De soort van vruchten waardoor God wordt verheerlijkt
1. Waartoe dient een wijnstok, volgens hetgeen Jehovah in Ezechiël 15:1-5 te kennen gaf, in de eerste plaats?
WAARTOE dient een wijnstok eigenlijk? Lang geleden vroeg de Planter van de eerste wijnstok zijn profeet Ezechiël hiernaar met de woorden: „Mensenzoon, in welk opzicht blijkt de wijnstok te verschillen van elke andere boom, de rank, die onder de bomen van het woud is opgekomen? Wordt er een paal van genomen om er wat werk mee te doen? Of neemt men er een pin van om er enigerlei gebruiksvoorwerp aan te hangen? . . . Zie! Wanneer hij gaaf blijkt te zijn, wordt hij niet voor enig werk gebruikt” (Ezech. 15:1-5). Het is derhalve duidelijk dat de wijnstok er in de eerste plaats toe dient vruchten voort te brengen, de heerlijke druiven waarvan wijn wordt gemaakt. — Recht. 9:13.
2. Wat had Jezus — in overeenstemming met dat doel van de wijnstok — volgens Johannes 15:16 in gedachten toen hij die apostolische „ranken” uitkoos?
2 Toen Jezus met zijn apostelen het laatste Pascha vierde, werd daar wijn bij gedronken. Na dat avondmaal vertelde hij hun zijn eigen illustratie van de „ware wijnstok” met zijn „ranken”. Met dit in gedachten kon hij tot zijn elf getrouwe apostelen zeggen: „Gij hebt mij niet uitgekozen, maar ik heb u uitgekozen, en ik heb u aangesteld opdat gij zoudt heengaan en vrucht zoudt blijven dragen en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat gij de Vader [de Planter van de wijnstok] ook vraagt in mijn naam, hij het u zou [met het oog op de vruchten die gij voortbrengt] geven.” — Joh. 15:16.
3. Waarom wordt een wijnstok elk seizoen gesnoeid, en welke les dient een met waardering vervulde „rank” van de „ware wijnstok” hieruit te leren?
3 Opdat een wijnstok zoveel mogelijk vruchten zal voortbrengen, wordt hij elk seizoen gesnoeid. Het is zoals Jezus, als de geestelijke „wijnstok”, zei: „Elke rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt hij weg . . . Indien iemand niet in eendracht met mij blijft, wordt hij als rank buitengeworpen en verdroogt; en men raapt die ranken bijeen en gooit ze in het vuur en ze worden verbrand” (Joh. 15:2, 6). Welke les kunnen wij hier nu uit leren? Welnu, indien wie van ons maar ook die een „rank” van de geestelijke „wijnstok” is, zijn voorrecht waardeert, zal hij niet weggesnoeid willen worden. Het betaamt hem derhalve vruchten voort te brengen — en veel vruchten nog wel!
DE VRUCHTEN
4. Om welke vruchten gaat het, zoals in het geval van Jesaja 5:7 te kennen wordt gegeven?
4 Om welke vruchten gaat het evenwel? De vruchten, de druiven, beelden niet de discipelen van Christus af. De door de geest verwekte discipelen worden door de ranken afgebeeld. De Schrift geeft echter duidelijk te kennen wat de vruchten, die door de ranken worden voortgebracht, symboliseren. Toen Jehovah het Israël uit de oudheid bijvoorbeeld met een wijngaard vergeleek, vermeldde hij naar welke vruchten hij zocht. Hij zei: „De wijngaard van Jehovah der legerscharen is het huis van Israël, en de mannen van Juda zijn de planting waar zijn lust naar uitging. En hij bleef hopen op recht, maar ziet! wetsverkrachting; op rechtvaardigheid, maar ziet! geschreeuw [als het luide geroep dat uit het oude Sodom opsteeg].” — Jes. 5:7; Gen. 18:21; 19:13.
5. Welke gewichtiger dingen van Gods Wet veronachtzaamden de religieuze leiders in Jezus’ tijd, en wat onderwezen zij als leerstellingen?
