De „beheerder” in de tijd vlak voor Har–mágedon
1. Wat zal er gebeuren in Har–mágedon, waar de „beheerder”-klasse nu vlak voor staat, en door wie werd deze „beheerder” in de dagen van koning Hizkía van Jeruzalem afgeschaduwd?
HAR–MÁGEDON is de Hebreeuwse naam van de plaats waar de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” binnenkort gestreden zal worden. Het overblijfsel van de „beheerder”-klasse staat nu vlak voor die „oorlog” waarmee dit wereldse samenstel van dingen voorgoed zal eindigen. Daarom blijft de „beheerder”-klasse geestelijk wakker om te zien hoe de teruggekeerde meester, de verheerlijkte Jezus Christus, vernietiging zal brengen over de zichtbare vijanden van het Koninkrijk. In verband met dat Koninkrijk bidden zij tot Jehovah God: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10; Openb. 16:14-16). Deze wereldomvattende situatie werd geïllustreerd of voorzegd door wat er gebeurde gedurende het beheer van de Israëliet die in een bijzonder kritieke tijd door koning Hizkía van Jeruzalem tot koninklijke beheerder werd aangesteld.
2. Wie was die jood, en wie had hij volgens Jesaja 22:15-25 in het koninklijke beheer vervangen?
2 De „beheerder” was de jood Éljakim, de zoon van Hilkía. Driemaal wordt hij genoemd als de man die „over de huishouding” van koning Hizkía ging (Jes. 36:3, 22; 37:2). Hij had de man Sebna in deze koninklijke positie vervangen. Gods besluit met betrekking tot Éljakim en Sebna staat opgetekend in Jesaja 22:15-25. Wij lezen daar:
„Dit heeft de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, gezegd: ’Ga, treed binnen bij deze beheerder, bij Sebna, die over het huis gaat: „Wat is hier van belang voor u, en wie is hier van belang voor u, dat gij u hier een grafstede hebt uitgehouwen?” Op een hoogte houwt hij zijn grafstede uit; in een steile rots hakt hij zich een woning uit. „Zie! Jehovah slingert u neer met een krachtige slingering, o fysiek sterke man, en grijpt u met geweld. Hij zal u zonder mankeren stevig inwikkelen, als een bal voor een uitgestrekt land. Daar zult gij sterven, en daar zullen de wagens van uw heerlijkheid de schandvlek van het huis van uw meester zijn. En ik wil u uit uw positie wegstoten; en van uw officiële post zal men u neerhalen.a
En het moet geschieden op die dag, dat ik stellig mijn knecht zal roepen, namelijk Éljakim, de zoon van Hilkía. En ik wil hem met uw lange gewaad bekleden, en uw sjerp zal ik hem stevig ombinden, en uw heerschappij zal ik in zijn hand geven; en hij moet een vader worden voor de inwoner van Jeruzalem en voor het huis van Juda. En ik wil de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen, en hij moet openen zonder dat er iemand sluit, en hij moet sluiten zonder dat er iemand opent. En ik wil hem inslaan als een pin in een hechte plaats, en hij moet tot een troon van heerlijkheid worden voor het huis van zijn vader. En men moet aan hem heel de heerlijkheid van het huis van zijn vader hangen, de nakomelingen en de zijtakken, alle vaten van het kleine soort, de vaten van het schaalsoort, alsook alle vaten in de vorm van grote kruiken.
Op die dag”, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen, „zal de pin die in een hechte plaats is ingeslagen, worden weggenomen, en ze moet worden afgehouwen en vallen, en de vracht die daaraan is, moet worden afgesneden, want Jehovah zelf heeft het gesproken.”’”
3. (a) Wat betekent de naam Éljakim, en hoe kwam de betekenis ervan in het geval van de drager van de naam tot uiting? (b) Wie werden uitgezonden om naar de lasterlijke tirade voor de muren van Jeruzalem te luisteren, en tot wie werd uiteindelijk een smeekbede om hulp gericht?
