Universele ontwapening door het Koninkrijk der hemelen
„Zij zullen den oorlog niet meer leren.” — Jes. 2:4.
1. Waarom is universele ontwapening thans op komst, en wie zullen zich erin verheugen?
UNIVERSELE ontwapening is op komst. Lang vóór deze twintigste eeuw werd er een visioen van gegeven. Ruim vijfentwintig eeuwen geleden werd het in woorden die zijn opgetekend en tot op deze tijd bewaard zijn gebleven, voorzegd. Wij behoren thans tot het gezegende geslacht der mensheid dat de verwezenlijking ervan zal meemaken. Voor ons, die nu onder de grootste en kostbaarste last van bewapeningen gebukt gaan waarvan in de geschiedenis der natiën ooit melding is gemaakt, is ook de grootste bevrijding weggelegd. Wij, die nu door vrees voor het verschrikkelijkste middel waardoor algehele vernietiging kan worden bewerkstelligd, worden gekweld, zullen met het invoeren van een oneindige vrede tot rust worden gebracht. Wij, die nu voor het grootste verlies van menselijk leven en de onmetelijkste verwoesting van ons aardse tehuis staan, zullen een tijd beleven wanneer de dood zal plaatsmaken voor leven in volmaakte gezondheid en schoonheid op een bloeiende aarde die even mooi zal zijn als ’s mensen eerste paradijs. Universele ontwapening zal op een opmerkelijke wijze in onze tijd verwezenlijkt worden. De onweerstaanbare strijdkrachten die alle natiën zullen ontwapenen, staan op het punt in te grijpen, en in onze tijd zullen zij een werkelijke, blijvende ontwapening tot stand brengen.
2. Aan wie schrijven mensen de eer om dit te bewerkstelligen toe, en welke belofte ligt in de profetische woorden die zij in een muur hebben laten griffen, opgesloten?
2 Wie zal de eer hebben universele ontwapening te bewerkstelligen? De mensen van deze wereld zien hiervoor naar mensen op en zouden deze eer aan mensen of een menselijke macht willen toeschrijven. Zo hebben zij in het hartje van de stad New York bijvoorbeeld op een stenen muur aan het Plaza der Verenigde Naties de profetische woorden laten griffen: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen. De ene natie zal tegen de andere het zwaard niet opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren”.a In deze woorden ligt de belofte van internationale ontwapening opgesloten, welke door een tijdperk van vrede en menselijke broederschap — gedurende welke periode de aarde tevens bebouwd en vruchtbaar gemaakt zal worden — gevolgd zal worden.
3. Welke commissie werd er ingesteld ten einde de Verenigde Naties tot deze geëerde macht te maken, en met welke resultaten?
3 De persoon of macht die deze ontroerende woorden zou verwezenlijken, zou beslist worden geëerd en zou terecht de dank ontvangen van allen die graag in internationale vrede en broederschap wensen te leven. Vastbesloten de organisatie van de Verenigde Naties tot die geëerde macht te maken, stelden de Verenigde Naties in overeenstemming met de bepalingen van het charter van deze organisatie een ontwapeningscommissie in. Na twaalf jaar haar werkzaamheden verricht te hebben, had deze commissie nog steeds niets tot stand gebracht. Onder druk van een machtig lid van haar Veiligheidsraad werden de werkelijke ontwapeningsbesprekingen in plaats van door de ontwapeningscommissie van de Verenigde Naties door een uit tien natiën bestaande commissie buiten de internationale organisatie gehouden.
4. Wanneer brak er voor de V.N. een ongewone dag aan, en welke recente prestaties had de mens tegen die tijd op zijn naam staan?
4 Op vrijdag, 18 september 1959 kwam er voor de Verenigde Naties een ongewone dag. Tegen die tijd waren intercontinentale ballistische projectielen die atoom- of waterstofbommen over een oceaan naar een vijandelijk land kunnen vervoeren, een harde realiteit. Er werd niet alleen over een atoomoorlog gesproken waarop men zich voorbereidde, maar er werden ook voor een chemische en biologische oorlog voorzieningen getroffen. Door mensen gemaakte manen, die door raketten met een ontzaglijke stuwkracht in hun baan waren geschoten, cirkelden hoog in de interplanetaire ruimte om de aarde. Er cirkelden zelfs door mensen gemaakte planeten rond de zon en de zondag vóór deze bijzondere dag was een 390 kg wegende bol, die met een raket vanaf het grondgebied van communistisch Rusland was weggeschoten, in de buurt van de „zee van rust” op de maan terechtgekomen.
5. Wat gebeurde er op die vrijdagmiddag in de V.N., en welke resultaten zou het hebben wanneer het destijds voorgestelde plan ten uitvoer werd gebracht?
5 Het was dus een elektriserende vrijdagmiddag toen het hoofd van de Socialistische Sowjet-Republieken voor de eerste maal in de geschiedenis het podium van de algemene vergaderzaal van de Verenigde Naties besteeg om de vertegenwoordigers van die uit tweeëntachtig natiën bestaande organisatie toe te spreken. Hij roerde in zijn toespraak vele onderwerpen aan die voor de gehele wereld van groot belang zijn, voordat hij zijn nieuwe plan met betrekking tot de brandende kwestie van onze tijd onthulde. Zijn voorstel — van zijn kant een nieuw voorstel — behelsde „algemene en algehele ontwapening” voor alle natiën van deze wereld. Binnen vier jaar zouden alle natiën hun wapens en strijdkrachten moeten afschaffen en zich in een vriendschappelijke wedijver in vreedzame beroepen moeten bekwamen. Louter het bezitten van moderne wapens vormde reeds een gevaar, want er zou in dat geval slechts een „enkel vonkje” nodig zijn om een atoomoorlog te doen ontbranden. Met de thans door hem voorgestelde „algemene en algehele ontwapening zouden de staten op grond van de materiële mogelijkheden alleen maar een vreedzame politiek kunnen najagen”. Aldus zouden alleen de strijdkrachten welke nodig zijn om de binnenlandse veiligheid te bewaken, worden gehandhaafd.
6. Waarom sloeg dit laatste Russische voorstel bij de Vergadering niet als een donderslag in, en wat verzocht de Sowjet-Unie de Vergadering naderhand te doen?
6 Dit laatste Russische voorstel, dat de sowjetpremier in eigen persoon indiende, sloeg bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties niet als een donderslag in. De Amerikaanse en Britse minister van buitenlandse zaken hadden toen zij de voorgaande dag het Westerse plan aan de Algemene Vergadering voorlegden, al wat van de schokkende uitwerking van de op het programma staande toespraak van de premier weggenomen. Dit Westerse plan voorzag in regelingen voor een evenwichtige ontwapening welke in drie fasen zou moeten geschieden om uiteindelijk de later door de sowjetpremier voorgestelde totale ontwapening te bewerkstelligen. Op elke stap in die richting zou bovendien een doelmatige controle moeten worden uitgeoefend. Het netelige probleem van inspectie en controle onder de ogen ziend, opperde de sowjetpremier tevens het plan „een internationaal controlelichaam, waarin alle staten vertegenwoordigd zijn, op te richten, ten einde te voorkomen dat iemand zijn verplichtingen ontduikt”. Dit ingrijpende voorstel voor zulk een „algemene en algehele ontwapening” werd door sommigen zeer sceptisch ontvangen. Toch waren er ook verscheidenen die het wenselijk achtten het Russische voorstel ernstig op te vatten en zorgvuldig te bestuderen om te ontdekken wat het waard was, welke praktische kanten het bezat en hoe het toegepast zou kunnen worden. Kort daarna heeft de Sowjet-Unie de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gevraagd het voorstel van haar premier van „algemene en algehele ontwapening” als een „belangrijke en dringende kwestie” op de agenda op te nemen.
