Vrijheid met zekerheid
’De schepping zelf zal ook worden vrijgemaakt van slavernij aan verdorvenheid en zal de glorierijke vrijheid hebben van de kinderen Gods.’ — Rom. 8:21, NW.
1. Welk succes heeft de mens gehad bij het verwerven van vrijheid voor zichzelf?
DE POGINGEN die de mensen hebben gedaan, zichzelf en hun kinderen werkelijke vrijheid te verzekeren, zijn ijdel geweest. Er zijn veel schatten en er is veel bloed geofferd op de wereldse altaren van vrijheid. De vele processen en oorlogen die zij in naam der vrijheid hebben gevoerd, hebben tot gevolg gehad dat zij óf met dezelfde oude kluisters geboeid zijn gebleven óf onder nog grotere banden van vrijheidsbeperking zijn gekomen. De politici van de Christenheid, die toegaven dat de mensen niet vrij waren, zijn in de jaren van 1940-1950 voor de dag gekomen met de leus ’Strijdt voor de vier vrijheden’, terwijl zij die vier als volgt opsomden: vrijheid van aanbidding, vrijheid van spreken, vrijheid van vrees en vrijheid van gebrek. Vervolgens was er in 1950 in de Westerse landen de Vrijheidskruistocht, gedurende welke er bijdragen in ontvangst werden genomen met het doel in West-Berlijn de „Vrijheidsklok” (Freiheitsglocke) op te hangen. Daar in Berlijn luidt dagelijks de zogenaamde „Vrijheidsklok” en herinnert de mensen er in werkelijkheid aan dat zij in feite thans niet vrij zijn. Al deze menselijke pogingen en demonstraties lopen op niets uit. Het is precies zoals de apostel Petrus zeide: „Terwijl zij hun vrijheid beloven, zijn zij zelf slaven der verdorvenheid.” — 2 Petr. 2:19, NW.
2. Hoeveel belang stellen Jehovah’s getuigen in vrijheid?
2 De Christelijke getuigen van Jehovah, die op de vier hoeken van Gods prachtige voetenbank, de aarde, worden aangetroffen, vormen een kern van de nieuwe-wereld-maatschappij, die haar intrede doet en een maatschappij van vrije mensen is. Zij hebben de vrijheid lief en zij dienen de grote God der vrijheid, Jehovah, de souvereine Auteur der vrijheid en de Regeerder van het universum. Zij bevelen tegenover anderen, die uitzien naar bevrijding, de werkelijke vrijheid vurig aan. Voor het jaar 1952 is daarom hun leitekst: „Zeg tot de gevangenen: Gaat uit” (Jes. 49:9, KJ). Als een maatschappij van vrije mensen verlangen ware Christenen er naar precies te weten wat deze vrijheid, waarin zij zich thans verheugen, behelst, vanwaar ze komt, tot hoever ze reikt, wat de zekerheden en de toekomstige mogelijkheden er van zijn en welke beveiligingsmaatregelen er moeten worden genomen om deze kostbare gave, welke de dienstknechten van God thans in vrij grote mate bezitten, te behoeden. Een beschouwing van deze van levensbelang zijnde aangelegenheden is belangrijk, opdat Christelijke vrije mensen Petrus’ actuele vermaning ter harte kunnen nemen: „Weest als vrije mensen, en behoudt toch uw vrijheid, niet als een voorwendsel voor zedelijke verdorvenheid, maar als slaven van God.” — 1 Petr. 2:16, NW.
WAT IS VRIJHEID?
3, 4. (a) Wat is vrijheid? (b) Beschrijf het terrein waarover regeringen gecontroleerde vrijheden verlenen?
