’Talmt niet in hetgeen gij moet doen’
1. (a) Waar staat Jehovah voor bekend, en hoe verwacht hij dat door hem toegewezen taken ten uitvoer zullen worden gebracht? (b) Wat kan er met betrekking tot zijn voornemens worden gezegd?
JEHOVAH GOD, de grote Eerste Oorzaak, de Schepper van hemel en aarde, is de nimmer dralende, nimmer vermoeid rakende, nimmer met werken ophoudende Opperste Handwerksman, die bekendstaat voor zijn nauwgezetheid en betrouwbaarheid. Wanneer Jehovah bij het verwezenlijken van zijn voornemen schepselen bepaalde taken toewijst die zij ten uitvoer moeten brengen, dan verwacht en verlangt hij dat die taken met angstvallig nauwgezette zorg en nauwkeurigheid worden verricht. Het in dit opzicht in gebreke blijven, brengt vreselijke gevolgen voor de achteloze mede. Nogmaals, wanneer Jehovah verklaart wat er in de toekomst zal geschieden, dan zorgt hij er voor dat zijn Woord in vervulling gaat. Hij die eeuwig leeft en nooit slaapt, gaat ijverig voort er op toe te zien dat alles in overeenstemming met zijn welbehagen en volmaakte wil wordt volbracht. Niets wordt aan het toeval overgelaten. — Num. 23:19; 1 Sam. 15:29; Jes. 55:10, 11; Mal. 3:6; Titus 1:2; Hebr. 6:18.
2. Welk tweevoudige werk is er in vervulling van Mattheüs 24:45-47 verricht?
2 Op deze punten wordt in de opsomming van ver in de toekomst liggende gebeurtenissen welke aan de voleinding van dit samenstel van dingen zouden geschieden, op krachtige wijze de nadruk gelegd. In die profetie welke in het 24ste hoofdstuk van Mattheüs staat opgetekend, maakte Jehovah bij monde van Christus Jezus bekend dat hij een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse op aarde zou hebben aan wie hij al zijn Koninkrijksbelangen zou toevertrouwen (Matth. 24:45-47, NW). Het was daarom niet zo maar toevallig dat toegewijde mannen en vrouwen sedert 1870 uit de trouweloze Christenheid vergaderd begonnen te worden. God had zich voorgenomen hen als een organisatie te gebruiken tot het verrichten van een tweevoudig werk. Ten eerste moesten zij bekendmaken dat de tijden der heidenen, die in 607 v. Chr. waren begonnen, in 1914 n. Chr. tot een einde moesten komen, op welke tijd Jehovah zijn officiële macht tot zich zou nemen en door zijn gezalfde Koning in de hemelen zou beginnen te regeren. Daarom werd deze bekendmaking dus ongeveer zeven en dertig jaren lang vóór 1914 uitgebazuind.a Dat werk werd in werkelijkheid afgebeeld door datgene wat Johannes de Doper verrichtte, een werk dat bestond in het ’bereiden van de weg voor Jehovah’ (Ps. 110:1-3; Jes. 40:3; Mal. 3:1-3; Matth. 11:10; 25:31-33; Joh. 3:28; 1 Petr. 4:17). Daarna, nadat de Heer als koning aan de macht zou zijn gekomen, werd deze zelfde getrouwe en goedgekeurde organisatie gebruikt, en ze wordt nog steeds gebruikt, om het goede nieuws van het opgerichte Koninkrijk tot de uiterste einden der aarde te prediken (Matth. 24:14). Er kan niet de minste twijfel over bestaan dat Jehovah God in deze laatste helft van de twintigste eeuw nog steeds zulk een dienstorganisatie op aarde heeft, die als zodanig wordt erkend.
3. Welke lijst bevat het Jaarboek van internationale organisaties, en in welk opzicht is de vermelding van het Genootschap uniek?
3 Het Jaarboek van internationale organisaties (1951-52) werd samengesteld in samenwerking met de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Natiën, en wordt uitgegeven door het Dienstcentrum van De Unie van Internationale Verenigingen, Palais D’Egmont, Brussel, België. Het bevat een uitgebreide lijst van alle bekende internationale organisaties, tezamen met een beschrijving van hun structuur, doelstellingen, en werkzaamheden. Wanneer men dit lijvige boekwerk van meer dan 1200 pagina’s doorbladert, komt men er diep van onder de indruk te ontdekken dat er slechts één van de meer dan 1100 daarin vermelde organisaties, werkelijk is toegewijd aan het werk dat de Heer aan zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft toegewezen. Die organisatie, het niet als rechtspersoon erkende lichaam van Jehovah’s getuigen, wordt vertegenwoordigd door haar wettelijke werktuig, het Watch Tower Bible and Tract Society. Op de pagina’s 314-316 van deze gezaghebbende publicatie staat het volgende.
