Hoed u voor slechte omgang
„Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten.” — 1 Kor. 15:33, NW.
1. Waar nog meer, behalve op gemeentevergaderingen, dienen de gedachten en het gedrag van een christen in harmonie te zijn met het Woord van God?
OP GROND van de inlichtingen die in het Woord van Jehovah God staan opgetekend en uit ervaring beseffen christenen hoe belangrijk het voor hen is in gemeenteverband bijeen te komen. Door hun studie van de Schrift zien zij ook in dat men, om een christen te zijn, meer dient te doen dan alleen maar één-, twee- of driemaal per week op een plaats van aanbidding met anderen bijeen te komen; de leden van de Babylonische vals-religieuze organisaties doen dit namelijk ook, terwijl zij God op andere tijden gedurende de week vergeten en net zeggen en doen waar zij zin in hebben, of het nu in harmonie is met Gods Woord of niet. De gedachten en het gedrag van een christen moeten altijd in harmonie zijn met het Woord van God, zowel tijdens de gemeentevergaderingen als thuis, met de leden van zijn gezin, op zijn wereldse werk of gedurende periodes waarin hij zich met andere christenen ontspant.
2. Kunnen christenen, in hun druk bezette leven, tijd vinden voor periodes van ontspanning, en waarom antwoordt u aldus?
2 Lang niet alle tijd van een christen wordt doorgebracht op gemeentevergaderingen en in de velddienst, wanneer hij het goede nieuws van Gods koninkrijk predikt. Wanneer wij de uren zouden optellen die worden besteed aan werken, slapen, eten en het bezoeken van bijbelse opvoedkundige vergaderingen, te zamen met de prediking, zouden er elke maand ongeveer honderd uren overblijven die wij zouden kunnen besteden aan het behartigen van dagelijkse belangen, aan lezen, schrijven en spreken en aan het genieten van periodes van afleiding en ontspanning.
3. (a) Wat gebeurt er met de geest en het lichaam wanneer deze zich in een ontspannen toestand bevinden, op grond waarvan wij selectief dienen te zijn in het kiezen van metgezellen? (b) Hoe kunnen wij weten of degenen met wie wij omgaan, goed gezelschap vormen?
3 Gedurende deze tijden van ontspanning dient een christen selectief te zijn en acht te slaan op de raad om zo verstandig te zijn zelf degenen uit te zoeken met wie hij wil omgaan. Wanneer men in een ontspannen toestand verkeert, maakt men zich zowel geestelijk als lichamelijk losser van de door problemen en verantwoordelijkheden geschapen spanningen en druk en bestaat de neiging zich minder strikt of ernstig aan regels van streng onderricht te houden. Het mag dan waar zijn dat het goed is af en toe van tempo te veranderen en dat velen geloof hechten aan de gedachte dat als maar werken zonder tijd te hebben voor spel, niet goed is voor de mens, maar toch zou het voor iemand beter zijn wanneer hij al zijn tijd zou besteden aan het verrichten van goede werken die zijn eeuwige leven zouden waarborgen, dan tijd te besteden aan spel in gezelschap van personen die zijn gelegenheid om in Jehovah’s rechtvaardige nieuwe ordening leven te ontvangen, in enig opzicht in gevaar zouden brengen. Indien wij ons gedurende of na de tijd die wij met anderen hebben doorgebracht, niet geestelijk opgebouwd en gesterkt voelen en niet tot meer ijver en getrouwheid ten opzichte van Jehovah’s dienst zijn aangemoedigd, en indien zij de welwillendheid en liefderijke goedheid van Jehovah God jegens ons niet waarderen, dan zijn wij met de verkeerde soort van personen omgegaan. Denk aan Jehovah’s waarschuwing: „Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33, NW). Evenals een snee beschimmeld brood een snee goed brood kan bederven en kan veroorzaken dat het als gevolg van het contact sneller bederft, kunnen wij worden aangetast door met slechte personen om te gaan.