5 Tot de vruchten van die typologische „wijngaard” Israël, waarnaar de Planter Jehovah zocht, behoorden onder andere dan ook recht (waarbij gerechtigheid betrokken is) en rechtvaardigheid, het tegenovergestelde van wetsverkrachting en schandalig gedrag. Recht en rechtvaardigheid waren in Jezus’ tijd ver te zoeken. Kort voordat hij in Jeruzalem de marteldood stierf, zei hij tot de huichelachtige schriftgeleerden en Farizeeën: „Gij geeft tienden van de munt en de dille en de komijn, maar hebt de gewichtiger zaken der Wet, namelijk gerechtigheid en barmhartigheid en getrouwheid, veronachtzaamd” (Matth. 23:23). Over de kwestie van het overtreden van Gods Wet zei Jezus verder nog: „Gij [Farizeeën en schriftgeleerden, hebt] het woord Gods krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering.” „Zij [onderwijzen] mensengeboden als leerstellingen.” — Matth. 15:6, 9.
6, 7. (a) Welke vruchten dienen er, evenals in het geval van het natuurlijke Israël, aan de „ranken” van de „ware wijnstok” te worden aangetroffen, en hoe moet dit getoond worden? (b) Hoe bedreef Israël in Jeremia’s tijd op tweeërlei wijze overspel?
6 Recht en gerechtigheid, barmhartigheid, getrouwheid, rechtvaardigheid en het onderhouden in plaats van het verdraaien van Gods Wet maakten deel uit van de vruchten die Jehovah van de typologische „wijngaard” Israël verwachtte. Is het in overeenstemming hiermee dan te verwachten dat hij aan de „ranken” van zijn „ware wijnstok” geheel andere vruchten hoopt aan te treffen? Beslist niet! De vruchten die hij als een versiering van die „ranken” wenst aan te treffen, zijn christelijke persoonlijkheidskenmerken. Maar de vruchten omvatten meer dan louter een inactieve persoonlijkheid.
7 De actieve uiting van persoonlijkheidskenmerken wordt eveneens verlangd! In de dagen van de profeet Jeremia gaf Jehovah bijvoorbeeld te kennen dat hij teleurgesteld was over de vruchten die hem door de typologische „wijngaard” Israël werden aangeboden. Hij zei: „Op elke hoge heuvel en onder elke lommerrijke boom laagt gij met wijd uitgespreide benen neer, u zelf aan prostitutie overgevend. En wat mij aangaat, ik had u geplant als een uitgelezen, rode wijnstok, een volkomen waar zaad. Hoe zijt gij dan jegens mij veranderd in de ontaarde scheuten van een uitheemse wijnstok? . . . Hoe kunt gij zeggen: ’Ik heb mij niet verontreinigd. De Baäls heb ik niet achternagelopen’?” (Jer. 2:20-23) Tot de vruchten die Jehovah van de „wijnstok” van het typologische Israël verwachtte te oogsten, behoorden dus ook morele reinheid en exclusieve aanbidding van Hem. Maar in plaats van zulke vruchten aan de ranken van deze „wijnstok” aan te treffen, trof Jehovah hoererij en overspel onder afzonderlijke Israëlieten aan, alsook geestelijk overspel van de zijde van de gehele natie, doordat deze vriendschappelijke bondgenootschappen met de omliggende heidense natiën aanging. — Vergelijk Jakobus 4:4.
8. Hoe bleven de Israëlieten in gebreke Jehovah exclusieve aanbidding te schenken?
8 En in plaats dat de natie Jehovah exclusief als haar Verbondsgod aanbad, liep ze op afgodische wijze Baälbeelden achterna om ze te aanbidden. De „druiven” van de „wijnstok” van het typologische Israël waren in werkelijkheid ’de druiven van Sodom’, zodat zijn „trossen” bitter waren. De vruchten van de Israëlitische „wijnstok” omvatten dus ook homoseksualiteit, zoals deze in het Sodom uit de oudheid werd beoefend (Deut. 32:32). De onwenselijke vruchten vormen een duidelijke tegenstelling met wat God verlangt.
9. Hoe moeten de „ranken” van de „ware wijnstok” zich vrij houden van geestelijk overspel, zelfs indien zij zich hiermee de haat van de wereld op de hals halen?
9 De onveranderlijke God wil zulke vruchten ook niet aan de „ranken” van zijn „ware wijnstok”, Jezus Christus, hebben. De geestelijke Israëlieten van de Koninkrijksklasse moeten zich derhalve moreel rein bewaren. Zij moeten geen geestelijk overspel bedrijven door zich tot vrienden van deze wereld te maken. Er wordt van hen absoluut niets minder dan exclusieve toewijding aan Jehovah als God verlangd. Wat kan het hun schelen of de wereld hen wegens het voortbrengen van zulke vruchten haat? „Daar gij . . . geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.” Dit zei Jezus tot zijn elf getrouwe apostelen op de avond dat Judas Iskáriot hem verried. — Joh. 15:19.