WATCH TOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY
4, 5. Wat zegt dat Jaarboek over het ontstaan en de doelstelling van het Genootschap?
4 GESCHIEDENIS In 1872 in de Verenigde Staten van Amerika gesticht. In 1884 als Zion’s Watch Tower Tract Society als rechtspersoon erkend, huidige naam in 1896 aangenomen. Het Genootschap is en is altijd geweest: een niet-politieke, niet-commerciële, charitatieve, religieuze corporatie en vereniging zonder winstgevend doel, uitsluitend toegewijd aan Bijbelonderwijs.
5 DOELSTELLINGEN Om: op te treden als de dienaar van en het wettige wereldomvattende bestuurslichaam voor die groep van Christelijke personen die als Jehovah’s getuigen bekendstaan; het evangelie van Gods Koninkrijk onder Christus Jezus aan alle natiën te prediken als een getuigenis voor de naam, het woord en de oppermacht van de Almachtige God Jehovah; Bijbels te drukken en te verspreiden en Bijbelse waarheden in verscheidene talen te verbreiden door middel van het vervaardigen en uitgeven van lectuur die inlichtingen en commentaar bevat waardoor Bijbelse waarheden en profetieën betreffende de oprichting van Jehovah’s koninkrijk onder Christus Jezus worden verklaard; vertegenwoordigers, dienaren, employé’s, leraars, onderwijzers, evangelisten, zendelingen en bedienaren van het evangelie te machtigen en aan te stellen om tot de gehele wereld te gaan en in het openbaar en van huis tot huis tot personen die bereid zijn om te luisteren, Bijbelse waarheden te prediken en te onderwijzen, door bij zulke personen genoemde lectuur achter te laten en daaruit Bijbelstudiën te leiden; mannen, vrouwen en kinderen geestelijk en zedelijk te verbeteren door Christelijk zendingswerk en door de mensen liefdadige en weldadige onderwijzing te geven over de Bijbel en daarmede in verband staande wetenschappelijke, historische en literaire onderwerpen; particuliere Bijbelscholen en -cursussen op te richten en in stand te houden om mannen en vrouwen kosteloos in de Bijbel, Bijbelse lectuur en Bijbelse geschiedenis te onderrichten; mannen en vrouwen tot bedienaren van het evangelie, zendelingen, evangelisten, predikers, onderwijzers en sprekers te onderrichten, te oefenen, op te leiden en toe te rusten; . . . radio-zendstations te gebruiken of te exploiteren voor de prediking van dit evangelie van het koninkrijk . . . (Charter van het Genootschap).
6-9. Hoe beschrijft dat Jaarboek de organisatie en activiteit van Jehovah’s getuigen?
6 ACTIVITEITEN Jehovah’s getuigen zijn op primitieve wijze georganiseerd, evenals de apostolische vroege kerk, zonder klassen van geestelijken en leken, allen zijn broeders en zusters, een ieder heeft zich persoonlijk opgedragen, is gewijd en aangesteld, zonder menselijke leider, zij volgen alleen Christus Jezus, zijn verantwoording verschuldigd aan Jehovah God voor zijn bediening die zij jegens Hem verrichten. Zij hebben gemeenten, bewerken de aarde systematisch van huis tot huis, waardoor zij alle personen bereiken, leiden in de gemeente en in de huizen Bijbelstudiën, prediken van podiums af, zowel binnenshuis als buiten, gebruiken de radio, drukpers en andere moderne hulpmiddelen in Bijbelonderwijs, hetgeen alles vrijwillig wordt gedaan.
7 Het programma van het Genootschap is Jehovah’s getuigen bij te staan om alle personen naar de Bijbel als Gods woord der waarheid te leiden, de aanbidding van Jehovah God hoog te houden, zijn koninkrijk van rechtvaardigheid onder Christus Jezus als de enige hoop der mensheid voor te staan, de mensen te onderwijzen in de rechtvaardige beginselen van de Bijbel, namelijk, eerlijkheid, rechtschapenheid, eenheid, moraliteit, welvoeglijkheid, oprechtheid, eerbied en vrees voor God.