3 Het woord vrijheid betekent in de ruime zin des woords, zoals het in de Bijbel en op het terrein van regeringen wordt gebruikt, zuiver „naar vrije verkiezing handelen”. „Vrijheid is de toestand van het vrij-zijn; liberteit; zelfbeschikking. De macht om in de hoedanigheid van een zedelijke persoonlijkheid, volgens de ingevingen van de wil te handelen, zonder andere beteugeling, belemmering of verbod dan die welke door rechtvaardige en noodzakelijke wetten en de plichten van het maatschappelijke leven opgelegd kunnen zijn.”a Het woord „liberteit” is, zoals het wordt gebruikt, nagenoeg synoniem met het woord „vrijheid”. „Liberteit is vrijheid; het vrij-zijn van van buitenaf komende controle. De macht van de wil om de ingevingen van zijn onbeperkte keuze te volgen, en om de uiterlijke daden van het individu zonder beperking, dwang of controle van de zijde van andere personen te leiden.”b
4 Vrijheid is dus het vrijelijk handelen en het vrijelijk verrichten van daden overeenkomstig de wil van de persoon zelf, met of zonder beperkingen voor het algemeen welzijn. Het onderwerp over de vrijheid sluit dientengevolge ook het vermogen van de „vrije wil” in, welke door God als Schepper-Superieur aan engelen en mensen is gegeven zodat zij zich vrijwillig op een voor hun Maker aangename wijze kunnen gedragen. Op dit gebied van handelingen, waar het de mens is toegestaan zijn vrije wil te doen gelden, komt het gebruik van vrijheid aan de orde. Op dit terrein van handelingen naar „vrije wil”, verlenen zowel theocratische als door mensen gemaakte regeringen gecontroleerde vrijheden. — 1 Kor. 7:37, NW.
5. Beschrijf de vrijheid die Jehovah God geniet.
5 Uit het voorgaande blijkt, wanneer iemand naar vrije verkiezing kan handelen zonder dat er enige beperkingen of grenzen zijn, dan geniet hij wat men totale vrijheid zou kunnen noemen. Iemand die totale vrijheid heeft, moet kennelijk een persoon zijn die volledig onafhankelijk is van ieder ander. Slechts één verkeert in zulk een totaal onafhankelijke positie. Dat is Jehovah God, de Souvereine Superieur van het universum. Alle anderen, of het nu geestelijke schepselen in de hemel zijn of menselijke schepselen op de aarde, zijn werken van zijn handen en zijn dus afhankelijke inferieuren. Daarom is Jehovah God de enige die in de absolute of volledige zin des woords vrij is. Uitsluitend hij geniet dat wat absolute vrijheid wordt genoemd. Niemand kan deze Bron van vrijheid, die geheel op zichzelf leeft en woont in de onbeperkte sfeer waar hij te allen tijde vrijheid van handelen heeft, eisen stellen, beperkingen opleggen, of voorschrijven hoe hij zal handelen. „Zoo spreekt de HEER [Jehovah], Israëls Heilige en Formeerder: zal men van Mij eischen, wat gebeuren moet? aangaande mijne kinderen, en mijner handen werk, Mij bevelen geven? Ik heb de aarde gemaakt, en de menschen geschapen, die daarop zijn; Ik ben het! mijne handen spannen de hemelen uit, en Ik geef bevel aan al hun heir!” — Jes. 45:11, 12, Pa.
’DE GLORIERIJKE VRIJHEID VAN DE KINDEREN GODS’
6, 7. (a) Welke sfeer van vrijheid was God voornemens zijn trouwe zonen te geven? (b) Beschrijf de vrijheid welke God zijn schepselen verleent.
6 Jehovah, die van eeuwigheid tot eeuwigheid in de sfeer van vrijheid woont, heeft op liefderijke wijze besloten dat al zijn getrouwe zonen in een soortgelijke sfeer van vrijheid zullen wonen. Deze sfeer van vrijheid wordt door Paulus ’de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods’ genoemd. In deze tekst doelt hij op alle getrouwe mensen op aarde als „de schepping”, die zich belemmerd zien doordat zij in slavernij verkeren aan zonde, dood en verdorvenheid. Zij ontvangen de belofte, op Gods bestemde tijd te „worden vrijgemaakt” wanneer zij deze „glorierijke vrijheid” ten volle ontvangen (Rom. 8:21, NW). De mens, die naar het beeld en de gelijkenis van God was gemaakt, werd stellig geschapen om voor altijd in dit element van vrijheid te bestaan. — Gen. 1:26.
