ROEPT
9, 10. (a) Wat wordt vereist om thans en in de toekomst te kunnen leven, en wat laat Jehovah daarom luid uitroepen? (b) Wat roept deze volgens Spreuken 1:20-33 uit?
9 Om thans en in de toekomst te kunnen leven, dienen wij kennis, wijsheid en inzicht te hebben. Niemand weet dit beter dan Jehovah God die onze tijd heeft voorzien en voorzegd. Daarom laat hij thans als nooit tevoren zijn wijsheid uitroepen en de waarschuwing geven: „De ware wijsheid blijft luid buiten op straat roepen. Op de openbare pleinen blijft ze haar stem laten horen. Aan het boveneinde der rumoerige straten roept ze. Aan de ingang der poorten naar de stad laat ze haar uitspraken horen:
10 ’Hoe lang zult gij, onervarenen, onervarenheid blijven liefhebben, en moet gij, spotters, voor u louter spot begeren, en zult gij, onzinnigen, kennis blijven haten? Keer u om op mijn terechtwijzing. Dan zal ik mijn geest ten aanzien van u doen overstromen; u mijn woorden bekendmaken. Omdat ik heb geroepen, doch gij bleeft weigeren, mijn hand heb uitgestrekt doch er niemand was die aandacht schonk, en gij al mijn raad in de wind bleeft slaan, en mijn terechtwijzing niet hebt aanvaard, zal ík ook lachen bij uw rampspoed, spotten wanneer komt wat gij vreest, wanneer het door u gevreesde gelijk een storm komt en uw rampspoed nadert gelijk een wervelwind, wanneer ellende en moeilijke tijden u overvallen. Te dien tijde zullen zij mij blijven roepen, maar ik zal niet antwoorden, naar mij blijven uitzien doch mij niet vinden, omdat zij kennis hebben gehaat en de vreze Jehovah’s niet hebben verkozen. Zij stemden niet in met mijn raad, verachtten al mijn terechtwijzingen. Daarom zullen zij eten van de vruchten van hun weg, en zat worden van hun eigen raadslagen. Want de afval der onervarenen zal hen doden, en de gemakzucht der onzinnigen hen verdelgen. Wie naar mij luistert, zal in zekerheid wonen, en niet verstoord worden door de vrees van het onheil.’” — Spr. 1:20-33.
11. Wat vrezen de mensen thans, maar wat zal, zoals de wijsheid Gods weet, hen overkomen?
11 Men vreest thans voor een wereldcatastrofe, die de mens door het gebruik van al de hedendaagse oorlogswapens zelf over zich zal brengen. Toen Jezus voorzei waaruit zou blijken dat wij de „tijd van het einde” dezer wereld zouden zijn binnengegaan, beschreef hij in welk een toestand van vrees de mensen thans zouden leven: ’De mensen worden mat uit vrees voor en in verwachting van wat de bewoonde aarde overkomt’ (Luk. 21:25, 26). De wijsheid Gods weet echter dat de wereldcatastrofe niet door slechts de vernietigende hand van mensen en duivelen zal komen, maar door de rechtvaardige oorlog welke de Almachtige God tegen Satans wereldorganisatie in hemel en op aarde zal voeren; dit alles zal veel erger zijn dan het hart van de in paniek verkerende mensen zich thans kan voorstellen.
12. Waar roept Gods wijsheid thans luid en hoe dan wel?
12 Luid roept Gods wijsheid, als uiting van zijn liefderijke barmhartigheid, het daarom thans uit, voor het te laat is, en neemt ze een positie in van waaruit ze vele, vele mensen kan bereiken en een zo uitgebreid mogelijke waarschuwing kan laten weerklinken — op de straten, openbare pleinen, kruispunten en drukke hoofdstraten, bij de ingangen naar alle moderne faciliteiten of bij haltes in de steden. Hoe doet deze goddelijke hoedanigheid der wijsheid, de wijsheid Gods, dit? Doordat ze belichaamd is in hen die zich aan de Allerhoogste God Jehovah hebben opgedragen, die kennis van hem en zijn voornemens hebben verworven, die van zijn wijsheid vervuld zijn geworden en naar de raad van zijn Woord en zijn georganiseerde volk handelen. Zij zijn navolgers van Jezus Christus, de gepersonifieerde wijsheid Gods, en zijn er op uit gegaan en blijven dit nog steeds doen om Gods opgetekende boodschap ’in het openbaar en van huis tot huis’ te prediken (Hand. 20:20). Zij hebben hun aanbidding van Jehovah God niet slechts beperkt tot de vergaderingen in hun Koninkrijkszalen. Zij trekken uit vanuit deze dienstcentrums met een boodschap op hun lippen en de gedrukte boodschap in hun hand. Zij hebben getracht de mensen te bereiken in hun huis, op de straten en op plaatsen waar veel mensen bijeenkomen. Onbevreesd hebben zij hun stem verheven, hun handen met de Koninkrijkslectuur uitgestrekt, de mensen voor het geestelijke feestmaal uitgenodigd en hen gewaarschuwd naar de enige toevluchtsplaats te vlieden om aan de naderende storm van de universele oorlog van Armageddon te ontkomen.