INVLOED VAN ANDEREN OP GEDACHTEN, SPRAAK EN DADEN
4. Welke invloed kunnen onze metgezellen op ons uitoefenen, zoals Salomo verklaarde?
4 Er wordt vaak gezegd dat men kan zeggen hoe iemand is wanneer men weet wie zijn vrienden zijn, of, anders uitgedrukt, „vogels van gelijke veren vliegen gaarne samen”. De wijze koning Salomo toonde aan hoe onze metgezellen een krachtige invloed op ons kunnen uitoefenen toen hij zei: „Wie met wijzen omgaat, wordt wijs; maar wie met dwazen verkeert, wordt slecht” (Spr. 13:20). Onze omgang met andere personen kan dus invloed uitoefenen op onze gedachten, als gevolg waarvan deze goed of slecht, onze spraak opbouwend of demoraliserend en onze daden nuttig of verderfelijk kunnen zijn. Dit wordt in grote mate bepaald door de omgang die wij zoeken.
5. (a) Waarom is het niet mogelijk „dwazen” uit de weg te gaan, en levert deze noodzakelijke omgang werkelijk gevaar op? (b) Hoe dient onze houding tegenover deze personen te zijn, en wanneer dienen wij hen te mijden?
5 Opbouwende vrienden worden niet zo gemakkelijk gevonden als demoraliserende personen, aangezien de wereld waarin wij leven, niet aan rechtvaardigheid is toegewijd. Dit is begrijpelijk met het oog op hetgeen de apostel Johannes schreef: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Joh. 5:19, NW). Wanneer christenen op hun werk of op school zijn of zich met hun dagelijkse werkzaamheden bezighouden, kunnen zij er derhalve niet aan ontkomen om te gaan en in contact te komen met de soort van mensen die Salomo „dwazen” noemt. Jezus zag zeer beslist in tegenover welke problemen christenen zouden komen te staan, want in gebed zei hij tot zijn hemelse Vader: „Ik verzoek u niet, hen uit de wereld te nemen, maar over hen te waken vanwege de goddeloze. Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 17:15, 16, NW). Deze noodzakelijke omgang vormt geen werkelijk gevaar voor christenen, aangezien wij immers ons wereldse werk kunnen verrichten of op school kunnen studeren en leren of in winkels en warenhuizen voedsel, kleding en andere noodzakelijke dingen kunnen kopen zonder dat wij net zo denken en handelen als de meerderheid van de goddeloze mensen in de wereld waarin wij leven. Dat dit zo is, werd door Christus Jezus bewezen en het wordt in deze tijd door ruim een miljoen christelijke getuigen bewezen. Zodra wij voor vermaak en ontspanning echter het gezelschap opzoeken van mensen buiten de christelijke gemeente, dreigt er gevaar. Waarom zouden wij echter uit eigen, vrije beweging en bereidwillig de omgang zoeken van degenen wier gedachten en daden lijnrecht in strijd zijn met die van een opgedragen christen? Dit betekent niet dat een christen niet steeds wanneer de gelegenheid hiertoe zich voordoet, vriendelijk, liefdevol en behulpzaam jegens allen kan of dient te zijn. Paulus zei tot de christenen van zijn tijd: „Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen” (Gal. 6:10, NW). Het betekent echter wel dat een christen na zijn werk- en schooluren niet met personen die geen geestelijke gezindheid bezitten, zal omgaan ten einde met hen tijd aan genoegens en vermaak te besteden.
6. Welke vragen dienen wij te stellen waardoor wij zullen worden geholpen goede metgezellen te kiezen?
6 Hoe verstandig het voor christenen is met de juiste personen om te gaan, komt aan het licht door enkele eenvoudige vragen te stellen. Zou het voor u verschil uitmaken of personen zoals de geldminnende Ananías en Saffíra of zulke getrouwe mensen als Aquila en Priskilla uw beste vrienden zijn? Zou u veiliger zijn wanneer u met de rechtvaardige Abel door de velden zou lopen of met zijn slechtgehumeurde broer Kaïn? Zou u liever Judas Iskáriot dan de geliefde apostel Johannes als vriend hebben? Waar zou u geestelijk het meest worden opgebouwd — in Herodes’ paleis, waar u naar het dansen van Salome keek, of tijdens een prettige avond in het huis van Lazarus, Martha en Maria? „Wordt niet misleid”; degenen met wie u omgaat, oefenen invloed uit op uw leven.