7, 8. (a) Welke vragen stellen wij onszelf met het oog op de periode van twaalf jaren waarin de besprekingen op een dood punt waren blijven staan? (b) Welke vroegere verwerpingen van een dergelijk plan maken het onwaarschijnlijk dat het thans verwezenlijkt zal worden?
7 Tot op die tijd had de kwestie van de ontwapening twaalf jaar lang op een dood punt gestaan en had de ontwapeningscommissie van de V.N. in het geheel niets bereikt. Moeten wij verwachten dat de tweeëntachtig leden van de V.N. nu, aangespoord door het voorstel van de Russische premier, op oprechte wijze grondig op de zaak zullen ingaan? Zullen zij de belangen van de gehele mensheid nu aan een beschouwing onderwerpen en eindelijk de kwestie oplossen voordat dat gevreesde ’enkele vonkje’ op de een of andere manier in het leven wordt geroepen om een wereldomvattende atoomoorlog te doen ontbranden? Zelfs al heeft de premier nu zulke voorstellen gedaan en is men zich van de dringende noodzaak bewust, dan rest ons nog de vraag: Geloven de natiën thans zelf oprecht in algemene en algehele ontwapening?
8 De organisatie der Verenigde Naties is de opvolgster en erfgename van de Volkenbond, welke na de eerste Wereldoorlog werd opgericht. Voordat de ontwapeningsconferentie van de Volkenbond werd gehouden, stelde de vertegenwoordiger van communistisch Rusland in 1927 een algehele ontwapening van de natiën voor. In die tijd was de Sowjet-Unie een jonge, revolutionaire regering die zich met moeite kon handhaven en die pogingen deed zich van de gevolgen van de eerste Wereldoorlog te herstellen. Critici geloofden dat de communistische vertegenwoordiger het voorstel van algehele ontwapening had ingediend ten einde de sterkere natiën te verzwakken, daar de communistische sowjetregering zelf zwak was. Er gingen ongeveer vijf jaren voorbij, en op 2 februari 1932 kwam de ontwapeningsconferentie, welke door afgevaardigden uit vierenzestig natiën werd bijgewoond, onder auspiciën van de Volkenbond te Genève, in Zwitserland, bijeen. Wederom diende Maksim Litwinow van Sowjet-Rusland een voorstel tot universele ontwapening in. Het werd door de verbonden natiën verworpen, waarna de conferentie zonder iets tot verademing van de mensheid tot stand gebracht te hebben, werd besloten.
9. (a) Waarom kan men thans niet dezelfde kritiek op het plan uitoefenen als in 1927 werd gedaan? (b) Welke in 1928 gedane bekendmaking plaatst thans alle natiën wat de kwestie van de ontwapening betreft, onder verdenking?
9 In zijn in 1959 gehouden toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties herinnerde de sowjetpremier zijn zichtbare en onzichtbare gehoor hieraan. Met het oog op de sterke positie welke communistisch Rusland tegenwoordig in militair opzicht inneemt, zou het „absurd” zijn wanneer critici zijn voorstel tot „algemene en algehele ontwapening” aan een militair, politiek en economisch zwakke positie van zijn land zouden toeschrijven. Zij die eraan twijfelden of het voorstel van de premier door eerlijke motieven in het leven was geroepen, herinnerden zich echter dat het werkelijke doel van Litwinows ontwapeningsvoorstel in 1927 het daaropvolgende jaar op het congres van de Communistische Internationale (Komintern) werd onthuld. Op dit congres werd bekendgemaakt dat Litwinows ontwapeningsvoorstellen niet waren ingediend omdat de sowjets erin geloofden, maar louter en alleen om de zogenaamde kapitalisten te dwingen open spel te spelen, want het stond vast dat zij zulke voorstellen zouden verwerpen. Hierdoor worden alle natiën, zowel de kapitalistische als de communistische natiën, in deze projectielen- en ruimtevaarteeuw onder verdenking geplaatst: Geloven zij werkelijk in totale ontwapening?
ONOVERKOMELIJKE HINDERPALEN
10, 11. (a) Welke hinderpaal voor ontwapening blijft, ongeacht wat de natiën geloven, bestaan? (b) Waarom is het in ons voordeel dit feit niet als iets louter denkbeeldigs te verwerpen?
10 Wensen wij onwetend van bepaalde beslissende feiten naar een valse hoop op te zien, als gevolg waarvan wij teleurstelling zullen ondervinden en de gevolgen ervan zullen moeten ondergaan? Neen! Laten wij dan ook moedig de feiten onder de ogen zien en beslissen wat wij thans het beste kunnen doen. Of de natiën onder de tegenwoordige verschrikkelijke druk nu in algehele ontwapening geloven of niet, toch blijft het feit bestaan dat bepaalde bovenmenselijke hinderpalen zulk een ontwapening in de weg staan. Een van deze hinderpalen, welke niet door wereldse natiën onder controle kan worden gehouden, is de onzichtbare macht welke achter alle natiën staat en alle natiën beheerst. Wat is dat voor een macht? De onzichtbare heerschappij van de grootste vijand der mensheid, de moordenaar der mensheid, Satan de Duivel.
11 Laten wij niet als de goddeloze natiën handelen en dit feit als louter inbeelding, als een idee dat in dit moderne, wetenschappelijke tijdperk te kinderlijk is om er geloof in te stellen, terzijde schuiven. De universele God des hemels wijst het niet als een overgeleverde inbeelding van de hand. Zijn uit de hemel neergedaalde Zoon, Jezus Christus, heeft er negentien eeuwen geleden niet zijn schouders over opgehaald alsof het slechts een religieuze inbeelding was. Zowel de Almachtige God des hemels als zijn Zoon Jezus Christus zien het als een feit. Door middel van het boek waaruit de aanhaling werd genomen welke op de muur van het Plaza der Verenigde Naties werd gegrift, namelijk de bijbel of de heilige schrift, waarschuwen zij er de gehele mensheid derhalve voor.b Of wij nu een christen of een jood of geen van beide zijn, voor iedereen geldt de waarheid dat iemand die door de Almachtige God en zijn hemelse Zoon is gewaarschuwd, door hen is bewapend.
12. Waar zou de onzichtbare vijand van de mensheid thans niet tegenop zien, en welke reden hebben wij om dit te geloven?
12 De onzichtbare vijand die de moordenaar van de gehele mensheid is geworden, is dezelfde als degene die negentien eeuwen geleden voor de moord op de Redder van de gehele mensheid, Jezus Christus, verantwoordelijk was. Hij zou er derhalve niet tegenop zien in de universele oorlog die in onze tijd zal worden gestreden, de letterlijke vernietiging van de gehele mensheid tot stand te brengen. Hij wil niet dat er iemand op aarde wordt gered om dat grootse tijdperk in te gaan waarin de dood voor eeuwig leven op een paradijsachtige aarde zal plaatsmaken.
13. Hoe waarschuwde Jezus ervoor dat deze persoon een wereldheerser was, en hoe brandmerkte hij hem als een leugenachtige moordenaar?
13 Onze Redder waarschuwde dat Satan de Duivel de goddeloze onzichtbare heerser van deze wereld was. In de nacht voordat hij buiten de stad Jeruzalem werd vermoord, zei Jezus Christus tot elf van zijn getrouwe volgelingen: „Ik zal niet veel meer met u spreken, want de heerser der wereld komt. En toch heeft hij geen vat op mij”. „De heerser dezer wereld is geoordeeld” (Joh. 14:30, NW; 16:11, NW). Bij een vorige gelegenheid zei Jezus tot hen die zijn leven te Jeruzalem bedreigden: „Indien gij kinderen van Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham; maar nu tracht gij Mij te doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord heb; dit deed Abraham niet. Gij doet de werken van uw vader. . . . Gij hebt den duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen” (Joh. 8:39-44). Met deze woorden brandmerkt Jezus Satan de Duivel als de moordenaar wiens leugens de stervende toestand van de gehele mensheid tot gevolg hebben gehad.