8 Doordat het Genootschap voorziet in Bijbels in allerlei vertalingen en talen, tijdschriften, brochures, boeken en traktaten als Bijbelstudiehulpmiddelen, en doordat het bedienaren van het evangelie grondig opleidt tot zendingswerk en hen ondersteunt in het zendingsveld, bevordert het de werkelijke eenheid onder de mensen van alle natiën.
9 Het Genootschap heeft de primitieve, apostolische bediening van huis tot huis hersteld; heeft regionale, nationale en internationale Bijbelconferenties, vergaderingen en congressen georganiseerd. Leidt zendelingen op aan de Wachttoren Bijbelschool Gilead. Het niet-commerciële radiostation WBBR zendt sedert 24 februari 1924 onafgebroken uit.
GENOOTSCHAP GOEDGEKEURD VOOR IJVERIGE DIENST
10. Waarom is er heden ten dage geen andere groep of organisatie die Jehovah’s werk ten uitvoer brengt?
10 Onder al de religieuze stelsels der Christenheid wordt er geen andere groep van mensen noch een enkele organisatie gevonden die zich thans met Jehovah’s werk bezighoudt. Dit is niet zo omdat zij er nimmer de gelegenheid toe hebben gehad, maar, zoals wordt geïllustreerd in de gelijkenis van de talenten, het is veeleer hieraan te wijten dat toen de Here Jezus de luie en vadsige leiders der Christenheid ter verantwoording riep en bevond dat zij de Koninkrijksvoorrechten die hun waren gegeven, hadden begraven, hij hen allen tezamen als een „boze en luie slaaf” veroordeelde. Alle verdere dienstvoorrechten in verband met Gods werk werden van hen weggenomen en werden aan Jehovah’s theocratische genootschap van gezalfde getuigen, de „goede en getrouwe slaaf”, gegeven. Bovendien verklaarde de Meester uit de gelijkenis: „Werpt de onnutte slaaf uit in de duisternis buiten. Daar zal hij wenen en knarsetanden” (Matth. 25:14-30, NW). Het is daarom niet verwonderlijk te zien dat de sektarische denominaties van de Christenheid blind in de duisternis rondtasten, terwijl hun leiders in een bittere, door haat opgewekte woede tieren tegen Jehovah’s getrouwe en goedgekeurde getuigen. Jehovah’s getuigen daarentegen zijn vanwege hun ijver en bekwaamheid in het zorgdragen voor de Koninkrijksbelangen uit de duisternis naar voren gehaald en bevinden zich nu in een eerbare dienstpositie voor de Superieure Autoriteiten, Jehovah God en Christus Jezus. „Ziet gij een man die vaardig in zijn werk is? Hij zal in de tegenwoordigheid van koningen verkeren; Hij zal niet in de tegenwoordigheid van obscure mensen verkeren.” — Spr. 22:29, AT.
11. Hoe laat de activiteit van Jehovah’s getuigen zich in tijden van gevaar vergelijken met die van de luilakken der Christenheid?
11 Indien er buiten gevaar dreigt, verkiest de luilak er doorheen te slapen; indien een leeuw op prooi uit is, proberen de luiaards zich te verbergen terwijl anderen jacht op die leeuw maken (Spr. 22:13; 26:13, NBG). Zo is het sedert de eerste wereldoorlog geweest. Wanneer er wilde, beestachtige dictators over de aarde zwerven en hele natiën verslinden, volgen de luiaards der Christenheid de luie handelwijze, de weg die bestaat in het sluiten van compromissen en de weg van de minste weerstand, maar Jehovah’s ijverige getuigen aarzelen niet deze verslindende totalitaire beesten openlijk het hoofd te bieden, wat het ook moge kosten, en dit doen zij wegens hun vurige liefde voor dat wat rechtvaardig en waarachtig is en wegens hun intense toewijding aan de Allerhoogste God. Dit is dus nog een reden waarom Jehovah zijn getrouwe volk met een glimlach van goedkeuring heeft beloond en nog beloont.
