Hoofdstuk 3
Wat het Koninkrijk voor onze aarde betekent
1, 2. Hoe blijkt uit de komst van het Koninkrijk dat God zich om de aarde en haar bewoners bekommert?
JEZUS’ modelgebed vervolgt met de woorden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:10). God bekommert zich intens om onze aarde en om allen die erop leven en hebben geleefd. Daarom komt het Koninkrijk „om te verderven die de aarde verderven”, om regelingen te treffen voor de opstanding van de doden, om de vijand dood teniet te doen en om onze aardbol tot een gelukkige, vredige woonplaats voor de mensheid te maken. — Openbaring 11:15, 18; 21:1, 3, 4.
2 Hoe vurig dienen wij dan ook die woorden te bidden: „Uw koninkrijk kome”! Hiermee wordt Gods koninkrijk in handen van zijn Zoon, de Heer Jezus Christus, bedoeld. Door middel daarvan zal de wil van Jehovah, die zelf de „Koning der eeuwigheid” is, inderdaad op deze aarde worden volbracht. Sta er eens bij stil wat dat voor de mensen van alle natiën zal betekenen:
DE „VREDEVORST” REGEERT
3, 4. (a) Welke profetische woorden hebben de VN op zichzelf van toepassing gebracht en waarom hebben ze desondanks gefaald? (b) Wat is het enige werktuig dat duurzame vrede kan brengen, en door middel waarvan?
3 Vooruitziend naar Christus’ Koninkrijksheerschappij beschrijft Gods profeet hem als de „Vredevorst” en voegt eraan toe: „Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn.” Dezelfde profeet verzekert ons: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen slaan en hun speren tot snoeimessen: natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.” Alhoewel deze laatste woorden op de muur van de Plaza tegenover de Verenigde Naties gegrift staan, kan dat door tweedracht verscheurde internationale lichaam er niet op bogen deze profetie te vervullen. Want de VN hebben als orgaan voor het bewerkstelligen van vrede en zekerheid onder de natiën, droevig gefaald. — Jesaja 2:4, King James Version; 9:6, 7, NW.
4 Voor ware en duurzame vrede moet er gerechtigheid voor iedereen zijn en werkelijk rechtvaardigheid worden betracht. Alleen het koninkrijk van de „Vredevorst” kan dit waarborgen; het zal ’stevig worden bevestigd en geschraagd door middel van rechtvaardigheid’. Ja, dat koninkrijk is Gods werktuig om „op aarde vrede onder mensen van goede wil” tot stand te brengen. — Jesaja 9:7; 32:17; Lukas 2:14.
5. Welke verbazingwekkende dingen brengt het Koninkrijk bij het bewerkstelligen van ware vrede tot stand?
5 Hoe zal het Koninkrijk dit doen? In het bijzonder doordat Gods koninkrijk in handen van zijn „Vredevorst” ’komt’ om handelend op te treden tegen de oorlogvoerende natiën van de wereld. In Psalm 46:8, 9 staat de volgende uitnodiging: „Aanschouwt de activiteiten van Jehovah, hoe hij verbazingwekkende gebeurtenissen op de aarde heeft gesteld. Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde. De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken; de [oorlogs]wagens verbrandt hij in het vuur.” Het Koninkrijk zal geen enkel wapen voor geweldpleging toelaten. Bovendien zal het niet toelaten dat goddeloze moordenaars en verkrachters de straten onveilig maken, want onder Gods koninkrijk zullen „de zachtmoedigen . . . de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.” — Psalm 37:9-11.