7, 8. (a) Waartoe kan het verlangen geaccepteerd te worden, leiden, en waarom? (b) Welke handelwijze die onder scholieren gewoon is, dienen christenen te vermijden? En waarom?
7 Ongeacht of iemand nu jong of oud is, wanneer hij in een groep van mensen is opgenomen, is het een natuurlijk verlangen om als een van de groep geaccepteerd te worden. Jonge personen zijn in dit verband vooral erg gevoelig, daar zij het verschrikkelijk vinden om van hun metgezellen te verschillen. Dit verlangen om geaccepteerd te worden, kan tot moeilijkheden leiden wanneer men met personen omgaat die God niet liefhebben en die aan hun gedachten en daden de vrije loop laten omdat zij Gods Woord niet als een gids voor juist gedrag respecteren.
8 Het komt thans veel voor dat scholieren spijbelen of helemaal van school wegblijven om zich in het huis van een van hun klasgenoten van wie de ouders naar hun werk zijn, aan losbandig en in vele gevallen aan immoreel gedrag over te geven. Een jonge christen dient niet aan deze praktijken deel te nemen. Het is niet alleen verkeerd om van school weg te blijven, maar ook om met deze spijbelaars om te gaan. Een dergelijke handelwijze is oneerlijk en bedrieglijk tegenover de ouders en draagt niet Jehovah’s goedkeuring weg. Als gevolg van vleselijke begeerten en zwakheden zijn sommigen ertoe gebracht dingen te doen waarvan zij wisten dat het verkeerd was. Paulus sprak over zulke personen, die vervuld zijn van goddeloosheid en bedrog en die ongehoorzaam zijn aan hun ouders, toen hij zei: „Ofschoon dezen zeer goed op de hoogte zijn van het rechtvaardige besluit Gods, dat zij die zulke dingen beoefenen, de dood verdienen, blijven zij ze niet alleen doen, maar schenken zij ook nog hun goedkeuring aan hen die ze beoefenen.” — Rom. 1:32, NW.
9. (a) Op grond van welke schriftuurlijke geboden kunnen jonge christenen geen gezellige omgang hebben met hun wereldse klasgenoten? (b) Om welke reden werd het de Israëlitische jongeren verboden met niet-Israëlieten te huwen?
9 Jonge, schoolgaande christenen, die naar dansgelegenheden of partijtjes willen gaan met hun klasgenoten, die zich niet aan Jehovah hebben opgedragen, zeggen wellicht tegen hun ouders: „Wat voor kwaad of gevaar schuilt er nu in om met een klasgenoot of een groep scholieren naar een dansgelegenheid, film of partijtje te gaan?” Het is altijd gevaarlijk en schadelijk geen acht te slaan op Jehovah’s gebod: „Gaat . . . uit hun midden vandaan en scheidt u af” (2 Kor. 6:17, NW). Had Jehovah niet de bescherming van de geestelijke gezindheid van de kinderen op het oog toen hij de Israëlieten opdroeg niet met de heidenen om te gaan? „Gij moogt geen echtverbintenis met hen aangaan. Uw dochter moogt gij niet aan zijn zoon geven, en zijn dochter moogt gij niet voor uw zoon nemen. Want hij zal uw zoon van het volgen van mij afkeren, en zij zullen stellig andere goden dienen” (Deut. 7:3, 4, NW). Beantwoord deze vraag eens: „Wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid?” — 2 Kor. 6:14, NW.
