De kunst van het overreden
EEN kind heeft een hongerige geest. Hij wil de reden van dingen weten. „Waarom is de lucht blauw?” „Hoe ben ik hier gekomen?” „Waar blijven de sterren overdag?” „Wat bent u aan het doen?” „Waarom dit?” „Waarom dat?” Wanneer hij antwoord krijgt, is hij tevreden. Er is geen overreding nodig.
Later vraagt hij: „Waarom krijg ik geen snoep meer?”
„Omdat je je eetlust bederft. Snoep is niet gezond. Snoep is slecht voor je tanden. Te veel snoep is niet goed voor je.”
Hij krijgt zijn antwoorden, allemaal gefundeerde redenen. Maar ditmaal is hij niet tevreden. Waarom niet? Omdat het nu niet gaat om de bevrediging van een nieuwsgierige geest, maar om een emotioneel verlangen. Hij wil geen antwoorden. Hij wil snoep. Wat voor redenen u ook geeft, waarschijnlijk zult u hem er niet van overtuigen dat snoep verkeerd is. Hoeveel vijfjarigen bekommeren zich om wat wel of niet goed voor hen is?
Trouwens, hoeveel volwassenen kan het iets schelen wat goed voor hen is. Zij kennen de gevaren van roken, de bewijslast ertegen wordt met de dag groter, evenals het aantal begrafenissen van hen die de gevaren negeerden. Toch blijven miljoenen anderszins toch verstandige mensen de feiten negeren en doorgaan met deze voor de gezondheid zo schadelijke gewoonte. Waarom? Eenvoudig omdat zij graag willen roken.
Kunnen zij worden overreed ermee op te houden? Kan het kind dat meer snoep wil, overreed worden zichzelf te beperken? Anderen overreden tot het veranderen van een mening of gewoonte niet eenvoudig een kwestie van redenen verschaffen waarom dat nodig is. De kunst van het overreden houdt veel meer in.
Ten eerste is het belangrijk achter de redenen te komen waarom iemand aan verkeerde ideeën vasthoudt. Blijf niet aan de oppervlakte. Vraag uzelf af: Is hij niet goed geïnformeerd, half-geïnformeerd of verkeerd geïnformeerd? Vaak, heel vaak, is iemands standpunt louter gebaseerd op gevoelens. En zijn er gevoelens in het spel, dan komt men met redeneren alleen niet klaar. Tracht aan het begin van uw gesprek al te ontdekken wat de werkelijke basis van andermans overtuiging is, en pas uw woorden dienovereenkomstig aan. Dit is de raad van de bijbel: „Onderzoek hoe u het best kunt spreken tot elk die u ontmoet.” — Kol. 4:6, The New English Bible.
Logica een basisvereiste
Wanneer uw overtuiging louter is gebaseerd op gevoelens, dan zult u weinig tot uw verdediging kunnen aanvoeren. Uw ideeën zullen bovendien slechts zwak verankerd zijn in uw geest. Uw eigen denken zal willoos, goedschiks dan wel kwaadschiks, worden meegesleurd op de golven van emotioneel of opzwepend gepraat. Heb dus een grondige kennis van uw onderwerp.
Velen kennen slechts één kant van een zaak, hun kant. Dat is ook het enige waar zij belangstelling voor hebben. Zij lezen de schrijvers waar zij het mee eens zijn. Zij luisteren naar de sprekers die hun overtuiging bevestigen. Zij geloven wat zij willen geloven, en luisteren naar niets waardoor hun wankele geestelijke bootje misschien zou omslaan. „Overeenkomstig hun eigen begeerten”, aldus de christelijke apostel Paulus, zullen zulke mensen „tal van leraren . . . bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen, en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden”. — 2 Tim. 4:3, 4.
Wilt u echter iemand overreden, dan is het heel belangrijk op de hoogte te zijn van de feiten — alle feiten, zowel pro als contra. Kent u slechts de „pro-argumenten”, dan bevindt u zich in een kwetsbare positie, hoe overtuigd u ook bent van uw gelijk. De tegenstander komt en prikt uw zelfvertrouwen vol gaten! Dan vergaat het u zoals de wijze Spreukendichter beschreef: „Die de eerste is in zijn twistzaak, schijnt rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt en onderzoekt hem.” — Spr. 18:17, Statenvertaling.
