Hoofdstuk 16
Luister naar raad, aanvaard streng onderricht
1. (a) Is er iemand onder ons die geen raad en streng onderricht nodig heeft? (b) Maar welke vragen zouden wij moeten beschouwen?
DE MEESTEN van ons stemmen volmondig in met de schriftplaats: „Wij allen struikelen vele malen” (Jak. 3:2). Het is niet moeilijk ons gevallen te binnen te roepen waarin wij erin te kort zijn geschoten de soort van persoon te zijn waartoe Gods Woord ons aanmoedigt en die wij graag willen zijn. Wij erkennen dan ook dat de bijbel het bij het rechte eind heeft wanneer ons daarin wordt gezegd: „Luister naar raad en aanvaard streng onderricht, opdat gij in uw toekomst wijs moogt worden” (Spr. 19:20). Wij weten dat wij die hulp nodig hebben. Ongetwijfeld hebben wij veranderingen in ons leven aangebracht om ons levenspatroon in overeenstemming te brengen met wat wij uit de bijbel hebben geleerd. Maar hoe reageren wij wanneer een medechristen ons persoonlijk raad geeft over een specifieke kwestie waarin wij onverstandig hebben gehandeld? Of als hij ons eenvoudig een suggestie geeft hoe wij bepaalde dingen beter zouden kunnen doen?
2. (a) Waarom dienen wij blijk te geven van waardering voor persoonlijke raad? (b) Hoe dienen wij niet te reageren?
2 Ondanks onze onmiddellijke innerlijke reacties vanwege onze onvolmaakte menselijke aard dienen wij oprecht onze waardering te uiten voor de gegeven raad en ons best te doen die toe te passen. De uitwerking daarvan kan heilzaam zijn (Hebr. 12:11). Misschien hebben wij echter, toen wij raad kregen, geprobeerd ons te rechtvaardigen, de ernst van de situatie te bagatelliseren of de schuld op iemand anders te schuiven. Heb jij ooit zo gereageerd? Als wij aan die gelegenheid terugdenken, voelen wij dan wrok jegens degene die ons de raad gaf? Zijn wij geneigd aanmerkingen te maken op zijn tekortkomingen of op de manier waarop hij ons raad gaf, alsof dit enig excuus voor onze eigen zwakheid zou zijn? Kan de bijbel iemand helpen zulke neigingen te overwinnen?
VOORBEELDEN OPGETEKEND TOT WAARSCHUWING VAN ONS
3. (a) Wat staat in de bijbel als hulp om de juiste kijk op raad en streng onderricht aan te kweken? (b) Gebruik de bovenstaande vragen om de reactie van Saul en Uzzía op de hun gegeven raad te analyseren.
3 Naast de overvloed aan rechtstreekse waarschuwingen die in verband met dit onderwerp in Gods Woord staan opgetekend, lezen wij daarin ook ervaringen uit het werkelijke leven van personen die raad kregen. Vaak was de raad tevens streng onderricht, in die zin dat de persoon in kwestie zijn houding of zijn gedrag moest veranderen. Wanneer je aan de hand van onderstaande vragen enkele van deze voorbeelden beschouwt, zul je bemerken dat er veel is waarmee wij allemaal ons voordeel kunnen doen:
SAUL, DE ZOON VAN KIS: Hij was in gebreke gebleven Jehovah ten volle te gehoorzamen doordat hij, in een oorlog tegen Amalek, de koning en het beste van hun vee had gespaard (1 Sam. 15:1-11).
Hoe blijkt uit Sauls reactie op Samuëls terechtwijzende raad dat hij probeerde zijn verkeerde daad te bagatelliseren? (Vs. 20) Op wie probeerde hij de schuld te schuiven? (Vs. 21) Welk excuus voerde hij aan toen hij zijn fout eindelijk toegaf? (Vs. 24) Waar scheen hij zich zelfs op dit punt het meest om te bekommeren? (Vs. 25, 30)
UZZÍA: Hij ging Jehovah’s tempel binnen om reukwerk te branden, hoewel alleen de priesters daartoe gemachtigd waren (2 Kron. 26:16-20).
