Wat bedoelde de wijze man?
Grijp de gelegenheid aan
Bij tijden doen zich uitstekende gelegenheden voor om goed te doen of iets nuttigs te verwerven. Vanwege de onzekerheden die het leven in dit huidige stelsel biedt, kan er echter geloof nodig zijn om op juiste wijze voordeel te trekken van bepaalde situaties. Maar als wij in zo’n geval in twijfel verkeren over wat wij zullen doen, zouden wij wel eens iets kunnen mislopen wat werkelijk de moeite waard is. Het is heel goed mogelijk dat wij dan geen bron van aanmoediging voor anderen zijn.
De wijze koning Salomo verschafte zeer praktische raad over deze aangelegenheid. Hij schreef: „Zend uw brood uit op de oppervlakte van de wateren, want na verloop van vele dagen zult gij het terugvinden. Geef een deel aan zeven, of zelfs aan acht, want gij weet niet welke rampspoed op de aarde zal geschieden” (Pred. 11:1, 2). Deze woorden zijn over het algemeen opgevat als een aansporing om vrijgevig te zijn.
Iemand kan nooit weten wat het resultaat van zijn vrijgevigheid zal zijn. In zijn ogen lijkt het misschien alsof hij iets aan een waterplas geeft, en dat hij daar geen directe resultaten van hoeft te verwachten. Niettemin kan zijn vrijgevigheid hem bij anderen geliefd maken, waardoor zij op hun beurt vrijgevig zullen zijn als hij werkelijk in nood komt. Dit wil niet zeggen dat degene die oprecht vrijgevig is, dit berekenend moet gaan doen en erop moet gaan rekenen dat het hem vergoed wordt. Neen, hij schept er veeleer behagen in om iets aan anderen te geven, in het volste vertrouwen dat hij altijd van het nodige voorzien zal zijn. Hij laat zijn vrijgevigheid dus niet slechts ten behoeve van twee of drie uitverkoren personen beperkt blijven, maar hij geeft aan „zeven, of zelfs aan acht”, omdat zijn vrijgevigheid uit zijn hart komt. Enkele voorzichtige personen vinden dit misschien zeer onverstandig, omdat zij bang zijn dat men in geval van rampspoed dan zelf in behoeftige omstandigheden kan komen te verkeren. Het is echter veel waarschijnlijker dat degene die altijd vrijgevig is geweest, geholpen wordt als hij voor grote moeilijkheden komt te staan. Jezus Christus bracht iets dergelijks onder woorden toen hij zei: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een ruime, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten.” — Luk. 6:38.
Iemands vrijgevigheid kan zelfs vergeleken worden met het planten van rijst in grond die onder water staat. Na „vele dagen” zal hetgeen aldus geplant is, rijp worden en een rijke opbrengst geven.
Vervolgens vestigt Salomo de aandacht op bepaalde vaststaande wetten ten einde aan te tonen dat besluiteloosheid met betrekking tot de aangelegenheden van het leven niet de beste handelwijze is. Hij merkt op: „Indien de wolken gevuld zijn met water, gieten ze louter stortregen uit op de aarde; en indien een boom naar het zuiden valt of indien hij naar het noorden valt, op de plaats waar de boom valt, daar zal hij blijken te zijn” (Pred. 11:3). Deze dingen gebeuren gewoonweg; ze kunnen niet door de mens in de hand gehouden worden. Waarom zouden wij dus besluiteloos zijn en als gevolg daarvan aarzelen om vrijgevig te zijn of datgene te doen wat gedaan moet worden? Als het gaat regenen, gaat het regenen. Als een boom een bepaalde kant op gaat vallen, dan valt hij ook die kant op. En dat geldt ook voor veel andere dingen in het leven. Op zich zal het feit dat wij werkeloos toekijken, niet garanderen dat die dingen niet gebeuren.
Als iemand richting zou proberen te geven aan zijn leven door eerst te trachten precies vast te stellen wat wel of wat niet kan gebeuren, zou hij niets tot stand brengen. Dit blijkt uit wat Salomo vervolgens opmerkt: „Hij die op de wind let, zal niet zaaien [uit angst dat het zaad zal wegwaaien]; en hij die naar de wolken ziet, zal niet oogsten [uit angst dat als hij het graan maait, het nat zal worden voordat hij het kan opslaan].” — Pred. 11:4.
Wij moeten daarom voortgaan met hetgeen gedaan moet worden, in het besef dat er onvermijdelijk onzekerheden zullen blijven bestaan. Het is niet mogelijk het werk van God te doorgronden, dat wil zeggen de een of andere regel te ontdekken waardoor wij precies kunnen vaststellen wat hij bij de volvoering van zijn voornemen zal doen of toelaten, ten einde ons bij onze aangelegenheden door zo’n regel te laten leiden. Salomo maakte duidelijk dat Gods werk voor de mens net zo’n mysterie is als de groei van een baby in de baarmoeder. Hij schreef: „Evenmin als gij u ervan bewust zijt wat de weg van de geest is in de beenderen in de buik van haar die zwanger is, zo ook kent gij het werk van de ware God niet, die alle dingen doet.” — Pred. 11:5.
Met het oog op de onzekerheden van het leven en ’s mensen onvermogen om bepaalde vaststaande wetten te veranderen, geeft Salomo de volgende raad: „Zaai in de morgen uw zaad en laat tot de avond uw hand niet rusten; want gij weet niet waar dit succes zal hebben, hetzij hier of daar, of dat beide even goed zullen zijn” (Pred. 11:6). De beste handelwijze is daarom om ijverig met onze werkzaamheden door te gaan, en niet toe te laten dat onzekerheden ons zó kwellen dat onze activiteiten eronder te lijden hebben, of het nu om geestelijke doeleinden, werelds werk of vrijgevigheid gaat.
Dit kan ertoe bijdragen dat iemand een opgewekte kijk op het leven heeft. Salomo schreef: „Het licht is ook zoet, en het is goed voor de ogen de zon te zien; want al leeft een mens zelfs vele jaren, laat hij zich in die alle verheugen” (Pred. 11:7, 8). Aangezien alleen de levenden het licht en de zon kunnen waarderen, wijst Salomo er hier op dat het goed is om te leven en dat iemand er vreugde uit moet putten dat hij leeft. Hij voegt er echter een ernstig stemmende gedachte aan toe: „Laat hij denken aan de dagen van duisternis, hoewel die vele zouden kunnen zijn; elke dag die gekomen is, is ijdelheid” (Pred. 11:8). Iemand moet niet uit het oog verliezen dat hij zijn kracht en sterkte kan verliezen als de „dagen van duisternis”, of de ouderdom, hun intrede doen. Wanneer hij oud en zwak is geworden, kan hij tot de ontdekking komen dat, terwijl het leven zich jaar in jaar uit voortsleept, elke dag ijdelheid en ogenschijnlijk leeg en zinloos is. Laat hij dus, zolang hij daartoe in staat is, eropuit zijn gezonde vreugde uit het leven te putten, waarbij hij van goed overleg blijk geeft en Gods leiding zoekt bij alles wat hij doet.