12. Welk goddelijk bevel heeft Jehovah’s volk ter harte genomen, en in weerwil waarvan?
12 Het overweldigende bewijs dat in de gebeurtenissen van recente jaren wordt gevonden, laat zien dat Jehovah’s organisatie, afgebeeld door de stad Jeruzalem uit de oudheid, het goddelijke bevel ter harte heeft genomen haar handen niet te laten verslappen, niet te laten „hangen” (PC), niet ’slap te laten neerhangen’ (LV), of ’slap te laten worden’ (NBG). ’Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Zion! laat uw handen niet slap worden. Jehovah, uw God, is in het midden van u, [een machtige], Die verlossen zal’ (Zef. 3:16, 17, AS). Als gevolg daarvan zijn de handen van Jehovah’s volk uitermate actief in het doen van datgene wat hij hun toewijst, en zij doen het met geheel hun kracht, met oprechte ijver en met dynamische energie — de Almachtige, Jehovah, zij gedankt, die hen voortdurend ondersteunt en kracht geeft door zijn heilige geest! Hetzij dat Jehovah’s getuigen een mate van vrede en rust genieten of de meest duivelse tegenstand ondervinden, hetzij in of buiten de concentratiekampen, legaal of ondergronds, voor of achter totalitaire gordijnen van ijzer of bamboe, volhardend rukken zij voorwaarts met datgene wat hun is opgedragen, namelijk, het goede nieuws van het opgerichte Koninkrijk tot de einden der aarde te prediken.
13. Welke toename is er sedert 1919 geweest, en ter lofprijzing van wie?
13 Dit is natuurlijk geen ijdel gesnoef op wat slechts schepselen hebben gedaan of nog doen. Alle lof en eer en dank voor wat deze organisatie verricht, gaat naar Jehovah, en niet naar een mens of naar een groep van mensen, en dat zeer terecht. Denkt u eens even in! In de betrekkelijk korte periode van enkele jaren sinds hun bevrijding uit de Babylonische gevangenschap in 1919 is het overblijfsel van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” tezamen met hun metgezellen van goede wil op phenomenale wijze toegenomen van slechts een handvol tot een nieuw hoogtepunt van 456.265 verkondigers die in 1952 in het veld het evangelie bedienden! Het is precies zoals Jehovah had gezegd dat het zou zijn: „De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, [Jehovah], zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen.” — Jes. 60:22.
14. Tot op welke hoogte is dit werk ten uitvoer gebracht wat het aantal landen, de bestede tijd en de verspreide lectuur betreft?
14 Jehovah heeft zijn getuigen bijeengebracht uit alle natiën, uit meer dan 127 verschillende landen, streken, gebieden en eilanden der zee. Indien wij hun activiteit in de glorierijke Koninkrijksdienst afmeten naar de tijd die zij in de loop der jaren aan het prediken hebben besteed, dan bedraagt dit totaal vele honderden millioenen uren. Ja, want het afgelopen jaar alleen al werden er door deze dienaren van God meer dan 68.700.000 uren bericht! Het aantal Bijbels, boeken, brochures en tijdschriften dat door deze bedienaren van het evangelie in meer dan honderd talen werd uitgegeven en verspreid, bedraagt veel meer dan het drie vierde gedeelte van een milliard exemplaren. Waarlijk, terwijl de religieuze geestelijken en de leken der Christenheid hebben gesluimerd en geslapen en hun tijd hebben verlummeld aan wereldse bezigheden, is het genootschap van Jehovah’s getuigen zeer ijverig bezig geweest met het zorg dragen voor zijn werk. „De gemakzucht van een lui mens is zijn ondergang, want zijn handen zullen niet arbeiden; de gehele dag door rust hij op zijn gemak — terwijl een goed mens zonder ophouden werkt.” — Spr. 21:25, 26, Mo.
DIENAREN DER ORGANISATIE
15. Hoe wordt dit werk onder de diverse dienaren verdeeld en door hen gedragen?
15 Wij lezen dat Christus in de vroege Christelijke gemeenschap „sommigen [heeft gegeven] als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als zendelingen, sommigen als herders en leraars, met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus” (Ef. 4:11, 12, NW). Zo wordt eveneens in deze latere periode de gehele verantwoordelijkheid van het werk verdeeld onder en gedragen door diverse dienaren der organisatie. Het veld der aarde is verdeeld in bijkantoren, de bijkantoren zijn onderverdeeld in districten, de districten bestaan uit zones, en de zones zijn samengesteld uit groepen of gemeenten die elk een of meer dienstcentra hebben. Alles bij elkaar zijn er bijna 14.000 georganiseerde gemeentelijke groepen over de gehele aarde.
