’Zegt wat gij te zeggen hebt in uw hart’
SOMS kunnen de woorden en daden van anderen iemand erg boos maken. Wanneer u zoiets provocerends meemaakt, wat dient u dan te doen? De bijbel geeft de raad: „Raakt in beroering, maar zondigt niet. Zegt wat gij te zeggen hebt, in uw hart, op uw bed, en zwijgt.” — Ps. 4:4.
Er schuilt werkelijke wijsheid in deze raad. Iemand zou ergens terecht gebelgd over kunnen zijn. Maar juist dan is het uitermate belangrijk zelfbeheersing te oefenen. Het gevaar bestaat dat men tegen degene die de ergernis heeft veroorzaakt, uitvalt, waardoor men hem met gelijke munt betaalt en aldus tegen hem zondigt. Dit zou tot een heftige twist kunnen leiden. In een toestand van grote opwinding doen mensen vaak dingen waarvan zij later grote spijt hebben. Het is in deze tijd niet ongewoon te horen dat mensen familieleden en vrienden in een woedeuitbarsting ernstig verwonden of zelfs doden. Ja, de raad die wordt gegeven om gedurende de rustige uren van de nacht tot bedaren te komen, is beslist wijs.
Willen wij niet onbezonnen handelen, dan moeten wij aan de gevolgen denken van wat wij zeggen of doen. Toen Gods dienstknecht David bij een zekere gelegenheid in gebreke bleef dit te doen en woedend werd op de man Nabal, haalde hij zich bijna bloedschuld op de hals. De situatie was als volgt:
David en zijn mannen waren als een beschermende muur rondom Nabals kudden en herders geweest. Met het oog op de vriendelijke diensten die hij aan Nabal had bewezen, zond David later boodschappers naar hem toe om hem een goede gezondheid te wensen en hem om enige materiële hulp te vragen. Zonder aan de voordelen te denken die hij door het optreden van David en zijn mannen had ontvangen, slingerde Nabal de boodschappers allerlei beschimpingen naar het hoofd. Toen David hiervan op de hoogte werd gesteld, besloot David Nabal en alle mannelijke personen van Nabals huishouding te doden. Nabals vrouw Abigaïl maakte echter snel een voorraad voedsel in gereedheid, waarna zij naar David toe ging en hem smeekte het recht niet in eigen handen te nemen. — 1 Sam. 25:5-31.
Haar woorden bereikten Davids hart en brachten hem ertoe te zeggen: „Gezegend zij Jehovah, de God van Israël, die u deze dag gezonden heeft om mij te ontmoeten! En gezegend zij uw verstandigheid, en gezegend zijt gij, die mij deze dag ervan afgehouden hebt in bloedschuld te geraken en mijn éigen hand tot mijn redding te laten komen.” — 1 Sam. 25:32, 33.
Evenals in het geval van David is het voor mensen die in deze tijd getergd worden, niet altijd gemakkelijk hun woede in bedwang te houden. Men zal hier echter beslist bij geholpen worden wanneer men het vermijdt zichzelf te serieus te nemen en wanneer men zich niet al te bezorgd maakt over zijn naam. Dit wordt goed geïllustreerd in het geval van koning Saul. Toen hij werd uitgekozen om koning van Israël te zijn, was hij een bescheiden en nederig man. Vóór zijn zalving tot koning zei hij tot de profeet Samuël: „Ben ik niet een Benjaminiet, uit de kleinste van Israëls stammen, en is mijn familie niet de onbeduidendste van alle families van de stam Benjamin?” (1 Sam. 9:21) Deze bescheiden houding weerhield hem er later van onbezonnen te handelen toen sommige mannen zonder respect over hem spraken. De Schrift bericht hierover: „Wat de nietswaardige mannen aangaat, zij zeiden: ’Hoe zal deze ons redden?’ Bijgevolg verachtten zij hem, en zij brachten hem geen enkel geschenk. Maar hij bleef als iemand die stom geworden was.” — 1 Sam. 10:27.
Wanneer men in een geërgerde toestand verkeert en wil kalmeren, is het ook belangrijk zijn verhouding tot de Schepper in gedachten te houden. Jehovah God ziet niet goedgunstig neer op degenen die zich over de rampspoed van een vijand verheugen, aangezien zulk een vreugde een wraakgierige geest weerspiegelt. In Spreuken 24:17, 18 wordt ons de waarschuwing gegeven: „Wanneer uw vijand valt, verheug u dan niet; en wanneer hij tot struikelen wordt gebracht, moge uw hart dan niet blij zijn, opdat Jehovah het niet ziet en het kwaad is in zijn ogen.”
