Kunt u nu in een paradijs leven?
ER BESTAAT thans een paradijs op aarde. Het breidt zich steeds meer uit en miljoenen mensen leven erin. Het kan ook uw deel zijn. Is dit een idealistische droom? Zeker niet, want wij spreken niet over een stoffelijk, aards paradijs, maar over een geestelijk paradijs.a
„Wat bedoelt u met een geestelijk paradijs?” zult u vragen. Eenvoudig dit: Van een organisatie van christenen die hun persoonlijkheid dusdanig hebben hervormd dat zij aan Gods vereisten voldoen en die verenigd zijn in de ware aanbidding van Jehovah kan gezegd worden dat zij zich in een geestelijk paradijs bevinden.
Waar geeft de bijbel een indicatie van een dergelijke schitterende geestelijke situatie? Welke bewijzen zijn er dat er thans zo’n toestand bestaat?
De wolf bij het lam
Er zijn een aantal bijbelse profetieën waarin toestanden worden beschreven die aan een paradijs doen denken. Een verrukkelijke beschrijving van zo’n paradijs treft u aan in Jesaja 11:6-9, waar wij lezen:
„De wolf zal werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.”
Denkt u zich eens in hoe aangenaam het zou zijn in een rustige omgeving te wonen zoals die hier beschreven wordt, waar zo’n totale vrede heerst! Hiermee zouden de paradijstoestanden hersteld zijn die in de hof van Eden bestonden, toen mens en dier in volmaakte harmonie in die tuin woonden (Genesis 1:30; 2:8, 9, 19, 20). Ware christenen zien er verlangend naar uit in de toekomst deze grootse zegeningen op wereldomvattende schaal te mogen ervaren onder de heerschappij van de Messiaanse koning, Jezus Christus. Zijn heerschappij wordt in Jesaja 11:1-5 beschreven, de verzen die onmiddellijk aan de hierboven aangehaalde voorafgaan. Maar vormen deze toekomstige zegeningen, die onder de Koninkrijksheerschappij beslist werkelijkheid zullen worden, de enige vervulling van Jesaja’s woorden?
Neen, wij zouden van deze profetie ook kunnen zeggen dat ze een transformatie van menselijke persoonlijkheden uitbeeldt. In welk opzicht? De achttiende-eeuwse bijbelgeleerde Matthew Henry antwoordt: „Mensen van de meest woeste en grimmige aard, die allen om hen heen plachten te bijten en te verslinden, zullen . . . een zo verwonderlijke verandering ondergaan, dat zij zelfs met de zwaksten in liefde zullen leven, van wie zij tevoren een gemakkelijke prooi zouden gemaakt hebben.”
En een andere bijbelgeleerde, Joseph Benson, schreef in de vorige eeuw: „Mensen met een woeste, wrede en ontembare geaardheid zullen zo veranderen door de prediking van het evangelie, en door Christus’ genade, dat zij uiterst nederig, zachtaardig en meegaand zullen worden en de [in] vers 4 genoemde zachtmoedigen en armen niet meer zullen lastig vallen en vervolgen.”
Stelt u zich dat eens voor! Mensen die hun vroegere agressieve eigenschappen afleggen en in plaats daarvan een persoonlijkheid aandoen die door vredelievendheid en liefde wordt gekenmerkt! Niet dat zulke personen hun identiteit verliezen. Jesaja zegt niet dat de wolf een lam wordt, maar veeleer dat zijn geaardheid verandert, zodat hij vredig bij het lam verblijft.
Evenzo hervormen, in overeenstemming met Jesaja’s woorden, mensen met beestachtige karaktertrekken — die misschien medemensen hebben gedood, uitgebuit of anderszins mishandeld — hun persoonlijkheid, zodat zij goed kunnen opschieten met anderen die de vreedzame gezindheid van een lam hebben. Als er zo’n situatie onder de mensen gaat heersen, kan de grandioze uitwerking daarvan als een geestelijk paradijs aangeduid worden. Maar gaan Jesaja’s woorden werkelijk in deze tijd in vervulling?
Een geestelijk paradijs — Wanneer?
Een overeenkomstige profetie in het boek Jesaja helpt ons de tijd vast te stellen waarin deze schitterende geestelijke toestand werkelijkheid begint te worden. Wij lezen in Jesaja 2:2-4:
„Het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten alle natiën stromen. . . . En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten slaan en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.”
Merk op dat hier een soortgelijke transformatie wordt beschreven — mensen worden vredelievend, ’slaan hun zwaarden tot ploegscharen’. Wanneer zou dit gebeuren? „In het laatst der dagen”, antwoordt de bijbelprofetie. Zoals menigmaal in De Wachttoren is uiteengezet, verkeert dit samenstel van dingen sedert het jaar 1914 in de laatste dagen. Daarom moeten wij nu in de tijd leven waarop Jesaja 11:6-9 van toepassing is. Er moet nu een geweldige geestelijke situatie bestaan! ’Maar waar?’ vraagt u zich af.