EEN PROFETISCHE ILLUSTRATIE
6. Op welke glorierijke wijze werden bijbelprofetieën in de zesde eeuw v.G.T. vervuld?
6 Veel bijbelprofetieën hebben betrekking op de ballingschap van het oude Israël. Na Babylon zeventig jaar lang te hebben gediend, keerde een getrouw overblijfsel van Israëlieten in 537 v.G.T. naar hun eigen land terug. Al die jaren had het land als een wildernis woest en verlaten gelegen. Maar nu Jehovah’s zegen op zijn volk rustte, vond er een opmerkelijke transformatie plaats. Een profetie die honderden jaren voordien was opgetekend, ging op glorierijke wijze in vervulling:
„De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. Ze zal zonder mankeren bloeien, en ze zal werkelijk blij zijn met blijdschap en met vreugdevol geroep. De heerlijkheid van de Libanon zelf moet haar gegeven worden, de pracht van de Karmel en van Saron. Er zullen er zijn die de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God, zullen zien.” — Jesaja 35:1, 2; zie ook Jesaja 65:18-25; Micha 4:4.
7. Wat kunnen wij dan ook in verband met onze aarde verwachten wanneer Gods koninkrijk ’komt’?
7 Zoals de geschiedenis getuigt, hadden deze profetieën een wonderbaarlijke vervulling ten aanzien van Gods herstelde volk in de eeuw die volgde op hun bevrijding uit Babylon. En als Gods koninkrijk ’komt’ om al Gods kinderen hier op aarde te zegenen, zal het dan in mindere mate paradijstoestanden op onze aardbol herstellen? Het antwoord luidt beslist Neen! Het Koninkrijk zal er inderdaad voor zorgen dat Gods oorspronkelijke opdracht aan de mensheid om ’de aarde te onderwerpen’ en ze geheel en al tot een Edens paradijs te maken, volledig ten uitvoer gebracht zal worden. — Genesis 1:28; 2:8-14; Jesaja 45:18.
EEN WERELDOMVATTEND PARADIJS
8. Wat zal er onder het Koninkrijk met de voedsel- en brandstofvoorziening gebeuren, en wegens de toepassing van welke wet?
8 Wanneer Gods koninkrijk ’komt’, zullen voedseltekorten en inflatie verdwijnen, want „er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn”. Onze liefdevolle Vader zal opnieuw „voedsel uit de aarde . . . doen voortkomen, en wijn, die het hart van de sterfelijke mens verheugt, om het gezicht van olie te doen glanzen, en brood, dat zelfs het hart van de sterfelijke mens verkwikt” (Psalm 72:16; 104:14, 15). Er zullen geen problemen zijn met de voedselverdeling onder de natiën, er zal geen rantsoenering zijn en men zal niet meer in de rij hoeven te staan om aan brandstof te komen. De hebzuchtige profiteurs zullen verdwenen zijn. De gehele mensheid zal de koninklijke wet gehoorzamen: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf”, en naar behoefte met elkaar delen. — Jakobus 2:8.
9. Welke verzekering hebben wij dat niets de mensheid dan schade zal berokkenen?
9 Bovendien kunnen wij verwachten dat het Koninkrijk natuurrampen zoals aardbevingen en orkanen onder controle zal hebben. Jezus gaf te kennen hoe dit mogelijk was toen hij „een zeer zware storm” tot bedaren bracht. Zijn discipelen merkten toen op: „Zelfs de wind en de zee gehoorzamen hem” (Markus 4:37-41). Op heel het aardse grondgebied van Gods koninkrijk zal er niets zijn wat schade aanricht, kwaad berokkent of verderf sticht. — Vergelijk Jesaja 11:6-9.
10. Wat gaven Jezus’ talrijke wonderen te kennen met betrekking tot het Koninkrijk?
10 Niet langer zullen er grote ziekenhuizen nodig zijn voor de zieken naar lichaam en geest. Hartkwalen, kanker en andere fnuikende ziekten zullen worden uitgebannen, want de Meesterdokter, Jezus Christus, zal de waarde van zijn loskoopoffer aanwenden „tot genezing van de natiën”. De vele wonderen die Jezus tijdens zijn verblijf op aarde verrichtte op het gebied van gezondmaking en het opwekken van de doden, zijn slechts een klein voorproefje van wat hij tot stand zal brengen door zijn machtige Koninkrijksheerschappij. Zelfs aan de overgeërfde stervende toestand waarin de mensheid verkeert, zal een eind komen, want er wordt ons verzekerd dat ’de dood niet meer zal zijn’. — Openbaring 21:4; 22:1, 2; Matthéüs 11:2-5; Markus 10:45; Romeinen 5:18, 19.
