Volledig samenwerken met de door God aangestelde mannen
„Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn.” — Hebr. 13:17.
1. Wat is het vurige verlangen van allen die rechtvaardigheid liefhebben? Hoe is dit mogelijk?
BENT u iemand die rechtvaardigheid en gerechtigheid liefhebt? Als dit zo is, verlangt u er dan niet vurig naar haat en geweld te zien verdwijnen, vrede te zien heersen en neerslachtigheid plaats te zien maken voor geluk? Dit alles en nog meer is mogelijk door Gods koninkrijk, waardoor de aangelegenheden van deze aarde volledig zullen worden bestuurd (Jes. 11:3-5; Matth. 6:9, 10; Openb. 21:1-4). Is dat niet wat u persoonlijk wenst te zien, dat dit oude, stervende samenstel waarin zelfzucht en zonde de overhand hebben, door een volkomen nieuw samenstel wordt vervangen? Kunt u zich iemand anders voorstellen dan God die de gigantische taak verricht een volkomen nieuw samenstel op de as van het oude te bouwen, en nog wel in onze generatie? — Dan. 2:44; Spr. 29:2.
2. Hoe weten wij dat het nieuwe samenstel zeer nabij is?
2 Het is niet onze bedoeling hier over chronologie te spreken, maar voel u vrij iedere getuige van Jehovah te vragen u aan de hand van de Schrift de bewijzen te laten zien dat wij nog maar enkele luttele jaren van de voltooiing van zesduizend jaar van ’s mensen bestaan op aarde zijn verwijderd, en vraag hun dan wat dit volgens hen in termen van ware vrijheid en bevrijding vanuit Gods standpunt betekent. Zij zullen deze inlichtingen graag met u delen.a
„NIEUW SAMENSTEL” ZAL SAMENWERKING VEREISEN
3. Beschrijf enkele van de kolossale taken die in het nieuwe samenstel verricht zullen moeten worden.
3 Blijft u eens een ogenblik stilstaan bij de kolossale taken die in dat nieuwe, goddelijke samenstel van dingen verricht zullen moeten worden. Het zal om te beginnen een enorm onderwijsprogramma vereisen om de miljoenen doden die worden opgewekt een nieuwe taal te leren als zij uit de graven te voorschijn komen (Joh. 5:28, 29). En denkt u verder eens aan het werk dat noodzakelijk is om het hart en de geest van deze mensen, van wie velen nog nooit van de bijbel, of van Gods wetten en voornemens ten aanzien van de mensheid hebben gehoord, te hervormen. Denkt u dan eens aan het programma waarmee zal worden begonnen om deze aarde van ons in de heerlijke tuin te veranderen die God zich heeft voorgenomen. Als men eraan denkt hoe lang het duurt om slechts één hectare land te ontginnen en de grond te bewerken en te beplanten zodat deze op dusdanige wijze heesters, bomen en planten voortbrengt dat het gebied terecht een lusthof genoemd kan worden, krijgt men enig idee van de reusachtige onderneming de gehele aarde in een wereldomvattend paradijs te veranderen met voldoende voedsel-voortbrengende gebieden om een gerieflijk bevolkte aarde van het nodige te voorzien. — Gen. 1:28; Ps. 72:16; 67:6; Ezech. 34:27.
4, 5. (a) Wat moet Christus’ koninklijke heerschappij met succes tot stand brengen, wil 1 Korinthiërs 15:24-28 worden vervuld? (b) Beschrijf de voldoening die de Koning dan stellig zal hebben.
4 En denkt u eens aan, dit alles moet in een tijdsbestek van duizend jaar geschieden, zodat de profetie zal worden vervuld: „Vervolgens het einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht [in strijd met God] heeft tenietgedaan. Want hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan. Want God ’heeft alle dingen onder zijn voeten onderworpen’. Maar wanneer hij zegt dat ’alle dingen onderworpen zijn’, is het duidelijk dat dit met uitzondering is van degene die alle dingen aan hem onderwierp. Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen” (1 Kor. 15:24-28). Het is vanzelfsprekend dat, wil deze profetie worden vervuld, de hele aarde in een wereldomvattend paradijs zal moeten worden veranderd, zoals in het begin ook de bedoeling was, en wel binnen een periode van duizend jaar. — Openb. 20:2-6.
