Alle natiën in Jehovah’s huis bijeenbrengen
„Ik verheugde mij toen zij tot mij zeiden: ’Laten wij naar het huis van Jehovah gaan.’” — Ps. 122:1, NW.
1. Welke profetie tekende Jesaja acht eeuwen vóór Christus op, en waarom was het een voor zijn dagen ongewone profetie?
ACHT eeuwen vóór Christus, toen Jehovah’s gemeente voornamelijk uit één natuurlijke natie was genomen, tekende Jesaja een opmerkelijke profetie op: „Het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vast staan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar den berg des HEREN, naar het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen volk en volk en recht spreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen den oorlog niet meer leren.” — Jes. 2:2-4.
2. Wanneer kwam de christelijke gemeente tot bestaan, en welke overeenkomst bestaat er tussen haar en Jehovah’s gemeente van Israël?
2 Bij deze gelegenheid sprak Jehovah de belofte uit dat hij in de laatste dagen mensen van alle natiën tot zijn huis zou bijeenbrengen. Dit was echter geenszins het begin van de christelijke gemeente. Jehovah’s oorspronkelijke gemeente, Israël, werd in het jaar 1513 v. Chr. uit Egypte geroepen. Zijn christelijke gemeente werd voor het eerst in het jaar 33 n. Chr. uit het tegenbeeldige Egypte, de „wereld” geroepen. De vroegere gemeente had Mozes als middelaar, van de latere gemeente is Christus dit. De ene was op de twaalf zonen van Jakob gefundeerd, de andere heeft twaalf apostolische fundamenten. De gemeente in de woestijn had Jehovah’s wetsverbond met zijn dierlijke slachtoffers, de christelijke gemeente komt onder het glorierijke nieuwe verbond en het volmaakte menselijke slachtoffer van Christus. Allen die zich in de „tijd van het einde” der wereld met de christelijke gemeente zouden verbinden, zouden in staat zijn hun zwaarden tot ploegscharen om te smeden, omdat deze gemeente van het begin van haar bestaan af een nieuw gebod heeft opgevolgd, namelijk: ’Hebt elkander lief.’ „Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.” — Joh. 13:34, 35.
3. Voor welk doel zouden mensen van alle natiën naar Jehovah’s huis stromen, en hoe verschilt dit van de gemeenten der christenheid?
3 Voor welk doel zouden alle natiën naar het huis van Jehovah stromen? Om zijn wil te leren kennen en die te gehoorzamen. Op dit doel legde de apostel Petrus speciaal de nadruk toen hij aan de gemeente schreef: „Gij . . . zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” (1 Petr. 2:9). Ja, dit moet een gemeente van bedienaren van het evangelie zijn — van mensen die Jehovah loven! De ware christelijke gemeente wordt niet gekenmerkt door een bepaald ritueel en evenmin door het zitten in kerkbanken, maar door het verrichten van een geregelde heilige dienst. — Openb. 7:15; 22:17.
4. (a) Hoe zou de wereld deze ware christelijke gemeente volgens Jezus beschouwen? (b) Hoe wordt Gods ware gemeente thans verder geïdentificeerd?
4 Zou de wereld deze gemeente met haar openbare bekendmaking van Jehovah’s grote daden verwelkomen? Jezus zegt ons waarom dit niet het geval zou zijn. „Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld” (Joh. 15:19). Zoek een gehate gemeente en u bent op het juiste spoor. U zult bemerken dat haar leden zich niet met de wereldse politiek bemoeien en ook niet aanbieden ten behoeve van de aangelegenheden der wereld te bidden of er hun zegen aan te verlenen, maar wel Gods persoonlijke naam, Jehovah, kennen en gebruiken (Ps. 83:19, Pa). Jezus verzekert ons hiervan door te zeggen: „Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt” (Joh. 17:6). Jesaja openbaart dat Jehovah hen zijn getuigen zou noemen: „’Gij zijt mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’ja, mijn dienstknecht die ik heb uitgekozen, opdat gij het weet en in mij gelooft, en inziet dat ik Dezelfde ben. Vóór mij werd er geen God geformeerd en na mij was er ook niemand. Ik — ik ben Jehovah, en buiten mij is er geen redder. . . . Gij zijt dus mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik ben God’” (Jes. 43:10-12, NW). Er is in deze laatste dagen slechts één gemeente waarvan de leden als Zijn getuigen dienst verrichten. In de 175 landen waar zij Jehovah’s grote daden verkondigen, staan zij als Jehovah’s getuigen bekend.