De persoonlijkheid temmen
Het temmen van de persoonlijkheid, zoals in Jesaja’s profetie beschreven, gebeurt keer op keer als oprechte personen de bijbelse waarheid leren kennen, ’hun geest hervormen’ en ’een nieuwe persoonlijkheid aandoen’ (Romeinen 12:2; Efeziërs 4:23, 24). Neem het volgende voorbeeld eens:
David is een grote, gespierde jongeman die op een boerderij in Minnesota in de Verenigde Staten is opgegroeid. „Mijn vader zei me altijd dat ik m’n ruzies met m’n vuisten moest beslechten”, verklaart David, die later amateurbokser werd. „Ik herinner me nog altijd dat hij zei: ’Wees nooit degene die een gevecht begint, maar zorg er wel voor dat jij de laatste klap uitdeelt.’ Het gevolg was dat ik altijd prompt met m’n vuisten klaarstond. Ik vond het zelfs prachtig als ik anderen lichamelijk letsel toebracht.”
Op een avond bijvoorbeeld zette een man die van een parkeerplaats af reed Davids auto klem. Hij weigerde koppig z’n auto te verplaatsen. „Ik was zo razend dat ik hem wel kon doodslaan”, zegt David. Hij trok de man uit zijn auto en sloeg hem bewusteloos. Zou iemand met zo’n gewelddadige aard werkelijk zijn manier van doen kunnen veranderen?
Op een dag, toen hij werkeloos was, werd David aangesproken door Jehovah’s Getuigen. Hun boodschap over een komende rechtvaardige Nieuwe Ordening raakte zijn hart. „Ik was er van meet af aan van overtuigd dat zij de waarheid hadden”, zegt David. Toen David dat wat hij leerde in zijn leven in praktijk bracht, ging hij veranderingen aanbrengen — hij stopte met roken en gebruikte geen drugs meer. Hij maakte zelfs vorderingen met het beheersen van zijn gewelddadige inslag.
Maar een paar maanden later kreeg David een teleurstellende terugslag. Hij werkte toen in de bouw. Op een ochtend begon een collega hem te treiteren. David waarschuwde hem ermee te stoppen, maar hij ging door. Het gevolg? David vertelt: „Ik raakte hem zo hard dat ik dacht dat ik hem gedood had. Hij bleef 20 minuten bewusteloos. Wat schaamde ik me!”
Langzaamaan maakte David echter vorderingen met het hervormen van zijn persoonlijkheid. Een echte test kwam verscheidene jaren nadat hij een gedoopte getuige van Jehovah was geworden. Hij was van huis tot huis aan het prediken. Bij een deur kwam er een man naar buiten die hem begon uit te vloeken. Vervolgens greep de man David bij zijn jasje en gooide hem de stoep af. Zonder een woord te zeggen begon David naar het volgende huis te lopen. Daarmee niet tevreden holde de man achter hem aan, raapte een base-ballslaghout op en gaf David er een slag mee op zijn onderrug. Toch zette deze vroeger zo driftige jongeman het hem niet betaald! Hij liep gewoon weg. Wat een opmerkelijke verandering van persoonlijkheid! Deze „wolf” gaat nu in alle vrede om met „lammeren”; hij dient als ouderling en volle-tijdbedienaar in de gemeente.
Vaak zijn mensen zo onder de indruk als zij dergelijke veranderingen in anderen zien, dat ook zij ertoe worden aangezet hun leven ten goede te veranderen. Zo zei een andere jongeman, die ook David heette, nadat hij een oude vriend had ontmoet die hij een poosje niet had gezien: „Hij was veranderd. Hij had geen lang haar meer, gebruikte geen smerige taal meer en wilde niets meer met drugs te maken hebben. Hij had zijn leven helemaal in het reine gebracht. Dit was voor mij zo’n schok dat ik erachter moest zien te komen waarom hij zo veranderd was.” Davids vriend was een van Jehovah’s Getuigen geworden. En dat werd David ook, nadat hij eerst in zijn eigen leven orde op zaken had gesteld.
Van de bovenstaande ervaringen zijn nog talloze voorbeelden meer te geven uit de 45.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen die er op de wereld zijn. Misschien kent u zelf wel een of meer van de mensen die zulke opmerkelijke veranderingen in hun leven hebben aangebracht.
Als toeschouwers congressen van Jehovah’s Getuigen bijwonen, spreken zij vaak over de vredige sfeer die er heerst. Een vaste medewerker van de Journal de Montréal schreef: „Ik ben geen Getuige. Maar ik ben getuige van het feit dat de Getuigen een levend getuigenis zijn van efficiëntie en een goed gedrag. . . . Als zij de enige mensen op de wereld waren, zouden wij ’s nachts de grendel niet op onze deur hoeven schuiven en de inbraakbeveiliging niet hoeven inschakelen.”