13. Wie hebben gereageerd op de aan intensiteit toenemende roep der wijsheid, maar wat doen de meeste aardbewoners?
13 Sedert 1919, toen Jehovah’s getuigen zich herstelden van hun gedesorganiseerde toestand — het gevolg van de eerste wereldoorlog — heeft Gods wijsheid bij monde van hen zich kenbaar gemaakt, doordat steeds meer personen met toenemende intensiteit in steeds meer landen Gods koninkrijk en de dag zijner wrake aan steeds meer mensen bekendmaakten. Honderdduizenden hebben hierop gunstig gereageerd en zij werden overstroomd met de geest der wijsheid waardoor Gods Woord hun werd bekendgemaakt en zij er toe werden opgewekt een aandeel te hebben aan de verdere bekendmaking van zijn Woord. Doch de meeste aardbewoners hebben volhard in hun weigering om te luisteren en de helpende hand der wijsheid te aanvaarden. Zij zijn reeds overvallen door zware ellende en steeds moeilijker wordende tijden. Zij schreeuwen om wijsheid ten einde de steeds slechter wordende situatie het hoofd te kunnen bieden, doch Gods wijsheid weigert een compromis aan te gaan met de wijsheid dezer wereld. Zij spotten met de waarschuwing dat Armageddon Gods oorlog is en aldus tonen zij geen vrees voor Jehovah, welke het begin van kennis en wijsheid is. Onervaren met alle in de Heilige Schrift opgetekende, vernietigende oordelen, en gelijk onzinnigen en redeloze dieren voortgaande op hun gemakzuchtige weg, weigeren zij hun wijsheid dezer wereld te laten vervangen voor de wijsheid Gods en zijn raad te volgen. Zij zijn afvalligen en geraken steeds verder van God vandaan.
14. Waarop zal hun levensweg uitlopen, wat zal de wijsheid dan op haar beurt doen, en welke spreuken zullen aan hen vervuld worden?
14 Deze handelwijze zal op hun plotselinge dood uitlopen, ja, op hun vernietiging zonder dat zij ook maar de hoop behoeven te koesteren of de gelegenheid zullen hebben onder Gods koninkrijk uit de doden te worden opgewekt. Wanneer Gods oorlog, zo plotseling als de komst van een dief, over hen losbarst en zij zien dat hun einde, door Gods rechtvaardige hand aan hen toegebracht, snel nadert, zullen zij het uitschreeuwen. Dan zal de wijsheid echter op haar beurt hen uitlachen en bespotten; dan zullen zij tot het besef worden gebracht dat zij, alles wel bezien, toch nog niet zo heel schrander zijn geweest, doch zich onzinnige dwazen hebben getoond. Aan hen zullen de spreuken in vervulling gaan: „De schatten van de goddeloze zullen geen voordeel afwerpen, doch rechtváárdigheid zal van de dood bevrijden. De verschrikking der goddelozen zal hen treffen, doch het verlangen van de rechtvaardigen zal vervuld worden. Evenals een wervelwind die voorbijtrekt, zo is de goddeloze er niet meer . . . De rechtvaardige, híj zal tot onbepaalde tijd niet aan het wankelen worden gebracht; maar de goddelozen, zij zullen niet op de aarde blijven wonen” (Spr. 10:2, 24, 25, 30). „Het paard is iets wat voor de dag van strijd wordt klaargemaakt, doch redding behoort Jehovah toe” (Spr. 21:31). „Het waardevolle zal geen voordeel afwerpen op de dag der woede, doch rechtváárdigheid zal van de dood bevrijden” (Spr. 11:4). „Het huis der goddelozen zal verwoest worden, maar de tent der oprechten zal bloeien.” — Spr. 14:11.
15. Jegens wie hebben wij vooral sinds 1925 onze verantwoordelijkheid gevoeld, en hoe hebben wij derhalve getoond dat wij gehoor moeten geven aan Spreuken 24:11, 12?