14, 15. (a) Wat veroorzaakte Satan nog meer, en wat was zijn eerste stap in die richting? (b) Hoe werd deze persoon dus werkelijk de moordenaar van de gehele mensheid?
14 Satan veroorzaakte ook de eerste moord op aarde welke met gewelddadigheden gepaard ging. Hoe gebeurde dit? Ongeveer zesduizend jaar geleden begon de mens zijn bestaan op aarde. Hij had geen wapens nodig, zelfs niet om zich tegen de vele verschillende dieren te beschermen die hem in zijn schitterende openlucht-tehuis, de hof van Eden, omringden. God de Schepper deelde deze eerste mens, Adam, mee dat hij het voor eeuwig kon vermijden te sterven, door het gebod van zijn hemelse Vader, God, volmaakt te houden. Alle lagere dieren vermenigvuldigen zich naar hun familiesoort. Opdat de eerste mens, Adam, de aarde met mensen zou kunnen vullen die overeenkomstig Gods beeld en gelijkenis waren, schiep God derhalve de vrouw, waarna hij haar aan Adam tot echtgenote gaf. Zij leefden vreedzaam te zamen, terwijl zij hun paradijsachtige tehuis bebouwden en er zorg voor droegen. Toen verscheen er onzichtbaar een tegenstander en lasteraar van hun goddelijke, hemelse Vader op het toneel om tegen God de Schepper een oorlog te beginnen en de mensheid aan zich te onderwerpen. Ten einde de mensen tot zijn gevangenen te maken, noemde hij God een leugenaar en bracht hij Adams vrouw Eva ertoe dit te geloven en Gods wet betreffende de hof van Eden te overtreden.
15 Door bemiddeling van Eva oefende Satan vervolgens druk uit op Adam om tegen God in opstand te komen en hem ongehoorzaam te zijn. Onmiddellijk kregen Adam en Eva een slecht geweten en begonnen zij angstig te worden. Dat zij hun vrede met God hadden verloren, was door Satan de Duivel veroorzaakt. Te zamen met Satan de Duivel plaatste God Adam en Eva nu onder zijn oordeel. Die pas verschenen tegenstander en lasteraar werd door God tot de vernietiging veroordeeld, welk vonnis echter pas veel later zou worden voltrokken. Ook de eerste ouders van de mensheid werden door God tot de dood veroordeeld. Daar Satan de Duivel deze veroordeling over de mensheid had gebracht, werd hij de eerste moordenaar, ja, de moordenaar van de gehele mensheid. — Gen. 2:7 tot en met 3:24.
16. Wat voorzei God destijds eveneens betreffende Satan?
16 Terzelfder tijd voorzei de Here God dat hij met Satan de Duivel oorlog zou voeren en gaf hij te kennen wie degene zou zijn die het geslacht der mensheid van Satans onzichtbare heerschappij zou bevrijden. Alsof Satan louter een slang op de grond was, zei God tot hem: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u den kop vermorzelen, en gij zult het den hiel vermorzelen” (Gen. 3:15). Volgens deze profetie zou het zaad van Gods „vrouw” lijden ondergaan hetgeen met een wond aan de hiel kon worden vergeleken; hij zou hier echter van herstellen en Satan de Duivel als een slang waarvan de kop werd verpletterd, vernietigen.
17. Hoe zegt één van de bijbelschrijvers dat degene die de Slang zou verpletteren, Jezus Christus is?
17 Dat degene die dit zou doen, Jezus Christus — Gods Zoon, die gedurende drieëndertig en een half jaar een mens op aarde is geweest — zou zijn, zegt de bijbelschrijver in de volgende woorden: „Wij zien Jezus, die een korten tijd minder dan de engelen gemaakt is, wegens zijn doodslijden met heerlijkheid en eer gekroond; opdat hij door Gods genade voor iedereen sterven zou. Want daar de kinderen vleesch en bloed deelachtig zijn, heeft hij desgelijks daaraan deel gehad; opdat hij door zijn dood zou vernietigen dengene die over den dood te gebieden had, namelijk den Duivel, en allen verlossen die door de vrees voor den dood hun leven lang in slavernij verkeerden” (Hebr. 2:9, 14, 15, LV). Aldus zal Satan de Duivel — die thans over de middelen beschikt om de mensheid door middel van een atoom-, een chemische of een biologische oorlogvoering te doden — door iemand worden vernietigd die groter is dan de Verenigde Naties, door het Zaad van de vrouw, Jezus Christus.
18, 19. (a) Wie werd de eerste moordenaar op aarde die geweld gebruikte, en waarom? (b) Wiens zoon toonde hij aldus te zijn zoals door Johannes wordt aangetoond?
18 Daar onze eerste ouders, Adam en Eva, Gods wet hadden overtreden en zich aan de zijde van Satan de Duivel hadden geplaatst, werden zij uit hun paradijstehuis verdreven om als veroordeelde zondaars op de onbebouwde aarde te sterven. De eerste zoon die hun nadat zij onder het doodsoordeel stonden, werd geboren, werd Kaïn genoemd. De volgende zoon noemden zij Abel. Kaïn scheen naarmate hij opgroeide te denken dat hij als de eerstgeborene het zaad van de vrouw was dat de kop van de grote Slang zou vermorzelen. Hij trachtte zich als de beloofde zoon van God voor te doen door een bepaalde soort van aanbidding van God te beoefenen. God verkoos echter de vorm van aanbidding welke door de jongere Abel werd beoefend en hij zei tot Kaïn dat hij goede daden moest verrichten en heerschappij over de zonde moest verkrijgen. Kaïn was Gods aanwijzing echter ongehoorzaam. In jaloerse haat behandelde hij Abel alsof deze het zaad van de Slang was. Kaïn sloeg Abel dood, waardoor hij de eerste moordenaar op aarde werd die geweld gebruikte (Gen. 4:1-12). Door dit te doen, bewees Kaïn niet een zoon van God, maar van de Duivel te zijn, want de Duivel stond achter hem. Johannes, een discipel van Jezus Christus, schrijft hierover:
19 „Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar . . . Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkander zouden liefhebben; niet gelijk Kaïn: hij was uit den boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig”. — 1 Joh. 3:10-12.
20. Wiens gewelddadige geest bleek Lamech, zoals uit zijn woorden bleek, te bezitten, en wiens geest Noach, en met welke gevolgen voor beiden?
20 Lamech, de vijfde nakomeling in de geslachtslijn van de moordenaar Kaïn, gaf er uitdrukking aan dezelfde gewelddadige geest als zijn voorvader te bezitten, door tot zijn twee vrouwen te zeggen: „Een man dood ik als hij mij wondt, en een jongeling als hij mij slaat. . . . Als Kaïn zevenvoudig wordt gewroken, Lamech wordt het zeven en zeventig maal!” (Gen. 4:17-24, OB) Geen wonder dat de aarde na verloop van tijd „vol geweldenarij” werd. Hierom achtte God het juist een wereldomvattende vloed over dat gewelddadige, trouweloze geslacht te brengen. Noach en zijn gezin, die geen afstammelingen van Kaïn waren, namen niet aan die gewelddadigheid en het ruïneren van de aarde deel. Het bijbelse bericht zegt: „Noach wandelde met God”. Deze vreedzame handelwijze werd beloond. Noach en zijn gezin werden van tevoren over de rampspoedige vloed ingelicht en hun werd gezegd hoe zij deze vloed zouden kunnen overleven. Alle nakomelingen van de moordenaar Kaïn werden verdelgd (Gen. 6:9 tot en met 9:2). Er leven thans echter nog zeer veel mensen die dezelfde geest als Kaïn bezitten. Om deze reden is de aarde thans weer met geweldenarij vervuld.