5. (a) Om welke redenen worden de leden van Gods gemeente vaak in gerechtshoven aangetroffen? (b) Waarom maakt men zich niet aan fanatisme schuldig wanneer men zegt dat er slechts één juiste manier is om God te aanbidden en eeuwig leven te verwerven?
5 „Bedoelt u de gehate groep mensen die in verband met hun religie steeds opnieuw voor de rechtbanken moeten verschijnen en waarover in de kranten wordt geschreven?” Ja; Jezus had toch gezegd dat het zo zou gaan, nietwaar? „Wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen; gij zult ook geleid worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en voor de volken” (Matth. 10:17, 18). Zoek naar de gemeente die meer dan alle geestelijken der christenheid in de gerechtshoven en voor regeerders is verschenen, en u zult Jehovah’s ware getuigen vinden. Dat zij het goede nieuws van Gods koninkrijk over de gehele wereld prediken, heeft — alles tot een getuigenis voordat het einde komt — vele gerechtelijke verhoren tot gevolg gehad (Matth. 24:14). „Er zijn vergeleken bij de miljoenen kerkgangers in de christenheid echter slechts een paar honderdduizend getuigen. Maken jullie je niet schuldig aan fanatisme door te zeggen dat jullie alleen de waarheid en de weg ten leven hebben?” Was Jezus een fanaticus? Hij waarschuwde: „Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.” — Matth. 7:13, 14.
6. Waarom kunnen mensen van goede wil zich niet bij de ware gemeente „aansluiten”?
6 „Hoe kan men zich bij deze ’weinigen’ aansluiten?” Men kan zich niet bij hen aansluiten. Gód kiest de leden van zijn gemeente uit, hetgeen door Paulus, een van de apostolische fundamenten ervan, als volgt wordt verklaard: „De gemeente der eerstgeborenen [is] opgeschreven in de hemel.” „De Here kent de zijnen” (Hebr. 12:23, PC; 2 Tim. 2:19). U kunt zich niet bij Jehovah’s getuigen „aansluiten”. Wanneer u Jehovah’s Woord zorgvuldig bestudeert, uw leven aan hem opdraagt en zijn koninkrijk dient, bent u automatisch een welkome metgezel van zijn aardse organisatie. Jehovah’s getuigen stellen er alleen maar belang in of u ’naar Jehovah’s huis wilt opgaan’ om uit zijn wet te worden onderwezen en ’zijn paden te bewandelen’. Zij nodigen u uit een weerkaatser te worden van het licht dat van de ’stad op een berg, die niet verborgen kan blijven’ schijnt (Matth. 5:14). Om deze reden zal uw speurtocht naar eeuwig leven met Jehovah’s gemeente zeer gelukkig en vruchtbaar zijn.
7. (a) Wat is de betekenis van het woord „kerk” en hoe wordt het vaak toegepast? (b) Hoe groot is Jezus’ „kleine kudde” precies, en door welke schriftuurlijke namen wordt ze onder andere beschreven?