3 In overeenstemming met de betekenis van Éljakims naam, „God verheft”, verhief Jehovah hem tot de positie van beheerder van koning Hizkía’s paleis. Dit gebeurde voordat de Assyrische heerser Sanherib het land Juda in 732 v.G.T. binnenviel. Sanherib legerde zijn krijgsmacht op enige afstand van Jeruzalem en zond toen zijn woordvoerder, Rabsake, te zamen met een lijfwacht, uit om voor Jeruzalems muren te staan en de overgave van de stad te eisen. Rabsake kleineerde hierbij Jehovah als God en verheerlijkte Assyrië en zijn heerser. Jeruzalems koning Hizkía zond zijn vertegenwoordigers uit om naar deze godslasterlijke tirade te luisteren, en wel Éljakim, die nu beheerder was, alsook Sebna, die tot secretaris was gedegradeerd, en Joah, de geschiedschrijver. Diep bedroefd over wat zij hadden gehoord, brachten zij verslag uit aan koning Hizkía. Aangezien de koning zich geheel en al hulpeloos voelde, richtte hij een smeekbede om hulp tot de profeet Jesaja, de vertegenwoordiger van Jehovah. — Jes. 36:1–37:7.
4. Wie worden, in de hedendaagse vervulling van dat oude drama, afgebeeld door Sanherib, Hizkía en Éljakim?
4 Hier zien wij dezelfde zinnebeeldige kenmerken die in de kritieke situatie van thans een rol spelen. Sanherib, de koning van Assyrië, beeldt dan ook de vijand van Gods koninkrijk af, namelijk Satan de Duivel,b die op straffe van slavernij of vernietiging de overgave van Jehovah’s georganiseerde volk eist. De gezalfde koning Hizkía, wiens naam „Jehovah heeft gesterkt” betekent, is een afbeelding van de thans regerende Koning, Jezus Christus, die zich heel sterk bewust is van de benarde toestand van zijn loyale discipelen op aarde, die smaad ondergaan en door de organisatie van de Duivel met vernietiging worden bedreigd. Éljakim, die als „beheerder” over de huishouding van koning Hizkía was aangesteld, is een afbeelding van het overblijfsel van de „beheerder”-klasse, de groep gezalfden die zich gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen” sinds 1914 G.T. nog op aarde bevindt. Evenals de typologische beheerder Éljakim een jood of Israëliet was, bestaat het overblijfsel in deze tijd uit geestelijke Israëlieten onder de regerende Koning Jezus Christus.
5. Met wie zijn de leden van het gezalfde overblijfsel verbonden, zoals blijkt uit het feit dat zij het tijdschrift De Wachttoren nog steeds over de gehele wereld in omloop brengen, en wanneer wezen zij alle smadelijke namen waarmee zij werden aangeduid, af?
5 Op dit late tijdstip brengen de in aantal afnemende leden van het gezalfde overblijfsel nog steeds over de gehele wereld en in veel talen het tijdschrift De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk in omloop. Dat zij zich op deze wijze speciaal identificeren als personen die met Jehovah God verbonden zijn, is een logisch resultaat van de 20ste-eeuwse loop der theocratische gebeurtenissen. Ja, want in het gedenkwaardige jaar 1931 kwamen vele duizenden van het gezalfde overblijfsel te Columbus (Ohio, VS) in algemene vergadering bijeen, en op 26 juli namen zij daar unaniem een resolutie aan op grond waarvan zij de op de bijbel gebaseerde naam „Jehovah’s Getuigen” aannamen. Aldus wezen zij alle smadelijke namen af waarmee de religieuze stelsels van de christenheid deze over de gehele wereld met elkaar verbonden bijbelonderzoekers hadden bestempeld. Onmiddellijk hierna namen alle gemeenten van geestelijke Israëlieten over de gehele aarde de naam eenstemmig aan.
6. Wat namen zij, door zich aldus naar Gods naam te noemen, bereidwillig op zich?
6 Aldus namen zij de verantwoordelijkheden op zich die liggen opgesloten in datgene wat tot de Israëlieten in de dagen van de profeet Jesaja werd gezegd:
„’Gij zijt mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’ja, mijn knecht die ik verkozen heb, opdat gij het weet en geloof in mij hebt, en opdat gij begrijpt dat ik Dezelfde ben. . . . Daarom zijt gij mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik ben God.’” — Jes. 43:10-12.
DE VERANTWOORDELIJKHEDEN DIE MET BEHEER GEPAARD GAAN
7. (a) Hoe hebben religieuze leiders die beweren dat zij een beheer hebben ontvangen, vóór het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 hun bewering gelogenstraft? (b) Hoe hebben de geestelijken van de christenheid er blijk van gegeven als Sebna te zijn?