5 Denkt u ook eens aan het genoegen en de voldoening die het Jezus Christus, degene die al deze werkzaamheden leidt en coördineert, zal schenken om als het ware tegen zijn hemelse Vader te zeggen: ’Alstublieft, Vader. De toewijzing die u mij hebt gegeven, is behartigd. De aarde is tot een paradijs gelijk Eden gemaakt. De doden in Sjeool zijn allen opgewekt, opgeleid en streng onderricht. De mensheid is tot volmaaktheid gebracht. Alle dingen die u mij hebt gevraagd te doen, zijn nu voltooid, en alle op tijd!’
6. Welke gevolgtrekking kunnen wij uit dit kleine kijkje in de toekomst trekken?
6 Welnu, wat leert dit kleine kijkje in de toekomst ons? Het doet onder andere sterk uitkomen dat voor het enorme werk dat dan moet worden verricht, organisatie, eensgezindheid, geschoolde werkers, bereidwillige harten, voortreffelijke bestuurders en, bovenal, Jehovah’s geest en zegen nodig zullen zijn om het op tijd gereed te krijgen. Is dit niet een van de redenen waarom God thans liefdevol opzicht voor ons verschaft, namelijk opdat dit opzicht ons gereed kan maken om in het nieuwe samenstel van de toekomst, dat zo nabij is, te werken en produktief te zijn? — Joh. 15:5, 8; Kol. 2:19.
WEES GEHOORZAAM AAN HEN DIE DE LEIDING NEMEN
7. Welke vraag rijst er met betrekking tot de wijze waarop wij tegenover opzicht en streng onderricht nu en in de toekomst dienen te staan?
7 Hoe dienen daarom alle dienstknechten van God in deze tijd tegenover de leiding, het opzicht en het strenge onderricht van de christelijke gemeente te staan? Laten wij niet alleen zien hoe wij er tegenover dienen te staan, maar ook welke zegeningen eruit zullen voortvloeien als wij de juiste zienswijze met betrekking tot leiding en streng onderricht nu en in de toekomst hebben. — Hebr. 12:5-11.
8. (a) Waarom kunnen wij, hoewel alle menselijke opzieners fouten maken, vertrouwen in deze door God aangestelde opzieners in de gemeente stellen? (b) Hoe geeft Hebreeën 13:17 ons in dit opzicht stof tot nadenken en leiding? (c) Leg uit wat „rekenschap afleggen” betekent, en wat de gevolgen ervan zijn.
8 Om te beginnen moeten wij eraan denken dat wij mensen zijn, en alle mensen maken fouten (Ps. 51:5). Niettemin zijn opgedragen christenen en vooral opzieners en dienaren in de bediening getraind om vriendelijk, liefdevol, behulpzaam en toch beslist te zijn. Deze hoedanigheden van liefderijke goedheid, barmhartigheid en gerechtigheid zijn identificerende kenmerken van rijpe christenen (Joh. 13:35; Micha 6:8). Dient ons hart er niet toe bewogen te worden vertrouwen in dergelijke mannen te stellen? De apostel Paulus spoort ons in feite aan onderdanig aan hen te zijn door in Hebreeën 13:17 te schrijven: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn.” Als wij deze schriftplaats beredeneren, bemerken wij dat deze opzieners rekenschap voor onze ziel, dat wil zeggen ons leven, moeten afleggen. Als iemand beseft dat hij rekenschap moet afleggen aan iemand die boven hem staat, denkt hij meestal alvorens te spreken of te handelen. Hij wil beslist niet roekeloos handelen.
9. Wat leert 2 Kronieken 19:6, 7 degenen die de verantwoordelijkheid hebben recht te spreken en raad te geven?
9 Jehovah heeft van oudsher mensen die belast zijn met de verantwoordelijkheid recht te spreken, leiding te geven en te besturen, aangespoord te denken voordat zij handelen. Hoe goed wordt dit beginsel in 2 Kronieken 19:6, 7 verklaard, waar staat: „En hij zei vervolgens tot de rechters: ’Ziet toe wat gij doet, want niet voor de mens spreekt gij recht, maar voor Jehovah; en hij is met u inzake de rechtspraak. Nu dan, laat de angst voor Jehovah over u komen. Weest voorzichtig en handelt, want bij Jehovah, onze God, is geen onrechtvaardigheid, noch partijdigheid, noch aanneming van steekpenningen.’” De voorzichtigheid, het afwegen van de feiten, het beoordelen van alle bewijzen, gaat dus altijd aan het handelen, dat wil zeggen, het beslissen, het vellen van het oordeel, vooraf.