NIMROD, DE MACHTIGE JAGER
21. Wie werd kort na de Vloed als een ’zoon des Duivels’ verwekt, en waarom kwam Assyrië als zijn land bekend te staan?
21 Na de grote vloed duurde het niet lang of Satan de Duivel had in de persoon van Nimrod, de koning van Babel of Babylon, een nieuwe ’zoon des Duivels’ verwekt. Nimrod nam zijn toevlucht tot wapens, die hij niet slechts tegen wilde dieren, maar ook tegen zijn medemensen gebruikte. Jagers van thans worden niet zonder reden Nimrods genoemd. De eerste Nimrod was een achterkleinzoon van Noach. Het bijbelse bericht vermeldt over deze eerzuchtige, agressieve Nimrod: „Hij maakte er een begin mee een machtige op de aarde te worden. Hij toonde zich een machtig jager in strijd met Jehovah [God]. Daarom is er een gezegde: ’Evenals Nimrod een machtig jager in strijd met Jehovah’. En het begin van zijn koninkrijk werd Babel en Erech en Akkad en Kalne, in het land Sinear. Van dat land uit is hij Assyrië binnengetrokken en hij zette zich er toe Ninevé te bouwen” (Gen. 10:8-11, NW). Het land Assyrië kwam als „het land van Nimrod” bekend te staan. Het was een zeer oorlogszuchtige natie welke nadat ze Egypte van zijn overheersende plaats had gestoten, de tweede wereldmacht van de bijbelse geschiedenis werd (Micha 5:5, 6). In de dagen van de getrouwe koning Hizkia en de profeet Jesaja bedreigde Assyrië zelfs de heilige stad Jeruzalem. Om deze reden liet Jehovah, de God van Hizkia en Jesaja, een wonderbaarlijke militaire ramp over de Assyrische wereldmacht komen. — Jes. 36:1 tot en met 37:38.
22. Wie hebben de wereldse natiën tot op heden tot voorbeeld genomen, en door wie zijn zij, zoals door hun handelwijze wordt aangetoond, beheerst?
22 Tot op dit jaar hebben de natiën, en in het bijzonder de wereldmachten die elkaar na Assyrië hebben opgevolgd, Nimrod tot voorbeeld genomen. Zij hebben hun toevlucht in militaire kracht gezocht en een bewapening opgebouwd. Dit bewijst dat zij al die tijd onder de invloed en heerschappij van Gods onzichtbare tegenstander, die door Jezus Christus „de heerser der wereld” werd genoemd, hebben gestaan. Toen Jezus, de Zoon van God, hier negentienhonderd jaar geleden op aarde was, werd hij in de gelegenheid gesteld de macht over de zesde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis — het militaristische Romeinse Rijk — en alle andere natiën en koninkrijken van deze wereld, over te nemen.
23. Hoe werd Jezus aangeboden de wereldheerschappij over te nemen, maar welke keus deed hij?
23 Wie bood Jezus de wereldheerschappij aan? De onzichtbare „heerser der wereld”, Satan de Duivel, en wel toen Jezus, voordat hij zijn predikings- en genezingswerk begon, in de woestijn werd verzocht. Nadat Satan hem „al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds” had getoond, zei hij tot Jezus: „U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wien ik wil. Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van U zijn”. Jezus ontkende niet dat Satan zulk een wereldlijke autoriteit en heerlijkheid kon schenken, maar hij gaf Satan bevel weg te gaan omdat hij het verkoos Jehovah God te blijven aanbidden en dienen (Luk. 4:5-8). Jezus weigerde zich met een van Satans wereldmachten te verbinden.
24, 25. (a) Hoe werd er tot aan het einde van de eerste eeuw duidelijk verklaard dat Satan de natiën nog steeds beheerste? (b) Welke verklaring wordt er in de beschrijving van de oorlog in de hemel en het resultaat van deze oorlog, als bewijs hiervan gegeven?
24 Van de tijd af dat Jezus op aarde was tot nu toe is Satan de Duivel de onzichtbare macht gebleven die achter de wereldse natiën staat en hen verblindt. Ruim twintig jaar na Jezus’ verzoeking schreef de christelijke apostel Paulus: „Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is” (2 Kor. 4:3, 4). Veel later, tegen het einde van de eerste eeuw, ongeveer in 96 n. Chr., zei Johannes dat Satan de Duivel de natiën nog steeds beheerste: „Hij die uit God geboren is, behoedt hem, en de booze heeft op hem geen vat. Wij weten dat wij uit God zijn, en dat de geheele wereld in de macht van den booze ligt” (1 Joh. 5:18, 19, OB). Ongeveer in dezelfde tijd had Johannes ook een profetisch visioen van onze twintigste eeuw, welke door een strijd in de hemel tussen de „god dezer eeuw” en het beloofde Zaad van Gods vrouw zou worden gekenmerkt. Wanneer Johannes deze onzichtbare strijd in de twintigste eeuw en het resultaat ervan beschrijft, zegt hij:
25 „De grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem. En ik hoorde een luide stem in den hemel zeggen: Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onzen God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onzen God, is nedergeworpen. . . . Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft”. — Openb. 12:7-12.
26. Wat vormde derhalve een bovenmenselijke hinderpaal voor algehele ontwapening van de natiën?
26 Hebben wij weeën op de aarde en de zee gehad, zelfs nadat de eerste Wereldoorlog in het jaar 1918 eindigde? Wij kunnen ons tot de bijbel wenden om te weten te komen wie hiervoor verantwoordelijk is. Hebben wij, aangezien de woedende heerser der wereld weet dat hij slechts een korte tijd heeft voordat zijn Overwinnaar hem in de kop vermorzelt, reden te geloven dat hij zal toestaan dat er ten behoeve van de redding, vrede en voorspoed van de mens een universele ontwapening zal worden doorgevoerd? Neen; zelfs niet wanneer de natiën aan de oproep van een Amerikaanse staatsman ’het doel van universele ontwapening met onverflauwde ijver te blijven nastreven’ gehoor trachten te geven (New York Times van 23 september 1959). Geen enkele ontwapeningscommissie van de Verenigde Naties zal deze bovenmenselijke hinderpaal voor algemene en algehele gecontroleerde ontwapening van de natiën, namelijk Satan de Duivel, kunnen verwijderen.
GEEN JUISTE BEWEEGREDENEN
27. Welke andere hinderpaal is er, en hoe vertolkte de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken de vrees dat het aan het noodzakelijke zou ontbreken?
27 Nog een hinderpaal voor het succes van de internationale pogingen algehele ontwapening te bewerkstelligen, vormt de verkeerde beweegreden waardoor de natiën worden gedreven. Ze handelen uit zelfzuchtige vrees, niet uit liefde voor rechtvaardigheid. Ze missen het juiste morele besef. Vrees dat de juiste morele leiding zoek was, werd vier dagen nadat de sowjetpremier zijn lezing voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had gehouden, door de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken tijdens een lunch onder woorden gebracht. Hij zei: „Die aangelegenheid van controlemaatregelen zal een zeer nauwkeurige studie vereisen. De tweede aangelegenheid welke een zeer nauwkeurige studie zal vereisen, een aangelegenheid die in het geheel niet in zijn lezing is genoemd, is deze: gesteld dat in alle natiën der wereld de toestand bereikt kan worden waarop hij doelde, namelijk een toestand waarin men slechts over zodanige strijdkrachten en wapens beschikt als men voor het handhaven van de binnenlandse veiligheid nodig heeft, welke kracht — indien deze bestaat — zal er dan behalve morele kracht zijn door middel waarvan men de vrede tussen natiën zal kunnen handhaven die per se oorlog met elkaar willen voeren, ook al zou dit met messen moeten gebeuren?” — New York Times van 23 september 1959.