16. Welke toestand heerst er in Jehovah’s organisatie, in plaats van een onderscheid in geestelijken en leken?
16 Een opmerkenswaardig feit is het volgende: in Gods theocratische organisatie bestaan geen zogenaamde klassen van „geestelijken” of „leken”. Er zijn geen Schriftuurlijke gronden voor zulke kerkelijke onderscheidingen. In werkelijkheid verklaarde Christus met nadruk: „Maar gij, laat u niet ’Rabbi’ [Mijn voorname; Mijn uitstekende, voetnoot] noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt. Noemt bovendien niemand op aarde uw vader, want Eén is uw Vader, de Hemelse. Laat u ook geen ’leiders’ noemen, want uw Leider is één, de Christus. Maar de grootste onder u moet uw dienaar zijn. Al wie zich verhoogt, zal vernederd worden, en al wie zich vernedert, zal verhoogd worden” (Matth. 23:8-12, NW). De dienaren in Jehovah’s organisatie gaan niet zoals de geestelijken der Christenheid gekleed in speciale eregewaden waardoor zij worden onderscheiden. Zij ontvangen geen grote salarissen voor hun diensten. Evenmin dragen zij een zweep van autoriteit waardoor hun de macht wordt verleend de gemeente iets voor te schrijven, de baas over haar te spelen, haar te kastijden of over haar te heersen. Jehovah zij geprezen dat zulke anti-christelijke praktijken niet worden aangetroffen onder Jehovah’s getuigen! In plaats daarvan worden deze rechtmatig aangestelde opzieners der kudde Gods als slaven van Jehovah en als dienaren van hun broeders en zusters tot dienst aangespoord door de zuivere beweegredenen van liefde en onzelfzuchtigheid. Zij worden aangesteld om anderen bij te staan betere dienaren van God te worden, betere predikers der waarheid, betere zangers van Jehovah’s lof. Zij worden, zoals de apostel zegt, aangesteld „met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus”.
17. Hoe werd de noodzaak dat opzieners een juist voorbeeld stellen, in de voorbeeldige theocratische regeling getoond?
17 De activiteit en de verrichtingen van Gods organisatie zijn slechts het totaal van wat de individuele leden doen, en dit hangt in hoge mate af van het voorbeeld dat door hun opzieners en dienaren wordt gesteld. Dit werd geïllustreerd in de voorbeeldige theocratische regeling, die onder het volk Israël werd ingesteld, waarbij de Levieten terzijde werden gezet en werden aangesteld om opzicht uit te oefenen over verschillende plichten. Sommigen waren priesters, terwijl anderen dienden als ambtenaren, rechters, portiers of musici. Wederom lezen wij hoe ’zeventienhonderd kloeke mannen, het opzicht [hadden] over Israël aan de Westzijde van den Jordaan, voor alles wat het werk voor Jehovah en den dienst des konings betrof’ (1 Kron. 23:1-5; 26:29, 30, NBG; AS). Een ieder had zijn respectieve diensttoewijzing, en naar de mate dat zij individueel goed voor deze plichten zorgdroegen, had de natie voorspoed. Wanneer deze dienaren van Israël daarentegen indolent, traag en onverschillig werden ten opzichte van hun dienstvoorrechten had de natie in haar geheel terneerdrukkende tegenslagen te lijden.
18. Op welke wijze is 1 Korinthe 12:18-20 heden ten dage van toepassing?
18 Zo is het heden ten dage ook in de tegenbeeldige theocratische organisatie. „God [heeft] de leden in het lichaam geplaatst, een ieder van hen, zoals het hem behaagde. Wanneer zij allen één lid waren, waar zou het lichaam zijn? Maar nu zijn er vele leden, en toch maar één lichaam. Gij nu zijt het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk leden” (1 Kor. 12:18-20, 27, NW). Een bepaalde dienaar krijgt de toewijzing voor de publiciteitsactiviteit van een plaatselijke gemeente zorg te dragen. Een andere dienaar wordt aangewezen om zorg te dragen voor het gebied. Weer een andere wordt de verantwoordelijkheid gegeven de hulpgroepsdienaar te zijn. Evenzo hebben andere dienaren andere taken te vervullen. Indien een ieder zich nu goed van zijn taak kwijt, er ijverig en doeltreffend aan werkt terwijl hij alleen maar oog heeft voor datgene waarmede hij Jehovah, en niet schepselen, kan behagen, dan is de gemeente voorspoedig en breidt zich onder Gods zegen en leiding uit (Ef. 6:6-8). Indien de dienaren in een groep daarentegen lusteloos of lui zijn, of indien zij geheel opgaan in de aangelegenheden dezer wereld, totdat zij weinig of geen tijd over hebben voor de zaken van Jehovah, naar die mate kwijnt de groep weg in een slappe toestand van stilstand.
