Het ontwikkelen en ten toon spreiden van zelfbeheersing
„De vrucht van de geest [is] . . . zelfbeheersing.” — Gal. 5:22, 23.
1. Waarmee zou zelfbeheersing vergeleken kunnen worden? Waarom?
EEN echte parel is iets wat waarde bezit. Ze is zeldzaam en fel begeerd. Ze wordt echter niet zonder krachtsinspanning verkregen. In de Perzische golf, waar volgens zeggen de voortreffelijkste echte zoutwaterparels worden verkregen, duikt de parelvisser wel vijfentwintig of dertig maal per dag naar beneden, naar de oesterbedden, en komt iedere keer met misschien een dozijn oesterschelpen boven. Elke dhow, hetgeen een Arabisch kustvaartuig is, heeft een bemanning van veertig tot vijftig personen, waarvan de helft uit duikers bestaat. Toch wordt ons gezegd: „De oogst van voortreffelijke, echte parels is zeer gering. In 1947 bijvoorbeeld verkreeg de bemanning van één boot, die de vangst van één week, bestaande uit 35.000 oesters opende, slechts 21 parels. Hiervan hadden er slechts drie de kwaliteit van een edelsteen, geschikt voor de handel” (The Encyclopedia Americana, uitgave van 1956, Deel 21, bladzijde 455). Men zou de hoedanigheid van zelfbeheersing kunnen vergelijken met de zeldzame en kostbare echte parel. Hoe ongewoon is die hoedanigheid in deze „laatste dagen”! Hoevelen bezitten ’geen zelfbeheersing’! — 2 Tim. 3:1-3.
2. Geef een definitie van zelfbeheersing.
2 In de christelijke Griekse Geschriften is het Griekse woord voor zelfbeheersing egkrateia, hetgeen ’zichzelf in toom houden, zelfbeheersing; gematigdheid, matigheid bij vermaak; heerschappij over, en beheersing van driften en hartstochten’ betekent (A New Greek and English Lexicon, door J. Donnegan, 1836, bladzijde 423). Volgens van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, is zelfbeheersing: „Het bedwingen van innerlijke aandrang, van zijn driften en hartstochten.” Men zou ook kunnen zeggen dat zelfbeheersing betekent het evenwicht bewaren en het in balans houden van mentale en fysieke krachten door ze in bedwang of binnen de perken te houden. Het is voor christenen mogelijk deze begeerlijke hoedanigheid, zelfbeheersing, ten toon te spreiden, want zij bezitten Gods heilige geest en „de vrucht van de geest [is] . . . zelfbeheersing [egkrateia]” (Gal. 5:22, 23). Evenals echter zij die echte parels zoeken er ijverig voor moeten werken ze te krijgen, moeten ook met de geest vervulde christenen er hard aan werken deze kostbare, met een parel te vergelijken hoedanigheid, zelfbeheersing, te ontwikkelen en aan de dag te leggen.
3. Hoe belangrijk is zelfbeheersing in het leven van een christen?
3 Men heeft Christus’ leven het ’toonbeeld van gematigdheid’, of zelfbeheersing genoemd. Dat zelfbeheersing in het leven van zijn volgelingen geen geringe rol speelt, blijkt duidelijk uit het feit dat, toen de apostel Paulus negentien eeuwen geleden voor de bestuurder Felix werd gebracht, hij tot hem sprak „over rechtvaardigheid en zelfbeheersing [egkrateia] en het komende oordeel”. Ja, zelfbeheersing was zo belangrijk dat Paulus deze eigenschap tot een speciaal onderwerp van bespreking maakte toen hij voor de Romeinse bestuurder Felix stond. — Hand. 24:24-27.
4, 5. (a) Zelfbeheersing zal een christen in staat stellen waaraan het hoofd te bieden naarmate het einde van dit samenstel van dingen naderbij komt? (b) Welke hedendaagse bewijzen zijn er dat Jehovah’s getuigen zelfbeheersing aan de dag leggen als zij vervolgd worden?