7 Evenals Sebna in koning Hizkía’s regering gedurende Jesaja’s tijd zijn er geestelijken van de christenheid die beweren het exclusieve recht op het aardse beheer onder de Grotere Hizkía, Jezus Christus, te hebben. Maar in tegenstelling tot de geestelijken hebben de getrouwe leden van het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s Getuigen er ernstig naar gestreefd zich metterdaad van de verantwoordelijkheden die met Koninkrijksbeheer gepaard gaan, te kwijten. Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog, die in de christenheid is begonnen, is dit op een in het oog springende wijze het geval geweest. Tegen die tijd hadden de tot de oorlog ophitsende geestelijken van de christenheid op onuitwisbare wijze duidelijk gemaakt hoe hun houding was met betrekking tot het beheer dat zij volgens hun beweringen van de Koning, Jezus Christus, ontvangen hadden. Zelfs toen reeds waren er overvloedig veel bewijzen dat „de tijden der heidenen” of „de bestemde tijden der natiën” in de herfst van 1914 waren geëindigd. Ja, en ook dat de verheerlijkte Jezus Christus als de Grotere Hizkía in de hemel was begonnen te regeren (Ezech. 21:25-27; Luk. 21:24, Statenvertaling; Nieuwe-Wereldvertaling). Maar spraken de geestelijken van de christenheid zich uit ten gunste van Jehovah’s opgerichte koninkrijk onder Christus? Neen!
8. Wat hebben de geestelijken van de christenheid na het falen van de Volkenbond gedaan, in tegenstelling tot het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten?
8 In 1919 boden de geestelijken van de christenheid aan als ’beheerders’ van de voorgestelde Volkenbond dienst te doen. In 1939 faalde die Bond echter volledig. Hij is nu opgevolgd door de hernieuwde vredesorganisatie, de Verenigde Naties. In scherpe tegenstelling tot die geestelijken blijft het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten zijn steun geven aan het opgerichte koninkrijk van God onder Christus.
9. Wat is volgens de historische feiten het hedendaagse antwoord op Jezus’ vraag in Lukas 12:42?
9 Wie zijn derhalve sinds het begin van het goddelijke oordeel in 1918 met het beheer vereerd of in hun positie van beheer bevestigd? De historische feiten sinds 1918, die voor zichzelf spreken, antwoorden: Het gezalfde overblijfsel van de geestelijke Israëlieten. Zij als klasse vormen het antwoord op Jezus’ vraag: „Wie is werkelijk de getrouwe, de beleidvolle beheerder, die door zijn meester over diens lichaam van bedienden zal worden aangesteld om hun te rechter tijd hun mate van voedselbenodigdheden te blijven geven?” (Luk. 12:42) Zij vormen thans de Grotere Éljakim. Met andere woorden, zij zijn de „beheerder”-klasse die werd afgeschaduwd door de getrouwe en beleidvolle Éljakim gedurende koning Hizkía’s regering (745-716 v.G.T.), ten tijde van de Assyrische inval in het land Juda.
10. Hoe zou de slaaf-„beheerder”, het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten, volgens Jezus’ profetie van Lukas 12:43, 44 „gelukkig” worden gemaakt?
10 Ondanks de weeën die over de christenheid en de rest van de mensenwereld komen, is het overblijfsel van de getrouwe „beheerder”-klasse werkelijk „gelukkig”, zoals Jezus zelf had voorzegd met de woorden: „Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt!” Wat maakt hen gelukkig? Welnu, datgene wat Jezus vervolgens zei: „Ik zeg u naar waarheid: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen.” — Luk. 12:43, 44.
11. Hoe zou Jehovah volgens Jesaja 22:20, 21 Sebna vervangen?
11 In geestelijk opzicht is het met het getrouwe overblijfsel van geestelijke Israëlieten net zo gegaan als met Éljakim, de zoon van Hilkía, die de zichzelf verheerlijkende Sebna als „beheerder” over koning Hizkía’s huishouding verving. Jehovah zei tot zijn profeet Jesaja: „En het moet geschieden op die dag [waarin Jehovah Sebna uit zijn positie zou verwijderen], dat ik stellig mijn knecht zal roepen, namelijk Éljakim, de zoon van Hilkía. En ik wil hem met uw [Sebna’s] lange gewaad bekleden, en uw sjerp zal ik hem stevig ombinden, en uw heerschappij zal ik in zijn hand geven; en hij moet een vader worden voor de inwoner van Jeruzalem en voor het huis van Juda.” — Jes. 22:20, 21.
