Het huidige leven niet het allerbelangrijkste
HOEWEL het goed is ernaar te streven zo lang en gelukkig mogelijk te leven, is zelfs dit streven aan beperkingen gebonden. Het is niet goed dit leven tot het allerbelangrijkste in ons bestaan te maken en tot letterlijk alles bereid te zijn om het te behouden. Evenmin is het verstandig met zulk een fanatieke ijver bepaalde doeleinden na te streven dat juiste beginselen in het gedrang komen, dat God uit het beeld verdwijnt of dat elke hoop op toekomstig leven buiten beschouwing wordt gelaten.
Sommige mensen hechten bijvoorbeeld zoveel waarde aan het behoud van hun huidige leven, dat ze bereid zijn alle waarden waarin ze geloven op te geven, ja, zelfs hun geweten geweld aan te doen, om maar het vege lijf te redden. Dit bleek wel tijdens de verhoren van de nazi-misdadigers in Neurenberg; de gedaagden zeiden dat de wreedheden en zelfs de massamoorden waarvan zij werden beschuldigd, verklaard moesten worden ’uit de angst die zij hadden gehad voor hun superieuren in het nazi-commando’. In hun geval bleken dus de bijbelwoorden dat zij „uit vrees voor de dood . . . aan slavernij onderworpen waren”, maar al te waar (Hebr. 2:15). Een leven dat men slechts kan verlengen door slaafse angst is stellig niet erg verkieslijk.
Evenmin kan men een leven goed of gelukkig noemen wanneer het volledig is gewijd aan de verwerving van een grote naam. Sommigen hebben getracht het een of andere monument ter nagedachtenis aan zichzelf achter te laten, zodat hun naam „onsterfelijkheid” zou verwerven. Of zij hebben zich zo in beslag laten nemen door een bepaald streven of een carrière dat ze geen tijd meer hebben om werkelijk van het leven te genieten; of zij veronachtzamen de geestelijke zijde van het leven. Anderen hebben „genieten” tot het enige doel in hun leven gemaakt, met als enig resultaat dat zij aan het eind van hun leven met een groot gevoel van leegte achterblijven.
Het resultaat van grondig onderzoek en experimenteren
Koning Salomo, die faam heeft verworven als een van de wijste en rijkste mannen die ooit op aarde hebben geleefd, stelde een zorgvuldig onderzoek in naar alles wat de mensheid nastreeft en wat dit voor een afzonderlijk mens oplevert. Salomo had de rijkdom, de macht en de middelen om een grondig onderzoek naar deze kwestie in te stellen. Hij vermeed immorele en onverkwikkelijke praktijken, die misschien aangenaam lijken maar geen werkelijke bevrediging of blijvend geluk brengen. Maar hij probeerde wel de plezierige bezigheden uit waartoe rijkdom en macht iemand in staat stellen. Hij merkte op:
„Ik hield mij bezig met grotere werken. Ik bouwde mij huizen . . . Ik legde mij tuinen en parken aan, en ik plantte daarin allerlei vruchtbomen, . . . Ik verwierf dienstknechten en dienstmaagden. . . . Ook kwam ik in het bezit van vee, runderen en kleinveekudden in grote hoeveelheid . . . Ik stapelde ook zilver en goud voor mij op, en het bezit dat eigen is aan koningen . . . Ik verschafte mij zangers en zangeressen en de heerlijke verrukkingen der mensenzonen, een dame, ja, dames. . . . Ik hield mijn hart van geen enkele soort van verheuging terug, . . . en dit werd mijn deel van al mijn harde werk.”
Maar wat was het resultaat? Salomo vertelt ons:
„En ik, ja ik, wendde mij tot al mijn werken die mijn handen hadden verricht en tot het harde werk waaraan ik hard had gewerkt om het tot stand te brengen, en zie! alles was ijdelheid en een najagen van wind, en er was niets dat voordeel afwierp onder de zon.” — Pred. 2:4-11.
Na de ijdelheid te hebben ingezien van genoegens en het verrichten van grote werken, keek Salomo naar degenen die net als hij grote menselijke wijsheid hadden verworven en naar hetgeen dit leven hun zou opleveren. Hij bracht de situatie met betrekking tot zichzelf en andere vermaarde wijzen als volgt onder woorden:
„Ikzelf zei in mijn hart: ’Een afloop zoals die van de verstandeloze zal ook mij treffen.’ Waarom was ik dan, ja ik, destijds zo uitermate wijs geworden? En ik sprak in mijn hart: ’Ook dit is ijdelheid.’ Want er is tot onbepaalde tijd niet méér gedachtenis aan de wijze dan aan de verstandeloze. In de dagen die reeds aanbreken [naarmate iemand ouder wordt], wordt iedereen stellig vergeten, en hoe zal de wijze sterven? Mét de verstandeloze.” — Pred. 2:15, 16.
Salomo verklaarde ten slotte:
„Het slot van de zaak, nu alles is gehoord, is: Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens. Want de ware God zelf zal elk soort van werk in het gericht brengen met betrekking tot alles wat verborgen is, of het goed is of slecht.” — Pred. 12:13, 14.
Dus hoe prijzenswaardig een bepaald doel ook mag zijn, wanneer wij het gaan nastreven ten koste van wat voor ons werkelijk belangrijk is en wij onszelf niet de tijd of de gelegenheid gunnen om na te denken over de toekomst die God voor de mensheid in gedachten heeft, zal ons leven uitlopen op ijdelheid. De wereld zal verder gaan, ondankbaar, zonder waardering en ons uiteindelijk zelfs vergeten. Kunnen wij daarom uitzien naar een toekomst die verder reikt dan de dood?
[Inzet op blz. 10]
Bij de processen die tegen de oorlogsmisdadigers van het nazi-rijk zijn gevoerd, gaven de gedaagden toe dat zij uit angst voor de dood hun geweten geweld hadden aangedaan
[Illustratie op blz. 11]
Een leven geheel gewijd aan genoegens leidt tot leegheid
[Illustratie op blz. 11]
De rijke koning Salomo raadde na waarneming en eigen ervaring aan tot de volgende handelwijze die hij voor de mens het verstandigst achtte: „Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden”