Bouw een goede naam op bij God
„Een goede naam gaat de fijnste olie te boven, de sterfdag de dag der geboorte.” — Pred. 7:1, Petrus-Canisiusvertaling.
1. Wat bouwt iedereen voor zichzelf op, en wat bezorgen wij anderen soms?
IEDEREEN brengt bíj datgene wat hij doet, nog iets anders tot stand, zelfs iemand die niets doet. Een man die prachtige meubels maakt, bouwt daarbij een naam op als een bekwaam vakman. Een vrouw die heerlijke maaltijden bereidt, bouwt hierdoor een naam op als een goede kokkin. Een derde persoon doet niets en bouwt een naam op als iemand die lui is. Iedereen bouwt voor zichzelf een naam op. Soms bezorgen wij anderen een naam. Saul en zijn metgezellen veroorzaakten met hun laster dat David een slechte naam kreeg. Door zijn psalmen zorgde David ervoor dat God een goede naam kreeg. Jehovah stelde David in staat een goede naam voor zichzelf op te bouwen. Sommigen die beweren God te vertegenwoordigen, bezorgen hem, door hun religieuze leugens en immorele daden, een slechte naam. Ware aanbidders zorgen er door hun woorden en daden voor dat God een goede naam krijgt, terwijl zij hierdoor tevens voor zichzelf een goede naam opbouwen bij Jehovah God. — Ps. 64:1-6; 1 Kron. 17:8; Ezech. 36:20-23.
2. Welke schijnbaar vreemde verklaring staat in Prediker, en welke raad wordt er vervolgens gegeven?
2 Er staat in het bijbelboek Prediker een vers waarin naar de mening van sommige lezers een bijzonder vreemde verklaring voorkomt: „Een goede naam gaat de fijnste olie te boven, de sterfdag de dag der geboorte.” Hoe is dit mogelijk? Hoe kan de dood beter zijn dan het leven? Als u mocht kiezen, zou u het dan niet prettiger vinden dat uw leven begon dan dat het einde ervan in zicht zou komen? Laten wij dit vers nog eens lezen, te zamen met de verzen die erop volgen:
„Een goede naam gaat de fijnste olie te boven, de sterfdag de dag der geboorte. Beter gaat men naar een huis, waar men rouwt, dan naar een huis, waar feest wordt gevierd. Want dit is het einde van iederen mens; iedere levende neme het ter harte. Beter te treuren dan te lachen; want een bedrukt gelaat wekt medelijden. Het hart der wijzen is in het huis, waar men rouwt; het hart der dwazen in het huis van de vreugd. Beter te luisteren naar de berisping der wijzen, dan te horen naar het lied van de dwazen. Want zoals het knetteren der doornen onder de ketel, zo is het lachen der dwazen; beide zijn ijdel.” — Pred. 7:1-6, „Petrus-Canisiusvertaling”.
3. (a) Welke gewoonte in het Israël uit de oudheid wordt hier besproken, en wat is op zo’n moment de meest vertroostende gedachte? (b) Hoe weten wij dat hier sprake moet zijn van een goede naam?
3 Wordt de vreemde verklaring dat uw sterfdag beter is dan de dag van uw geboorte hierdoor verduidelijkt? Ja, inderdaad, althans als u de achtergrond van die woorden kent en weet op welke gelegenheid ze doelen. Ze hebben betrekking op een gewoonte in het Israël uit de oudheid. Wanneer in een huisgezin een geliefd familielid was gestorven, werd hun woning een „huis, waar men rouwt”. Het was de gewoonte dat vrienden en buren kwamen condoleren. De meest vertroostende gedachte zou zijn dat de sterfdag van deze geliefde persoon beter was dan de dag van zijn geboorte — als hij een goede naam bij God had opgebouwd. Het is waar dat vers één van deze passage volgens het oorspronkelijke Hebreeuws slechts melding maakt van „een naam” in plaats van „een goede naam”.a Hierbij wordt echter uitgegaan van de gedachte dat de naam goed is. Een overeenkomstig geval komt in Spreuken 22:1 voor: „Een naam is te verkiezen boven overvloedige rijkdom.” Sommige vertalingen hebben het bijvoeglijke naamwoord „goede” toegevoegd om aan te tonen wat voor naam er wordt bedoeld.b De naam moet noodzakelijkerwijs goed zijn, zowel in de spreuk als in Prediker 7:1, omdat de verklaringen anders geen van beide enige zin hebben.