4 Zelfbeheersing was negentien eeuwen geleden een belangrijke christelijke hoedanigheid en is ook thans van levensbelang. Naarmate het einde van dit samenstel van dingen steeds dichterbij komt, zullen er tijden van spanning, van beklemmende benauwdheid en voor velen zelfs van verdriet komen. Als een christen Gods geest bezit en als vrucht daarvan zelfbeheersing, zal hij in staat zijn evenwichtig te blijven, terwijl anderen onder de druk bezwijken. Met zelfbeheersing kunnen en zullen christenen de dagelijkse spanningen van het leven verdragen en zullen zij de hevige stormen van vervolging doorstaan. Zij hebben reeds bewezen dat zij dit kunnen. Om het hoofd te kunnen bieden aan krachtige tegenstand en hevige vervolging zijn er natuurlijk verschillende christelijke hoedanigheden nodig. Zelfbeheersing is echter ongetwijfeld dringend noodzakelijk. In de oudheid legden christenen deze eigenschap op vele manieren aan de dag, zelfs met de dood voor ogen wanneer anderen hun beginselen vlug aan de kant gezet zouden hebben. Deze historische feiten behoeven hier geen verder bewijs. (Zie Ontwaakt! van 8 oktober 1962, bladzijden 20 en 21, en De Wachttoren van 1 juli 1958, bladzijden 396-398.) Er zij evenwel opgemerkt dat het geloof van christenen die zelfbeheersing bezitten, ook in de huidige tijd onder de hevigste druk niet aan het wankelen is gebracht.
5 In zijn boek, getiteld „The Nazi State”, schreef professor Ebenstein van de universiteit van Princeton met betrekking tot Jehovah’s getuigen: „Wanneer de getuigen de strijd voor hun religieuze overtuigingen niet opgaven, werd er een campagne van terreur tegen hen op touw gezet die alles overtrof wat er tegen andere slachtoffers van het nazisme in Duitsland werd begaan. . . . Het lijden van Jehovah’s Getuigen in de kampen was zelfs erger dan wat de joden, pacifisten of communisten toegemeten kregen. Zo klein als de sekte ook is, elk lid schijnt een vesting te zijn die vernietigd maar nooit ingenomen kan worden.” En met betrekking tot het vervolgen van Jehovah’s getuigen verklaart R. Mathison in zijn boek God Is a Millionaire: „Al deze vervolging werd met ere gedragen. . . . En misschien moeten de streng-conventionelen een les leren uit de onverzettelijke moed van deze vervolgde minderheid. Gedurende de Koreaanse oorlog bezweken de produkten van het gemakkelijke protestantisme, van onze militaire academies en onze betere middelbare scholen bij de vleet onder de druk en vleierijen van communistische hersenspoeling. Door een door het Ministerie van Oorlog gemaakte studie van het probleem kwam men tot een beschamende conclusie: Die enkele Getuigen van Jehovah die ten slotte in krijgsgevangenschap terechtkwamen . . . weerstonden zonder uitzondering de wetenschappelijke, psychologische krachtsinspanningen om hen tot het communisme te bekeren — beter dan een aantal vaderlandslievende officieren van West Point.” Het is duidelijk dat zelfbeheersing een van de hoedanigheden is die christenen nodig hebben om intense vervolging te verdragen. Er wordt natuurlijk ook in andere opzichten, in de verschillende aspecten van het leven, van de dienstknechten van Jehovah zelfbeheersing vereist. Hoe kan deze kostbare parel echter verkregen worden?
HOE DEZE VRUCHT VAN DE GEEST TE VERKRIJGEN
6, 7. (a) Wat is een primair vereiste bij het ontwikkelen en ten toon spreiden van zelfbeheersing? (b) Welke eigenschappen moeten christelijke gebeden om zelfbeheersing kenmerken?
6 „Als . . . gij, ofschoon gij boos zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven”, heeft Jezus eens betoogd, „hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan hen die hem erom vragen!” (Luk. 11:13) Wat een bemoediging! Inderdaad, christenen die Jehovah ernstig om zijn geest bidden zoals deze tot uitdrukking wordt gebracht in zelfbeheersing, zullen niet teleurgesteld worden omdat, „ongeacht wat wij vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort” (1 Joh. 5:14, 15). Wanneer u een christen bent die zelfbeheersing wil ontwikkelen en ten toon spreiden, bid dan tot Jehovah door bemiddeling van Christus om Gods geest ten einde deze waardevolle hoedanigheid tot uitdrukking te brengen (Joh. 14:6, 14). En neem, daar het voortdurende krachtsinspanningen zal vereisen om zelfbeheersing te bewaren, de waarschuwing ter harte om ’zonder ophouden te bidden’, om ’aan te houden in gebed’ en ’waakzaam te zijn met het oog op gebeden’ (1 Thess. 5:17; Rom. 12:12; 1 Petr. 4:7). Dit is allemaal goede raad!