7 „Betekent dit dat jullie je Koninkrijkszalen als de ware kerk bezien?” Neen, de Koninkrijkszaal is niet de „kerk”. In deze tijd is Jehovah’s tempel hemels, geestelijk. Het Nederlandse woord „kerk” of „gemeente” is afgeleid van het Griekse woord ek·kle·siʹa, dat „vergadering” betekent. Ek·kle·siʹa of „gemeente” wordt collectief van toepassing gebracht op alle christenen die als de gezalfde, door de geest verwekte klasse bekendstaan en op elk willekeurig tijdstip op aarde hebben geleefd en nog leven. Vaak wordt het op de overal gehouden plaatselijke bijeenkomsten van toepassing gebracht. Jezus noemde de leden van zijn gemeente een „kleine kudde” (Luk. 12:32, LV). Christus is het Hoofd van de gemeente. De leden van zijn „lichaam” vormen in totaal precies 144.000 personen (Openb. 7:14; 14:1). „Maar dat getal is toch symbolisch?” Neen, want als u het op de een of andere manier gaat vergroten en 144.000 bijvoorbeeld tot 144.000.000 uitbreidt, zou u niet langer een „kleine” kudde hebben. In Gods Woord wordt deze kleine kudde verder door verschillende namen aangeduid, zoals ’gezalfden’ (2 Kor. 1:21), „lichaam” van Christus (Ef. 1:22, 23), „gemeente Gods” (Gal. 1:13), „erfgenamen van God” (Rom. 8:17), „heilige natie” (1 Petr. 2:9), „heiligen” (1 Kor. 1:2), „een heilige priesterschap” (1 Petr. 2:5), „Israël Gods” (Gal. 6:16), „nieuwe schepping” (2 Kor. 5:17), „het koninklijke paleis van David” (Hand. 15:16, NW), „kinderen van het Koninkrijk” (Matth. 13:38), ’verzegelde kinderen Israëls’ (Openb. 7:4) en „tempel van den Heiligen Geest” (1 Kor. 6:19). Bij de Gedachtenisviering van de jaarlijkse herdenking van Christus’ dood wordt elk jaar opgemerkt dat de overgeblevenen van deze „kleine kudde” slechts enkele duizenden bedragen — alleen maar een overblijfsel. Toch blijft dit overblijfsel in het getuigeniswerk de leiding nemen en als eerste het nieuwe lied over Jehovah’s opgerichte koninkrijk onder Christus zingen. — Openb. 14:3.
8. (a) In welke verhouding staan de grote aantallen getuigen van Jehovah die men op hun congressen kan aantreffen, tot de ’kleine kudde’? (b) Aanbidden Jehovah’s gemeente en de grote schare de „drieëenheid”?
8 „Maar wie waren al die getuigen van Jehovah dan die zich in het jaar dat jullie met een kwart miljoen mensen in de stad New York bijeenwaren, in het Yankee Stadion en de Polo Grounds bevonden? Dat was geen kleine kudde?” Inderdaad, zij vormden een grote schare, een gedeelte van de groep mensen die Jezus zijn „andere schapen” noemde (Joh. 10:16). Zij koesteren de hoop in Gods nieuwe wereld onder de rechtvaardige heerschappij van Christus Jezus en zijn hemelse gemeente hier op aarde te leven (Openb. 21:1-5). Om gered te worden is het voor hen niet nodig een lid van de hemelse gemeente te zijn evenals het voor een Engelsman niet noodzakelijk is een parlementslid te zijn om de rechten en verplichtingen van een Brits onderdaan te bezitten. Dat er met de ware gemeente een grote schare verbonden zou zijn, wordt ook nog door de woorden van Johannes — eveneens een apostolisch fundament — bevestigd: „Ik [zag], en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen . . . zij riepen met luider stem en zeiden: De zaligheid is van onzen God, die op den troon gezeten is, en van het Lam” (Openb. 7:9, 10). Er staat niet dat redding afkomstig is van de een of andere mysterieuze derde persoon van een veronderstelde „drieëenheid”. De christelijke gemeente houdt er betreffende dit punt niet dezelfde onjuiste mening als de christenheid op na (Joh. 14:28; 1 Kor. 11:3; 15:28). Natuurlijk steunt de gemeente bij het ten uitvoer brengen van haar bediening op Gods heilige geest of werkzame kracht, maar redding komt van Jehovah God door bemiddeling van Christus.