28. Over welk morele besef blijkt zelfs de christenheid niet te beschikken, en tot welke methode heeft ze haar toevlucht genomen ten einde de mens ertoe te brengen het zesde gebod te overtreden?
28 Er dient een „morele kracht” te zijn die wordt ondersteund door een besef dat het verkeerd en zondig is medemensen te doden en te vermoorden. Alleen zulk een morele kracht zou sterk genoeg zijn om zelfs onder natiën die op messen na alle atoom-, chemische en biologische wapens en andere gebruikelijke strijdwerktuigen hadden afgeschaft, de vrede te handhaven. Geen enkele natie, zelfs niet een van die der christenheid, beschikt over dit met de wet van God de Schepper in overeenstemming zijnde besef. Zelfs de natiën der christenheid leven niet overeenkomstig het zesde gebod van de door God verschafte Tien Geboden: „Gij zult niet doodslaan” of „Gij zult niet moorden” (Ex. 20:13; NW). Zelfs in de christenheid heeft men de methode toegepast welke in de uitgave van 21 september 1959 van het Washingtonse (D.C.) blad I.F. Stone’s Weekly als volgt werd beschreven: „Met al zijn liefde voor de oorlog is de mens er huiverig voor zijn broeder te doden. Voor het begin van elke oorlog is het derhalve nodig de vijand als onmenselijk af te beelden. De vijand moet niet alleen als minder dan menselijk worden afgebeeld — zodat het geen zonde is hem te doden — maar ook als bovenmenselijk, zodat men hem uit louter zelfbehoud wel móet doden”. — Bladzijde 4, §2.
29. Wat wordt hierdoor te kennen gegeven, zoals Paulus in Romeinen hoofdstuk dertien aantoont?
29 Wat wordt hierdoor te kennen gegeven? De christelijke apostel Paulus zegt dat er een gebrek aan liefde voor iemands naaste en voor de Gever van de Tien Geboden door wordt aangeduid. Hier volgen Paulus’ woorden: „Wie den ander liefheeft, heeft de wet vervuld. Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet den naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet”. — Rom. 13:8-10.
30. Waarom is de beweegreden op grond waarvan de natiën van een derde wereldoorlog worden weerhouden, verkeerd?
30 In deze tijd worden de natiën er niet door liefde voor God en hun naaste of vrees voor de Gever van de Tien Geboden van weerhouden een derde wereldoorlog te voeren, maar omdat zij beducht zijn voor de op duivelse wijze vernietiging teweegbrengende wapens van elkaar. Zij vrezen de verschrikkelijke gevolgen van een atoom-wereldoorlog. De huidige wereldvrede is — voor zover er van vrede gesproken kan worden — een vrede vanwege vrees, niet een vrede omdat men het morele besef heeft dat Gods wet betreffende het nemen van menselijk leven juist is. De beweegreden op grond waarvan men op een algemene en algehele ontwapening der natiën aandringt, is derhalve verkeerd. Zowel in de religieuze natiën der christenheid als in de atheïstische natiën van het communisme is de beweegreden niet op de liefde voor God gebaseerd. De beweegreden is niet een innig verlangen om de geboden van de grote Levengever te houden, maar een kwellende vrees voor de catastrofale mogelijkheden van een oorlogvoering in deze ruimtevaarteeuw. De atheïstische sowjetpremier liet deze vrees in de toespraak waarin hij zijn voorstel voor algemene en algehele ontwapening deed, ook duidelijk uitkomen.
31. Welk ongeloof van hun zijde is thans ook zeer waarschijnlijk, en wat doemt er derhalve als een belemmering voor werkelijke ontwapening op?
31 Bovendien is het zeer waarschijnlijk, zoals in 1928 op het congres van de Communistische Internationale werd toegegeven, dat geen van de natiën, of ze nu kapitalistisch of communistisch georiënteerd zijn, thans werkelijk in universele ontwapening gelooft. Daar ze dit niet uitvoerbaar, mogelijk en praktisch vinden, onderhandelen ze achterdochtig over een controle- en inspectiesysteem. De mogelijkheid dat er in beperkte gebieden der aarde nog kleine oorlogen worden gevoerd, laten ze nog steeds open. Het gebrek aan de onontbeerlijke juiste beweegreden doemt derhalve als een belemmering voor werkelijke ontwapening op.
32. (a) Wat zouden de natiën, indien ze zich zouden ontwapenen tot op het punt dat ze „Vrede en veiligheid!” zouden kunnen roepen, nog steeds onder de ogen moeten zien? (b) Wat dienen de natiën te doen, maar welk gebed zal er ten aanzien van hen in vervulling gaan?
32 Laten wij echter eens veronderstellen dat de natiën wegens het dringende van de tijd hun krijgsmacht inderdaad tot slechts een beperkte politiemacht zouden inkrimpen welke noodzakelijk zou zijn voor het handhaven van de binnenlandse veiligheid, of dat zij een internationale politiemacht zouden aanvaarden, zodat de natiën „Vrede en veiligheid!” zouden kunnen uitroepen, wat dan? Dit zou hen niet van de verschrikkelijkste ramp uit de menselijke geschiedenis redden. Waarom niet? Omdat de natiën zich niet in het belangrijkste opzicht zouden hebben ontwapend! Om die reden zullen zij de ergste ramp — geen atoom-wereldoorlog, maar de universele oorlog met de Almachtige God des hemels — onder de ogen moeten blijven zien. In plaats van al hun huidige krachtsinspanningen moeten de natiën de totale ontwapening ten opzichte van de God die ze hebben genegeerd en wiens geopenbaarde en bekendgemaakte voornemens ze onder de verblindende invloed van de onzichtbare heerser der wereld, Satan de Duivel, met verachting hebben bejegend, ernstig bestuderen en trachten te bewerkstelligen. Om deze reden zal het volgende profetische gebed van de geïnspireerde psalmist stellig beantwoord worden: „Bedek hun aangezigt met schande, opdat ze uw naam ô HEERE! zoeken. Beschaam ze, jaag hun schrik aan voor altoos; dat zij te schande worden en vergaan! Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” — Ps. 83:17-19, Pa.
33. Waarmee dienen de natiën op te houden, en dit in overeenstemming met welke wettelijke raad van Gamaliël?
33 Behalve dat de natiën ermee moeten ophouden onder elkaar te strijden, dienen ze er alle veeleer mee op te houden tegen Jehovah God en zijn hemelse koninkrijk, dat door zijn hedendaagse getuigen op de gehele bewoonde aarde wordt gepredikt, te strijden. Deze prediking geschiedt als een vervulling van Jezus’ profetie over de „tijd van het einde” van deze oude wereld: „Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” (Matth. 24:14). De natiën dienen derhalve de wettelijke raad van een aan het hooggerechtshof verbonden rechter, de joodse Farizeeër Gamaliël, op te volgen, die tot de joden die de apostelen van Jezus Christus tegenstonden en vervolgden, zei: „Laat u niet in met deze mensen en laat hen geworden; want indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd worden, maar indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt”. — Hand. 5:38, 39.
34. Wat zal Satan zijn natiën niet toestaan, en waardoor zullen ze derhalve worden getroffen?
34 De bijbelse profetieën geven ons echter de waarschuwing dat de goddeloze god van deze wereld, Satan de Duivel, nimmer zal toestaan dat zijn natiën op aarde zich in hun strijd tegen Jehovah God zullen ontwapenen en vreedzame betrekkingen met Jehovah God zullen aanknopen. Daarom móet deze gewelddadige wereld evenals in Noachs dagen door rampspoed worden getroffen.