In Mexico heerste tussen twee dorpen een vete. Vaak kwam het tot botsingen waarbij doden vielen. De politie slaagde er niet in er een eind aan te maken. Toen begon één gezin met Jehovah’s Getuigen te studeren. Andere gezinnen verkochten hun wapens en gebruikten het geld om bijbels te kopen, zodat ook zij konden studeren. Spoedig kwam er een geestelijk paradijs van ware vrede en eenheid onder die dorpsbewoners tot stand.
Het is echter niet zo dat Jehovah’s Getuigen de eer opeisen voor het bereiken van de toestand waarop Jesaja 11:6-9 duidt. Neen, er is slechts één kracht in het universum die mensen ertoe kan bewegen zo’n drastische verandering in hun geaardheid te bewerkstelligen. Die kracht is Gods heilige geest (Galáten 5:22, 23). En God schenkt die geest graag aan mensen die er oprecht naar zoeken en zich naar zijn vereisten schikken. — Lukas 11:9-13; Handelingen 5:32.
Jehovah’s Getuigen maken ook geen aanspraak op volmaaktheid. Neen, zij hebben net als ieder ander problemen. Maar zij hebben een gezonde gids bij het oplossen van hun problemen — de bijbel (Psalm 119:105). Zij doen hun uiterste best de bijbelse beginselen in hun leven toe te passen, hoewel zij soms te kort schieten (Romeinen 3:23). Ziet u, diepgewortelde karaktertrekken zijn niet gemakkelijk uit te roeien. Toch kunnen, met de hulp van Gods geest, zelfs mensen met een heel vijandige persoonlijkheid vooruitgang boeken bij het beteugelen van ongewenste eigenschappen.
Niettemin is één ding zeker: In plaats van de tweedracht, de verdeeldheid en de immoraliteit die u thans in de wereld ziet, verheugt men zich in het geestelijk paradijs in liefde, vrede des geestes en eenheid, hoedanigheden die overal op aarde onder Jehovah’s Getuigen opvallen. Daardoor wordt een voorproefje verschaft van de vredige situatie op deze aarde in een letterlijk Paradijs tijdens de Duizendjarige Regering van Christus Jezus. — Lukas 23:43.
Waarom zou u zich niet verder verdiepen in het paradijs? Ga eens na hoe het komt dat Jehovah’s Getuigen vergelijkenderwijs zo’n vrede, voldoening, geluk en eenheid genieten — dingen die u ongetwijfeld direct aan een paradijs doen denken. Verneem hoe ook u nu reeds in zo’n paradijs kunt leven!
[Voetnoten]
a Het Nederlandse woord „paradijs” is afgeleid van het Griekse zelfstandig naamwoord paradeisos, dat „tuin” betekent. — Genesis 2:8, Douay Version; Griekse Septuaginta; Lukas 23:43.
[Kader op blz. 5]
PARADIJSPROFETIEËN
Een aantal profetieën in de Hebreeuwse Geschriften over het paradijs heeft in onze tijd reeds een vervulling gehad. Beschouw als voorbeeld daarvan eens de profetie in Jesaja hoofdstuk 35, waarin wordt voorzegd dat ’de woestijnvlakte zal bloeien als de saffraan’. Deze profetie ging op kleine schaal in vervulling toen verbannen joden in 537 v.G.T. uit Babylon terugkeerden. Blij met hun terugkeer tot zijn aanbidding zorgde God ervoor dat hun woest liggende vaderland, Juda, weer ging bloeien en een overvloed aan gewassen voortbracht, zodat het een miniatuurparadijs werd.
De profetie in Jesaja 35 heeft klaarblijkelijk ook een geestelijke vervulling. Hoe weten wij dat? Onder meer doordat in 35 de verzen 5 en 6 wordt beloofd dat de blinden, de doven, de kreupelen en de stommen allemaal genezen zouden worden. Er is geen enkele aanwijzing dat de joden die in 537 v.G.T. terugkeerden, letterlijk van zulke gebreken werden genezen. Dit moet dan ook in geestelijke zin worden opgevat — hun ogen, bijvoorbeeld, werden geopend om het licht der vrijheid in hun vaderland te zien. Zo heerst er in deze tijd een bloeiend geestelijk paradijs onder aanbidders van Jehovah God, maar nu is het wereldomvattend.
Als God in de nabije toekomst alle goddeloosheid van onze aardbol heeft weggevaagd, zullen een „grote schare” overlevenden en de opgestane doden een zeer reële lichamelijke genezing ervaren. Op basis van zijn loskoopoffer zal Christus Jezus gehoorzame mensen tot menselijke volmaaktheid brengen zodat zij voor eeuwig in het herstelde aardse Paradijs kunnen leven. Zo zal dat waarvan Jesaja 35 melding maakt, zich zeer spoedig over de gehele aarde uitstrekken omdat onze aardbol in een vredige, parkachtige tuin wordt getransformeerd waarin het letterlijke Paradijs werkelijkheid wordt. — Jesaja 25:6-8; Openbaring 7:9; 21:3, 4.