Maar wij gaan er even van uit dat u niet zo dwaas bent, doch goed beslagen ten ijs komt. U hebt de kwestie van alle kanten bekeken. U kent uw standpunt, maar ook dat van de tegenpartij en u weet hoe u de argumenten ten gunste ervan kunt weerleggen. Het komt tot een confrontatie met uw tegenstander. U begint met twee van uw beste argumenten. Hij is zwaar getroffen. Ze hebben hem duchtig geraakt, tot roodwordens toe. Maar hij komt toch nog met een tegenargument. De woorden zijn nauwelijks over zijn lippen, of u hebt ze al in een wurgende greep ter aarde geworpen, terloops nog even twee sterkere argumenten spuiend. Hij wordt boos. Hij is aan de beurt. Maar hij kan niets meer antwoorden. Hij wordt opgewonden en begint te schreeuwen. U hebt gewonnen!
Neen, u hebt verloren. U hebt hem verloren. U probeerde hem toch voor uw standpunt te winnen? Maar nu hebt u hem van u vervreemd en zijn hart tegen u verhard. Denk in zo’n situatie aan de wijsheid die is vervat in de korte bijbelspreuk, waarin staat: „Men kan plezier hebben in zijn eigen antwoord; maar hoe treffend is een woord dat van pas komt!” — Spr. 15:23, Petrus-Canisiusvertaling.
U had de goede antwoorden, dat was duidelijk, maar u bracht ze te berde op een manier die hij niet kon verteren. Ze kwamen als een aanval, niet met een bevallige zwier en gekruid met zout; ze kwamen ’niet van pas’, niet met „zachtaardigheid en diepe achting”, zoals de christelijke apostel Petrus raadt. Of zoals een andere bijbelschrijver het stelt: „Hij die zoet van lippen is, vermeerdert overredingskracht.” — 1 Petr. 3:15; Spr. 16:21.
Pas de Gulden Regel toe!
„Behandel de mensen zoals u door hen behandeld wilt worden”, is de raad die de overredende leraar Jezus heeft gegeven (Matth. 7:12, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Wordt ú graag bekritiseerd? Hebt ú graag ongelijk? Vindt ú het leuk van gedachten te moeten veranderen? Zelfs al weten wij diep in ons hart dat wij ongelijk hebben, dan nog is het vaak moeilijk dat toe te geven wanneer onze tegenpartij bot en dogmatisch is. Wij voelen ons in het defensief gedrongen en handelen dienovereenkomstig, onszelf rechtvaardigend en trachtend ons gezicht te redden. Maar hoeveel gemakkelijker wordt het ons gemaakt wanneer onze tegenpartij naar ons luistert, ons standpunt begrijpt, zoveel mogelijk instemming betoont met dat waar hij het mee eens kan zijn en enige soepelheid toepast in zijn eigen denken.
Hoe anders wordt het wanneer hij tot ons zegt: „Op dat punt kan ik het mis hebben. Maar wat dat andere betreft dacht ik dat ik gelijk had, maar nogmaals, ik kan het best fout hebben. Hebt u er bezwaar tegen om nog een keer de feiten langs te lopen en te zien wie het nu bij het rechte eind heeft? Ik ben overtuigd van uw redelijkheid, en ik hoop dat ik ook redelijk ben. Tja, we zijn het dus beiden over dit punt eens. Hoe houdt het volgens u nu verband met dit andere punt?”
Hij blijft vragen stellen die ons uit onze tent lokken. Nu voelen we ons niet bedreigd of aangevallen. We stellen onze geest open, beginnen objectief te denken en overwegen punten die we voordien over het hoofd hadden gezien of hadden verworpen. Misschien denken we aan het eind wel dat we het nieuwe antwoord zelf hebben gevonden, of op zijn minst een aandeel hebben gehad aan de ontdekking ervan. In werkelijkheid heeft de ander ons er naartoe geleid, tactvol, moeiteloos, en dat alles doordat hij zich de „wijze” betoonde die in Spreuken 16:23 staat beschreven: „Het hart van de wijze maakt dat zijn mond blijk geeft van inzicht, en aan zijn lippen voegt het overredingskracht toe.”
Wij zullen anderen op deze manier tegemoet dienen te treden als we willen hopen hen ervan te overtuigen dat hun zienswijze verkeerd is. Onze benadering dient gekenmerkt te worden door oprechte naastenliefde jegens degene wie we trachten te overreden. Volg wat dit betreft de raad op van de drieduizend jaar oude spreuk: „Een zacht antwoord keert woede af, maar een woord dat smart veroorzaakt, doet toorn opkomen” (Spr. 15:1). Door de argumentatie voor uw naaste zo pijnloos mogelijk te laten verlopen, zult u hem voor uw standpunt winnen.