Waarom reageerde koning Uzzía woedend toen de overpriester probeerde hem tegen te houden? (Vergelijk vers 16.) Wat was het gevolg? (Vs. 19-21)
4. (a) Waarom vonden zowel Saul als Uzzía het moeilijk raad te aanvaarden? (b) Waarom is dat ook thans een ernstig probleem?
4 Waarom vond in deze beide gevallen de persoon in kwestie het zo moeilijk te erkennen dat hij raad nodig had? Het eigenlijke probleem was trots, een te hoge dunk van zichzelf. Veel mensen in deze tijd berokkenen zich veel hartzeer door deze eigenschap. Zij zijn van mening dat zij vanwege hun leeftijd of positie enig aanzien hebben verworven en zijn niet meer ontvankelijk voor persoonlijke raad. Zij schijnen te denken dat wanneer zij raad krijgen, dit een tekortkoming van hun zijde impliceert of hun reputatie schaadt. Maar juist trots is een blijk van zwakte. Dit is niet iets dat men bij zichzelf moet vergoelijken enkel omdat het een zo veel voorkomende slechte eigenschap is. Trots is een strik waarvan Satan gebruik maakt om iemands denken te verduisteren, zodat hij afwijzend reageert op de liefdevolle hulp waarin Jehovah via zijn Woord en zijn zichtbare organisatie voorziet. Jehovah waarschuwt: „Trots komt vóór een ineenstorting, en een hoogmoedige geest vóór struikeling.” — Spr. 16:18; zie ook Romeinen 12:3; Spreuken 16:5.
5. Gebruik de vragen die in deze paragraaf staan om vast te stellen welke lessen geleerd kunnen worden uit de verslagen over Mozes en David.
5 De Schrift bevat echter ook prachtige voorbeelden van personen die wèl raad hebben aanvaard. Ook daaruit kunnen waardevolle lessen worden geleerd. Sta eens stil bij:
MOZES: Zijn schoonvader gaf hem wat praktische raad opdat hij zich van zijn zware taak zou kunnen kwijten zonder zijn gezondheid te ruïneren. Mozes luisterde en bracht de gegeven raad onmiddellijk in praktijk (Ex. 18:13-24).
Waarom was Mozes, hoewel hij grote autoriteit bezat, zo ontvankelijk voor gezonde raad? (Vergelijk Numeri 12:3.) Hoe belangrijk is die eigenschap voor ons? (Zef. 2:3)
DAVID: Hij had zich schuldig gemaakt aan overspel en smeedde vervolgens plannen om de echtgenoot van de vrouw te laten sneuvelen in de strijd, zodat David met haar kon trouwen en aldus het overspel verborgen kon houden. Er gingen maanden voorbij voordat Jehovah Nathan zond om David terecht te wijzen (2 Sam. 11:2 tot 12:12).
Werd David kwaad over de terechtwijzing, bagatelliseerde hij zijn fouten of probeerde hij de schuld op een ander te schuiven? (2 Sam. 12:13; Ps. 51, opschrift en vs. 1-3) Wilde het feit dat God Davids berouw aanvaardde, zeggen dat David en zijn gezin gevrijwaard werden voor de nadelige gevolgen van zijn verkeerde gedrag? (2 Sam. 12:10, 11, 14; Ex. 34:6, 7)
6. (a) Hoe dacht David over degenen die hem gezonde raad gaven? (b) Hoe kan het ons tot voordeel strekken als wij zulke raad bereidwillig aanvaarden? (c) Wat dienen wij niet te vergeten als wij streng worden onderricht?
