Vragen van lezers
● Is Adam louter en alleen gestorven omdat hij uit de hof van Eden werd verdreven en het daarbuiten groeiende onvolmaakte voedsel moest eten? — L.D., Verenigde Staten.
Adam werd niet gewaarschuwd voor het eten van het buiten de hof voorkomende voedsel, maar wel voor het nuttigen van bepaalde vruchten welke binnen de hof groeiden, namelijk van de boom der kennis van goed en kwaad: „Maar aangaande de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan moet gij niet eten, want op de dag dat gij er van eet, zult gij beslist sterven” (Gen. 2:17, NW). De vruchten van deze boom waren niet vergiftig, integendeel, de vrouw zag „dat de vrucht van de boom goed was tot voedsel en dat ze een behagen was voor de ogen, ja, de boom was begeerlijk om aan te zien. Daarom begon zij van zijn vrucht te nemen en er van te eten. Daarna gaf zij er ook van aan haar echtgenoot toen deze bij haar was en hij begon er van te eten.” Het kwaad school in wat het eten ondanks Jehovah’s verbod symboliseerde, namelijk, dat het eerste mensenpaar dacht dat zij zelf konden beslissen wat goed en wat kwaad was. Door hun ongehoorzaamheid begon hun geweten te spreken: „Toen werden de ogen van hen beiden geopend en zij begonnen te beseffen dat zij naakt waren. Zij naaiden daarom vijgebladeren aan elkaar en maakten zich lendebedekkingen.” — Gen. 3:6, 7, NW.
Door deze opstandige ongehoorzaamheid brachten zij Jehovah’s doodvonnis over zich. Zij werden uit de hof verdreven en door een bewerking van de grond moesten zij in het zweet van hun aanschijn een moeizaam bestaan leiden, maar zij stierven niet ten gevolge van het eten van dit voedsel. Zij stierven ten gevolge van hun ongehoorzaamheid en niet wegens het voedsel. Nu de mens echter ter dood was veroordeeld en onvolmaakt was, gebruikte Jehovah dit voedsel ten dele om het vonnis ten uitvoer te leggen, maar het was er niet louter en alleen het gevolg van. Toen Jezus als mens op aarde was, was hij volmaakt, had het recht op leven en kon eeuwig als een volmaakt mens op aarde hebben geleefd. Enkelen betwijfelen dit en zeggen dat hij, doordat hij ons huidige voedsel nuttigde, onvolmaakt zou zijn geworden en gestorven zou zijn. Zou dit het gevolg van het nuttigen van dit voedsel zijn geweest, dan moet dit proces in zijn drieëndertig en een half jarige leven een aanvang hebben genomen, en in dat geval zou hij bij zijn sterven niet langer volmaakt zijn geweest, aldus niet de gelijke van Adam en evenmin een geschikte loskoper. Wij weten echter dat Jezus bij zijn sterven een volmaakt mens was, de gelijke van Adam, en dat hij de geschikte loskoper is. Zijn volmaaktheid werd niet teniet gedaan door het voedsel dat hij at. Het voedsel is niet louter en alleen de factor welke tot sterven leidt; het hangt niet af van wat u eet of niet eet, maar of u Jehovah gehoorzaamt of niet. In Adams geval was dit net zo.
● Verwijst de „hitte door de schaduw ener dikke wolk” (Jes. 25:5) naar de vernietigende hitte en de wolk welke een atoombomexplosie begeleiden? — M.E., Illinois, V.S.
Wij kunnen deze vraag met een resoluut Neen beantwoorden! Tracht men deze bijbelse uitdrukking, welke is ontleend aan de Statenvertaling, aldus toe te passen, dan rukt men ze uit haar verband. Let eens op hoe Jesaja 25:5 volledig luidt: „Gelijk de hitte in een dorre plaats, zult Gij [Jehovah] de onstuimigheid der vreemdelingen nederdrukken; gelijk de hitte door de schaduw ener dikke wolk, zal het gezang der tirannen vernederd worden.” Waarvan is hier in Jesaja’s profetie sprake? Er wordt geen melding gemaakt van de hitte welke zich ontwikkelt onder de bij een atoombomexplosie gevormde paddestoelvormige wolk, maar er wordt in aangetoond hoe Jehovah God in deze „tijd van het einde” de hitte van beproevingen en vervolgingen over zijn getuigen door de wolk van zijn tegenwoordigheid en bescherming zou verminderen. Op een hete dag geeft een wolk door haar schaduw een welkome verkwikking; de hitte wordt er door nedergedrukt of verminderd. Jehovah handelt evenzo door zijn „wolk.”
Het is op zijn plaats hier een aanhaling te doen uit The Watchtower van 15 oktober 1943, alwaar het volgende commentaar wordt gegeven op Jesaja 25:5:
„Door de wolk van zijn tegenwoordigheid in hun midden, waardoor zij Gods goedkeuring en zegeningen ontvangen voor hun onder druk getoonde getrouwheid, heeft hij hen overschaduwd en de hitte van religieuze wreedheid dragelijk gemaakt. De in de tempel verblijvende Zoon Gods [Jezus Christus] is bij hen in de vurige oven (Dan. 3:19-25). Omdat zij beseffen dat de voornaamste strijdvraag over Gods universele heerschappij zo nauw samenhangt met het bewaren van hun rechtschapenheid jegens hem, kunnen zij onwrikbaar standhouden tegen de voortdurend tegen hen beukende stormwinden van de religieuze, politieke, rechterlijke en commerciële samenzweringen. De luidruchtige, onstuimige demonstratie waarmede de Babylonische tirannen hun oorlogscampagne tegen het getuigeniswerk van Jehovah beginnen, wordt vernederd of teruggebracht tot een bitter teleurgesteld gesis, daar hun strijd tegen God niets vermag. Hoe terecht zeide de profetie [Jesaja 25:5]: ’Het gezang der tirannen zal vernederd worden’ (Ro); ’het gezang der geweldenaars gedempt.’ — NBG.”