10. (a) Wat voor soort van afgescheidenheid en onbesmetheid moeten de „ranken” van de „ware wijngaard” als vrucht voortbrengen, en wat voor actie vereist dit van hun zijde? (b) Wat voor verlies leed de natie Israël door deze vrucht niet voort te brengen?
10 Dat zij geen deel van deze wereld zijn, doordat zij zich afzijdig houden van haar politiek en conflicten, vloeit voort uit de vrucht reinheid en onbesmetheid ten aanzien van deze wereld. Degenen die deel uitmaken van Jehovah’s organisatie, zoals deze wordt vertegenwoordigd door zijn Zoon, „de ware wijnstok”, Jezus Christus, moeten door deze vrucht worden gekenmerkt. Zij moeten blijk geven van een onvoorwaardelijke aanhankelijkheid aan Gods koninkrijk in handen van Jezus Christus. Hiervoor is het noodzakelijk dat zij de Zoon van God openlijk als de langverwachte Messías, of Christus, erkennen en aanvaarden. De typologische „wijnstok” van het natuurlijke Israël heeft Jezus de Messías deze vrucht niet aangeboden. Deze natie bleef in gebreke de „vruchten” van Gods koninkrijk voort te brengen. Dit leidde tot een verschrikkelijk verlies voor hen, want het koninkrijk Gods werd van hen weggenomen en werd aan de natie gegeven die de verlangde vruchten zou voortbrengen, namelijk het geestelijke Israël (Matth. 21:43). Deze nieuwe natie bestaat uit de „ranken” die hun eendracht met de „ware wijnstok” bewijzen door Jezus de Messías niet te verwerpen — zoals de joodse natie dit heeft gedaan — maar hem openlijk te aanvaarden en in zijn voetstappen te treden.
11. (a) Wat is er met het oog op de profetie van Matthéüs 24:14 nog meer bij betrokken dan alleen maar ’Jezus in ons hart te dragen’? (b) Welke factor in verband met de „ware wijnstok” legt de „ranken” van de wijnstok een verplichting op?
11 Hierbij is dus meer betrokken dan de Messías alleen maar in ons hart te erkennen en te aanvaarden, door ’Jezus in ons hart te dragen’, zoals de evangelisten van de christenheid dit zeggen. Dit moet door een openbare handelwijze bevestigd en onthuld worden (Rom. 10:10). Wij moeten persoonlijk deelnemen aan de vervulling van Jezus’ profetie: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën” (Matth. 24:14). Indien een opgedragen, gedoopte, door de geest gezalfde „rank” in de „wijnstok” Christus geen actief aandeel aan dat voorzegde werk heeft, hoe zou hij dan de „vruchten” van het koninkrijk Gods kunnen voortbrengen? De verplichtende factor wordt in dit opzicht gevormd door het feit dat zij als „ranken” deel uitmaken van degene die als eerste met de geest van de Soevereine Heer Jehovah werd gezalfd om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken (Jes. 61:1-3; Luk. 4:16-21). Zoals de stam van de „wijnstok” is, moeten ook de sap-opzuigende „ranken” zijn!
12. Op hoe grote schaal moet Matthéüs 24:14 sinds het jaar 1914 in vervulling gaan, en op wie komt de verantwoordelijkheid neer ervoor te zorgen dat „dit goede nieuws” in zulk een mate wordt gepredikt?
12 De profetie van Matthéüs 24:14 had een gedeeltelijke vervulling in de eerste eeuw G.T., vanaf de tijd van Jezus’ hemelvaart en verschijning in Gods tegenwoordigheid tot het jaar 70 G.T., toen de Romeinen Jeruzalem verwoestten. Die vervulling vormde echter een afschaduwing van de volledige vervulling van de profetie in onze tijd, sinds 1914. Aan het einde van de tijden der heidenen in de herfst van dat jaar werd Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel geboren. Thans, meer dan 19 eeuwen nadat de „ranken” in de „wijnstok” Christus begonnen te groeien, is slechts een klein overblijfsel van die „ranken” nog in leven en actief in het voortbrengen van de „vruchten” van het koninkrijk Gods, aangezien er hoogstens 144.000 van zulke „ranken” als medeërfgenamen met Jezus Christus zullen zijn (Openb. 7:4-8; 14:1-3). Op dit overblijfsel komt de verantwoordelijkheid neer ervoor te zorgen dat „dit goede nieuws van het koninkrijk” over de gehele aarde wordt gepredikt zodat alle natiën het kunnen horen.