4. Wat hebben wij misschien als wij sterven, hetgeen wij niet bezaten toen wij geboren werden, en waarom?
4 Terwijl wij leven, bouwen wij een naam voor onszelf op — een goede naam of een slechte naam. Als wij in Gods ogen verstandig handelen, bouwen wij voor onszelf een goede naam bij God op. Maar dit kost tijd. Op de dag dat wij geboren worden, hebben wij niet lang genoeg geleefd om hoe dan ook enige naam op te bouwen. Bovendien zijn wij onder de Adamitische zonde geboren en staan wij onder het doodsoordeel (Rom. 5:12). Wanneer dus jaren later, op onze sterfdag, blijkt dat wij een goede naam bij God hebben opgebouwd, hebben wij iets dat wij niet bezaten toen wij geboren werden. Wij hebben een naam die door God gedacht zal worden wanneer hij onder Christus’ koninkrijk de doden tot leven opwekt. „De gedachtenis van de rechtvaardige is tot zegen, maar de naam van de goddelozen — die zal verrotten.” — Spr. 10:7.
HEILZAAM VOOR DE TREURENDEN
5. Wat kan de treurende overpeinzen wanneer hij zich in een huis bevindt waar wordt gerouwd?
5 Wanneer een Israëliet uit de oudheid naar een huis ging waar werd gerouwd ten einde de bedroefden te vertroosten, was dit echter ook voor hem heilzaam. Houd dit eens in gedachte terwijl wij enkele van de verzen opnieuw lezen. „Beter gaat men naar een huis, waar men rouwt, dan naar een huis, waar feest wordt gevierd. Want dit is het einde van iederen mens; iedere levende neme het ter harte” (Pred. 7:2, PC). Hij toont niet alleen een hartelijk medegevoel jegens de nabestaanden, in plaats dat hij ongevoelig zijn eigen genoegens najaagt, maar hij denkt ook na over het feit dat er in dit huis iemand is gestorven, dat dit geen ongewone zaak is, dat iedereen met de dood te maken krijgt en dat hij er ook eens voor zal komen te staan. Wanneer die dag aanbreekt, zal zijn sterfdag dan beter zijn dan de dag dat hij werd geboren? Zal hij gedurende zijn leven verstandig hebben gehandeld, zodat hij tegen de tijd dat zijn sterfdag aanbreekt, een goede naam bij God heeft opgebouwd? De levende moet het ter harte nemen wanneer er nog tijd is om veranderingen aan te brengen, want in de paar minuten van een sterfbedbekering kan iemand geen goede naam voor zichzelf opbouwen.
6. Waarom is in dit geval verdriet beter dan lachen?
6 „Verdriet is beter dan lachen”, vervolgt het verslag, „want een ernstig gelaat is goed voor het hart” (Pred. 7:3, vertaling door prof. Obbink). In plaats dat u uw tijd zou verdoen met lichtzinnige vrolijkheid, is het beter uw leven te onderzoeken, fouten die u in het verleden hebt gemaakt, te overdenken en bedroefd te zijn over verkeerde dingen die u hebt gedaan. Uw hart zal hierdoor verbeteren en u zult ertoe worden gebracht uw levenswijze te veranderen en voortaan verstandig te handelen in plaats dat u als een dwaas zonder enig verantwoordelijkheidsgevoel al lachend en giechelend door het leven gaat. „Het hart der wijzen is in het huis, waar men rouwt; het hart der dwazen in het huis van de vreugd.” — Pred. 7:4, PC.