10. Aan welke onchristelijke praktijken maken wereldse jongeren zich schuldig?
10 De gevaren en nadelige gevolgen die deze omgang voor christelijke jongeren met zich meebrengt, eindigen niet wanneer het partijtje of dansavondje ten einde loopt. In vele gevallen nemen ze juist toe, want in plaats van naar huis te gaan, bestaat er een verlangen naar meer opwinding en pret. Dit verlangen opent de mogelijkheid voor vele gevaren en schadelijke situaties. Zo kan het gebeuren dat jongeren hun auto in donkere en afgezonderde plaatsen parkeren, hetgeen ertoe leidt dat zij met seksuele immoraliteit spelen; dat zij café’s bezoeken, waar, onder invloed van alcoholische dranken, het denkvermogen wordt verzwakt, met het gevolg dat zij dingen zeggen en doen waaraan zij zich anders niet schuldig zouden maken; en dat zij een gedeelte van de nacht of de gehele nacht in een motel of hotel doorbrengen ten einde er immorele daden te bedrijven — om slechts enkele mogelijkheden te noemen. Deze praktijken zijn onder de jongeren van de wereld van thans heel gewoon. Zij denken en handelen niet anders. Zij denken dat dit populair en flink is. Zouden christelijke kinderen aan een dergelijke onrechtvaardigheid en wetteloosheid deelnemen, dan kan dit zowel voor hen zelf als voor hun ouders stellig alleen maar schade en narigheid tot gevolg hebben, zodat een dergelijke handelwijze vermeden dient te worden.
11. Waarom dienen christenen de gezellige activiteiten die in verband met hun wereldse werk worden georganiseerd, te vermijden, zoals door de ervaring van een van hen wordt aangetoond?
11 Voor deze zelfde en vele andere situaties, met hun gevaarlijke gevolgen, komen ook oudere christelijke mannen en vrouwen dagelijks te staan. Zo worden er in verband met hun wereldse werk kegelclubs, zwemploegen, kantoorpartijtjes en dergelijke georganiseerd, en door hieraan deel te nemen, zouden zij in nauw contact komen met slechte metgezellen. Dit zouden ongetwijfeld opwindende, prettige en ontspannende gelegenheden kunnen zijn, maar ze zijn ook gevaarlijk voor het bewaren van de christelijke rechtschapenheid, zoals blijkt uit hetgeen een jonge christelijke kantoorbediende is overkomen: Hij diende een aanvraag voor de vakantiepioniersdienst in, te beginnen met de eerstvolgende maand, doch alhoewel deze aanvraag door het Genootschap werd goedgekeurd, heeft hij de vreugde en zegeningen van dit wonderbaarlijke dienstvoorrecht nooit mogen smaken. Hij stuurde de toewijzing naar het Genootschap terug met de bekentenis dat hij vóór de datum waarop hij zou gaan pionieren, hoererij had bedreven met een meisje dat op hetzelfde kantoor werkte. Alhoewel de voorwaarden die hem bij wijze van streng onderricht werden opgelegd, slechts tijdelijk waren, is het litteken dat op de geest en het hart van de overtreder werd achtergelaten, van blijvender aard. Wat was er veel te verliezen op het gebied van geestelijke zegeningen en voordelen, ter wille van zo weinig dat werd terugontvangen op het gebied van zelfzuchtig, sensueel plezier en genot! Dit kwam allemaal doordat de goddelijke waarschuwing dat ’slechte omgang nuttige gewoonten bederft’ in de wind was geslagen.