13. Door het voortbrengen van welke „vrucht” heeft het overblijfsel van de „ranken” van de wijnstok Jezus’ Vader derhalve over de gehele aarde verheerlijkt?
13 Het voortbrengen van de vrucht gehoorzaamheid aan het gebod om te prediken, heeft tot resultaat gehad dat Jehovah God wordt verheerlijkt. Het is precies zoals Jezus tot aanmoediging van zijn „ranken” had gezegd: „Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht blijft dragen en u mijn discipelen betoont” (Joh. 15:8). Heeft het overblijfsel van zulke „ranken” in deze tijd, waarin de uiteindelijke vervulling van Matthéüs 24:14 plaatsvindt, „veel vrucht” voortgebracht? Als wij de beschikbare verslagen over de periode sinds het naoorlogse jaar 1919 G.T. onderzoeken, moeten wij Ja zeggen! Doordat er aldus „vruchten” zijn voortgebracht, wordt Jehovah God over de gehele wereld verheerlijkt.
IN EENDRACHT MET DE „WIJNSTOK”
14. Hoe toonde Jezus in Johannes 15:4-6 aan dat het overblijfsel van de „ranken” onverbrekelijk met hem verenigd moest blijven om zoveel vruchten voort te brengen?
14 Opdat er gedurende deze woelige tijden sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 zoveel vruchten voortgebracht konden worden, moesten de „ranken” onverbrekelijk met de „wijnstok” Christus verbonden blijven. Het overblijfsel van de produktieve „ranken” heeft beslist voldaan aan de woorden van Jezus: „Blijft in eendracht met mij [de Ware Wijnstok], en ik in eendracht met u. Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf indien ze niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij niet in eendracht met mij blijft. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in eendracht met mij blijft, en ik in eendracht met hem, die draagt veel vrucht; want afgescheiden van mij kunt gij in het geheel niets doen. Indien iemand niet in eendracht met mij blijft, wordt hij als rank buitengeworpen en verdroogt; en men raapt die ranken bijeen en gooit ze in het vuur en ze worden verbrand.” — Joh. 15:4-6.
15. (a) Waartoe zou Jezus de apostelen nooit samen met hem hebben bestemd als zij hem niet trouw waren gebleven? (b) Waarom kon het overblijfsel zich niet ten gunste van de Volkenbond uitspreken en tevens in eendracht met de „ware wijnstok” blijven?
15 Jezus Christus zou deze „ranken” slechts dan samen met hem tot een koninkrijk in de hemel bestemmen als zij hem zelfs ondanks moeilijkheden trouw zouden blijven (Luk. 22:28-30). Om hun zalving met de geest van de Soevereine Heer Jehovah te behouden, moesten zij in eendracht blijven met hem, de stam van de „wijnstok”. Anders zou hun toekomstige plaats in het hemelse Koninkrijk van hen worden weggenomen (Openb. 3:5, 11). Wat stond het overblijfsel van gezalfde „ranken” derhalve te doen toen de tijden der heidenen in 1914 eindigden en toen werd onthuld dat Gods Messiaanse koninkrijk in de hemelen was geboren? Zij moesten de verheerlijkte Jezus Christus loyaal als Gods op de troon geplaatste Messiaanse Koning begroeten! Om in eendracht met hem te kunnen blijven, konden zij hem nooit verloochenen ten gunste van een organisatie zoals de Volkenbond, een door mensen gemaakt vervangingsmiddel voor het rechtmatige koninkrijk over de gehele aarde. Aangezien zij in eendracht met hem bleven, verbrak hij de eenheid niet.
DE „GROTE SCHARE” VAN OPENBARING 7:9-17
16. (a) Welke uitwerking had de Tweede Wereldoorlog op de verhouding waarin de „grote schare” tot het overblijfsel van de „ranken” van de wijnstok stond? (b) Aan de zijde van wie stelde de „grote schare” zich op met betrekking tot de Verenigde Naties, en waarom?