6 Koning David wist heel goed hoe nuttig het is naar gezonde raad te luisteren, en bij een bepaalde gelegenheid dankte hij God voor degene via wie de raad kwam (1 Sam. 25:32-35; zie ook Spreuken 9:8). Doen wij dit ook? Zo ja, dan zullen wij ervoor behoed worden veel dingen te zeggen en te doen waarvan wij wel eens spijt zouden kunnen krijgen. Maar als wij in omstandigheden geraken die ertoe leiden dat wij streng onderricht ontvangen, zoals David overkwam nadat hij zijn zonde met Bathséba had begaan, laten wij dan niet uit het oog verliezen dat het strenge onderricht een blijk is van Jehovah’s liefde en dat het wordt gegeven met het oog op ons eeuwige welzijn. — Spr. 3:11, 12; 4:13.
KOSTBARE EIGENSCHAPPEN DIE AANGEKWEEKT MOETEN WORDEN
7. Welke eigenschap moet men, zoals Jezus toonde, bezitten om het Koninkrijk binnen te gaan?
7 Om in een goede verhouding tot Jehovah en tot onze christelijke broeders en zusters te staan, moeten wij bepaalde persoonlijke hoedanigheden aankweken. Jezus vestigde de aandacht op een ervan toen hij een klein kind in de kring van zijn discipelen zette en zei: „Indien gij u niet omkeert en wordt als jonge kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen geenszins binnengaan. Al wie zich daarom zal vernederen gelijk dit jonge kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen” (Matth. 18:3, 4). Die discipelen moesten veranderingen aanbrengen. Zij moesten hun trots overboord zetten en nederigheid aankweken.
8. (a) Tegenover wie moeten wij nederig zijn, en waarom? (b) Als wij dat zijn, hoe zullen wij dan op raad reageren?
8 De apostel Petrus schreef later aan medechristenen: „Omgordt u allen . . . met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (1 Petr. 5:5). Wij weten dat wij nederig tegenover God moeten zijn, maar deze schriftplaats zegt dat wij ook in onze betrekkingen met medegelovigen nederig of ootmoedig van geest moeten zijn. Als dat met ons het geval is, zullen wij niet zo dwaas zijn om aanstoot te nemen aan eventuele suggesties die zij ons geven. Wij zullen bereid zijn van elkaar te leren (Spr. 12:15). En als onze broeders het nodig oordelen ons corrigerende raad te geven, zullen wij die niet in de wind slaan, maar erkennen dat Jehovah liefdevol van dit middel gebruik maakt om ons te vormen. — Ps. 141:5.
9. (a) Welke belangrijke eigenschap is nauw verwant aan nederigheid? (b) Waarom dienen wij ons te bekommeren om de uitwerking die ons gedrag op anderen heeft?
9 Nog een eigenschap, die nauw verwant is aan nederigheid, is oprechte bezorgdheid om het welzijn van anderen. Wij kunnen er niet aan ontkomen dat hetgeen wij doen, van invloed is op anderen. De apostel Paulus gaf vroege christenen in Korinthe en Rome de raad zich te bekommeren om het geweten van anderen. Hij zei niet dat zij alle persoonlijke voorkeur opzij moesten zetten, maar hij drong er wel bij hen op aan niets te doen waardoor iemand anders ertoe aangezet zou worden tegen zijn geweten in te handelen, wat tot zijn geestelijke verderf zou leiden. Paulus bracht het algemene beginsel duidelijk onder woorden toen hij schreef: „Laat een ieder niet zijn eigen voordeel blijven zoeken, maar dat van de ander. . . . Hetzij gij daarom eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid. Geeft zowel joden als Grieken en de gemeente Gods geen aanleiding tot struikelen.” — 1 Kor. 10:24-33; 8:4-13; Rom. 14:13-23.
10. Wat zou erop kunnen duiden of wij de goede gewoonte hebben die schriftuurlijke raad toe te passen?
10 Ben je iemand die de goede gewoonte heeft het welzijn van anderen zwaarder te laten wegen dan je persoonlijke voorkeur? Er zijn veel manieren waarop dit gedaan kan worden, maar sta eens stil bij dit voorbeeld: Over het algemeen gesproken, zijn kleding en uiterlijke verzorging eenvoudig een kwestie van persoonlijke smaak, zolang wij maar bescheiden, netjes en schoon zijn. Maar als je nu zou horen dat vanwege de achtergrond van mensen in je omgeving, je wijze van kleden of je uiterlijke verzorging voor anderen een belemmering zou zijn om naar de Koninkrijksboodschap te luisteren, zou je dan veranderingen aanbrengen? Is het leven van een ander belangrijker voor je dan het behagen van jezelf?