11. Welke vreugde zal de kroon spannen tijdens Jezus’ Koninkrijksheerschappij?
11 En dan de allergrootste vreugde! — begraafplaatsen zullen het landschap niet meer ontsieren, want zelfs die zullen hun doden teruggegeven hebben. Als „eerstelingen” van de opstanding zullen 144.000 loyale discipelen van Jezus met hem in de hemel verenigd worden als zijn mederegeerders in zijn koninkrijk. Ook Jezus’ wonderbaarlijke belofte dat de overigen der doden die „in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen . . . tot een opstanding”, zal vervuld worden. Zij zullen de vreugdevolle gelegenheid hebben om als onderdanen van het Koninkrijk hier op aarde tot menselijke volmaaktheid te worden gebracht. — Johannes 5:28, 29; Openbaring 14:1-5; 20:4-6, 11, 12.
12. (a) Waarom zou u voor eeuwig in het paradijs willen wonen? (b) Wat moeten wij volgens Johannes 17:3 doen om er te komen?
12 Wilt u tot degenen behoren die zullen meemaken dat deze aarde van alle goddeloosheid wordt gereinigd en in een paradijs van geneugte wordt veranderd? Wilt u aanwezig zijn om de opgestane doden welkom te heten? Zou u graag voor eeuwig op een schitterende aarde willen wonen — waar niemand meer verzwakt als gevolg van ouderdom en u nooit genoeg krijgt van de verrukkingen van elke levensdag die God u schenkt? Dat is mogelijk, als u zich aan Gods vereisten voor het verwerven van leven houdt. Jezus bracht het eenvoudig onder woorden toen hij in gebed tot zijn Vader zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Wat een voorrecht zal het zijn voor eeuwig in het paradijs te wonen, wanneer ’de aarde vervuld zal worden van de kennis van Jehovah’s heerlijkheid, ja, zoals de wateren de zee bedekken’! — Habakuk 2:14.
„ONS BROOD VOOR VANDAAG”
13. Waarom kunnen wij vol vertrouwen bidden om „ons brood voor vandaag”?
13 Thans gaan wij echter nog gebukt onder de zorg voor onze huidige behoeften. Voor velen van ons is het een ware uitdaging geworden in het levensonderhoud van onszelf en ons gezin te voorzien. Wij moeten dus niet alleen bidden dat de Vader door de komst van zijn koninkrijk zijn grote naam heiligt en ervoor zorgt dat zijn wil op aarde geschiedt, maar wij moeten ook tot God bidden om onze dagelijkse benodigdheden, om „ons brood voor vandaag”. Dit kunnen wij doen in het volste vertrouwen dat als wij trachten in overeenstemming met Gods rechtvaardige beginselen te leven en de belangen van zijn koninkrijk op de eerste plaats in ons leven stellen, God als de Grote Verzorger zijn deel zal doen. Het is precies zoals Jezus ons vervolgens zegt: „Weest dus nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of: ’Wat zullen wij drinken?’ of: ’Wat zullen wij aandoen?’ Want al deze dingen streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” — Matthéüs 6:11, 31-33.
„VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN”
14, 15. (a) Hoe dienen wij bereid te zijn te handelen als wij de woorden uit Matthéüs 6:12 bidden? (b) Welke geweldige voorbeelden kunnen wij hierin navolgen?