7 Christelijke gebeden om Jehovah’s geest en zelfbeheersing moeten van oprechtheid en nederigheid blijk geven. Als er iets in een mens is, in zijn hart, waardoor zijn kalmte wordt aangetast, dient hij tot Jehovah te bidden zoals David dit vroeger deed toen hij smeekte: „Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op den eeuwigen weg” (Ps. 139:23, 24). Zulk een nederig, vurig gebed om Jehovah’s hulp zal stellig resultaten afwerpen.
8, 9. (a) Wat is er behalve gebed nog meer nodig voor het verkrijgen en bewaren van evenwicht? (b) Welke rol spelen christelijke vergaderingen in dit verband?
8 Behalve te bidden dient een christen die de parel, genaamd zelfbeheersing, op prijs stelt, eraan te werken om evenwicht te verkrijgen en te bewaren door dagelijks de bijbel te lezen en te bestuderen. Jozua kreeg de aanmaning: „Dit wetboek dient niet uit uw mond te wijken, en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij zorgvuldig moogt handelen overeenkomstig alles wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen” (Joz. 1:8, NW). Uit zulk een geregelde beschouwing van Gods wet zullen zelfbeheersing, evenwicht en ook wijsheid voortvloeien, mits u het bijbelse onderricht toepast. En zij die zich Jehovah voortdurend voor ogen stellen, zullen niet wankelen. — Ps. 16:8.
9 Begrip van schriftuurlijke leerstellingen, wetten en beginselen verkrijgt iemand echter niet automatisch. God bemoeit zich niet met afzonderlijke personen buiten zijn aardse organisatie om (Matth. 24:45-47). Na de uitstorting van de heilige geest op de pinksterdag in 33 G.T., kwamen Christus’ volgelingen in particuliere huizen bijeen, niet alleen om samen te eten en prettige omgang met elkaar te hebben, maar om Jehovah te loven. Zij hielden gemeentevergaderingen, waarop medegelovigen elkaar geestelijk konden helpen en aanmoedigen (Hebr. 10:24, 25; Matth. 18:20; Hand. 2:46, 47). Dit is thans net zo. Het bijwonen van christelijke vergaderingen stelt iemand in de gelegenheid het geestelijke onderricht te ontvangen dat van levensbelang is voor het ontwikkelen van de vruchten van Gods geest, met inbegrip van zelfbeheersing. Op zulke bijeenkomsten ziet men deze hoedanigheden bovendien in werking.
10. Hoe draagt geregelde activiteit in de christelijke bediening tot evenwichtigheid bij?
10 Het is ook uitermate belangrijk om geregelde activiteit in de christelijke bediening te ontplooien. Het draagt tot evenwichtigheid bij. Wanneer u, als een bedienaar van het evangelie tegenover vragen en twistpunten komt te staan en u ze op tactvolle wijze behandelt, ontwikkelt u rijpheid en een grotere zelfbeheersing. De ervaring die u in de bediening opdoet, zal u helpen uw kalmte, zelfbeheersing, te bewaren. Met die ervaring en Jehovah’s hulp kunt u, zelfs als u geprikkeld wordt, „uw spreken . . . altijd minzaam, gekruid met zout, [laten zijn,] opdat gij weet hoe gij een ieder een antwoord behoort te geven.” — Kol. 4:6.