11. Waaruit blijkt dat het belangrijk is deze eigenschappen aan te kweken als wij werkelijk christenen willen zijn?
11 Als de zojuist besproken eigenschappen deel gaan uitmaken van onze persoonlijkheid, blijkt daaruit dat wij de zin van Christus beginnen te krijgen. Op het gebied van nederigheid gaf Jezus het volmaakte voorbeeld (Joh. 13:12-15; Fil. 2:5-8). Door zich om anderen te bekommeren in plaats van eenvoudig zichzelf te behagen, gaf hij ons een model ter navolging. — Rom. 15:2, 3.
VERWERP JEHOVAH’S STRENGE ONDERRICHT NIET
12. (a) Welke veranderingen moeten wij allemaal aanbrengen om een persoonlijkheid te bezitten die God behaagt? (b) Wat zal ons daarbij helpen?
12 Omdat wij allemaal zondaars zijn, worden er veranderingen in onze houding, onze spraak en ons gedrag verlangd, willen wij de persoonlijkheid van onze God kunnen weerspiegelen. Wij moeten de „nieuwe persoonlijkheid” aandoen (Kol. 3:5-14; Tit. 2:11-14). Raad en streng onderricht helpen ons vast te stellen op welke terreinen er veranderingen nodig zijn en dan na te gaan hoe wij die kunnen aanbrengen.
13. (a) Door middel waarvan heeft Jehovah voor ons allemaal in raad en streng onderricht voorzien? (b) Wat dienen wij ermee te doen?
13 De fundamentele bron van dat onderricht is de bijbel zelf (2 Tim. 3:16, 17). Vervolgens helpt Jehovah ons door middel van bijbelse lectuur en vergaderingen die hij via zijn zichtbare organisatie verschaft, in te zien hoe wij dit onderricht in praktijk kunnen brengen. Zullen wij nederig erkennen dat wij persoonlijk streng onderricht nodig hebben — ook al hebben wij het al eerder gehoord — en zullen wij er voortdurend naar streven vorderingen te maken?
14. Welke individuele hulp verschaft Jehovah ons verder?
14 Jehovah laat ons niet helemaal alleen worstelen met kwesties die een speciaal probleem voor ons kunnen zijn. Door liefdevolle bezorgdheid gedreven, treft hij voorzieningen voor persoonlijke hulp. Miljoenen personen hebben door middel van een huisbijbelstudie profijt getrokken van die hulp. Op ouders rust de speciale verantwoordelijkheid hun kinderen streng te onderrichten om hen te behoeden voor gedrag dat later in hun leven veel hartzeer teweeg zou kunnen brengen (Spr. 6:20-35; 15:5). Ook rust binnen de gemeente op degenen die geestelijke hoedanigheden hebben, de verantwoordelijkheid de Schrift te gebruiken om anderen terecht te brengen wanneer zij daartoe de noodzaak bespeuren, maar zij dienen dit wel in een geest van zachtaardigheid te doen (Gal. 6:1, 2). Op deze manieren geeft Jehovah ons raad en streng onderricht, opdat wij hem als een verenigd volk kunnen aanbidden.
OVERZICHTSBESPREKING
● Op welke liefdevolle wijze helpt Jehovah ons in te zien waar wij persoonlijk veranderingen moeten aanbrengen?
● Waarom hebben veel mensen er moeite mee raad te aanvaarden? Hoe ernstig is dit?
● Welke kostbare hoedanigheden zullen ons helpen open te staan voor raad? Hoe heeft Jezus hierin het voorbeeld gegeven?