ONTWAAKT! TALMEN VERBODEN!
19. Waarom is het nu hoog tijd levend, wakker en actief te zijn?
19 Dood of levend, in slaap of wakker, werkeloos of actief, in welke toestand verkeert gij? Het is werkelijk hoog tijd levend, wakker en actief te zijn. „Gij [weet] de tijd. . . . dat het uur reeds is aangebroken waarin gij uit de slaap dient te ontwaken, want nu is onze redding dichterbij dan toen wij gelovigen werden” (Rom. 13:11, NW). Doch indien gij de voorkeur geeft aan een staat van inactiviteit dan zult gij uw zin hebben „want er is geen werk . . . in het graf, waar gij heengaat” (Pred. 9:10). De dood zal u in slapende ledigheid overvallen wanneer hij in de nabije toekomst deze oude wereld in Armageddon verslindt. „De grote dag van Jehovah is nabij; hij is nabij, en zeer haastende.” Vandaar het bevel, „Gaat uit van haar, mijn volk”; verlies geen tijd, ga haastig van haar uit, vlucht, nu er nog gelegenheid is! Het is tegenwoordig precies hetzelfde als toen Jehovah zijn verschrikkelijke macht tegen het Egypte uit de oudheid ontketende en zijn volk op een verheven en machtige wijze bevrijdde. Indien gij de kusten van Gods beloofde koninkrijk hoopt te bereiken, moet gij niet achter blijven bij Gods organisatie onder leiding van de grotere Mozes, Christus Jezus, wanneer deze organisatie uit dit oude samenstel van dingen marcheert, tussen de muren van Armageddons vernietigende wateren, die vaneen zijn gegaan, heentrekt en de vrijheid der nieuwe wereld ingaat. Achteraan te slepen of achter te blijven, betekent het risico te lopen door de Duivel en zijn achtervolgende Egyptische horden te worden overvallen. — Zef. 1:14, AS; Openb. 18:4, NW.
20. Waarom dienen leeglopers op te passen?
20 Leeglopers, past op! Er zijn nog steeds enkelen die zich met de organisatie verbinden en die beweren dat zij in de waarheid zijn, maar toch hebben zij geen werken om dit te bewijzen. Indien zij ooit enig geloof hebben gehad, dan is dat nu dood (Jak. 2:14-26). In de geloften die zij Jehovah deden toen zij zich opdroegen, zeiden zij dat zij in zijn wijngaard aan het werk zouden gaan, maar zij hebben dit nooit gedaan. Jehovah nu zegent degenen die aan het werk gaan, en niet de luilakken die zeggen dat zij aan het werk zullen gaan maar het niet doen. „Azijn voor de tanden en rook voor de ogen: Dat is de luiaard, voor wie hem een boodschap laat doen.” Laten dezulken de waarschuwing ter harte nemen: Talmen verboden in de theocratische organisatie! Indien gij niet werken wilt, zult gij niet eten. — Spr. 10:26, PC; Matth. 21:28-31; 2 Thess. 3:7-12.