HET WARE MIDDEL VOOR WERKELIJKE ONTWAPENING
35. Waarom zijn menselijke pogingen tot falen gedoemd, maar door welke verheugende mededeling kan men toch nog hoop hebben?
35 De ernstige hinderpalen voor totale ontwapening kunnen niet door mensen worden weggenomen. Alle internationale pogingen, zowel die welke met als zonder de Verenigde Naties worden gedaan, zijn derhalve tot falen gedoemd. Gelukkig laat Gods Woord, de bijbel, ons echter niet zonder hoop. Het verlicht, verblijdt en leidt ons door middel van de volgende betrouwbare mededeling: Universele ontwapening zal, gevolgd door een nieuwe wereld van rechtvaardigheid zonder oorlogen, door het koninkrijk des hemels, het koninkrijk van de God des hemels, tot stand worden gebracht.
36. Aan wie behoorde volgens Jezus het koninkrijk des hemels toe, en hoe spreidden hij en zijn discipelen het werk van dit koninkrijk tentoon?
36 Negentien eeuwen geleden zei Gods Zoon Jezus Christus in zijn Bergrede: „Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen” (Matth. 5:3, 9, 10). Nadat Jezus Satans aanbod van de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid had afgeslagen, trok hij, om de woorden van de bijbel aan te halen, „in geheel Galiléa [rond] en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk”. Hij zond ook zijn twaalf apostelen uit om te prediken, zeggende: „Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet” (Matth. 4:23; 10:7, 8). Jezus en zijn discipelen spreidden het werk van het koninkrijk des hemels tentoon.
37. Waarom was het Israël uit de oudheid een gewapende natie, maar waarom ontvangt de christenheid geen hulp zoals het Israël uit de oudheid destijds?
37 Jezus en zijn apostelen behoorden inderdaad tot de joodse natie welke in het verleden van militaire wapens gebruik had gemaakt. Toen gebruikte Jehovah zijn uitverkoren natie Israël echter als zijn scherprechters die zijn aardse vijanden moesten verdelgen. Om deze reden zegt het bijbelse bericht: „De HERE, de God van Israël, streed voor Israël” (Joz. 10:14, 42; 23:3; 2 Kron. 20:29). Sinds Jezus op aarde was, heeft Jehovah God echter nooit meer voor het aardse Israël gestreden. Evenmin heeft Jehovah God ooit voor de christenheid gestreden en thans strijdt hij ook niet voor haar tegen het goddeloze communisme. Waarom niet? Omdat de christenheid niet de zichtbare organisatie van Jehovah God is, ook al neemt ze de naam van zijn Zoon Jezus Christus op en beweert ze in het nieuwe verbond met Jehovah God te zijn opgenomen. De feiten tonen aan dat ze in een verbondsverhouding staat met de Verenigde Naties, welke organisatie nog over de brandende kwestie van algemene en algehele ontwapening moet onderhandelen. Hoewel de christenheid eraan heeft meegeholpen de republiek Israël op te richten, behoort ze toch niet tot het geestelijke Israël Gods. — Gal. 6:16, OB.
38. Van welke natie werd Jezus Christus het Hoofd, en hoe beoefende hij wat hij in de Bergrede had geleerd?
38 Bij zijn dood en begrafenis hield Jezus op een jood of Israëliet te zijn. Nadat Jehovah God hem op de derde dag van zijn dood tot onsterfelijk leven in de hemelen had opgewekt, werd Jezus Christus het Hoofd en de Leider van het geestelijke Israël. De christenheid heeft nooit ontwapening beoefend, maar Jezus ontwapende het geestelijke Israël, waartoe alleen zijn getrouwe volgelingen behoorden. Toen hij aan zijn vijanden werd verraden, trok zijn apostel Petrus een zwaard waarmee hij het oor van een jood af sloeg; Jezus zei echter tegen Petrus dat hij zijn zwaard in de schede moest steken, waarna hij het oor van de man heelde (Matth. 26:51-56; Joh. 18:10, 11). Jezus beoefende de beginselen die hij zijn apostelen in zijn Bergrede had geleerd. — Matth. 5:9, 21-48; Luk. 6:27-36.
39. Welke geschreven raad heeft Petrus later over dit onderwerp gegeven?
39 Hierna heeft Petrus nooit meer een zwaard gebruikt. In plaats hiervan schreef Petrus dat Jezus ten onrechte lijden had moeten ondergaan, en dat hij zijn volgelingen hiermee een voorbeeld had gesteld dat zij moesten navolgen wanneer er over hén op onrechtvaardige wijze lijden werd gebracht. Petrus voegde er derhalve aan toe: „Laat . . . niemand uwer moeten lijden als moordenaar, of dief, of boosdoener, of als een bemoeial. Indien hij echter als Christen lijdt, dan schame hij zich niet, maar verheerlijke God onder dien naam”. — 1 Petr. 2:21-25; 4:15, 16.
40. (a) Wat zei Paulus over de door hem en Timotheüs gevoerde strijd? (b) Hoe beschreef hij de strijd en de hiervoor benodigde wapenrusting aan de Efeziërs?
40 De joodse Farizeeër Saulus van Tarsus had eens aan het doden van christenen deelgenomen. Nadat hij was terechtgewezen en de apostel Paulus was geworden, hield hij echter met deze praktijken op. Hij zei tot de jonge man Timotheüs: „Lijd met de anderen als een goed soldaat van Christus Jezus” (2 Tim. 2:3). Als goede soldaten van Jezus Christus zeiden Paulus en Timotheüs tot de godvruchtige christenen in Korinthe: „Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, want de wapenen van onzen veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus” (2 Kor. 1:1; 10:3-5). Aan de christenen te Efeze beschreef Paulus in de volgende bewoordingen de soort van oorlog die zij moesten voeren en de wapens van een dergelijke oorlogvoering: „Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods”. En waaruit bestaat deze wapenrusting? De gordel der waarheid, het „borstwapen der gerechtigheid”, de schoenen van de „bereidheid van het Evangelie des vredes”, „het schild des geloofs”, „den helm der zaligheid [redding, AV], en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, . . . biddende te allen tijd” (Ef. 6:11-18, SV). Met dergelijke geestelijke wapens konden zij tegen de valse god van deze wereld en zijn bovenmenselijke demonen strijden.
41. Welke kerkelijke functies van thans hebben Petrus en Paulus niet bekleed, en welk wapen gebruikten zij?
41 In overeenstemming hiermee dienden de apostelen Petrus en Paulus nooit als aalmoezeniers of veldpredikers bij de strijdkrachten van deze wereld. Zij hebben de wapens of de strijdkrachten van deze wereld nooit gezegend of met „heilig water” besprenkeld. Petrus en Paulus gebruikten het geschreven Woord van God, dat „scherper [is] dan enig tweesnijdend zwaard” (Hebr. 4:12). Zij zijn onze ware voorbeelden.