7. (a) In wat voor geestesgesteldheid kan de treurende hierdoor komen? (b) Waarom wordt het lachen der dwazen vergeleken met het geluid van doornen onder een ketel?
7 Verder is het „beter te luisteren naar de berisping der wijzen, dan te horen naar het lied van de dwazen” (Pred. 7:5, PC). Het contact met de dood, zoals op een begrafenis, is een ernstig stemmende ervaring en dient iemand ertoe te brengen over zijn eigen levenswandel na te denken. Hij kan daardoor ook in een geestesgesteldheid komen om naar verstandige raadgevers te luisteren. Kritiek, ook wanneer deze vriendelijk wordt gegeven, is moeilijk te aanvaarden, maar toch is dit beter dan naar het lied of „de toejuichingen van dwazen” te luisteren (Willibrordvertaling). Wanneer wij naar de wijze berispingen die op de bladzijden van de bijbel worden aangetroffen, luisteren en er acht op slaan, zal dit ons in staat stellen een goede naam bij God op te bouwen. Wanneer wij onze tijd zouden verbeuzelen door naar dwaze vleierij te luisteren, is dit ijdelheid: „Want zoals het knetteren der doornen onder de ketel, zo is het lachen der dwazen; beide zijn ijdel” (Pred. 7:6, PC). Wanneer men doornen als brandstof onder een kookketel gebruikt, wordt er niets tot stand gebracht. De vlam zal met knetterend lawaai oplaaien, maar spoedig uitgaan, terwijl de doornen tot as vergaan. De doornen hebben niet voldoende substantie om een vuur lang genoeg te laten branden dat het vlees gaar wordt. Het luide geknetter is even zinloos als het gelach van een dwaas. In geen van beide gevallen wordt er iets van blijvende waarde tot stand gebracht.
EEN NOG VREEMDERE VERKLARING
8. Welke les onderscheiden wij nu, met dit diepere inzicht?
8 Laten wij, met dit diepere inzicht, nu teruggaan naar de verklaring dat ’de sterfdag beter is dan de dag der geboorte’. Wij bemerken dat deze verklaring ons niet langer vreemd voorkomt, maar een krachtige les blijkt in te houden over de wijze waarop wij ons leven moeten leiden om een goede naam bij God op te bouwen. Dan zal onze sterfdag beter zijn dan de dag van onze geboorte. Tenminste, als onze sterfdag ooit zou aanbreken. ’Wat krijgen we nu?’ zullen sommigen uitroepen. ’Als onze sterfdag ooit zou aanbreken? Bedoelt u soms dat dit misschien niet zal gebeuren? Wel, dat is een nog vreemdere verklaring dan de voorgaande verklaring dat de dood beter is dan de geboorte!’
9. Welke toestanden zien uw ogen, en wat dienen ze werkelijk te onderscheiden?
9 Opnieuw gaat het erom dat wij een begrip hebben van de tijd waarin wij leven. Hebt u ogen die zien, werkelijk zien? U zult ongetwijfeld zien dat de tijden kritiek zijn en moeilijk om door te komen, dat veel mensen egocentrisch en hoogmoedig zijn, dat huwelijken schipbreuk lijden en gezinnen uiteenvallen, dat liegen en bedriegen en allerlei gewelddaad aan de orde van de dag zijn en dat zelfs velen die zich voor christenen uitgeven, huichelaars blijken te zijn. Maar onderscheiden uw ogen wat deze dingen beduiden? Twee Timótheüs 3:1-5, 13 licht ons in over de betekenis ervan:
„Maar weet dit, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; en keer u of van dezen. Maar goddeloze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en worden misleid.”