15 Vooral sedert de getuigen van Jehovah in 1925 onderscheidden dat de strijd van Armageddon geen periode van internationale anarchie op aarde zal zijn, doch Jehovah’s oorlog tegen Satans gehele demonische en menselijke organisatie, hebben wij beseft welk een zware verantwoordelijkheid er op ons rust ten opzichte van de mensheid die met eeuwige vernietiging in die universele oorlog wordt bedreigd. Door gewetensvol Gods boodschap bekend te maken ondanks wereldomvattende haat en vervolging, moeten wij gehoor geven aan Spreuken 24:11, 12: „Bevrijd hen die worden weggevoerd naar de dood en die ter slachting wankelen, indien gij gespaard wilt worden. Ingeval gij zoudt zeggen: ’Zie! wij kennen deze niet,’ zal hij die de harten weegt, het niet onderscheiden, en hij die uw ziel gadeslaat, het niet weten en stellig de aardling vergelden naar zijn activiteit?” Beseffend dat wij tot zijn wachters zijn gemaakt, moeten wij als het ware van de wachttoren af schreeuwen en van de daken der huizen af prediken, want wij willen niet dat het bloed van hen die in Armageddon vernietigd zullen worden, ons ten laste wordt gelegd wegens onze beschroomde nalatigheid en onze zelfzuchtige onverschilligheid (Ezech. 33:1-7; Matth. 10:26, 27). Het gezalfde overblijfsel van Christus’ volgelingen, de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, heeft zijn denkwijze verruimd, en denkt niet slechts meer aan hun eigen redding en hun gaan naar de hemel. Zij hebben aandacht geschonken aan de „grote schare” „andere schapen” van de Juiste Herder en hebben er belang in gesteld dat zij door Armageddon heen gespaard zullen worden en in Gods nieuwe wereld zullen komen.
16. Wat hebben de reeds bijeenvergaderde andere schapen op hun beurt gedaan, en wat zijn zij derhalve geworden?
16 De „andere schapen” die reeds tot de Juiste Herder zijn bijeenvergaderd, hebben er op hun beurt weer belang in gesteld dat nog meer verloren en dwalende andere schapen gered zouden worden en hebben zich bij het gezalfde overblijfsel aangesloten om met hen te jagen en bijeen te vergaderen. Ook zij zijn getuigen van Jehovah geworden, de spreuk (14:25) goed kennend: „Een waarachtig getuige bevrijdt zielen, doch een bedrieglijke lanceert louter leugens.” Daarom prediken zij Gods waarheid ongeacht hoe de bedriegers in de christenheid ook klagen en hen tegenstaan.
17. Wat voor gevolgen heeft het dat wij de akker der mensheid in geestelijke zin bewerken, en waarin verheugen wij ons derhalve gezamenlijk?
17 Doordat wij ons inspannen anderen te helpen redden, bewerken wij onze eigen redding. Doordat wij het veld der mensheid bebouwen, is er een bevrediging schenkende, belonende oogst van geredden te voorschijn gekomen: „Wie zijn grond bebouwt, zal zelf met brood verzadigd worden, doch die het waardeloze najaagt, ontbreekt het aan hart [een goede beweegreden]” (Spr. 12:11, voetnoot). „Het beploegde land van mensen met weinig middelen [werpt] zeer veel voedsel af, maar er bestaat er een die wordt weggevaagd wegens gebrek aan oordeel” (Spr. 13:23). „Door elk soort van zwoegen ontvangt men voordeel, maar slechts het woord der lippen [leidt] tot gebrek” (Spr. 14:23). Er moet gezwoegd worden, louter woorden voldoen niet (Spr. 3:27, 28). Wij moeten naar de mensen gaan, hen uitnodigen naar het water des levens te komen en hun geestelijk voedsel aanbieden: „De edelmoedige ziel zal zelf vet gemaakt worden, en wie rijkelijk [anderen] water geeft, zal zelf ook rijkelijk water worden gegeven. Wie het graan achterhoudt, zal door de bevolking verfoeid worden, maar er daalt zegen neer op het hoofd van wie het laat verkopen.” Wij moeten er dus mee voortgaan de mensen tegen een bijdrage de gedrukte boodschap te laten verkrijgen, zodat er nog meer lectuur gepubliceerd kan worden en onder nog weer anderen verbreid kan worden (Spr. 11:25, 26). Wij vieren dus allen tezamen feest met de wijsheid ten einde in ’het leven te blijven.’ — Spr. 9:1-6.
18. Wie zal de strijd van Armageddon overleven, en wat is derhalve thans raadzaam en waarom?
18 De goddelijke wijsheid zal de strijd van Armageddon overleven. Zij die thans voor Armageddon wijsheid verwerven en er met inzicht door worden geleid, zullen eveneens blijven leven en het voorrecht ontvangen de wijsheid in Jehovah’s nieuwe wereld te ontvangen. „Want de oprechten zullen op de aarde wonen, en de onberispelijken zullen er op overblijven. Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde afgesneden worden, en de verraderlijken, zij zullen er van weggerukt worden” (Spr. 2:21, 22). Hoe raadzaam is het thans wijsheid te verwerven! „Gelukkig is hij die naar mij luistert, doordat hij dag en nacht aan mijn deuren wakker blijft, door bij de posten van mijn ingangen te waken. Want wie mij vindt, zal stellig het leven vinden en door Jehovah met goede wil bejegend worden.” — Spr. 8:34, 35.