10. (a) Is het gemakkelijk een opziener te zijn? Leg dit uit. (b) Waarom dienen wij niet beducht te zijn voor opzicht waarin de christelijke gemeente voorziet? (c) Hoe belangrijk is het zulk een liefdevol opzicht te hebben?
10 Het is niet gemakkelijk een ouderling, herder, opziener of rechter te zijn. Er is onderscheidingsvermogen, kennis en inzicht voor nodig om verstandige beslissingen ten behoeve van Gods volk te nemen (Spr. 2:3-5). En in vele opzichten zijn, wegens het menselijke element, niet alle mensen gemakkelijk om mee om te gaan. Misschien bent u iemand die zich, althans tot op zekere hoogte, tegen raad verzet. Misschien bent u nog niet zo lang met Jehovah’s organisatie verbonden. Het is ook mogelijk dat u met Jehovah’s volk studeert, en dat u enigszins beducht bent voor streng onderricht en het feit dat er van u wordt gevraagd uw leven anders in te richten dan volgens de menselijke maatstaf waaraan u gewoon bent geweest. Wees niet bevreesd voor het liefdevolle opzicht dat door Jehovah’s organisatie wordt uitgeoefend. Door dit opzicht worden wij niet alleen voorbereid op leven in het nieuwe samenstel van dingen, maar het is ook nu een onschatbare hulp voor ons om in onze huidige onvolmaakte staat met elkaar op te schieten (Ps. 141:5). Als wij bedenken onder welke spanningen wij in dit oude samenstel staan, waar mensen opvliegend zijn, waar sommigen hun tong misbruiken om te roddelen en waar zelfbeheersing een weinig begrepen en nog minder gebruikt woord is, beseffen wij hoe uiterst belangrijk het is dat degenen die geestelijk ouder zijn liefdevol opzicht over ons uitoefenen en ons rechtstreekse raad geven (Spr. 1:22, 30, 33). De bekwame leiding en liefdevolle hulp van ouderlingen resulteren in een wonderbare mengeling van verschillende talenten en karakters, alle bijeengevoegd om het belangrijkste werk op aarde in deze tijd, namelijk het prediken van het goede nieuws van het koninkrijk, te verrichten voordat het te laat is. — Matth. 24:14.
HOE DEGENEN TE HERSTELLEN DIE EEN MISSTAP DOEN
11. (a) Waarom moeten degenen die verantwoordelijkheid als onderwijzers hebben hun tong verstandig gebruiken? (b) Dient een opziener ervoor terug te deinzen raad te geven als hij een overtreding ziet?
11 Bedenk ook dat het niet gemakkelijk is raad te geven. Iemand aan wie verantwoordelijkheid is toevertrouwd, van wie wordt geëist dat hij onderwijst of raad geeft, moet overwegen wat hij zegt (Jak. 3:1). De tong kan zowel kwetsen en schaden als genezen (Jak. 3:5-10). Opzieners van Gods kudde moeten echter niet terugdeinzen als zij een overtreding zien. Dit is ongetwijfeld de reden waarom Paulus schreef: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen, terwijl een ieder van u zichzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt.” — Gal. 6:1.
12. (a) Is Galáten 6:1 alleen tot opzieners gericht? (b) Als wij een ernstige zonde zien, hoe zouden wij de situatie dan kunnen aanpakken? (c) Welke medewerking kan er worden verwacht van degenen die werkelijk loyaal jegens God zijn als zij zondig gedrag in de gemeente zien?