12. Met welk optreden door Jezus Christus sinds het voorjaar van 1919 kwam dat overeen?
12 Dit komt overeen met Jezus’ aanstelling van de getrouwe, beleidvolle „beheerder”-klasse over al zijn Koninkrijksbezittingen. Vooral sinds het voorjaar van het naoorlogse jaar 1919 is er in de religieuze geschiedenis een nieuw hoofdstuk begonnen. Het overblijfsel van de getrouwe, beleidvolle „beheerder”-klasse werd toen evenals Éljakim bekleed met de waardigheid om ambassadeurs van het opgerichte koninkrijk van Jehovah God onder Christus te worden (2 Kor. 5:20). In deze hoedanigheid hebben zij het opgerichte koninkrijk „op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën” bekendgemaakt (Matth. 24:14; Mark. 13:10). Zinnebeeldig gesproken heeft de Almachtige God hun lendenen omgord opdat zij zich van deze belangrijke bediening zouden kwijten door de „sjerp” van een beheerder of hofmeester (sochen, Hebreeuws; oikonomos, Griekse Septuaginta) om hun heupen te binden. — Vergelijk Zacharia 3:1-7.
13. Wanneer hebben degenen die de samengestelde „beheerder”-klasse vormden, Babylon de Grote verlaten, en over wie heeft de „heerschappij” van deze „beheerder” zich uitgestrekt?
13 Vooral sinds het voorjaar van 1919 heeft Jehovah God tot zijn gehele opgedragen volk de oproep gericht om „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, te verlaten (Openb. 18:2, 4). Degenen die de „beheerder”-klasse vormden, zijn inderdaad gehoorzaam weggetrokken, en hun hemelse Meester, de onzichtbaar tegenwoordige Heer Jezus Christus, heeft hen als klasse gebruikt om allen die in aanmerking kwamen voor het hemelse koninkrijk „te rechter tijd hun mate van voedselbenodigdheden” te geven. De Éljakim-klasse is in dit opzicht als een „vader” geworden die voor allen zorgt die werden afgebeeld door „de inwoner van Jeruzalem en . . . het huis van Juda”. Door bemiddeling van Christus heeft Jehovah deze „heerschappij” in handen van de „beheerder”-klasse gelegd, en deze samengestelde „beheerder” heeft deze „heerschappij” tot op heden op een getrouwe en beleidvolle wijze uitgeoefend. Vooral sinds 1935 heeft de „grote schare” van Christus’ „andere schapen” voordeel getrokken van deze vaderlijke zorg, evenals dit het geval was met de „inwonende vreemdeling, die binnen” de poorten van het Jeruzalem uit de oudheid was. — Ex. 20:10; Joh. 10:16; Openb. 7:9-17.
14. Hoe heeft de „beheerder” zich van zijn verantwoordelijkheid gekweten, zoals werd afgebeeld doordat Éljakim „de sleutel van het huis van David” op zijn schouder droeg?
14 Er is een zware verantwoordelijkheid op de schouders van de huidige Éljakim-klasse gelegd, overeenkomend met die welke wordt beschreven in Jehovah’s woorden betreffende de Éljakim in koning Hizkía’s tijd: „En ik wil de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen, en hij moet openen zonder dat er iemand sluit, en hij moet sluiten zonder dat er iemand opent” (Jes. 22:22). De samengestelde „beheerder”-klasse heeft zich waardig betoond de koninklijke „sleutel van het huis van David” op zijn schouder te dragen. Ze heeft de aardse belangen van Gods Messiaanse koninkrijk — afgebeeld door het „huis van David” — met grote waakzaamheid behoed. Ze heeft degenen verwelkomd die door de Meester waren gekozen om de laatste leden van het overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen te vormen. In 1935 begon ze de „andere schapen” te verwelkomen die de Voortreffelijke Herder graag wilde bijeenvergaderen opdat zij „één kudde” met het gezalfde overblijfsel zouden vormen. Ze heeft de deur gesloten voor alle uit de gemeente verwijderde afvalligen en voor degenen die hebben getracht heimelijk binnen te dringen om de organisatie van Jehovah’s Getuigen te verderven. — Vergelijk Openbaring 3:7.