11. Hoe helpt een geestelijke zienswijze iemand?
11 Het bestuderen van Gods Woord en het bezig zijn met de Koninkrijksbelangen zullen iemand ook in staat stellen geestelijke gezindheid te ontwikkelen. De problemen van het leven kunnen worden opgelost of op zijn minst verminderd worden door zich tot de Schrift te wenden en deze toe te passen. De man met een geestelijke zienswijze is evenwichtig; hij bezit zelfbeheersing en is gelukkig. Vul dus uw geest regelmatig met Gods gedachten. Laat niet na bijbelse beginselen te beredeneren en toe te passen als er problemen rijzen. Daardoor kunt u de kostbare parel der zelfbeheersing verkrijgen en in uw bezit houden. — 1 Kor. 2:6-16.
12, 13. Wat kan er, bij een beschouwing van zelfbeheersing, over gewoonten worden gezegd?
12 Het ontwikkelen van matigheid in alle dingen en het aankweken van goede gewoonten zullen ook tot zelfbeheersing bijdragen. Een christelijke opziener moet ’matige gewoonten hebben’. Hij is echter niet de enige in de gemeente die zo dient te zijn. Paulus zei: „Vrouwen moeten insgelijks . . . matige gewoonten hebben” (1 Tim. 3:2, 11). En de apostel schreef aan Titus: „De bejaarde mannen moeten matig in gewoonten zijn” (Titus 2:2). Matigheid en goede gewoonten zijn dus christelijke vereisten! Werk eraan om „matige gewoonten” te hebben en vergewis u ervan dat het alle goede gewoonten zijn. Dit zal u meer zelfbeheersing geven.
13 Maar wees op uw hoede! Anderen kunnen uw evenwicht aantasten. Wellicht hebt u nu nuttige christelijke gewoonten, maar pas op voor uw omgang. „Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33). Slechte vrienden kunnen u van christelijke omgang aftrekken en veroorzaken dat u iemand wordt die de wereld liefheeft. Sta nooit toe dat dit gebeurt, want „de wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte”. Leg dus vooral zelfbeheersing aan de dag bij het kiezen van uw vrienden. — 1 Joh. 2:15-17.
14. Hoe dient u degenen met wie u omgaat te behandelen ten einde een grotere zelfbeheersing te ontwikkelen? Waarom?
14 Als u uw vrienden hebt gekozen, hoe behandelt u hen dan? Wilt u meer zelfbeheersing ontwikkelen dan moet u in uw omgang met hen empathie hebben en uzelf soms in hun plaats stellen (Matth. 7:12). Als u twijfelt, leg het dan altijd in het voordeel van de andere partij uit. Hoeveel beter is dit dan te veronderstellen dat de vergissing die iemand maakt, als hij bij een bepaalde gelegenheid bijvoorbeeld verzuimt met u te spreken, een opzettelijk onheuse bejegening was. Bezie alle aangelegenheden evenwichtig. Leg zelfbeheersing aan de dag en toon inzicht. Dit zal u goeddoen. Bedenk dit: „Hij die blijk geeft van inzicht in een zaak, zal het goede vinden, en gelukkig is hij die op Jehovah vertrouwt.” — Spr. 16:20, NW.
15. Welk standpunt dient men ten aanzien van streng onderricht in te nemen?
15 Ten einde als christen zelfbeheersing nog verder te ontwikkelen, dient u nederig streng onderricht te aanvaarden. Het kan zijn dat u dit krijgt wanneer u de bijbel en christelijke publikaties leest en terechtwijzingen opmerkt die op uw eigen leven van toepassing gebracht dienen te worden. Of misschien wordt het u toegediend door een christelijke opziener, die eveneens streng onderricht ontvangt overeenkomstig hetgeen hijzelf nodig heeft. Waarom zouden wij het strenge bijbelse of christelijke onderricht van de hand wijzen? Het is ten slotte allemaal van God afkomstig, „want die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht” (Hebr. 12:6). Laten wij, nu wij de manieren waarop wij die parel, namelijk zelfbeheersing, kunnen verkrijgen aan een beschouwing onderworpen hebben, zien hoe waardevol ze is wanneer ze in actie is.
BEHEERS UW DRIFT, TONG EN GEDACHTEN
16. (a) Waarmee kan een man die zijn drift niet beheerst, vergeleken worden? (b) Wiens aard is opmerkenswaardig?