12 Is deze schriftplaats alleen tot opzieners of ouderlingen gericht? Neen, want als iemand een van zijn mededienstknechten een misstap ziet doen voordat hij zich ervan bewust is, heeft hij de verantwoordelijkheid te trachten zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen. Het zou werkelijk liefdevol van ons zijn dit te doen. Als het een ernstige zonde betreft, is het alleen maar gepast wanneer wij de overtreder zeggen dat hij dit prompt aan de verantwoordelijke opzieners in de gemeente moet melden en dat, als hij dit niet zou doen, wij ons uit loyale gehechtheid aan Jehovah’s organisatie verplicht zouden voelen de aangelegenheid zelf onder de aandacht van het rechterlijke comité van de gemeente te brengen (1 Kor. 5:9-13; Ps. 31:23). Iemand die rechtvaardigheid liefheeft en werkelijk loyaal jegens God is, zal moedig naar voren treden en elk ernstig zondige gedrag in de gemeente waarvan hij getuige is openbaren en vrijuit een waarheidsgetrouw getuigenis omtrent de zaak afleggen als dit hem wordt gevraagd. — Lev. 5:1; Ef. 4:24; Luk. 1:74, 75.
13. Leg uit hoe liefde ons in de christelijke gemeente helpt.
13 Als wij de kwestie beschouwen dat wij met elkaar moeten opschieten en moeten samenwerken met degenen die een opzienersambt bekleden, worden wij er natuurlijk vaak aan herinnerd dat wij liefdevol tegenover elkaar dienen te staan. Liefde dient in feite een menigte van zonden te bedekken, en als iemand liefdevol tegenover zijn medemens staat, kan hij vergeven en vergeten. Liefde doet werkelijk wonderen (1 Petr. 4:8; 1 Kor. 13:4, 5). Soms beweegt liefde opgedragen christenen er echter toe een overtreding niet over het hoofd te zien maar te trachten de overtreder te helpen, omdat het probleem wellicht heel ernstig is. Wat is dan de formule voor het oplossen van ernstige geschillen tussen mensen?
’LEG UW BROEDERS ZONDE BLOOT’ — WANNEER EN HOE?
14. (a) Welke stappen zette Jezus uiteen voor het behandelen van bepaalde tegen iemand begane zonden die te ernstig zijn om over het hoofd gezien te worden? (b) Wat betekent het voor iemand „als een mens uit de natiën en als een belastinginner” te worden beschouwd?
14 Jezus gaf raad betreffende zonden die tegen een persoon begaan zouden kunnen worden en die als te ernstig van aard beschouwd zouden kunnen worden om ze voorbij te zien. Hij zei: „Wanneer . . . uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout dan blootleggen tussen u en hem alleen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Luistert hij echter niet, neem dan nog één of twee met u, opdat uit de mond van twee of drie getuigen elke zaak bevestigd worde. Indien hij naar hen niet luistert, spreek dan tot de gemeente. Indien hij zelfs naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner” (Matth. 18:15-17). Jezus’ joodse luisteraars wisten dat wanneer een jood door zijn eigen volk als een „mens uit de natiën en als een belastinginner” bezien zou worden, dit zou betekenen dat hij werd beschouwd als iemand die uit de joodse gemeente geworpen was.
15. Hoe zou een kleine persoonlijke overtreding met succes behandeld kunnen worden, maar was dit de soort van overtreding die Jezus hier besprak?
15 Aangezien de stappen die Jezus vermeldde tot zulk een ernstig gevolg zouden kunnen leiden, zette hij klaarblijkelijk geen formule uiteen voor het behandelen van iedere kleine overtreding tegen iemand. Natuurlijk is het vaak juist, verstandig en zeer behulpzaam met iemand te gaan spreken ingeval er een persoonlijke moeilijkheid bestaat vanwege een kleine overtreding, terwijl u dit doet met het doel een eventuele breuk die zich schijnt te ontwikkelen, te helen (Matth. 6:14, 15; Spr. 12:18). Vele misverstanden worden aldus uit de weg geruimd. Maar klaarblijkelijk sprak Jezus hier in dit gedeelte niet over. Hij doelde niet slechts op persoonlijke geschillen, maar op overtredingen die zo ernstig waren dat iemand ervoor uit de gemeente verwijderd kon worden.