12. Welke uitwerking had slechte omgang op Salomo, en met welk gevolg?
12 Wij dienen ons niet wijs te maken dat wij Jehovah’s rechtvaardige vereisten in de wind kunnen slaan of er ongehoorzaam aan kunnen zijn zonder de voorzegde gevolgen te moeten ondergaan. Is iemand van ons, of hij nu jong is of oud, soms zo wijs als koning Salomo? Zie echter eens wat hem overkwam toen hij zich met heidense vrouwen begon in te laten en hen tot vrouw nam. Zij trokken hem van de ware aanbidding af. Hoe groot hun overredingskracht was, blijkt wel uit de woorden: „Nu geschiedde het toen Salomo oud werd, dat zijn eigen vrouwen zijn hart tot het volgen van andere goden hadden geneigd; en zijn hart bleek niet volkomen te zijn met Jehovah, zijn God, zoals het hart van zijn vader David. En Salomo ging Astoreth, de godin van de Sidoniërs, en Milkom, het walgelijke ding van de Ammonieten, achternalopen” (1 Kon. 11:4, 5, NW). Hoe Jehovah over Salomo dacht, wordt tot uitdrukking gebracht in de woorden: „Omdat dit met u is gebeurd en gij mijn verbond en mijn inzettingen die ik u als een gebod had opgelegd, niet hebt gehouden, zal ik zonder mankeren het koninkrijk van u afscheuren, en ik zal het stellig aan uw knecht geven” (1 Kon. 11:11, NW). Ook wij kunnen Gods gunst en zegen verliezen als wij in dezelfde positie en situatie als Salomo geraken door toe te staan dat wij door slechte omgang van het aanbidden van Jehovah God in geest en waarheid, worden afgetrokken.
OPBOUWENDE OMGANG VOOR ONTSPANNING
13. (a) Alleen met wie dienen tijden van ontspanning te worden doorgebracht? (b) In welk opzicht vormt Jezus’ bezoek aan Martha en Maria een model voor christelijke omgang?
13 Wij hebben inderdaad periodes van ontspanning nodig, maar wil Jehovah’s goedkeuring hierop rusten, dan moeten deze met onze christelijke broeders worden doorgebracht en zelfs dan moeten wij ons in onze gedragingen door schriftuurlijke regels en beginselen laten leiden. Wanneer wij een avond met andere christenen doorbrengen, dienen wij het voorbeeld te volgen van Christus Jezus, toen hij Martha en Maria thuis bezocht. Bracht hij zijn bezoek door met dwaas gescherts en beuzelpraat, terwijl hij zich overmatig te goed deed aan voedsel en drank? Luistert u maar eens naar een gedeelte van het verslag over zijn bezoek: „Op hun tocht nu ging hij een zeker dorp binnen. Hier ontving een zekere vrouw, Martha genaamd, hem als gast in het huis. Deze vrouw had ook een zuster, Maria geheten, die echter aan de voeten van de Heer ging zitten en naar zijn woord bleef luisteren. Martha daarentegen werd afgeleid door het verrichten van vele bezigheden” (Luk. 10:38-40, NW). Jezus maakte in verband met zijn bezoek aan de twee zusters de opmerking: „Wat Maria aangaat, zij heeft het goede deel gekozen, en het zal haar niet worden ontnomen” (Luk. 10:42, NW). Maria maakte zich niet al te bezorgd over het werk of het voedsel en Jezus evenmin. Hij greep de gelegenheid aan om te spreken en Maria maakte een verstandig gebruik van de tijd door naar iemand te luisteren die haar geestelijk kon helpen. Dit als voorbeeld gebruikend, dienen de rijpe verkondigers er waakzaam op toe te zien dat zij hun broeders opbouwen wanneer zij bijeen zijn door de leiding te nemen bij het voeren van aanmoedigende bijbelse gesprekken en het beantwoorden van bijbelse vragen.
14. Welk bijbelse beginsel zou opgevolgd moeten worden wanneer broeders voor een avond van ontspanning worden uitgenodigd, en waarom?