21. Welke geestesgesteldheid hebben zij die het opgeven, en waarom dienen wij niet de wens te hebben hen na te volgen?
21 Dan zijn er degenen die het opgeven, zij die met werken beginnen maar die het goeddoen moe worden, die langzamer gaan werken en die er ten slotte helemaal mee ophouden. Sommigen van dezen kunnen voordat zij verslappen een lange tijd werken en de hitte van vele vurige beproevingen doorstaan, evenals de mopperaars van wie in de gelijkenis over de penning (de denarius) gewag wordt gemaakt. „Een man die laks is in zijn werk, is even slecht als een verkwister”; en God haat verkwisters (Spr. 18:9, Mo; Matth. 20:1-16). Zij hebben dezelfde geestesgesteldheid die door Adam, Ezau, Saul en Salomo, om er een paar te noemen, aan de dag werd gelegd, die om de een of andere reden hun dienstvoorrechten prijsgaven en er mede ophielden Jehovah in heilige opstelling en kledij te aanbidden. „Gedenkt de vrouw van Lot” want ook zij was van dat soort (Luk. 17:32). Neen, nooit wordt de overwinning behaald door hen die het opgeven. Daarom schrijft de apostel ter aanmoediging van ons: „Laten wij daarom niet ophouden met goed te doen, want ter bestemder tijd zullen wij oogsten indien wij niet opgeven.” „Legt u op deze plichten toe, laat ze u geheel in beslag nemen . . . blijft aan uw werk.” Gij dient onder geen enkele omstandigheid toe te laten dat Satan uw geest door een sluwe of listige bedriegerij van Jehovah’s kostbare dienst aftrekt, want „niemand die de hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar dat wat achter is, is goed bekwaam voor het koninkrijk Gods”. — Luk. 9:62; Gal. 6:9, NW; 1 Tim. 4:15, 16, Mo.
22, 23. (a) Welke verplichtingen legt de Schrift de dienaren in de gemeente op? (b) Hoe dienen zulke dienaren te werk te gaan bij het zich op de juiste wijze kwijten van hun verplichtingen?
22 Gij dienaren in de gemeente van God, gij die opzicht, de grotere dienstvoorrechten, hebt gekregen: weest juiste voorbeelden door wakker en actief te zijn, door er vlug bij te zijn naar organisatie-instructies te luisteren en prompt te gehoorzamen. „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, doch bereidwillig, noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar volijverig, noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, doch als voorbeelden voor de kudde wordend” (1 Petr. 5:2, 3, NW). Houdt u niet achteraf en denkt niet dat gij de kudde van achteren wel kunt drijven. Zij zijn schapen, de schapen des Heren, en schapen moeten geleid worden. Neemt dus de leiding in de diverse takken van de activiteit in het veld en zij zullen volgen zolang gij de Grotere Schaapherders van de kudde volgt. — 1 Kor. 4:16; 11:1.
23 In aanvulling op uw persoonlijke predikingsactiviteit moet gij als dienaren de plaatselijke omstandigheden bestuderen, naar wegen en middelen zoeken om de Koninkrijksbelangen uit te breiden. Ook is nauwe samenwerking tussen dienaren en verkondigers een goddelijk vereiste. Schenkt als opzieners niet al uw tijd en aandacht aan de sterken en actieven, maar besteedt ook tedere zorg aan de ongeregelde verkondigers, de zieken en gekwelden, de langzamen en zwakken. „Wij toch, die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn, en niet, ons zelf te behagen” (Rom. 15:1, NW). Dit alles vereist weliswaar veel werk, zwaar werk, maar het is noodzakelijk ter bevordering van de zuivere aanbidding op aarde. Houdt in gedachten dat zij die hard werken in de Heer Zijn goedkeuring hebben, want in de ogen van Jehovah is „een ijverig mens een zeldzame schat” (Spr. 12:27, Mo; Rom. 16:12). Gij aangestelde dienaren en toekomstige vorsten van de nieuwe wereld talmt dus niet! Werkt hard, slaat niet in de lucht. Weest betrouwbaar en doeltreffend in hetgeen gij doet, in Jehovah’s werk. Indien gij zo handelt, kunt ook gij tezamen met de hardwerkende Paulus zeggen: „Want hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God, die een Redder is van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen.” — 1 Tim. 4:10; 1 Thess. 2:9, NW.