10. Wat horen uw oren, en wat dient nog verder tot uw oren door te dringen?
10 Hebt u oren die horen, werkelijk horen? U hebt ongetwijfeld gehoord over de oorlogen, hongersnoden, aardbevingen en pestilentiën die de wereld sinds 1914 hebben getroffen. U bent op de hoogte van de morele ineenstorting waardoor de gehele wereld wordt geteisterd. En ook zult u hebben gehoord van de wereldomvattende prediking van het goede nieuws van Christus’ koninkrijk door Jehovah’s Getuigen, en van de golven van vervolging die over hen heen zijn gespoeld omdat zij bekendmaken dat dit duizendjarige koninkrijk nabij is. Maar horen uw oren ook de betekenis van deze dingen? Nemen ze de waarheid in zich op dat Jezus deze dingen als een teken van het einde heeft voorzegd, toen zijn discipelen aan hem vroegen: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” — Matth. 24:3.
11. Wat zeggen spotters, en wat verschaffen zij daardoor?
11 Is uw hart gevoelig voor wat dit allemaal te betekenen heeft, of is het hard en ongevoelig geworden, zodat u zegt: „Al deze dingen zijn vroeger ook al gebeurd”? Degenen die spotten, verschaffen nog een deel van het teken dat wij ons in „de laatste dagen” bevinden. Hun aanwezigheid werd voorzegd in 2 Petrus 3:3, 4: „In de laatste dagen [zullen er] spotters . . . komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan en zeggen: ’Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders zijn ontslapen, blijven alle dingen precies zo als sedert het begin der schepping.’”
IETS NIEUWS
12. Wat is nu nieuw in de geschiedenis van de wereld?
12 Uw hart zal echter ongetwijfeld gevoelig zijn voor het feit dat wanneer u de wereldomvattende vervuiling van onze planeet in aanmerking neemt, u zult onderscheiden dat ’alle dingen NIET precies zo blijven als sedert het begin der schepping’. Nog nooit eerder hebben mensen de macht gehad om de aarde als bewoonbare planeet te vernietigen. Zij bezitten die macht nu en zij gebruiken ze nu om niets minder dan dat te doen! De wetenschapsmensen hebben industriëlen een technologie gegeven die een zegen voor de gehele mensheid had moeten zijn, maar die zegen is in een vloek veranderd, aangezien ze het milieu vervuilt terwijl dodelijke ziekten over de aarde rondwaren. De lucht die wij inademen is vergiftigd, de grond waarop ons voedsel wordt verbouwd, is met giftige stoffen verontreinigd. Veel rivieren en meren die ons drinkwater verschaffen, sterven en de oceanen worden internationale beerputten!
13. Aangaande welk onderdeel van het teken kunnen spotters niet zeggen: „Dat is vroeger ook al gebeurd”?
13 Is uw hart zich ervan bewust dat het vermogen van de aarde om leven in stand te houden, in gevaar verkeert, dat dit nog nooit eerder is gebeurd en dat spotters dit niet kunnen afdoen met de opmerking dat de geschiedenis zich herhaalt? Zij zouden dit wel graag willen doen, want dit verderven van de aarde was ook als een onderdeel van het teken van „de laatste dagen” voorzegd. Dit werd bijna negentien eeuwen geleden, in hoofdstuk 11, vers 18, van het bijbelboek Openbaring onthuld: „De natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam, en de bestemde tijd om de doden te oordelen en om . . . aan hen die uw naam vrezen . . . hun beloning te geven, en om te verderven die de aarde verderven.”
14. Waarom sloegen de meeste mensen in Jezus’ tijd geen acht op de waarschuwing, zoals dit ook thans met de meeste mensen in onze tijd het geval is?