14 Wij vinden het natuurlijk prettig met onze intieme vrienden samen te zijn, maar wij zullen meer personen in de gemeente kunnen helpen wanneer wij niet altijd met hetzelfde uitgelezen groepje omgaan. Wanneer wij met onze christelijke broeders bijeenkomen, doen wij er goed aan een beginsel in gedachten te houden dat door Jezus werd vastgelegd: „Wanneer gij een middag- of avondmaal aanrecht, roep dan niet uw vrienden of uw broers of uw bloedverwanten en ook geen rijke buren. Zij zouden te eniger tijd bij wijze van tegenprestatie ook u kunnen uitnodigen en dan zoudt gij het terugbetaald krijgen. Maar wanneer gij een feestmaal aanrecht, nodig dan armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit; en gij zult gelukkig zijn, omdat zij niets hebben waarmee zij u kunnen terugbetalen” (Luk. 14:12-14, NW). Het is waar dat het voor ons in geestelijk opzicht voordelen afwerpt wanneer wij in het gezelschap van rijpe broeders verkeren, maar door een poging te doen met de schuchtere, nieuwe of zwakke broeders om te gaan, zullen wij hen kunnen aanmoedigen en sterken, ook al zijn zij wellicht niet in staat ons veel terug te geven. Wij dienen om dezelfde reden met hen samen te willen zijn als Paulus, toen hij er vurig naar verlangde de broeders in Rome te bezoeken, zeggende: „Want ik verlang ernaar u te zien om u enige geestelijke gave te kunnen meedelen en u daardoor standvastig te maken; of liever, opdat er onder u een uitwisseling van aanmoediging mag zijn, doordat een ieder wordt aangemoedigd door middel van het geloof van de ander, zowel het uwe als het mijne.” — Rom. 1:11, 12, NW.
HOUD UW ONTSPANNING OP EEN THEOCRATISCH VLAK
15. (a) Waartegen dient tijdens gezellige bijeenkomsten van christenen gewaakt te worden? (b) Wat kunnen wij eraan doen wanneer het gedrag van iemand aanstootgevend is?
15 Er bestaat geen christelijke vakantie met betrekking tot gezonde spraak en voortreffelijk gedrag. Wanneer wij derhalve met onze christelijke broeders gezellig samenzijn, dienen wij voortdurend op ons gedrag en onze spraak toe te zien. Wij zullen de gelegenheid niet gebruiken om ordinaire, schuine verhalen of grappen te vertellen, maar zullen voorzichtig zijn, aangezien de psalmist vermanend zei: „Bewaar uw tong voor het kwade en uw lippen voor het spreken van bedrog” (Ps. 34:14 13). Ook zal de vriendschappelijke, ontspannen sfeer niet door iemand worden gebruikt om zich vrijheden met leden van het andere geslacht te veroorloven, onder het voorwendsel dat een kus of omhelzing alleen maar uit broederlijke liefde werd gegeven. Als iemands gedrag aanstootgevend is, zou het een daad van broederlijke liefde zijn om naar die persoon toe te gaan en hem te zeggen dat zijn spraak of handelwijze niet wordt gewaardeerd en niet in overeenstemming is met het christelijke gedrag. Paulus verklaart: „Blijft u ervan vergewissen wat de Heer welgevallig is, en hebt niet langer met hen deel aan de onvruchtbare werken die tot de duisternis behoren, maar wijst ze veeleer zelfs terecht” (Ef. 5:10, 11, NW). Als de schriftuurlijke raad niet de gewenste resultaten afwerpt, behoeven wij stellig geen gezellige omgang met die persoon te hebben.
16. Waarvoor dienen periodes van ontspanning een gelegenheid te vormen, en wie draagt bij dergelijke gelegenheden de verantwoordelijkheid voor de goede gang van zaken?
16 Christenen zullen erop toezien dat deze tijden van ontspanning gelegenheden voor geestelijke aansporing en aanmoediging vormen. Heel vaak kunnen wij tijdens zulke periodes vooroordelen, antipathieën en teruggetrokkenheid overwinnen. Wanneer wij met onze broeders bijeenzijn, dienen wij ons vermaak op een theocratisch vlak te houden door Paulus’ raad in gedachten te houden: „Hetzij gij daarom eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid” (1 Kor. 10:31, NW). Wij dienen onze tijd derhalve nooit met zinloos of waardeloos gepraat te verdoen. De gastheer draagt bij dergelijke gelegenheden de verantwoordelijkheid voor de goede gang van zaken. Jehovah’s getuigen zijn niet eenzijdig; goede humor wordt beslist gewaardeerd en ook nemen zij er de tijd voor om van voedsel en drank te genieten. Er kunnen ernstige gesprekken worden gevoerd en lichtere onderwerpen worden aangesneden, maar nooit zal hun samenzijn worden gekenmerkt door schandelijk gedrag, ontuchtig gescherts of dwaas gepraat. — Spr. 10:14.