Verschanste emotionele barrières
Sommige mensen weigeren met opzet bepaalde, voor hen onaanvaardbare feiten te zien, hoe er ook met hen geredeneerd wordt. De religieuze leiders in de tijd van Jezus waren zo. Zij wisten heel goed wat de bijbelprofetieën hadden te zeggen over de tekenen waaraan de Messías te herkennen zou zijn, maar zij weigerden in te zien dat al die tekenen ten aanzien van Jezus in vervulling gingen. Jezus was voor hen emotioneel onaanvaardbaar, omdat hij niet de politieke onafhankelijkheid, macht en eer beloofde te brengen waar zij naar verlangden. Derhalve sloten zij hun ogen voor de feiten en verwierpen hem. Alzo deden zij, naar Jezus opmerkte, de profetie van Jesaja in vervulling gaan, die luidde: „Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrip ervan krijgen.” — Matth. 13:14, 15.
U zult iemand pas kunnen overreden van standpunt te veranderen, wanneer krachtige emotionele barrières zijn geslecht. Welke gevoelens staan overreding in de weg? Is het trots, vooroordeel, eigenbelang, een verlangen naar groepsaanvaarding? Of verwerpt iemand de waarheid omdat ze impopulair is, zijn genieting van vleselijke genoegens ernstig zou beknotten, of verplichtingen met zich zou brengen? Laat hem praten, ten einde achter de oorzaak te komen.
Illustraties zijn een belangrijk hulpmiddel om te overreden. Doordat ze een punt dramatiseren, laten ze ons zien en voelen. Ze beroeren onze emoties.
Enkele sprekende voorbeelden
Emotioneel zijn we gebelgd op iemand die ons vertelt dat we verkeerd doen of ongelijk hebben, en staat hij onder ons, dan begeeft hij zich zelfs op gevaarlijk terrein wanneer hij het waagt ons te corrigeren. Dat was de positie waarin de profeet Nathan verkeerde toen hij koning David moest vertellen dat deze gezondigd had door de vrouw van een andere man te nemen. Derhalve maakte hij gebruik van een illustratie. Een rijke man had enorm veel schapen. Een arme man had er slechts één. Maar toen de rijke man een lam wilde slachten ter gelegenheid van een feestmaal, nam hij niet een van zijn eigen vele schapen, maar het lam van de arme man.
Koning David kookte van woede! Ja, zijn „toorn [ontbrandde] zeer tegen die man”, vertelt ons het bijbelverslag, „zodat hij tot Nathan zei: ’Zo waar Jehovah leeft, de man die dat doet, verdient te sterven!’” Nathan antwoordde daarop: „Gijzelf zijt die man!” Tal van vrouwen stonden de koning ter beschikking, maar hij had Bathséba genomen, de enige vrouw die Uría bezat. David was verpletterd en erkende: „Ik heb tegen Jehovah gezondigd” (2 Sam. 12:1-14). Door een illustratie wekte Nathan Davids gevoelens op, zodat David zichzelf veroordeelde!
In de Amerikaanse stad Santa Barbara (Californië) ging enkele jaren terug, toen een verloren gegane hoeveelheid olie de oceaan had vervuild, een ijverige milieubeschermster woedend tekeer tegen de daarvoor verantwoordelijke oliemaatschappij „Union Oil”. Maar toen de stad een verordening wilde uitvaardigen om het aanbrengen van chemische toiletten op pleziervaartuigen verplicht te stellen, protesteerden zij en andere booteigenaars daar heftig tegen: „Dat beetje dat wij in de zee lozen; doet geen enkel kwaad!” Later liep zij met een vriendin op de stoep en zag een kauwgumpapiertje liggen. Zij raapte het op, bitter uitvarend tegen al die mensen die zo maar afval wegwerpen. „Ach”, antwoordde haar vriendin, „het is zo weinig, dat doet geen kwaad.” Na een ernstige berisping over deze lakse houding te hebben ontvangen, antwoordde de vriendin: „Ik gebruikte alleen maar je eigen woorden toen het ging over de vervuiling van de oceaan met jouw afval.” Haar anti-gevoelens ten aanzien van rommel-weggooiers, werden tegen haarzelf gebruikt.