24. Welk groots voorrecht heeft de individuele verkondiger?
24 En gij verkondigers in de organisatie, gij zijt zeker begunstigd, want door uw krachtsinspanningen wordt het werk dat de „getrouwe en beleidvolle slaaf” is toegewezen, volbracht, namelijk, het prediken van goed nieuws aan de mensen, het vertroosten van hen die treuren, het verbinden van gebroken harten, het openen van de ogen der blinden, het tonen van de weg der vrijheid aan de gevangenen, en het bekendmaken van de dag der wraak van onze God. Wat een groots voorrecht! Wat een glorierijke schat des dienstes! (Jes. 61:1-3; Luk. 4:18, 19; 2 Kor. 4:7). Daarom dient gij, hetzij dat gij een groepsverkondiger zijt die één of negen en negentig uur werkt, of hetzij gij als een pionier meer dan honderd uren per maand aan het prediken besteedt, stellig met grote zorg en behoedzaamheid te werken, en met die energieke ijver die Jehovah en zijn organisatie eigen is. Ga voort met het werk, en terwijl gij dit doet, bedenk dan dat de poging die in het werk wordt gesteld, niet alles is. Ten slotte tellen de resultaten, en resultaten worden verkregen door op een doeltreffende manier pogingen aan te wenden. Maak daarom op logische wijze plannen voor uw werk. Wees bestendig. Toon volharding, doorzettingsvermogen. Geef de Koninkrijksbelangen de eerste plaats in uw leven, niet de tweede plaats, niet de laatste plaats, doch de eerste. Zoals de apostel zegt: „Geen enkele man die als soldaat dient, verwikkelt zich in de commerciële bezigheden des levens, opdat hij de goedkeuring zal kunnen verkrijgen van degene die hem als soldaat in dienst heeft genomen. Doet uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die niets heeft waarover hij zich behoeft te schamen.” En Gods Woord onderricht ons wederom „goddeloosheid en wereldse begeerten te verwerpen en met een gezonde geest en rechtvaardigheid en godvruchtige toewijding te midden van dit tegenwoordige samenstel van dingen te leven, . . . een volk dat speciaal van hem is, dat ijverig is voor goede werken”. — 2 Tim. 2:4, 15; Titus 2:11-14, NW.
25. Welke aansporingen tot ijverig werk geeft de Schrift ons?
25 Ah ja, „wij zijn Gods medewerkers”, „met hem samenwerkend” een volk dat Jehovah toebehoort en aan zijn dienst is toegewijd! „Daarom, mijn geliefde broeders, wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop bezig zijnde in het werk des Heren, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer” (1 Kor. 3:9; 15:58; 2 Kor. 6:1, NW). Het lijdt geen twijfel, als Jehovah’s getrouwe getuigen zijt gij zeer zeker volop bezig. Daarom, „al wat gij doet, doet het met geheel uw ziel als voor Jehovah, en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah het u toekomende loon van de erfenis zult ontvangen” (Kol. 3:23, 24, NW). Ja, Jehovah vergeldt „een ieder . . . naar zijn werk”, want „God is niet onrechtvaardig zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond, zou vergeten, aangezien gij de heiligen hebt gediend en blijft dienen”. Om deze reden, wegens Jehovah’s rechtvaardigheid en getrouwheid, dringt de apostel er op aan dat gij „dezelfde naarstigheid aan de dag legt om tot aan het einde de volle verzekerdheid van de hoop te hebben, opdat gij niet traag moogt worden, maar weest navolgers van hen die door middel van geloof en geduld de beloften beërven”. — Ps. 62:13; Jer. 17:10; Rom. 2:6; Hebr. 6:10-12, NW.
26. Waarom is het nu niet de tijd om te aarzelen? en wat mogen wij niet doen indien wij eeuwig leven in een paradijs van volmaaktheid willen verkrijgen?
26 Indien gij de slavernij van Satans samenstel van dingen zoekt te ontvlieden, indien gij de doornen en distelen der zonde en corruptie moe zijt, indien gij een effen heirweg wilt bewandelen die naar Gods koninkrijk leidt, indien gij er vurig naar verlangt om voor altijd in een paradijs van volmaaktheid te leven, vermijd dan de wegen der trage, luie luilakken. „Traagheid voert tot dienstbaarheid,” „de weg van den luiaard is als een doornhaag,” „de luiaard koestert begeerten, doch krijgt niets” (Spr. 12:24; 13:4, LV; 15:19, NBG). Dit is er de tijd niet voor om te treuzelen of te aarzelen. De Koning zit op zijn hemelse troon. Jehovah’s „vreemde werk” nadert snel zijn succesvolle einde. De zegepralende dag der beslissende overwinning voor Jehovah’s glorierijke koninkrijk is nabij. Ontwaakt! „Talmt niet in hetgeen gij moet doen. Zijt vurig van geest. Zijt slaven van Jehovah.” — Rom. 12:11, NW.
[Voetnoten]