15. Als wat wilde Jehovah Éljakim in een hechte plaats inslaan, en wat moest allemaal aan hem worden opgehangen?
15 Jehovah profeteerde nog verder met betrekking tot de hedendaagse Éljakim-klasse met de woorden: „En ik wil hem inslaan als een pin in een hechte plaats, en hij moet tot een troon van heerlijkheid worden voor het huis van zijn vader. En men moet aan hem [als aan een pin] heel de heerlijkheid van het huis van zijn vader hangen, de nakomelingen en de zijtakken, alle vaten van het kleine soort, de vaten van het schaalsoort, alsook alle vaten in de vorm van grote kruiken.” — Jes. 22:23, 24.
16. In wiens plaats kwam Éljakim, en tot welke dienst ten behoeve van het „lichaam van bedienden” werd de tegenbeeldige Éljakim aangesteld?
16 De permanent ingeslagen „pin” waaraan die huishoudelijke voorwerpen opgehangen moesten worden, beeldde Éljakim af, de nieuwe beheerder die Sebna verving. Hij werd derhalve belast met de taak de leden van de huishouding van de koning van voedsel en drank te voorzien. Dat Éljakim in deze hoedanigheid werd aangesteld, beeldde af dat de Grotere Hizkía, Jezus Christus, er bij zijn komst in heerlijkheid zijn goedkeuring aan hechtte dat de ’getrouwe beheerder’-klasse over het zich nog op aarde bevindende overblijfsel van zijn medeërfgenamen werd aangesteld om dit „lichaam van bedienden . . . te rechter tijd hun [benodigde] mate van voedselbenodigdheden” te verschaffen, hetzij in grote of in kleine mate. Dit hing van het soort van vast voedsel of drank af. Zulke „voedselbenodigdheden” zouden vanzelfsprekend uit Gods Woord afkomstig zijn. Van een ander bijbels standpunt uit bezien beelden die „vaten” echter de dienstknechten van God zelf af, met verschillende bekwaamheden voor het verrichten van dienst. — 2 Tim. 2:20-22.
17. In welk opzicht zou Éljakim een „troon van heerlijkheid” voor het huis van zijn vader zijn, en hoe zouden „de nakomelingen en de zijtakken” van zijn vader hier voordeel van trekken?
17 Éljakim zou een „troon van heerlijkheid” voor het huis van zijn vader Hilkía worden. Dit betekende dat hij, in tegenstelling tot de vroegere beheerder Sebna, geen smaad zou brengen over het huis van zijn vader of de reputatie ervan niet naar beneden zou halen. Hij zou in de koninklijke dienst van koning Hizkía nog verder worden verhoogd. Dit alles werd gesymboliseerd door het feit dat hij tot een „troon van heerlijkheid” zou worden. Hij zou zich niet als een koning neerzetten om gediend te worden, maar als de dienstknecht van de koning zou hij in zijn nieuwe werktoewijzing autoriteit en „heerschappij” hebben. In zekere mate zou hij de koning van Jeruzalem vertegenwoordigen en in diens naam spreken. Er zou „het huis van zijn vader” geen schande ten deel vallen, maar veeleer „heerlijkheid”, en bovendien zou het stevig bevestigd zijn als hing het aan een pin die niet verwijderd kon worden. Het zou de „nakomelingen en de zijtakken” van het huis van zijn vader niet tot schande strekken dat zij voor een aanbeveling van Éljakim afhankelijk waren. Al zulke verwanten van Éljakim konden erop rekenen dat hij hen op een eervolle, verdienstelijke wijze zou vertegenwoordigen. Al zijn verwanten konden zich erop verlaten dat hij hen in zijn hogere positie op een edele wijze zou vertegenwoordigen. Omdat zulke afhankelijke verwanten krachtig zouden worden gesteund, zouden zij ertoe worden aangemoedigd zich aan te bieden als „vaten” in koninklijke dienst.