16 In de oudheid was een stad zonder muren of met muren die door een vijandelijke bende doorbroken waren, werkelijk machteloos. Hetzelfde is echter het geval met een man die zijn drift niet beheerst. In Spreuken 25:28 staat: „Een stad met omvergehaalde muren, zo is iemand die zijn geest niet in bedwang heeft.” Zo’n man is niet werkelijk evenwichtig. Het ontbreekt hem ook aan inzicht, want in Spreuken 19:11 (NW) wordt verklaard: „Het inzicht van een mens vertraagt stellig zijn toorn.” Zulk een man dient aan Christus te denken. Jezus heeft over zichzelf gezegd: „Ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart.” Hij verklaarde zachtaardige personen gelukkig (Matth. 11:29; 5:5). Als u dus de neiging in u voelt opkomen in woede uit te barsten, mediteer dan over zijn woorden en volg zijn voorbeeld na. — Hebr. 12:1-3.
17. Kunnen onvolmaakte mensen hun geest beheersen? Bewijs uw antwoord.
17 Het kan evenwel zijn dat u van mening bent dat het voor Jezus, een volmaakt mens, betrekkelijk gemakkelijk was zijn geest te beheersen en dat het een heel andere zaak is als het onvolmaakte mensen betreft. Is dat echter zo? Abraham en Lot waren slechts onvolmaakte mensen, hoewel zij rechtvaardige mannen waren (Gen. 15:6; 2 Petr. 2:7). Wat deden Abraham en Lot toen hun herders in een hevige twist verwikkeld raakten? „Abram [zei] tot Lot: Laat er toch geen twist zijn tussen mij en u, en tussen mijn herders en uw herders, want wij zijn mannen broeders.” Zij gingen uit elkaar maar zij bleven als „broeders” op goede voet met elkaar (Gen. 13:5-12). Welnu, zijn christenen geen geestelijke broeders? Ja, natuurlijk. Dan dienen ook zij moeilijkheden met zelfbeheersing op te lossen, niet in een geest van toorn. Hoe onchristelijk zou het zijn anders te handelen!
18. Welke handelwijze, wat geestesgesteldheid betreft, dienen christenen na te bootsen en wiens handelwijze dienen zij te vermijden?
18 Misschien herinnert u zich twee vleselijke broers, zonen van Jakob, die een betere zegen verspeelden omdat zij heftige mannen waren, geneigd tot toorn. Toen hij op zijn sterfbed zijn zonen zegende, zei Jakob met betrekking tot hen: „Simeon en Levi zijn broeders; hun gereedschappen zijn werktuigen van geweld. Mijn ziel hebbe geen deel aan hun beraadslaging, mijn geest sluite zich niet aan bij hun vergadering. . . . Vervloekt zij hun toorn, want die is hevig, en hun grimmigheid, want die is hard. Ik zal hen verdelen onder Jakob en verstrooien onder Israël” (Gen. 49:5-7). Deze heftige zonen van Jakob handelden hard en in toorn. Zij hadden geen zelfbeheersing, terwijl Abraham en Lot dit wel bezaten. Christenen dienen beslist de handelwijze van Simeon en Levi te vermijden en die van Abraham en Lot na te bootsen.
19. Wat is de uitwerking van onbeheerste drift? Welke schriftuurlijke raad dient dus ter harte te worden genomen?
19 Onbeheerste drift schaadt de verhouding tot anderen en het toont aan dat men niet verstandig is. „De dwaas laat zijn gansen toorn den vrijen loop”, zegt Spreuken 29:11, „maar de wijze houdt dien in en doet hem bedaren”. Terecht verklaarde de Bijeenbrenger van weleer: „Beter een lankmoedige dan een hoogmoedige. Wees niet te spoedig geërgerd in uw geest, want ergernis huist in den boezem der dwazen” (Pred. 7:8, 9). Wijsheid wordt niet ten toon gespreid door iemand die egoïstisch is. En „wie spoedig toornig is, begaat dwaasheid” (Spr. 14:17). Neem dus niet snel aanstoot. Stel u boven kleingeestige ergernissen. „Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HERE, Hij zal u helpen” (Spr. 20:22). Zoek wegen om de toorn van anderen af te wenden, eraan denkend dat „een zacht antwoord . . . de grimmigheid af[keert], maar een krenkend woord wekt den toorn op” (Spr. 15:1). Ook al verwekken anderen aanstoot, handel dan snel om de zaken recht te zetten. Sla acht op Paulus’ woorden: „Wordt toornig en zondigt toch niet; laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde stemming verkeert.” — Ef. 4:26; Matth. 5:23, 24.