PERSOONLIJKE STUDIE NIET VOLDOENDE
9. Is het voor iemand genoeg thuis te blijven en de bijbel te lezen? Waarom antwoordt u aldus?
9 „Als ik mijn bijbel bezit en lees, is dat toch voldoende? Waarom moet ik met anderen samenkomen?” Omdat dit Jehovah’s wil voor u is. Wanneer u uw bijbel werkelijk nauwgezet leest, zult u dit spoedig bemerken. U moet met anderen samenkomen om tot Gods „huisgezin” te behoren. Christenen hebben het gebod ontvangen „op elkander acht [te] geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij den dag ziet naderen” (Hebr. 10:24, 25). Hoe kunt u, wanneer het uw gewoonte is de vergaderingen van de gemeente te verzuimen, anderen aanmoedigen en aanvuren om Jehovah lief te hebben en zijn wil ten uitvoer te brengen? Hoe kunnen anderen u aanmoedigen en aanvuren? Jehovah heeft de Schrift niet geïnspireerd om gelovigen te isoleren. Paulus zei dat hij Timótheüs had geschreven „opdat gij moogt weten hoe gij u dient te gedragen in Gods huisgezin, hetwelk de gemeente van de levende God is, een pilaar en ondersteuning van de waarheid” (1 Tim. 3:15, NW). Wanneer u met anderen samenkomt en nauw met de gemeente samenwerkt, verricht u dienst als een gedeelte van de pilaar waardoor Gods Woord der waarheid in de plaats waar u woont, wordt ondersteund. Bovendien moet een wijs persoon meer doen dan Gods wet lezen. Jehovah zegt dat hij ook moet luisteren: „Een wijze zal luisteren en meer onderricht tot zich nemen” (Spr. 1:5, NW). Om te kunnen luisteren, moet hij de bijeenkomsten bezoeken waar Jehovah’s dienstknechten spreken. Door zich verre van Jehovah en het doen van zijn wil te houden, geeft men er blijk van een overspelige geest te bezitten. „Zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde, Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat, maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn, den Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen” (Ps. 73:27, 28). Geen enkel overspelige zal Gods koninkrijk beërven. — Ef. 5:5.
10. Welke grote waardering hebben Jehovah’s getuigen in gebieden waar zij onwettig zijn verklaard, voor de christelijke gemeente getoond, en welk standpunt dient elke christen in dit opzicht in te nemen?
10 Neem als voorbeeld de wijsheid van de getuigen van Jehovah in sommige landen waar zij thans onwettig zijn verklaard. Talrijke gezinnen in plattelandsgebieden hebben hun huis verlaten en zijn naar grotere steden verhuisd omdat het in de streek waar zij woonden bijna onmogelijk werd de vergaderingen te bezoeken en nog moeilijker was ten behoeve van Gods koninkrijk getuigenis te geven. Wat een praktische wijsheid! Hun zienswijze komt stellig overeen met die van de psalmist: „Ik was verheugd, toen men mij zeide: Laten wij naar het huis des HEREN gaan” (Ps. 122:1). Indien u als christen vastbesloten bent met Jezus te wandelen, moet u gaan waar hij zich bevindt. In het boek Openbaring wordt ons getoond dat hij in het midden van zijn gemeente wandelt (Openb. 2:1). Overal waar twee of drie personen in zijn naam zijn vergaderd, is hij in hun midden (Matth. 18:20). U kunt nooit alleen wandelen. Door van de gemeente weg te blijven, zou u op de brede, ruime weg die naar de vernietiging leidt, kunnen geraken, en daar zult u evenmin alleen zijn. — Matth. 7:13.
11. Wat voor uitstekend geestelijk voedsel wordt er gedurende de week in de plaatselijke Koninkrijkszaal en in huizen in de omgeving verschaft?