18. (a) Aan welke klasse in deze tijd is als aan een pin speciale verantwoordelijkheid ’gehangen’, en in welk opzicht is het een koninklijke verantwoordelijkheid? (b) Wie in deze tijd zijn „de nakomelingen en de zijtakken”, en met welke gebruiksvoorwerpen worden ze vergeleken?
18 Evenzo draagt de ’getrouwe beheerder’-klasse in deze tijd een zware lading verantwoordelijkheid. Het is een koninklijke verantwoordelijkheid waaraan veel heerlijkheid is verbonden, omdat ze wordt gedragen in de dienst van Jehovah’s thans geïnstalleerde Koning, Jezus Christus. Het is een geestelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van allen die, als „de nakomelingen en de zijtakken” van hun geestelijke Vader, qua Koninkrijkshoop aan de Éljakim-klasse verwant zijn. Zij zijn afhankelijk van of ’hangen aan’ de met een pin te vergelijken „beheerder”-klasse, terwijl zij zelf als met verstand begiftigde, levende „vaten” zijn die verschillende hoeveelheden voedselbenodigdheden aan anderen brengen die zich samen met hen in dezelfde geestelijke verwantschap verheugen. — 2 Tim. 2:20, 21; 2 Kor. 4:7.
19. (a) Op welke kritieke tijd werd Éljakim tot koninklijke beheerder gepromoveerd? (b) In welke richting wendde de koning van Juda zich voor hulp onder de dreigende omstandigheden?
19 In de oudheid, in de achtste eeuw vóór onze gewone tijdrekening, werd Éljakim in een kritieke tijdsperiode van Jehovah’s typologische koninkrijk te Jeruzalem tot koninklijke beheerder gepromoveerd. Hij hoorde persoonlijk de schrikaanjagende bedreigingen die door de gezant van de binnenvallende Assyrische koning Sanherib werden uitgeschreeuwd. Éljakim herhaalde deze tegenover zijn meester, koning Hizkía. Koning Hizkía zocht op zijn beurt geen militaire hulp uit Egypte maar wendde zich tot zijn God Jehovah. Als antwoord gaf Jehovah, bij monde van zijn profeet Jesaja, een bijzonder versterkend antwoord. Wat gebeurde er toen als een vervulling van Jehovah’s uitdagende boodschap? Wij lezen:
20. Wat deed Jehovah toen als een vervulling van zijn uitdagende boodschap bij monde van zijn profeet Jesaja?
20 „Toen ging de engel van Jehovah uit en sloeg in de legerplaats van de Assyriërs honderd vijfentachtig duizend man. Toen men ’s morgens vroeg opstond, wel, zie, zij allen waren dode lijken. Daarom brak Sanherib, de koning van Assyrië, op en aanvaardde de terugtocht en ging in Ninevé wonen. Nu gebeurde het dat toen hij zich neerboog in het huis van Nisroch, zijn god, Adrammelech en Sarezer, zijn eigen zonen, hem neersloegen met het zwaard.” — Jes. 37:36-38; 2 Kon. 19:35-37.
21. (a) Wat werd afgebeeld doordat Jehovah destijds de strijd aanbond? (b) Waarvoor staat de huidige „beheerder”-klasse, en sinds wanneer en tot wie heeft deze klasse de waarschuwing laten weerklinken?
21 Dat Jehovah destijds de strijd aanbond ten behoeve van zijn koninkrijk te Jeruzalem beeldde zijn veel grotere optreden af gedurende „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon. Daar zal zijn vernietigingsengel een aartsengel zijn, de geïnstalleerde Koning, Jezus Christus, die alle hemelse engelen aanvoert (Openb. 16:14-16; 19:11-21). Het overblijfsel van de „beheerder”-klasse staat vlak voor deze oorlog aller oorlogen, die nooit herhaald zal worden. De „beheerder”-klasse, die belast is met de zorg voor de „voedselbenodigdheden” uit Gods Woord, is vooral sinds 1919 gebruikt om de waarschuwing voor deze komende „oorlog” op de plaats die Har–mágedon wordt genoemd, te laten weerklinken. Evenals in het geval van Éljakim, gedurende de dagen van koning Hizkía, staan zij vlak voor de naderende aanval van de Grotere „Assyriër”, Satan de Duivel, en zijn horden (Micha 5:5, 6). Zij blijven ermee voortgaan alle leden van het huisgezin van hun hemelse Meester en de gehele mensheid te waarschuwen.