16. Welke voorzichtigheid is er geboden voordat u met de in Mattheüs 18:15-17 uiteengezette procedure begint?
16 Voordat u ooit een begin zou maken met de procedure die in Matthéüs 18:15-17 wordt uiteengezet, dient u definitieve bewijzen te hebben dat er inderdaad zo’n ernstige zonde tegen u werd bedreven. Jezus zei niet: ’Wanneer u denkt dat uw broeder heeft gezondigd.’ U dient acht te slaan op de raad die in Spreuken 25:8-10 wordt gegeven, zodat u niet met iets begint waardoor u alleen maar schande en vernedering over uzelf brengt. Zelfs al zijn de bewijzen voorhanden, dan dient u nog geen ruchtbaarheid aan de zaak te geven, door erover te gaan kletsen, maar u dient onder vier ogen met de overtreder te spreken en ’zijn fout bloot te leggen tussen u en hem alleen’.
17. Wat wordt in deze schriftplaats met iemands broeder ’winnen’ bedoeld?
17 Indien uw broeder „luistert”, uw terechtwijzing aanvaardt, dan ’hebt u uw broeder gewonnen’. Heeft dit eenvoudig betrekking op het bewerkstelligen van een persoonlijke verzoening? Neen, maar zoals uit de rest van Jezus’ raad blijkt, moet het betekenen hem te ’winnen’ in de zin dat u hem helpt binnen de gemeente te blijven, hem afwendt van een handelwijze die tot zijn uitsluiting uit de gemeente zou kunnen leiden, waardoor hij Gods gunst en zegen zou verliezen. Het ’winnen’ van uw broeder zou in de zin zijn waarover in Jakobus 5:19, 20, Galáten 6:1 en Judas 22, 23 wordt gesproken. Dit dient in feite uw hoofddoel en voornaamste verlangen te zijn — niet om persoonlijk een gevoel van opluchting te verkrijgen of genoegdoening inzake een overtreding te ontvangen.
18. Welke overtreding vielen niet onder de instructies die Jezus hier gaf, en waarom niet?
18 Wanneer de zondaar terechtwijzing aanvaardt en vergiffenis zoekt, is er volgens Jezus geen noodzaak de zaak verder te brengen. Hieruit blijkt dat alhoewel hier van ernstige overtredingen sprake is, ze toch beperkt waren tot het soort dat tussen de betrokken personen rechtgezet kon worden. Dit zou niet zulke overtredingen omvatten als hoererij, overspel, homoseksualiteit, laster, afval, afgoderij en soortgelijke ernstige zonden, want onder het Wetsverbond dat toen van kracht was, was bij deze zonden vergiffenis van iemand tegen wie een overtreding was begaan, niet voldoende. — 1 Kor. 6:9, 10; Gal. 5:19-21.
19. Van welke aard waren de zonden die hier worden besproken, en waardoor wordt dit te kennen gegeven?
19 Met het oog hierop en met het oog op de illustratie die Jezus daarna gaf, opgetekend in Matthéüs 18:21-35, hielden de zonden die hier werden beschouwd klaarblijkelijk verband met zonden waarbij financiële aangelegenheden of bezitskwesties waren betrokken — het in gebreke blijven ergens op juiste wijze voor te betalen, de een of andere handeling waarbij een mate van fraude was betrokken — of misschien iemands reputatie werd geschaad door werkelijke laster, of soortgelijke zonden. In deze gevallen kon, indien de overtreder zijn onrecht inzag, bereidheid tot uitdrukking bracht het onrecht naar de mate waarin dit mogelijk was te herstellen en vergiffenis zocht, de kwestie worden bijgelegd doordat degene tegen wie de overtreding was begaan, vergiffenis schonk. — Vergelijk Matthéüs 5:25, 26; Lukas 12:58.
20. (a) Welke verdere stappen moeten er worden gedaan als de overtreder niet gunstig reageert wanneer u met hem alleen spreekt? (b) Wie zouden de „een of twee” anderen, die u met u zou meenemen, moeten zijn?