11 U zult bemerken dat het geestelijke voedsel waarmee Gods huisgezin zich voedt, uitstekend is. Nergens is het voedsel lekkerder of beter (Amos 8:11). Gedurende één avond per week komt de gemeente van Jehovah’s getuigen bijeen voor een dienstvergadering welke overeenkomt met die welke Jezus met de eerste leden der gemeente hield. Lees hierover eens het verslag in Lukas 10:1-12. Er worden specifieke instructies gegeven over de wijze waarop Jehovah’s wet effectief tot mensen van goede wil gepredikt en aan hen onderwezen kan worden. De christenen van de eerste eeuw schonken ook nauwgezet aandacht aan „het lezen in het openbaar, het vermanen, het onderwijzen” (1 Tim. 4:13, NW). U zult verheugd zijn te bemerken dat deze zelfde leergierige aandacht voor het lezen en bestuderen van de bijbel op elk van de vijf wekelijkse vergaderingen van de christelijke gemeente in deze tijd aan de dag wordt gelegd. De theocratische bedieningsschool is hier een goed voorbeeld van. Mannen en vrouwen — zowel jong als oud — houden oefenlezingen, waarna persoonlijke raadgevingen worden gegeven. Jesaja’s woorden zijn in vervulling gegaan: Zij zullen allen „leerlingen des HEREN” zijn (Jes. 54:13). In het begin van de week, gewoonlijk op dinsdagavond, volgt de gemeente het voorbeeld van de vroege christengemeente door in uw woonplaats in een particulier huis — ja, zelfs in verscheidene huizen — bijeen te komen (Rom. 16:5). Tracht te weten te komen waar de dichtstbijzijnde groep in uw omgeving bijeenkomt en neem geregeld aan de aldaar gehouden studie deel. Jehovah zal u overdadig met wijsheid en inzicht zegenen. Het verlangen om het door u geleerde met anderen te delen, zal in u opwellen. Ga met de leden van dat dienstcentrum mee en leer hoe zij tot anderen ’Komt’ zeggen. Door dit te doen, zult u de eerste stappen zetten op de weg om een ware christen te worden (Rom. 10:10). Uw godvruchtige toewijding zal kracht blijken te bezitten. — 2 Tim. 3:5.
12. (a) Wat voor openbare lezing wordt er elke zondag voorafgaand aan de Wachttoren-studie gehouden, en wat wordt ons aangeraden gedurende dit uur te doen? (b) Hoe heeft Jehovah God het tijdschrift De Wachttoren gebruikt, en met welk doel wordt het elke week in de gemeente bestudeerd?
12 Zondags wordt er in elke gemeente een openbare bijbellezing van een uur gehouden welke in een rijkdom van praktische wijsheid van Jehovah voorziet. U zult bemerken dat deze lezingen een wonderbaarlijk contrast vormen met de preken die in de christenheid over psychologie, filosofie, boekrecensies en politiek worden gehouden. Neem uw bijbel elke zondag mee en leer de schriftuurplaatsen die elke spreker ter ondersteuning van zijn onderwijs aanhaalt, opzoeken. Dit is de juiste christelijke handelwijze (Hand. 17:11). De leden van Jehovah’s volk hebben een liederenbundel; zij zingen graag liederen waardoor Jehovah wordt verheerlijkt. Na de openbare lezing en zo’n Koninkrijkslied, neemt de gemeente deel aan een gemeentelijke studie over een bijbels onderwerp dat in het tijdschrift De Wachttoren wordt besproken. Het besturende lichaam van de christelijke gemeente heeft dit tijdschrift reeds meer dan tachtig jaar als een geschikt middel gebruikt om Jehovah’s wet en het toegenomen licht dat er op schijnt, aan het huisgezin des geloofs door te geven. Jezus heeft voorzegd dat hij in de laatste dagen een getrouw overblijfsel van zijn gemeente op aarde zou hebben dat aan de bijeengekomen werkers in Jehovah’s huis geestelijk voedsel zou schenken. „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn komst hiermee bezig ziet” (Matth. 24:45, 46, NW). Een ’huisknecht’ is iemand die in het huisgezin dienst verricht. De christelijke werkers in Jehovah’s huis worden door de wekelijkse bespreking van de in De Wachttoren gedrukte bijbelse waarheden gesterkt. Doordat het besturende lichaam vroeger overeenkomstig geestelijk voedsel verschafte, was het volgende bericht mogelijk: „De gemeenten . . . werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in zielental toe” (Hand. 16:4, 5). In het Yearbook of Jehovah’s Witnesses voor 1960 wordt verheugd meegedeeld dat Jehovah in 1959 86.345 nieuwe getuigen aan zijn gemeente heeft toegevoegd. De Wachttoren-studie welke iedere zondag wordt gehouden, is een voortreffelijk middel om al deze bedienaren ’in het geloof te bevestigen’.