22. Wie hebben gunstig op die waarschuwing gereageerd, en waarom worden zij door wat er met Éljakim en de andere inwoners van Jeruzalem is gebeurd, alsook door de betekenis van dit alles, aangemoedigd?
22 Een internationale „grote schare” heeft gunstig op de waarschuwing gereageerd en heeft deze aan weer anderen bekendgemaakt (Openb. 7:9-17). Zij worden aangemoedigd door wat er met Éljakim, de beheerder van koning Hizkía, en de andere inwoners van Jeruzalem is gebeurd, want dezen ontkwamen aan de massale vernietiging door de Assyrische invallers en werden geen oorlogsslachtoffers. Evenzo zal de „beheerder”-klasse in deze „tijd van het einde” er te zamen met de „grote schare” van Christus’ „andere schapen” voor behoed worden samen met het wereldse samenstel van dingen in „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon vernietigd te worden (Dan. 12:4). Na Jehovah’s overwinning aldaar zullen de Grotere Sanherib, Satan de Duivel, en al zijn demonenengelen, gedurende de duizend jaar van de regering van de Grotere Hizkía, Jezus Christus, in de afgrond worden geworpen.
23. Wanneer zal er geen twijfel bestaan over het juiste antwoord op de door Jezus gestelde vraag in Lukas 12:42?
23 Zolang het hun regerende Meester, Jezus Christus, behaagt hen verder op aarde te gebruiken, zal het overblijfsel van ’de getrouwe beheerder’-klasse de juiste „mate van voedselbenodigdheden” aan hun medeoverlevenden, de „grote schare” van de „andere schapen” van hun Meester, uitdelen. Laten alle met schapen te vergelijken personen er met het oog op de verwezenlijking van dat opwindende vooruitzicht voor op hun hoede blijven dat zij niet te Har–mágedon worden „afgesneden”, zoals degenen die vol vertrouwen aan die gediskwalificeerde „pin”, de Sebna-klasse in de christenheid, hangen (Jes. 22:17-19, 25). Gelukkig zijn inderdaad allen die zich hebben vergewist van en vasthouden aan het juiste antwoord op Jezus’ vraag: „Wie is werkelijk de getrouwe, de beleidvolle beheerder?” Laten zij, in loyaliteit aan zijn beheer, in deze juiste tijd de benodigde „mate van voedselbenodigdheden” uit handen van de ’getrouwe beheerder’, de Grotere Éljakim, blijven aanvaarden. Die symbolische „pin” is volgens Gods voorkennis in een „hechte plaats” ingeslagen om daar, met Gods hulp, te blijven. Klem u er derhalve vol vertrouwen en in alle loyaliteit aan vast.
[Voetnoten]
a In de Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften luidt Jesaja 22:19: „Gij zult worden verwijderd van uw beheer [oikonomia], en van uw plaats.” — De Septuaginta-vertaling, Grieks en Engels, door Samuel Bagster and Sons Limited, Londen, Engeland.
b Zie The Watchtower van 1 april 1945, bladzijde 102, paragraaf 1; ook De Wachttoren van 1 maart 1952, bladzijde 70, paragraaf 10.
Kunt u bij wijze van herhaling de volgende vragen beantwoorden?
■ Wie waren Éljakim en Sebna?
■ Wie worden in onze tijd afgebeeld door Éljakim en Sebna?
■ Wie worden in deze tijd afgebeeld door koning Sanherib en koning Hizkía?
■ Aan wie geeft de Éljakim-klasse haar steun, in tegenstelling tot wat door de Sebna-klasse is gesteund?
■ Wie worden afgebeeld door de „inwoner van Jeruzalem en . . . het huis van Juda”?
■ Wie, behalve de hedendaagse ’inwoner van Jeruzalem en Juda’, ontvangen nog meer de vaderlijke zorg van de Éljakim-klasse?
■ Wat wordt afgebeeld door het „huis van David”?
■ Wie is de „pin” uit Jesaja’s profetie, en wie wordt door hem afgebeeld?
■ Wat wordt gesymboliseerd door het feit dat deze „pin” een „troon van heerlijkheid” wordt?
[Illustratie op blz. 29]
Het gezalfde overblijfsel en hun medewerkers verspreiden DE WACHTTOREN in veel talen over de gehele wereld