14 Als uw ogen werkelijk zien en uw oren werkelijk horen en uw hart niet ongevoelig is geworden, zult u begrijpen dat wij in „de laatste dagen” leven en dat het einde van dit goddeloze samenstel van dingen naderbij komt. De meeste mensen begrijpen dit echter niet, evenals de meeste mensen in Jezus’ tijd zijn waarschuwende boodschap niet begrepen. Wat hij toen tot hen zei, waarbij hij de profetie van Jesaja aanhaalde, is op de mensheid in deze tijd van toepassing, namelijk dat
„zij, ofschoon zij kijken, tevergeefs kijken, en ofschoon zij horen, tevergeefs horen, noch begrip ervan krijgen; en ten aanzien van hen gaat de profetie van Jesaja in vervulling, welke luidt: ’Door te horen, zult gij horen, maar geenszins begrip ervan krijgen, en door te kijken, zult gij kijken, maar geenszins zien. Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrip ervan krijgen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken.’” — Matth. 13:13-15.
15. Wie kunnen zich thans verheugen, en met welke hoop in het vooruitzicht?
15 In het volgende vers 13:16 voegt Jezus hier voor zijn volgelingen de volgende woorden aan toe: „Gelukkig zijn uw ogen echter omdat ze zien, en uw oren omdat ze horen.” Degenen in deze tijd die met hun ogen, oren en hart zien en horen en begrijpen dat wij in „de laatste dagen” leven, kunnen zich werkelijk gelukkig prijzen. „Als nu deze dingen beginnen te geschieden”, zo wordt hun gezegd, „richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt” (Luk. 21:28). Voor heel wat mensen die in „de laatste dagen” leven, zal wellicht nooit een sterfdag aanbreken. Jezus vergeleek deze tijd met de dagen van Noach. Evenals Noach en zijn gezin in leven zijn gebleven toen de vloed die goddeloze wereld vernietigde, zullen ook thans degenen die verstandig handelen en een goede naam bij God opbouwen, de dood niet zien wanneer Jehovah God dit goddeloze samenstel van dingen in zijn oorlog van Armageddon vernietigt. Wij beweren dus niet iets onmogelijks wanneer wij zeggen dat heel wat personen misschien nooit een sterfdag zullen meemaken. Wij geven veeleer uiting aan de hoop die God ons gegeven heeft.
16, 17. Wat zien mensen niet graag onder de ogen, en wat is thans voor ons van het grootste belang?
16 In het Israël uit de oudheid zou iemand kunnen denken dat hij de rest van zijn leven nog voor zich had om een goede naam bij God op te bouwen. De mens is blind voor het feit dat hij morgen kan sterven. Hij weet dat dit anderen kan overkomen, maar niet hem. Anderen, die jonger zijn dan hij, zullen sterven, maar hij niet. Altijd weer denkt hij dat hij nog wel een paar jaar te leven heeft. Door een dergelijke redenatie maakt men een menselijke fout, een gevaarlijke fout. Dit zou zelfs het geval zijn voor een Israëliet uit de oudheid, maar voor ons in deze tijd is dit een nog veel gevaarlijker fout. Wij leven niet in een normale tijd, waarin wij zouden kunnen verwachten ons in een normale levensduur van zeventig of zelfs tachtig jaar te verheugen. Wij leven in „de laatste dagen”. Het einde van een samenstel van dingen komt naderbij. Het is voor ons van het grootste belang dat wij acht slaan op de woorden van Efeziërs 5:15-17: „Ziet er daarom nauwlettend op toe hoe gij wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend, omdat de dagen goddeloos zijn. Wordt daarom niet langer onredelijk, maar blijft inzien wat de wil van Jehovah is.”
17 Thans, nu u in leven bent, vóór uw „sterfdag”, is het de tijd om een goede naam bij God op te bouwen.
[Voetnoten]
a Zie de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift.
b Petrus-Canisiusvertaling, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, Leidse Vertaling, enz.; zie ook de voetnoot in de herziene Engelse uitgave van de Nieuwe-Wereldvertaling van 1971.
[Illustratie op blz. 21]
De sterfdag beter dan de geboortedag — hoe is dat mogelijk?
[Illustratie op blz. 24]
Hoe kan de sterfdag beter zijn dan dit?