13. Welk wonderbaarlijke herstel heeft er in onze tijd plaatsgevonden, en wat zijn er de zichtbare kenmerken van?
13 „Dit klinkt allemaal alsof het christendom van de eerste eeuw tot ons is teruggekomen!” Ja, en dat is inderdaad ook het geval. Deze beloofde „herstelling aller dingen” was zelfs in Handelingen 3:20, 21 (LV) voorzegd. Ze omvat een terugkeer van godvruchtige „rechters” en getrouwe „raadsheren” tot de gemeente. Jesaja voorzei dat rijpe christelijke opzieners en assistenten in een geestelijk ambt, Gods kudde zouden beschermen en als een beschutting of schuilplaats en als waterstromen in een dorre streek zouden dienen (Jes. 32:1, 2). In Jehovah’s gemeente vinden wij al deze getrouwe opzieners in de vorm van zone-, districts-, kring- en gemeentedienaren, die door bekwame helpers en bijbelstudieleiders kundig worden bijgestaan (Rom. 15:19; Ex. 18:21). Bij de hoedanigheden die hen voor hun ambt geschikt maken, is ook liefde voor vreemdelingen inbegrepen. Gedurende uw eerste bezoek aan de Koninkrijkszaal of de bespreking in het huis van een dichtbij wonende Getuige op dinsdagavond, zult u deze warme christelijke liefde ervaren.
14. (a) Waarover kunnen wij ons verheugen met betrekking tot de morele en leerstellige reinheid van Jehovah’s gemeente? (b) Hoe helpt de gemeente ons Paulus’ instructie in Hebreeën 13:15 te gehoorzamen?
14 Deze liefde is een teken van kracht — en niet van zwakheid, zoals de wereld zou kunnen denken — want op grond van hun diepgevoelde liefde voor Jehovah en Christus kunnen de opzieners geen leerstellige of morele onreinheid in de gemeente tolereren (Jud. 3, 4; 1 Tim. 5:19-22). Wordt er iets onreins ontdekt, dan wordt dit onmiddellijk uitgeroeid opdat Jehovah’s gunst op de gemeente zal blijven rusten. U zult zich verheugen in deze tijd van het einde zulk een reine, christelijke organisatie aan te treffen. Wanneer u met de leden ervan bijeenkomt, zult u spoedig de instructie van de apostel Paulus ten uitvoer kunnen brengen: „Laten wij dan . . . Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden” (Hebr. 13:15). De gemeente zal een rijpe christen aanwijzen om u te helpen doeltreffende bezoeken aan uw buren te brengen en ten slotte een bijbelstudie bij hen te beginnen. U zult alle hulp ontvangen die u nodig hebt, zodat u bevestigd kunt worden in het geloof en na verloop van tijd uw eigen lading verantwoordelijkheid kunt dragen en zelfs iemand anders kunt helpen. Verder voorziet de christelijke gemeente in gebiedstoewijzingen, waardoor het mogelijk wordt gemaakt de plaats op ordelijke wijze te bewerken. Wij dienen ook voor deze regeling waardering te hebben.
BEKWAAMHEID OM TE SPREKEN
15. (a) Welke door Jesaja gegeven verzekeringen hebben degenen die bang zijn dat zij nooit als spreekbuis voor Jehovah zouden kunnen optreden? (b) Zal de christelijke gemeente onder de verwachte aanval die Satan vóór Armageddon zal doen, uiteenvallen? (c) Welke raad zou de gemeente in gedachten kunnen hebben wanneer Jehovah zijn tegenaanval opent?