GOG VAN MAGOG TEGEN ONTWAPENING
42. Wie volgen de ware christenen thans na, en hoe zal er dan universele ontwapening tot stand worden gebracht?
42 In deze tijd brengen gehoorzame christenen inderdaad Jezus’ in Mattheüs 24:14 opgetekende gebod ten uitvoer om het goede nieuws van Gods koninkrijk tot een getuigenis aan alle natiën te prediken, terwijl zij in navolging van Petrus en Paulus alleen met geestelijke wapens strijden. Hoe zal universele ontwapening dan echter door het koninkrijk des hemels, ofte wel Gods koninkrijk, tot stand worden gebracht? Het zal niet gebeuren doordat de nationale regeringen ertoe worden bekeerd Petrus en Paulus na te volgen, maar wanneer dat koninkrijk de universele oorlog — de in de profetie van Jehovah’s profeet Ezechiël, de hoofdstukken achtendertig en negenendertig, voorzegde oorlog tegen Gog van Magog — strijdt. Volgens deze profetie is Gog van Magog tegen de ontwapening der natiën gekant en zal hij hen in hun laatste strijd tegen Jehovah God en zijn opgerichte koninkrijk voorgaan. The Encyclopædia Britannica (11de druk, van 1910-1911, Deel 12, bladzijde 190) zegt over Gog: „Een Hebreeuwse naam welke in Ezechiël 38–39 en Openbaring 20 wordt aangetroffen en op een antitheocratische macht duidt welke zich onmiddellijk vóór het laatste oordeel in de wereld zal openbaren. . . . Magog is wellicht een verkorte vorm van Mat-gog, waarbij mat het gewone Assyrische woord voor ’land’ is”.
43. Wie blijkt Gog van Magog volgens recente onderzoekingen te zijn, en hoe brengt hij een laatste wee over de aarde en de zee?
43 Recente onderzoekingen van de bijbel hebben echter aangetoond dat Gog van Magog een profetisch symbool is van de valse god van deze wereld, Satan de Duivel, wanneer hij zijn laatste aanval op de christelijke getuigen van Gods koninkrijk des hemels doet. Sinds de geboorte van Gods koninkrijk in de hemelenc is deze symbolische Gog van Magog uit de hemelen geworpen, terwijl hij thans weeën over de aarde en de zee brengt. De laatste wee brengt hij over de natiën wanneer hij hen in een totale aanval tegen het Koninkrijk des hemels aanvoert, tegen Gods door Christus geregeerde koninkrijk, dat de natiën sinds 1914 voortdurend hebben verworpen. Dit hebben zij getoond door de toorn en woede waarmee zij twee wereldoorlogen hebben gestreden en door de vervolging van de christenen die Jezus’ gebod om het goede nieuws van het koninkrijk tot een getuigenis aan alle natiën — of deze nu communistisch of niet-communistisch zijn — te prediken (Openb. 11:15-18). Het spreekt vanzelf dat de aanval door de aanbidders van vleselijke wapens of het militarisme tegen deze Koninkrijksgetuigen is gericht. In Daniëls profetie over dezelfde tijd wordt aangetoond dat de symbolische koning van het noorden en koning van het zuiden in die aanval een belangrijke rol zullen spelen. — Dan. 11:36 tot en met 12:1.
44. Wie spelen de rol van de koning van het noorden en de koning van het zuiden?
44 Recente onderzoekingen van de bijbel hebben in het licht van de geschiedenis der twintigste eeuw aangetoond dat de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht in de schoenen van de symbolische „koning van het zuiden” is gaan staan, terwijl de Russische communistische politieke macht sinds de omverwerping van de Nazi-leider Adolf Hitler en zijn As-mogendheden in 1945 in de schoenen van de „koning van het noorden” is gaan staan. De twee politieke, economische en militaire rivalen, de koning van het noorden en de koning van het zuiden, mogen dan gedurende een periode van vreedzame coëxistentie een koude oorlog met elkaar voeren, maar onder Gog van Magog zijn zij verenigd tegen het regerende koninkrijk des hemels, Gods koninkrijk.
45. Waarom kon het ontwapeningsvoorstel van de koning van het noorden met het oog op Daniël 11:37-39 geen totale ontwapening betekenen?
45 Betreffende het militarisme en het bewapeningsprogramma van de symbolische „koning van het noorden” zegt Daniël 11:37-39 profetisch: „Tegen alle zal hij zich verheffen. Maar in hun plaats zal hij den god der vestingen vereren: den god dien zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van den vreemden God”. Met het oog op deze beschrijving van de hedendaagse „koning van het noorden” zou zijn voorstel tot algemene en algehele ontwapening van alle natiën nooit een algehele ontwapening in de strijd tegen Jehovah God en Jezus Christus en het geestelijke Israël kunnen betekenen. Hij sluit zich derhalve aan bij de aanval onder Gog.
46. Tegen welk volk en land zal Gogs aanval volgens Ezechiël gericht zijn?
46 In Ezechiëls profetie wordt onthuld dat deze aanval onder Gog van Magog een gezamenlijke internationale aanval op het herstelde volk van Jehovah God zal zijn. Door bemiddeling van zijn profeet Ezechiël zegt Jehovah derhalve tegen Gog van Magog: „In het laatste der jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is uit vele volken, op de bergen Israëls, . . . gij zult optrekken tegen Mijn volk Israël, als een wolk, om het land te bedekken; in het laatste der dagen zal het geschieden: dan zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de [volken] Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd worden. Maar het zal geschieden te dien dage, ten dage als Gog tegen het land Israëls zal aankomen, spreekt de Here HERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen” (Ezech. 38:8, 16, 18, SV; 39:1, 2). Heeft dit dan betrekking op de joden of Israëlieten die naar Palestina zijn teruggekeerd en de democratische Republiek Israël hebben opgericht? In het geheel niet! Waarom niet?
47, 48. Waarom verwijst Ezechiël niet naar de joden of Israëlieten die de Republiek Israël over zich hebben aangesteld?
47 Omdat het volk van de Republiek Israël niet het geestelijke Israël is, waarvan Gods Zoon, Jezus Christus, de Leider en Koning is. De Republiek Israël is een lidmaat van de organisatie der Verenigde Naties, welke het koninkrijk des hemels niet erkent. Verder is de beschrijving welke Jehovah God door bemiddeling van Ezechiël van zijn volk „in het laatste der dagen” geeft, niet op de Republiek Israël van toepassing. Gods beschrijving luidt: „Het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid”. Dit brengt Gog ertoe te zeggen: „Ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten” (Ezech. 38:8, 11). Zulk een beschrijving van vreedzame, ongewapende mensen die op Jehovah vertrouwen, is niet van toepassing op de militaristische Republiek Israël, van 1948 tot op deze dag. Alle geschiedschrijvers weten dat de Republiek Israël met moderne oorlogswapens heeft gestreden om zich te vestigen en te handhaven, dat haar soldaten in 1956 gedurende de Suezcrisis het schiereiland Sinaï onder de voet hebben gelopen en dat ze tot op deze dag zwaar bewapend waakzaam is gebleven ten opzichte van de haar omringende vijanden en zelfs een contract met West-Duitsland heeft gesloten voor de levering van in Israël vervaardigd oorlogstuig.
48 Evenals de christenheid is ook de Republiek Israël niet in het door Jehovah God beloofde en door het offerandelijke bloed van Jezus Christus bekrachtigde nieuwe verbond opgenomen. Israël bevindt zich in een verbondsverhouding met de organisatie der Verenigde Naties, welke haar toevlucht tot een militaire politiemacht neemt. — Jer. 31:31-34; Matth. 26:26-29; Luk. 22:14-20; Hebr. 8:6-13; 13:20.
DE BEVRIJDING VAN HET ONBEWAPENDE GEESTELIJKE ISRAËL
49. Op wie heeft de profetie van Gogs aanval dan betrekking, en wat is in overeenstemming hiermee het aangevallen „land Israëls”?