7 God schiep zijn dienstknechten niet opdat zij in dienstbaarheid zouden zijn. Hoewel hij hun de gave van een vrije wil schenkt, is hun vrijheid relatief; ze bestaat niet los van hun Vader, Jehovah. Geestelijke schepselen en mensen bezitten dus datgene wat wordt omschreven als relatieve vrijheid. Hun vrijheid is hierin gelegen, dat zij leven en handelen in harmonie met de wetten die de Souvereine Superieur heeft uitgevaardigd en de voorwaarden die hij heeft gesteld, welke hij op hen van toepassing doet zijn. Hun terrein van naar vrije verkiezing handelen, is omheind of beperkt door grenzen. Doch binnen dit gebied van vrijheid kunnen Gods getrouwe dienstknechten over een grote uitgestrektheid hun vrije wil doen gelden tot welzijn van zichzelf en hun getrouwe metgezellen. Wat gebeurt er dan wanneer iemand buiten de grenzen van zijn relatieve vrijheid gaat?
OPSTAND
8, 9. (a) Wat gebeurt er wanneer iemand buiten de grenzen van zijn relatieve vrijheid gaat? (b) Hoe geeft Jakobus in het kort de stappen aan die tot opstand leiden, en wat is het eindresultaat?
8 Iemand die willens en wetens buiten de gestelde grenzen van relatieve vrijheid gaat, bedrijft zonde. Hij is wetteloos (1 Joh. 3:4, 8, NW). Hij mishaagt de grote Souvereine Superieur, Jehovah God. Zij die ’uit de band springen’ doordat zij buiten hun relatieve vrijheid gaan, denken wellicht dat zij een uitbraak doen naar grotere vrijheid, en misschien tot een even grote absolute vrijheid als die van God zullen geraken (Gen. 3:5). Doordat de misleide persoon weigert zich te laten binden door de billijke en zeer redelijke beperkingen die door God zijn gesteld, denkt hij zich tot een onafhankelijke persoon te maken zoals God. De apostel Jakobus verklaart op welke wijze dit gebeurt.
9 Het begint in het hart van de eigenzinnige. Eerst laat hij steeds zijn gedachten gaan over een eigenzinnig verlangen, buiten Gods gestelde beperkingen te gaan. Hij wordt dus uitgelokt en verleid door zijn eigen zelfzucht. Vervolgens wordt de begeerte vruchtbaar wanneer er handelend wordt opgetreden en er een openlijke daad wordt volvoerd doordat hij datgene doet wat verboden was. Deze verkeerde handeling is dan zonde. De zonde of opstand brengt vervolgens de toepassing van Gods strafsanctie voor ongehoorzaamheid mee, en dit betekent op de lange duur de dood. Jakobus zegt: „Maar een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte wordt uitgelokt en verleid. Daarna baart de begeerte, wanneer ze vruchtbaar is geworden, zonde; de zonde op haar beurt, wanneer ze is voleindigd, brengt de dood voort” (Jak. 1:14, 15, NW). In plaats dus dat de dwaze persoon, doordat hij een uitbraak doet naar onafhankelijkheid, grotere vrijheid verkrijgt, bemerkt hij dat hij in zware knechtschap verkeert aan zijn niet te beheersen, eigenzinnige begeerten. Dit is geen vrijheid of zekerheid.
10. Hoe is Satan, de tegenstrever van God, ontstaan?
10 Zulk een handelwijze volgde nu precies de „overdekkende cherub” in Eden, die niet binnen de grenzen bleef welke Jehovah voor zijn veilige bestaan als engel had gesteld. Hij deed, naar hij dacht, een uitbraak naar onafhankelijkheid van handelen, niet gecontroleerd door God. Zijn wens, aan niemand verantwoording behoeven af te leggen dan aan zichzelf, en zijn poging, los van de universele organisatie van de grote Schepper en Levengever en haar regelingen voor de gemeenschap te bestaan, vormde niet de weg van persoonlijke bevrijding. Hij werd overwonnen door zijn hartstocht, voor zichzelf de heerschappij over de gehele aarde te hebben en te worden aanbeden en gediend gelijk Jehovah God. Het enige gevolg was dat hij het slachtoffer en de slaaf van zijn eigen zelfzucht werd, hetgeen zonde is. Zijn handelwijze maakte hem tot een kind des doods, van volledige vernietiging. Hij maakte zich tot Satan, wat betekent tegenstrever van God, en Duivel, wat wil zeggen, lasteraar van God. Sedert de tijd van de door hem zelf verwekte verdorvenheid heeft deze goddeloze tegenstander zich voorgedaan als een bevrijdingsengel des lichts, en engelen en mensen aangemoedigd zich vrij te maken van de goddelijke beperkingen. Hij heeft anderen aangemoedigd even satanisch en verdorven te worden als hij zelf is wat het tegenstreven van de door God gestelde beperkingen betreft. Allen die in zijn strik zijn geraakt, zijn verdorven slachtoffers geworden van de dodelijke knechtschap aan zonde en dood. — Ezech. 28:14-16; 2 Kor. 11:14, NW.