20 Maar indien u deze eerste stap nu doet en de zondaar er niet gunstig op reageert? Vanwege de ernst van de overtreding kunt u de zaak niet eenvoudig laten rusten. Uit Jezus’ raad blijkt dat u één of twee anderen moet opzoeken en naar de overtreder moet teruggaan ten einde met hem te spreken. Redelijkerwijs dienen dit getuigen van de overtreding te zijn. Zij gaan niet enkel als neutrale waarnemers of bemiddelaars mee, die trachten een verzoening of een compromis-oplossing te bewerkstelligen. In plaats daarvan neemt u hen met u mee opdat zij, omdat zij getuigen van de overtreding zijn geweest, hun getuigenis bij het uwe kunnen voegen. Zij kunnen ook dienen als personen die aanhoren wat er dan wordt gezegd. Indien de kwestie nog een stap verder gaat en voor „de gemeente” komt en de overtreder bepaalde dingen die hij gezegd of toegegeven heeft, ontkent of verandert, kunnen deze anderen hun getuigenis afleggen en de feiten naar voren brengen. Hopelijk zal deze verdere stap niet noodzakelijk zijn en zal de persoon gunstig reageren op de gezamenlijke inspanningen die worden gedaan om hem tot een loopbaan van rechtvaardigheid te herstellen. Indien dit zo is, wordt de zaak afgesloten.
21. Welke verdere stap kan er nog nodig zijn, met welke mogelijke gevolgen?
21 Indien de overtreder nog steeds weigert zijn schuld te bekennen, wat dan? De zaak dient dan onder de aandacht van de verantwoordelijke leden van de gemeente te worden gebracht, degenen van het lichaam van ouderlingen die tot taak hebben in een rechterlijke hoedanigheid op te treden. Wij hopen dat de persoon nu dan naar hun officiële oordeel zal luisteren en „gewonnen” zal worden als iemand die in de gemeente mag blijven. Zo niet, dan wordt hij uitgesloten om daarna als een buitenstaander te worden behandeld. — Matth. 18:17.
SAMENWERKING IN ANDERE DINGEN
22. Noem enkele van de vriendelijke dingen die afzonderlijke bedienaren in de gemeente op eigen initiatief kunnen doen. Welke uitwerking zullen zulke daden op de gemeente hebben?
22 Er zijn tal van manieren waarop men met de door God aangestelde mannen kan samenwerken, welke manieren alle de eenheid en eensgezindheid in de christelijke gemeente bewerken. Het zou goed zijn op dit punt enkele van de dingen te noemen die afzonderlijke bedienaren op eigen initiatief kunnen doen. Er is niet veel voor nodig om te zien dat iedere christen een verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van iemand die ziek is, iemand die aanmoediging nodig heeft of misschien iemand die in het ziekenhuis ligt. Dienen wij naar de presiderende opziener te gaan om hem te vragen of er iets is dat wij kunnen doen als er dergelijke situaties bestaan? Als een christelijke vrouw bijvoorbeeld ziek is geweest, pas uit het ziekenhuis is gekomen en herstellende is, ligt het dan niet voor de hand dat zij de een of andere vorm van hulp nodig heeft? Misschien moeten haar warme maaltijden worden gebracht. Zij heeft misschien iemand nodig die haar huis doet, of haar voorleest en aanmoedigt, of die haar gezin materiële of geestelijke hulp biedt. Hoe na komen wij elkaar hierdoor te staan en hoe christelijk zou het van ons zijn dergelijke dingen te doen! — Jak. 1:27; 2:14-17.
23. Noem andere diensten die wij bereidwillig zouden kunnen verrichten, waardoor wij onze liefde tonen voor degenen die in de christelijke gemeente zijn.
23 En denkt u ook eens aan het schoonhouden en goed onderhouden van de Koninkrijkszaal. Soms komen deze verantwoordelijkheden op enkelen in de gemeente neer. Zou u in dit opzicht kunnen meewerken, bijspringen, u misschien zelfs vrijwillig kunnen aanbieden om dit te doen? Of is er misschien iemand die geestelijk ziek is en die u zou kunnen aanmoedigen of helpen? Is er iemand die vergaderingen overslaat of die niet meer zoveel vreugde in de velddienst schijnt te hebben als eerst? Moeten alleen de ouderlingen belangstelling voor zulke personen tonen? Beslist niet. Zou u, zonder uw neus in iemands persoonlijke zaken te steken, zo iemand geestelijk kunnen aanmoedigen en helpen? Soms is het al vertroostend zulke personen alleen maar bij hen thuis te bezoeken, zonder er heen te gaan om uit te vissen wat er met hen aan de hand is en vaak komt het probleem dan in de loop van het gesprek aan het licht en kan er passende geestelijke hulp worden geboden. Hoeveel dingen kunnen wij niet doen als wij gedreven worden door liefde voor allen in de gemeente!