49 Een onderzoek van de religieuze organisaties op de gehele aarde brengt aan het licht dat degenen waarop de profetie van Gogs aanval betrekking heeft, de geheel aan God opgedragen en gedoopte christenen zijn die geestelijke Israëlieten worden genoemd en als getuigen van Jehovah, Gods heilige naam dragen. Precies zoals Jezus voor de „tijd van het einde” van deze oude wereld had voorzegd, worden deze getuigen van Jehovah in alle natiën gehaat en ondergaan zij, zelfs in de religieuze natiën der christenheid, overal vervolging. In overeenstemming hiermee heeft wat Jehovah’s profetie „de bergen Israëls” en „het land Israëls” noemt, geen betrekking op het kleine gedeelte van het Midden-Oosten dat door de Republiek Israël in beslag wordt genomen. Het is de tegenwoordige, theocratische positie welke door Jehovah’s getuigen op aarde wordt ingenomen. Zij zijn uit alle natiën, talen, rassen en culturen tot deze positie bijeenvergaderd. Daar aanbidden zij Jehovah overeenkomstig zijn nieuwe verbond en dienen zij, als onderdanen en getuigen van het koninkrijk des hemels, Gods door zijn Christus geregeerde koninkrijk.
50. Op wie verlaat dit volk zich voor bescherming, en hoe vormen zij een praktisch voorbeeld van een tháns doorgevoerde totale ontwapening?
50 Hoewel deze getuigen van Jehovah in een vijandige wereld leven die hen haat, hebben zij zich in letterlijk opzicht ontwapend en verlaten zij zich voor bescherming op hun God Jehovah. Zij hebben niet gewacht totdat de internationale organisatie van de Verenigde Naties de woorden in vervulling zou laten gaan welke op de muur van haar Plaza in de stad New York staan gegrift en welke een aanhaling vormen van de woorden van Jehovah’s profeet Jesaja, en wel die welke staan opgetekend in hoofdstuk twee, vers vier (AV): „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen. De ene natie zal tegen de andere het zwaard niet opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren”. Sinds de eerste Wereldoorlog hebben Jehovah’s getuigen die woorden van Jehovah’s profeet steeds ten opzichte van elkaar ten uitvoer gebracht. Zij hebben ingezien dat de vervulling van die geïnspireerde woorden niet na de internationale aanval op hen onder Gog van Magog, maar thans, sinds de oprichting van het koninkrijk des hemels in 1914, ja, thans in deze „tijd van het einde” van deze wereld — waarin de natiën zich met de modernste wapens hebben toegerust — op hen van toepassing is. Daarom hebben honderdduizenden getuigen van Jehovah die in 1958 op een internationale vergadering in de stad New York en op gewone vergaderingen in negentig andere steden buiten de Verenigde Staten bijeen waren, in het openbaar een Resolutie aangenomen waarin zij voor God en de mensen plechtig de belofte aflegden zich aan Jesaja’s hierboven aangehaalde profetie te houden. Behalve dit verspreidden zij over de gehele wereld meer dan tweeënzeventig miljoen gedrukte, exemplaren van deze Resolutie in drieënvijftig talen. Zij vormen een praktisch voorbeeld van een totale ontwapening die tháns wordt doorgevoerd!
51. Wie zal volgens hun verwachting voor hen strijden wanneer zij deze aanval moeten verduren, en hoe zal het koninkrijk des hemels universele ontwapening bewerkstelligen?
51 Jehovah’s getuigen wachten thans waakzaam op de aanval van Gog van Magog met zijn demonische en menselijke strijdkrachten. Zij verwachten dat Jehovah God en Jezus Christus voor het geestelijke Israël zullen strijden. „Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard tegen [Gog] oproepen, luidt het woord van den Here HERE; het zwaard van den een zal tegen den ander zijn. Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door bloed; stromenden regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn; Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben”. „Dan zal ik den boog uit uw linkerhand slaan en de pijlen uit uw rechterhand doen vallen. Te dien dage zal Ik aan Gog een plaats geven, waar zijn graf zal zijn in Israël” (Ezech. 38:21-23; 39:3, 11). Aldus zal het koninkrijk des hemels tot Jehovah’s heerlijkheid universele ontwapening bewerkstelligen.
52. Welke door Jezus tot Petrus gesproken woorden zullen dan waar blijken te zijn, en wie zullen de universele oorlog derhalve overleven?
52 In die universele oorlog zullen de woorden welke Jezus tot zijn apostel Petrus sprak, waar blijken te zijn: „Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen” (Matth. 26:52). Zij die zich echter aan de woorden in Jesaja 2:4 houden, zullen wanneer zij door Gog van Magog worden aangevallen, de universele oorlog overleven, evenals Noach en zijn gezin de wereldomvattende vloed hebben overleefd.
53. Wat zullen de overlevenden met de overblijfselen van de oorlogswapens doen, en wat wordt door de hiervoor benodigde tijd te kennen gegeven?
53 Alle overblijfselen van de hedendaagse oorlogswapens zullen door deze geestelijke Israëlieten, die Jehovah God behouden door de universele oorlog heen brengt, worden vernietigd. Hij zegt betreffende de naoorlogse activiteiten op aarde: „Dan zullen de inwoners van de steden van Israël [het geestelijke Israël, dat behouden blijft] uitgaan en den brand steken in het wapentuig: kleine en grote schilden, bogen en pijlen, knotsen en speren — zeven jaar lang zullen zij daarmee hun vuur stoken. Zij zullen geen hout van het veld halen of in de bossen hakken, want met dat wapentuig zullen zij hun vuur stoken. Zo zullen zij hun berovers beroven en hun plunderaars uitplunderen, luidt het woord van den Here HERE” (Ezech. 39:3, 9, 10). Naar de tijd te oordelen die er voor nodig is om alle wapens te verbranden, moet de hoeveelheid oorlogstuig van de door Gog van Magog aangevoerde natiën verschrikkelijk groot zijn. Hun wapens zullen echter niets uitrichten tegen de Almachtige God, Jehovah der legerscharen, en zijn Christus.
54. Waarom zal de aarde dan nooit meer onder een internationale oorlogvoering dreunen, en waarom zal zelfs de vrees voor wilde dieren verdwijnen?
54 Wat een vreugde zal er heersen wanneer Jehovah der legerscharen over de gewapende macht van deze oude wereld zegeviert! Nooit zal deze mooie, door God geschapen aarde meer dreunen onder een internationale oorlogvoering van hen die Zijn Tien Geboden overtreden. Degenen die Jehovah’s nieuwe wereld zullen bewonen, zullen uitsluitend uit aardbewoners bestaan die in de vreze Jehovah’s en in navolging van Jezus Christus reeds totale ontwapening hebben doorgevoerd. De vrees voor beestachtige natiën zal tot het verleden behoren. Zelfs de vrees dat men door letterlijke wilde dieren zal worden aangevallen, zal worden uitgebannen, want bij monde van zijn profeet Jesaja zegt Jehovah God over het aardse gebied van het koninkrijk des hemels: „Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heiligen berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren den bodem der zee bedekken” (Jes. 11:6-11). Er zullen dan geen Nimrods meer op aarde zijn.
55. Welke invloed met betrekking tot bewapening zal de positie van god verliezen, en door welke beweegreden zal de mensheid worden gedreven om zich voor eeuwig aan ontwapening te houden?
55 Satan de Duivel, die symbolische Slang en Draak, zal niet langer meer de valse god zijn die de aarde onzichtbaar bestuurt en de bewapening stimuleert. De gehoorzame mensheid zal in de vreze van de ene levende en waarachtige God Jehovah wandelen. Zijn Zoon Jezus Christus zal hun hemelse Koning zijn, het Zaad dat de kop van de Slang vermorzelt. Gedreven door de innerlijke beweegreden van liefde voor God en liefde voor hun naaste zullen allen die onder het koninkrijk des hemels eeuwig leven verwerven, zich aan de universele ontwapening houden en vreedzaam met elkaar leven in een eeuwigdurend aards paradijs.
[Voetnoten]
a Aangehaald uit de profetie van Jesaja, hoofdstuk twee, vers vier, volgens de King James of Authorized Version van de bijbel.
b Zie bladzijde 232, paragraaf 2 en de daarbij behorende voetnoot.
c Zie bladzijde 239, de paragrafen 24, 25.