16 Gedurende de laatste vier jaar dat de Volkenbond als een organisatie tot instandhouding van de vrede bestond, begon de voorzegde „grote schare” te verschijnen, bestaande uit mannen en vrouwen die blij werden gemaakt door de Koninkrijksvruchten welke door de ranken van „de ware wijnstok” werden voortgebracht. De wrede ontberingen en beproevingen die zij als gevolg van hun omgang met het gezalfde overblijfsel gedurende de Tweede Wereldoorlog te verduren hadden, brachten hen er niet toe zich van die voortbrengers van Koninkrijks-„vruchten” los te maken. Zij wisten dat zij alleen loyaal konden zijn aan de op de troon geplaatste Koning, die „de ware wijnstok” is, wanneer zij loyaal waren aan zijn „ranken”, zijn geestelijke broeders (Matth. 25:31-40). Samen met Christus’ broeders weigerden zij de herleefde organisatie voor wereldvrede en veiligheid in de vorm van de organisatie der Verenigde Naties te aanvaarden. In plaats dat zij dit herleefde vervangingsmiddel voor Jehovah’s Messiaanse koninkrijk voorstonden, bleven zij samen met het overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen als Jehovah’s Getuigen prediken.
17. (a) Onder welke figuurlijke „wijnstok” verkiest de „grote schare” op aarde te zitten? (b) Onder welke „wijnstok” hadden zij voordien vertoefd?
17 Waaraan geven de leden van die „grote schare” de voorkeur wanneer het erom gaat in figuurlijk opzicht veilig onder eigen wijnstok en vijgeboom te zitten? Zij geven er de voorkeur aan onder „de ware wijnstok” en zijn „ranken” te vertoeven, aangezien deze Jehovah’s koninkrijk in handen van Christus vertegenwoordigen (Micha 4:1-4). Voordat zij het goede nieuws van Jehovah’s pasgeboren koninkrijk in handen van Jezus Christus, „de ware wijnstok”, hadden vernomen, zaten zij onder een andere wijnstok — „de wijnstok der aarde” (Openb. 14:19). Wat voor soort van „wijnstok” is dat? Het is de wereldomvattende politieke organisatie door middel waarvan menselijke heersers opstandig trachten de touwtjes van wereldheerschappij in handen te houden, ten einde hierdoor met Jehovah’s Messiaanse koninkrijk te kunnen wedijveren.
18. Waarom hebben de „ranken” van de „ware wijnstok” de leden van de „grote schare” ertoe aangespoord onder de „wijnstok der aarde” vandaan te gaan?
18 De vruchtdragende „ranken” van de „wijnstok” die door Jehovah is geplant, hebben de leden van de „grote schare” ertoe aangespoord onder „de wijnstok der aarde” vandaan te gaan. Zij moeten niet langer van de giftige, doodaanbrengende druiven en wijn ervan gebruiken. Waarom niet? Omdat die „wijnstok” ten ondergang is gedoemd, zoals in Openbaring 14:18-20 is voorzegd:
„En nog een andere engel kwam van het altaar en hij had autoriteit over het vuur. En hij riep met luide stem tot degene die de scherpe sikkel had, zeggende: ’Sla uw scherpe sikkel erin en vergaar de trossen van de wijnstok der aarde, want de druiven zijn rijp geworden.’ En de engel wierp zijn sikkel naar de aarde, en hij slingerde hem in de grote wijnpers van de toorn van God. En de wijnpers werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de wijnpers tot aan de tomen der paarden, over een afstand van duizend zeshonderd stadiën.”
Hier komt dus één symbolische wijnstok tegen een andere in actie, want de verheerlijkte Jezus Christus, die „de ware wijnstok” is, verplettert de vijandelijke wijnstok, „de wijnstok der aarde”. De „paarden” die bij het treden van de diepe, 320 kilometer lange wijnpers worden gebruikt, zijn de oorlogsrossen van Jezus Christus en zijn legerscharen van engelen. — Openb. 19:11-15.
19. (a) Waarom wordt de „wijnpers” van Gods toorn niet voor zijn geestelijke „wijngaard” bewaard? (b) Waarom zou het voor de leden van de „grote schare” schadelijk zijn wanneer zij dingen als „doornbossen en onkruid” in die wijngaard zouden brengen?