Iemand zou de positie die hij voor het aangezicht van Jehovah God inneemt, in gevaar kunnen brengen door toe te laten dat zijn opgewonden geestesgesteldheid het punt bereikt dat hij bittere vijandschap koestert. Indien dit gebeurt, zou hij zichzelf een recht toekennen dat God voor zichzelf heeft gereserveerd. „Aan mij is de wraak; ik zal vergelden, zegt Jehovah” (Rom. 12:19). Daarom wordt in Spreuken 24:29 de raad gegeven: „Zeg niet: ’Net als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen. Ik zal ieder vergelden naar de wijze waarop hij te werk gaat.’” Iemand die aldus het recht in eigen handen neemt, zou daardoor de gelegenheid kunnen verbeuren om van Jehovah God barmhartigheid te ontvangen wanneer hij geoordeeld wordt.
Wanneer men in gebreke blijft zelfbeheersing te oefenen, kan dit ook tot verlies van persoonlijke waardigheid leiden. In een bijbelse spreuk wordt dit als volgt onder woorden gebracht: „Het is een dwaze persoon die zijn ergernis op dezelfde dag bekendmaakt, maar de schrandere bedekt oneer” (Spr. 12:16). Iemand die zich heel erg opwindt over een persoonlijke belediging en dan onbezonnen handelt, maakt zichzelf tot een dwaas in de ogen van anderen. Een wijs persoon negeert echter provocerende opmerkingen en daden. Door zijn tong te breidelen en zijn handelwijze in bedwang te houden, maakt hij er geen punt van dat hij is onteerd. De oneer krijgt de kans dood te bloeden, alsof deze zich nooit heeft voorgedaan. De persoon behoudt zijn waardigheid alsook zijn vrede des geestes en hij verlaagt zich niet door schandelijke taal te gebruiken.
Bovendien behaalt iemand die zijn zelfbeheersing bewaart, een morele overwinning. Dit was beslist het geval met Jezus Christus. Hij kon tot zijn discipelen zeggen: „Schept moed! ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33). Hoewel Jezus dreigementen en smaad moest incasseren, heeft hij nooit de goddeloze wegen van de wereld overgenomen. De apostel Petrus schreef met betrekking tot hem: „Wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt” (1 Petr. 2:23). Aangezien de wereld er niet in slaagde Jezus zover te brengen dat hij met gelijke munt betaalde, leed ze de nederlaag met betrekking tot hem. Hij kwam als de overwinnaar te voorschijn. Het is voor ons beslist de moeite waard wanneer ook wij zo’n overwinning behalen.
Soms kunnen zelfs personen die ons tot kwaadheid prikkelen, er voordeel van trekken wanneer wij kalm blijven. Welk een goede uitwerking vriendelijkheid op hen kan hebben, wordt beklemtoond in Spreuken 25:21, 22: „Indien wie u haat, honger heeft, geef hem brood te eten; en indien hij dorst heeft, geef hem water te drinken. Want gloeiende kolen stapelt gij op zijn hoofd, en Jehovah zelf zal u belonen.” Wanneer iemand die voor nodeloze agitatie verantwoordelijk is, vriendelijk wordt behandeld, zal hij zich misschien gaan schamen en eens ernstig over zijn woorden en daden gaan nadenken. Dit kan hem ertoe brengen te veranderen en kan zijn betere eigenschappen op de voorgrond doen treden. Maar ook al is dit niet het geval, dan kan degene die zijn zelfbeheersing bewaart en zich niet wreekt, toch vol vertrouwen verwachten dat de Schepper hem zal belonen.
Wij handelen beslist verstandig wanneer wij ’wat wij te zeggen hebben, in ons hart zeggen’ en onze zelfbeheersing bewaren. Met het oog hierop doen wij er goed aan bescheidenheid en nederigheid te ontwikkelen. Wij moeten ook op onze hoede zijn dat wij niet haastig spreken en handelen. Daardoor zullen wij het vermijden dat wij onze positie voor het aangezicht van Jehovah God in gevaar brengen, terwijl wij onze waardigheid bewaren, een morele overwinning behalen en misschien zelfs degenen die zich provocerend hebben gedragen, helpen hun gedrag ten goede te verbeteren.