20. Wat zei Johannes over iemand die zijn broeder haat? Hoe dienen christenen derhalve te handelen?
20 Christenen kunnen zich niet veroorloven hun zelfbeheersing te verliezen en driftig te worden, waardoor zij haat in plaats van liefde tonen en zij zullen een dergelijke vijandschap ook niet koesteren (Spr. 26:24-26). Als zij dit zouden doen, zouden zij in duisternis zijn. De apostel Johannes schreef: „Wie zegt dat hij in het licht is en toch zijn broeder haat, is tot nu toe in de duisternis. Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en er is in zijn geval geen aanleiding tot struikelen. Maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en hij weet niet waarheen hij gaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind” (1 Joh. 2:9-11). Bewaar, ongeacht waar u bent of onder welke omstandigheden u verkeert, uw zelfbeheersing. Wees thuis bijvoorbeeld geen norse echtgenoot, vittende vrouw of pruilend, humeurig kind (Kol. 3:18-20). Onbeheerste drift leidt tot woede en spijt. Maar zij die vriendelijk, niet nors, bedachtzaam, niet kritisch, en zachtaardig in plaats van humeurig zijn, zullen in die opzichten de goedkeuring van de hemel hebben.
21, 22. Het beheersen van de tong vereist het ter harte nemen van welke schriftuurlijke raad?
21 Om uw drift te beheersen, moet u natuurlijk uw tong beheersen. Jakobus schreef: „Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort. Het is niet juist, mijn broeders, dat deze dingen zo blijven geschieden. Een bron doet toch niet uit dezelfde opening het zoete en het bittere opborrelen? Mijn broeders, een vijgeboom kan toch geen olijven voortbrengen of een wijnstok vijgen. Evenmin kan zout water zoet water voortbrengen” (Jak. 3:10-12). Ja, Jakobus besprak de tong en het krachtige punt dat hij hiermee onder onze aandacht wil brengen, is duidelijk: christenen moeten stellig hun tong in bedwang houden.
22 Ontuchtige taal, geroddel en laster zijn in het leven van een christen niet op hun plaats. „Laat geen verdorven woord uit uw mond voortkomen”, zei Paulus tot de Efeziërs, „maar elk woord dat goed is tot opbouw waar het nodig is, opdat daardoor iets meegedeeld mag worden wat gunstig is voor de hoorders. . . . Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen, evenals alle slechtheid” (Ef. 4:29-31). Schuw onreine spraak. En waak over hetgeen u over anderen zegt (Ps. 15:1-3). Verspreid geen roddelpraat en luister er zelfs niet eens naar. Als verhalen herhaald worden, worden ze vaak opgesmukt. Geroddel kan zich op die manier tot laster ontwikkelen, waarover tot de Israëlieten wordt gezegd: „Gij zult onder uw volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan” (Lev. 19:16). Neem die woorden ter harte. Beheers uw tong hierin en in andere opzichten.
23. Hoe kunnen christenen hun gedachten beheersen en welke soort van gedachten dienen vermeden te worden?
23 Indien u echter geroddel, laster en ontuchtige taal wilt mijden, moet u uw gedachten beheersen. Als er dus iets bij u opkomt dat onjuist of onrein is, oefen dan zelfbeheersing. Breng u dingen voor de geest die rechtvaardig, eerbaar en lieflijk zijn, dingen waarover gunstig wordt gesproken, die deugdzaam zijn en lof verdienen en mediteer daarover (Fil. 4:8, 9). Bid tot Jehovah om grotere zelfbeheersing. Dit betekent dat wij het moeten vermijden materialistisch te denken en ook te tobben. Jezus zei ten slotte dat, ’ook al heeft iemand overvloed, zijn leven niet voortspruit uit de dingen die hij bezit’ (Luk. 12:15). Waarom dus bezorgd te zijn? Jehovah weet wat u nodig hebt op het gebied van voedsel, drinken en kleding. Christus verklaarde wijselijk: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:25-34). Wat een goede raad! Volg deze op, oefen zelfbeheersing en u zult werkelijk gelukkig zijn.