15 Misschien hebt u het gevoel dat u nooit zo goed zou kunnen spreken als de Getuige door wie u het eerst met de waarheid in contact bent gebracht. Wees niet bang dat u na een juiste opleiding onbekwaam zult zijn. U hebt de verzekering van Jesaja: „Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des HEREN en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des HEREN” (Jes. 54:17). Wanneer u met Jehovah’s volk bijeenkomt, zult u spoedig met vertrouwen kunnen zeggen: „De Here HERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken” (Jes. 50:4, SV). Jehovah zal u sterken zodat u „vast staat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie, zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hún verderf, doch van úw behoud, en dat van Gods wege” (Fil. 1:27, 28). Leer met Jehovah’s gemeente te volharden en wordt „niet moede . . . goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen” (Gal. 6:7-10). Wanneer Satan vlak voor Jehovah’s oorlog van Armageddon zijn verwachte aanval op de christelijke gemeente doet, zal de gemeente, zoals ons door Jesaja wordt verzekerd, niet overwonnen en vernietigd worden: „Geen onbesnedene of onreine zal meer in u komen” (Jes. 52:1). Ter verdediging van zijn gemeente zal Jehovah God een beslissende tegenaanval ontketenen waardoor de gemeente van kwaaddoeners totaal vernietigd zal worden (Ps. 26:4, 5, NW). De christelijke gemeente zou er goed aan doen aan Jehovah’s instructie te denken: „Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korten tijd, tot de gramschap over is. Want zie, de HERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken.” — Jes. 26:20, 21.
16. (a) Welk heerlijke vooruitzicht hebben degenen die thans in Jehovah’s huis bijeenkomen? (b) Wat dient een ieder thans te doen om dat doel te bereiken?
16 Na Armageddon zal Jehovah’s volk in zijn reine, rechtvaardige nieuwe wereld te voorschijn komen om daar het vreedzame werk ter hand te nemen de aarde te verfraaien en degenen die het waardig zijn een opstanding te ontvangen — met inbegrip van Jehovah’s getuige Jesaja — wederom te verwelkomen. Stel u eens voor in die nieuwe wereld te mogen zijn, waar alles wat adem heeft Jehovah zal loven (Ps. 148; 150). In alle eeuwigheid zal de mensheid Jehovah in zijn huis aanbidden. Dit wonderbaarlijke vooruitzicht ligt voor alle mensen uit de natiën die thans in Jehovah’s huis bijeenkomen, in het verschiet. Analyseer toch zorgvuldig in welke persoonlijke verhouding u thans tot Jehovah’s organisatie staat en doe vlug de stappen die noodzakelijk zijn om volledig met haar zuivere leer en de getrouwe beoefening ervan in overeenstemming te komen. Wees op al haar vergaderingen aanwezig. Heb een aandeel aan haar openbare getuigenis. Blijf bij de gemeente en bewaar op deze wijze uw leven, evenals Jehovah’s eerste gemeente eeuwen geleden gedurende de paschanacht in Egypte werd bewaard.
17. (a) Van welke door de psalmist getoonde waardering dienen wij eveneens blijk te geven? (b) Op welke uitnodiging dienen mensen van alle natiën met zulk een gebedsvolle houding thans snel in te gaan?
17 Laat uw waardering voor Jehovah’s gemeente thans even groot zijn als die van de psalmist: „Eén ding heb ik van Jehovah gevraagd . . . dat ik al de dagen van mijn leven in het huis van Jehovah mag wonen om de lieflijkheid van Jehovah te aanschouwen en met waardering op zijn tempel te zien.” Indien dit uw gebed is, „kom” dan en „laten wij opgaan naar den berg des HEREN, naar het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen”. — Ps. 27:4, NW; Jes. 2:3.