-
Een „zuiver oog” is nodigDe Wachttoren 1973 | 1 oktober
-
-
zijn werk, op school of elders doet en dat men er waakzaam op toeziet medegelovigen te helpen wanneer zij in fysieke of geestelijke nood verkeren (Gal. 6:10; Ef. 4:25; 1 Tim. 5:8; Tit. 2:1-10). Ja, in plaats dat iemand met een „zuiver” oog zijn vertrouwen in vergankelijke rijkdommen stelt of zelfzuchtig tracht nog meer rijkdommen te vergaren, streeft hij ernaar datgene wat hij heeft te gebruiken ter bevordering van de ware aanbidding en om degenen die werkelijk in nood verkeren, te helpen.
Als iemands oog werkelijk op de Schepper gericht is, houdt de ’zorg voor het levensonderhoud’ hem niet overmatig bezig. Hij beseft de wijsheid van Jezus’ raad: „Weest niet langer bezorgd voor uw ziel, met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of voor uw lichaam, met betrekking tot wat gij zult aantrekken. Betekent de ziel niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Slaat oplettend de vogels des hemels gade, want ze zaaien niet, noch oogsten ze, noch vergaren ze in voorraadschuren; toch voedt uw hemelse Vader ze. Zijt gij niet meer waard dan deze?” — Matth. 6:25, 26.
Dit betekent niet dat een dienstknecht van God er geen moeite mee zal hebben in zijn levensonderhoud te voorzien of dat hij geen tegenspoed en tegenstand van de zijde van de vijand zal ondervinden. In Spreuken 24:16 wordt gezegd: „De rechtvaardige kan wel zeven maal vallen.” Maar zal de „rechtvaardige” verlaten worden en zal hij, wanneer hij in zulke ongunstige omstandigheden terechtkomt, zonder enige hulp volledig in de steek worden gelaten? Beslist niet. De spreuk vervolgt: „Hij zal stellig opstaan.” God zal hem helpen zijn problemen te overwinnen.
Iemand wiens „oog” altijd op Jehovah gericht is, zal zich derhalve niet van de geruststellende verzekering laten beroven dat, wàt er ook mag gebeuren, zijn God hem niet in de steek zal laten (Hebr. 13:5). Hij zal zich er niet toe laten verstrikken te denken dat hij zijn toevlucht zal moeten nemen tot oneerlijkheid om in zijn levensonderhoud te voorzien. Te zamen met andere toegewijde dienstknechten van God zal hij goede moed hebben en zeggen: „Jehovah is mijn helper; ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan een mens mij doen?” — Hebr. 13:6.
Het is beslist noodzakelijk een „zuiver” oog te bezitten, want een dergelijk oog vormt een werkelijke bescherming. Aangezien het ’zuivere’ oog ervoor zorgt dat men niet het verlangen ontwikkelt om rijkdommen te verwerven en dat men zich niet overmatig bezighoudt met de zorgen van het leven, kan men de vermogens van het lichaam blijven gebruiken om de waardevollere geestelijke rijkdommen te verwerven. Bovendien zal iemand die alles vanuit Gods standpunt beziet niet de ontaarde werken van het vlees gaan beoefenen, zoals „onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke” (Gal. 5:19-21). De reden hiervoor wordt in Galáten 5:16 vermeld: „Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren.”
Doet u er ijverig moeite voor een „zuiver” oog te behouden, een oog dat volledig op Jehovah God is gericht en de dingen zuiver beziet? Uw welzijn en leven hangen hiervan af.
-
-
Lichaamsbeweging en gewichtsverliesDe Wachttoren 1973 | 1 oktober
-
-
Lichaamsbeweging en gewichtsverlies
De algemene zienswijze is, dat lichaamsbeweging een hopeloze manier is om af te vallen. Men wijst er dan op dat men, om slechts één kilo af te vallen, bijna 120 kilometer moet lopen. Dat is waar. Het betekent echter niet dat die afstand op één dag gelopen moet worden. Het is niet waarschijnlijk dat de duizenden extra calorieën die die kilo lichaamsvet vertegenwoordigen, op één dag, of zelfs in twee of drie dagen, werden geconsumeerd. Door elke dag ongeveer twee kilometer extra te lopen — wat neerkomt op ruim 700 kilometer per jaar — zal iemand jaarlijks ongeveer zes kilo lichaamsvet verbranden, mits hij niet meer voedsel tot zich neemt.
En in tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, krijgt iemand door een dergelijke matige lichaamsbeweging niet veel meer eetlust. Onderzoekingen en experimenten met mensen en dieren hebben in feite herhaaldelijk aangetoond dat personen die een matige lichaamsbeweging nemen in werkelijkheid minder eten dan anderen.
-