TOON ZELFBEHEERSING BIJ ETEN, DRINKEN EN ONTSPANNING
24. (a) Hoewel iemand met betrekking tot eten misschien nog niet een gulzigaard is, kan het toch welke uitwerking hebben? (b) Wat kan eruit voortvloeien als men bij het drinken van alcoholische dranken geen zelfbeheersing heeft?
24 Hoewel wij ons niet al te veel zorgen dienen te maken over het verkrijgen van voedsel of drinken, dienen wij, als wij deze dingen eenmaal hebben, zelfbeheersing aan de dag te leggen. Spreuken 23:20, 21 geeft ons de waarschuwing: „Verkeer niet met wie zich te buiten gaan aan wijn en vlees; want een drinker en een doorbrenger verarmen, en slaperigheid doet lompen dragen.” Het behoeft natuurlijk nog niet zover te gaan dat men met betrekking tot eten ronduit gesproken een gulzigaard is. Maar als men te veel eet, kan dit een lethargische, onvruchtbare dienst en slaperigheid op christelijke vergaderingen betekenen. Oefen daarom zelfbeheersing bij het eten. En vermijd vooral dronkenschap. Dit verlaagt iemand. Als een christen zich zou bedrinken, zou dit anderen bovendien tot struikelen kunnen brengen en smaad op Jehovah’s organisatie werpen. Dronkenschap kan iemands leven gemakkelijk totaal verwoesten, want een onberouwvolle gewoonte-dronkaard moet uit de christelijke gemeente gesloten worden. Zijn gebrek aan zelfbeheersing komt hem duur te staan! — 1 Kor. 6:9, 10.
25. Wat dienen christenen bij het zoeken en genieten van ontspanning in gedachten te houden?
25 Zelfs wanneer een christen zich ontspant, kan hij zijn zelfbeheersing niet vergeten als hij God wil behagen. Als hij ontspanning geniet, moet hij matig zijn. Het beoefenen van sport moet bijvoorbeeld een juiste plaats blijven innemen. „Lichamelijke oefening is nuttig voor weinig”, schreef Paulus, „maar godvruchtige toewijding is nuttig voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven” (1 Tim. 4:8). Bij het zoeken van ontspanning zal een ware christen niet toegeven aan de onvolmaakte neigingen van het gevallen vlees, doch hij zal vormen van ontspanning of amusement kiezen die een opbouwende uitwerking op hem zullen hebben. Hij zal evenwel ook met een goed oordeel des onderscheids te werk gaan door niet laat op te blijven, hetgeen nadelig kan zijn voor zijn gezondheid en zijn doeltreffendheid in de bediening kan verminderen. Hij zal dus bijvoorbeeld op zaterdagavond vroeg naar bed gaan, zodat hij fris en helder voor de bedieningsactiviteit op zondagmorgen zal zijn. Waarom energie dwaas te verspillen op zoek naar ontspanning en dan door gebrek aan zelfbeheersing juist het doel ervan voorbij te streven?
26. Waarom is zelfbeheersing alle moeite die u ervoor doet om ze te verkrijgen en ten toon te spreiden waard?
26 Het is dus duidelijk dat, net als de uitgelezen echte natuurparel, zelfbeheersing noch verkregen, noch verder ontwikkeld kan worden zonder ernstige krachtsinspanningen. Het is echter alle moeite die u ervoor doet om deze hoedanigheid te verkrijgen en ten toon te spreiden waard. Overdenk alleen maar de waarde en belangrijkheid ervan. Door in deze laatste dagen zelfbeheersing te ontwikkelen en aan de dag te leggen, zult u Jehovah behagen. En door getrouw jegens hem te blijven, zult u zo gelukkig zijn zowel thans als in zijn beloofde nieuwe ordening zijn zegen te ontvangen (2 Petr. 3:11-13). Zelfbeheersing is in feite thans, nu er zoveel te doen is in het loven van Jehovah en in de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk, voor uw christelijke vooruitgang van groot belang.