24. (a) Wat dient thans het verlangen te zijn van een ieder die liefde voor rechtvaardigheid heeft? (b) Welke voordelen heeft het thans aan het bestuur en het liefdevolle opzicht van de door God aangestelde mannen te wennen?
24 Zonder enige twijfel leven wij in een bijzondere tijd. Opgedragen christenen en degenen die de bijbel met hen bestuderen, beseffen dat de „grote verdrukking” naderbij komt (Matth. 24:21, 22). Die tijd is zeer nabij. Wij zien dat Gods zegen op zijn gemeente rust. Iedereen die rechtvaardigheid liefheeft, dient stellig het verlangen te hebben zich volledig achter de christelijke gemeente te scharen. Het schijnt echter dat sommigen die met de christelijke gemeente zijn verbonden hun dienst niet werkelijk van ganser harte verrichten of niet zo gehoorzaam aan Jehovah zijn als wel mogelijk is. Zulke personen worden door veel dingen afgeleid en zij schijnen bij wijze van spreken „met één been in het oude samenstel” te staan. Hoe staat het met zulke personen als wij slechts enkele luttele jaren verder zijn? Zullen zij er zijn? Er zal dan helemaal geen oud samenstel van dingen meer zijn, maar Gods koninkrijk zal dan het volledige bestuur over alle aangelegenheden van de aarde hebben. Als wij dan met mensen omgaan, zullen het allemaal broeders en zusters van ons zijn of mensen aan wie geleerd wordt om in het nieuwe samenstel van dingen te leven. Wij zullen allen door Jehovah’s liefdewet worden geleid (Jak. 2:8). Het is met het oog op het leven dan verstandig thans aan het herderlijke en liefdevolle opzicht van de door Jehovah aangestelde mannen in de christelijke gemeente te wennen (1 Thess. 5:12, 13). Dit zal ons zeer beslist een grote voorsprong geven in het nieuwe samenstel van dingen, waarin helemaal geen elementen van dit oude samenstel van dingen meer zullen zijn. Wij hebben thans dus allen dwingende redenen om onder het liefdevolle opzicht van de christelijke gemeente te komen, met hen samen te werken, ons hart en onze geest te hervormen en alle emotionele en geestelijke veranderingen aan te brengen die nodig zijn om Jehovah te behagen. — Rom. 12:1, 2.
25. Wat maakt Jehovah’s volk thans zo’n gelukkige menigte?
25 Jehovah’s christelijke gemeente is werkelijk een wonder. Ze is niet volmaakt in de absolute of volstrekte betekenis, maar ze is beslist toegewijd aan Jehovah en spreidt zijn hoedanigheden van liefderijke goedheid, barmhartigheid en gerechtigheid ten toon. De bedorven atmosfeer van het oude samenstel van dingen is doodaanbrengend. De zuivere atmosfeer van het nieuwe samenstel van dingen is levengevend. Hoe gelukkig dient het zowel ons allen als alle geïnteresseerde personen die rechtvaardigheid liefhebben, te maken te weten dat wij door middel van het liefdevolle opzicht dat door Jehovah, zijn Koning-Zoon Jezus Christus en de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse is verschaft, worden onderricht, gecorrigeerd en beschermd, terwijl wij gezamenlijk voortgaan, met elkaar samenwerken en elkaar helpen door Jehovah’s onverdiende goedheid toegang in het nieuwe samenstel van dingen te verkrijgen!
„Zie! duisternis zelf zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen; maar over u zal Jehovah gaan schijnen, en over u zal zíjn heerlijkheid worden gezien. In plaats van het koper zal ik goud brengen, en in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen, en in plaats van het hout, koper, en in plaats van de stenen, ijzer; en ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taakopleggers.” — Jes. 60:2,17.
[Voetnoten]
a Zie voor details hoofdstuk één — „Waarom de menselijke schepping nog vrijgemaakt zal worden” — van het boek Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods.
[Illustratie op blz. 659]
Meehelpen de Koninkrijkszaal schoon te maken is een van de vele manieren waarop men met de aangestelde opzieners kan samenwerken