Bij de twee voorgaande voorbeelden was er dus sprake van een „omspelen” van iemands subjectieve, persoonlijke gevoelens opdat hij zichzelf objectief zou gaan bezien, zoals hij anderen beziet. Veel vaker echter moet een belemmerende emotie verdrongen worden door er een ander gevoel voor in de plaats te scheppen. Een werkelijk gebeurd voorval zal illustreren wat we bedoelen. Het betreft een geleerde.
Geleerden, vaak beschouwd als toonbeelden van logisch denkende en objectieve mensen, verlaten net als de rest van ons het terrein van nuchter denken zodra hun emoties erbij betrokken raken. De meesten van hen geloven in evolutie, hoewel de feitelijke bewijzen ervoor ontbreken. De theorie ontbeert alles wat ze nodig heeft: spontane generatie van het leven, goede mutaties, de benodigde fossielvondsten en al die andere biologische feiten waarnaar wordt gesnakt om de theorie te bevestigen. Waarom geloven de geleerden er dan in? Om het met hun medegeleerden eens te kunnen zijn? Om wijs te lijken? Om de bijbel naar beneden te halen? Om geen verplichtingen tegenover een Schepper te hebben? Om hun ego te strelen?
Wat voor gevoelens zij ook hebben, kan er een ander gevoel voor in de plaats worden geschapen? De geleerde om wie het hierbij gaat, was betrokken bij het ruimtevaartprogramma, deskundig op het gebied van de sterrenkunde, en onder de indruk van de uitgestrektheid van het universum en in vergelijking daarmee zijn eigen onbeduidendheid. Hoe kon het leven enige zin hebben? De mens wil graag voelen dat het leven betekenis, een doel heeft. Toen aan deze geleerde werd uitgelegd met welk doel Jehovah de mens had geschapen en hem als bewaarder en verzorger van de aarde had aangesteld, was zijn behoefte naar een zinvol antwoord bevredigd. Het daaruit voortspruitende voldoeninggevende gevoel vormde een volledige vervanging voor de vroegere emotionele basis waarop zijn geloof in de evolutie was gebaseerd.
De snoeper en de rokers
En dan nu terug naar het probleem dat we aan het begin schetsten: Kan het kind dat meer snoep wil, worden overreed tot een matiging van zijn snoepgebruik? Wel, let op. Hij gaat naar het circus en is diep onder de indruk van de trapeze-artiest die hoog boven hem in de nok van het circus hangt met een lus tussen zijn tanden. Het andere eind zit geklemd tussen de tanden van een vrouw die als een tol rondwervelt in het gekleurde licht van de schijnwerpers. De jongen kan zich nauwelijks inhouden! Later wordt hij ook trapezewerker!
„Daar heb je goeie tanden voor nodig.” Zijn vader schudt het hoofd, alsof hij twijfelt.
„De mijne zijn sterk!” De ogen van de jongen stralen.
De vader houdt een poosje nadenkend zijn mond. „Met melk krijg je tanden als van een bulldog! Volgens mij hebben die man en vrouw heel wat melk gedronken toen ze jong waren.” Dan kijkt hij naar zijn zoon: „Ik weet het niet . . . jij houdt meer van snoep . . . drinkt niet zoveel melk.”
Verder wordt er niet meer over gerept, maar vanaf dat moment drinkt de jongen grote hoeveelheden melk en vraagt nog maar zelden om snoep.
En de rokers? Kunnen zij overreed worden met roken te stoppen? Sommigen, ja; sommigen, nee. Sommigen houden ermee op vanwege hun gezondheid. Miljoenen gaan ermee door tot ze longkanker of een hartaanval krijgen. Maar er zijn ook andere aansporende redenen om ermee op te houden. Een tiener wil schoolkampioen worden op de 1500 meter, en stopt met roken. Een vijftigjarige is wèg van trimmen, en doet dat liever dan roken. Een ander wil rekening houden met zijn niet-rokende familieleden en vrienden. Weer een ander reageert op de uitdaging: Kan hij ermee stoppen? Hij zal bewijzen dat hij het kan!
Maar anderen, tienduizenden reeds, hebben een hoger motief gehad om met roken op te houden. Meer dan iets anders hebben zij de wens gekoesterd hun God te behagen; ja, zij wilden „slaven van God” en geen verslaafde gebruikers van tabak zijn (Rom. 6:16, 22). Dit was voor hen een dwingender reden om met tabaksgebruik te stoppen dan alle gezondheidsargumenten bij elkaar.
[Illustratie op blz. 10]
OVERREDING
GEEST
HART