14 Bij het opbouwen van een intieme verhouding tot onze Vader moeten wij nederig erkennen dat wij bij hem in de schuld staan en onze overtredingen tegenover God en onze medemensen belijden. Het is dan ook passend tot God te bidden: „Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren hebben vergeven.” — Matthéüs 6:12.
15 In zijn geweldige goedheid zond God, alhoewel wij het in geen enkel opzicht verdienden, zijn Zoon, Jezus, in de wereld om „zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” van ons, mensen. Hierdoor is er een basis voor vergeving van onze zonden verschaft (Matthéüs 20:28). Hoe groot is Gods barmhartigheid die hij de zondige mensheid aldus betoond heeft! Wat een dwingende reden hebben wij dan om de zwakheden van onze medemensen door de vingers te zien! Wij moeten bereid zijn nog een stap verder te gaan, door zelfs ernstige zonden die tegen ons zijn begaan, te vergeven. Op die manier kunnen wij tegenover anderen de intense liefde aan de dag leggen waaraan, zoals Jezus zei, ware christenen herkenbaar zouden zijn. — Johannes 13:35; Kolossenzen 3:13; 1 Petrus 1:22.
„BEVRIJD ONS VAN DE GODDELOZE”
16, 17. (a) Hoe moeten wij de woorden „Breng ons niet in verzoeking” begrijpen? (b) Hoe kunnen wij in overeenstemming handelen met het gebed „Bevrijd ons van de goddeloze”?
16 Tot slot leert Jezus ons tot God te bidden: „Breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze” (Matthéüs 6:13). Laten wij niet denken dat God verzoekingen op ons pad brengt die ons doen struikelen. Het is veeleer Satan, die goddeloze opstandeling tegen God, die ons van God wil afkeren.
17 De Vader rust ons echter toe om „pal [te] staan tegen de kuiperijen van de Duivel”, ja, om met succes de strijd tegen hem en de goddeloze geestenkrachten onder zijn leiding, aan te binden. Opdat wij niet ’in verzoeking worden gebracht’, verschaft God ons een volledige geestelijke wapenrusting, die wij aan kunnen doen. De apostel Paulus beschrijft die wapenrusting in Efeziërs 6:10-18. Als wij pal staan en deze door God geschonken uitrusting gebruiken, en daarbij aanhouden in gebed, zal de Vader ervoor zorgen dat wij ’niet in verzoeking worden gebracht’, maar worden ’bevrijd van de goddeloze’. — 1 Petrus 5:6-9.
18. Wat is, kort samengevat, de inhoud van het Modelgebed?
18 Moge Jehovah’s roemrijke naam spoedig geheiligd worden door de ’komst van zijn koninkrijk’. Moge zijn wil op aarde geschieden doordat alle slechtheid wordt uitgebannen en doordat de aarde tot lof van hem tot een wereldomvattend paradijs wordt gemaakt. Moge, zolang het huidige goddeloze stelsel nog voortbestaat, onze liefdevolle hemelse Vader ons van de noodzakelijke levensbehoeften voorzien, ons helpen goede betrekkingen met anderen te bewaren en ons uit Satans klauwen bevrijden. Dit zijn de dingen waar Jezus ons om leerde bidden. Het staat allemaal in zijn modelgebed.
[Kader op blz. 25]
WAT GODS KONINKRIJK ZAL DOEN
● Jehovah’s soevereiniteit hoog houden, eind maken aan Satans heerschappij.
● Aarde zuiveren van valse religie en onderdrukkende heersers.
● Regering van Christus als „Vredevorst” invoeren.
● De gehele aarde tot een heerlijk paradijs maken.
● Een eind maken aan woningnood, voedsel- en brandstoftekorten.
● De maatschappij grondvesten op basis van naastenliefde.
● De natuurkrachten beheersen, rampen voorkomen.
● Stress, zorgen, kwalen, pijn en ouderdom uitbannen.
● De vijand dood, ziekte en alle verdriet tenietdoen.
● De miljarden doden opwekken om voor eeuwig op aarde te leven.