19 De „wijnpers” van Gods „toorn” wordt voor de antichristelijke „wijnstok der aarde” bewaard. Sinds God het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten in het naoorlogse jaar 1919 in zijn gunst heeft hersteld, koestert hij daarentegen geen „woede” tegen deze symbolische of geestelijke „wijngaard”. Hij heeft over deze „wijngaard” van geestelijk Israël gewaakt ten einde hem tot zijn heerlijkheid produktief te maken. Er is in deze „wijngaard” terecht geen plaats voor dingen gelijkend op doornbossen en onkruid, wat aan de vruchtbaarheid van deze „wijngaard” afbreuk zou doen (Luk. 6:44). Vandaar dat de „grote schare”, die zich thans met Jehovah’s „wijngaard” heeft verbonden, geen onjuiste dingen als doornbossen en onkruid in de vruchtbare „wijngaard” mag brengen. De „grote schare” zou hier schade van ondervinden, want Jehovah zou in zijn onveranderlijke voornemen zijn geestelijke „wijngaard” volledig produktief te maken, „doornbossen en onkruid” bestrijden. Hij zou erop stappen ten einde ze plat te trappen en zou ze vervolgens als met vuur verbranden. — Jes. 27:4.
20. In wat voor verhouding zal de „grote schare” tot Jehovah trachten te komen, en in welk lied dat zijn „wijngaard” wordt toegezongen, zullen zij willen meezingen?
20 Nu is voor de „grote schare” de tijd aangebroken om vrede met Jehovah te sluiten en zijn „vesting” of reservoir van kracht aan te grijpen, ten einde in staat gesteld te worden te doen wat hem behaagt. Het is passend wanneer zij de woorden in gedachten houden van het lied dat zijn „wijngaard” van het geestelijke Israël thans wordt toegezongen: „Zingt haar op die dag toe: ’Een wijngaard van mousserende wijn! Ik, Jehovah, beveilig haar. Elk ogenblik zal ik haar drenken. Opdat niemand zijn aandacht tegen haar richte, zal ik haar zelfs nacht en dag beveiligen. Geen woede heb ik. Wie zal mij doornbossen en onkruid geven in de strijd? Ik wil daarop stappen. Ik wil die tegelijkertijd in brand steken. Laat hij anders mijn vesting aangrijpen, laat hij vrede met mij sluiten; vrede sluite hij met mij.’ In de komende dagen zal Jakob wortel schieten, Israël bloesems dragen en werkelijk uitspruiten; en zij zullen de oppervlakte van het produktieve land eenvoudig met opbrengst vullen.” — Jes. 27:2-6.
21. (a) In welke mate moet het overblijfsel van geestelijk Jakob, of Israël, tonen dat zij vruchtbaar zijn? (b) Waaruit blijkt dat Jehovah het land produktief voor hen heeft gemaakt?
21 Nu is voor het overblijfsel van geestelijk Jakob of Israël de „dag” aangebroken dat zij moeten tonen vruchtbaar te zijn door het aardoppervlak met levenonderhoudende vruchten te vullen. Jehovah heeft het land over de gehele aarde produktief gemaakt, want honderdduizenden hebben gunstig op het door het overblijfsel gegeven Koninkrijksgetuigenis gereageerd en zijn in meer dan 200 landen ’opgeschoten’ ten einde een „grote schare” te vormen die Jehovah als Universele Soeverein begroet en Jezus Christus verwelkomt als degene die thans is gemachtigd om als koning over de gehele aarde te regeren. — Openb. 7:9-17.
22. Hoe heeft de vruchtbaarheid van het overblijfsel van de „ranken” van de „ware wijnstok” een gunstige uitwerking gehad met betrekking tot God, en hoe is dit ook waar met betrekking tot de vruchtbaarheid van de „grote schare”?
22 Dat de „ranken” van de „ware wijnstok” vruchten hebben voortgebracht, is inderdaad tot eer geweest van Jehovah God, de Bebouwer. Als resultaat van hun christelijke inspanningen schenkt de „grote schare” eer aan deze God, die zoiets groots als deze koninklijke „wijnstok” en zijn ranken, heeft geplant en gekweekt. Doordat de leden van de „grote schare” de les van de vruchtbare „wijnstok” en zijn „ranken” ter harte nemen, mijden ook zij alle onvruchtbaarheid en trachten zij vruchtbaar te zijn door alle hoedanigheden van een godvruchtige persoonlijkheid aan te kweken en ze actief tot uitdrukking te brengen en ten toon te spreiden, alles tot Jehovah’s eer.
[Illustratie op blz. 29]
HET VRUCHTDRAGENDE OVERBLIJFSEL EN DE „GROTE SCHARE” ZULLEN BESCHERMD WORDEN WANNEER DE ENGEL DE „WIJNSTOK DER AARDE” OOGST