KIES JUISTE OMGANG
17, 18. Hoe kan iemand omgang hebben met Jehovah God en Christus Jezus?
17 Christenen behoeven niet voortdurend in het gezelschap van anderen te verkeren. Een koning heeft eens gezegd: „Alles heeft zijn uur en ieder ding onder den hemel zijn tijd” (Pred. 3:1). Het is derhalve goed wanneer wij er enige tijd voor terzijde stellen om door middel van studie, meditatie en gebed de omgang van Jehovah God te zoeken zoals Christus Jezus dit nu en dan deed toen hij op aarde was. — Luk. 4:42; Matth. 14:13, NW.
18 Ook al wandelt Christus Jezus niet langer in het vlees op aarde rond, zoals ruim negentienhonderd jaar geleden, wil dit niet zeggen dat wij niet met hem kunnen wandelen. Door regelmatig zijn woorden van wijsheid in de Schrift te lezen, komen wij in nauw contact met hem. Door het door hem gestelde voorbeeld van godvruchtige toewijding te volgen, kunnen wij, als zijn volgelingen, met hem wandelen. Petrus zei: „Gij werdt trouwens tot deze loopbaan geroepen, want ook Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden.” — 1 Petr. 2:21, NW.
19, 20. (a) Welk excuus zullen sommigen misschien aanvoeren wanneer zij een gelegenheid aangrijpen om met personen die niet in de waarheid zijn, om te gaan? (b) Welk voortreffelijke voorbeeld hebben Noach en zijn gezin in dit verband gesteld?
19 Er zijn wellicht enkele christenen, zowel jonge als oude personen, die vinden dat bijbelse beginselen over omgang hen te veel aan banden leggen; ter verontschuldiging van hun omgang met niet-opgedragen personen of een huwelijk met hen, zullen zij derhalve zeggen: „Onze gemeente is zo klein dat er geen jongens of meisjes zijn met wie ik kan omgaan.” Anderen zullen zeggen: „Er zijn in onze gemeente geen huwbare personen van mijn leeftijd.” Daarom zoeken zij omgang buiten het huisgezin des geloofs.
20 Gingen Noach en zijn gezin met de goddeloze mensen om omdat zij destijds de enige gezinnen in de waarheid waren? Doordat hun gemeente klein was en slechts beperkt was tot acht personen, hebben zij zich misschien beperkt gevoeld in hun omgang, maar hoe zouden zij hun omgang hebben kunnen uitbreiden door personen van die wereld, die niets met hen gemeen hadden, in hun vriendenkring op te nemen? Het zou voor hen gevaarlijk zijn geweest zulke omgang te hebben met mensen die goddeloosheid boven rechtvaardigheid verkozen. Heeft Jezus de mensen die in deze tijd niet in de waarheid zijn, niet vergeleken met degenen die in de tijd van Noach op aarde leefden? „Want zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de zondvloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de zondvloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” — Matth. 24:37-39, NW.
21. Wat maakt de gezellige omgang met onze broeders zo waardevol?
21 Het is veel beter uw gezellige omgang te beperken tot enkele personen die Jehovah liefhebben dan omgang te hebben met velen die u van God zouden kunnen aftrekken. Wees tevreden met de omgang met uw christelijke broeders, of hun aantal nu groot is of klein en of zij nu rijk zijn of arm, omdat u wederzijds een goede invloed op elkaar uitoefent waardoor de tijden dat u met elkaar omgaat, tot lof, eer en heerlijkheid van Jehovah God strekken en een zegen en bescherming vormen met betrekking tot uw eeuwige welzijn.