SCHEPSELEN MET EEN VRIJE WIL
11, 12. (a) Hoe waren Adam en Eva schepselen met een vrije wil, en welk een terrein van activiteit was hun voor ogen gesteld? (b) Hoe is het dan gekomen dat de gehele mensheid zich in knechtschap aan zonde en dood bevindt?
11 God heeft al zijn schepselen een vrije wil gegeven, met de vrijheid te kiezen óf in onderworpenheid aan Zijn volmaakte en rechtvaardige wil te leven óf hun verhouding tot hun Maker te vergeten en te loochenen en hun gedrag naar eigen inzicht te regelen. Geen enkel schepsel wil graag welke vrijheid hij ook bezit, verliezen. Alleen wanneer een schepsel zijn inzicht verliest, kan dit er de aanleiding toe zijn dat hij de wil van Degene die hem heeft geschapen en die hem het leven heeft gegeven, opdat hij zich in het bezit daarvan zou verheugen, niet langer opvolgt. Dit was de toestand in de volmaakte hof van Eden toen Adam en Eva werden geschapen opdat zij zich in de sfeer van relatieve vrijheid in het eindeloze leven zouden verheugen. Hierdoor werd hun bewegingsvrijheid geschonken voor een uitgebreide expansie met betrekking tot hun aardse domein en voor een verbazingwekkende intellectuele ontwikkeling. — Gen. 1:27, 28.
12 Jehovah God had als een wijze en liefderijke Vader het recht, hun vrijheid tot hun eigen welzijn en geestelijke groei te beperken. Ongetwijfeld was God van plan later wanneer de mens zou bewijzen rijp, kundig en waardig te zijn, het terrein van relatieve vrijheid te vergroten. Dit zou de mens dan in staat stellen in de toekomende eeuwen nog veel grotere daden te verrichten. Maar helaas! Onze eerste ouders, Adam en Eva, verbonden zelfzuchtig en met verlies van inzicht hun lot aan dat van Gods tegenstrever, Satan. Zij werden verleid een uitbraak te doen naar een terrein van handelen dat groter was dan door God werd toegestaan. Zij verloren dus hun „glorierijke vrijheid” als kinderen Gods. In plaats daarvan geraakten zij in knechtschap aan verdorvenheid, zonde en dood (Gen. 3:1-19). Deze grote knechtschap aan verdorvenheid is tot op dit uur op hun nageslacht overgedragen. „Door één man is de zonde de wereld binnengekomen en door de zonde de dood, en de dood breidde zich aldus tot alle mensen uit omdat zij allen hadden gezondigd.” — Rom. 5:12, NW.
DE WAARHEID ZAL U VRIJMAKEN
13, 14. (a) In welke Bevrijder is voorzien, en wat voor vrijheid brengt hij? (b) Hoe geeft Christus Jezus Christenen thans reeds een vrijheid waarin zij zich zelfs kunnen verheugen voordat zij van de dood worden bevrijd?
13 Sedert de opstand tot op deze tijd heeft Satan getracht de mensheid er van te weerhouden tot een kennis van hun juiste vrijheid voor het aangezicht van God, terug te keren. Hij heeft getracht hen in knechtschap te houden en in een toestand van onzekerheid met betrekking tot het eeuwige leven. Maar Jehovah zij dank, op zijn bestemde tijd heeft hij zijn grote Bevrijder, Christus Jezus, gezonden. Deze Bevrijder voorzag in de loskoopprijs of het rantsoen, waardoor de loskoping van de knechtschap aan zonde en dood van allen die hem vol geloof aanvaarden, mogelijk wordt gemaakt (Matth. 20:28, NW). „Gelijk het er door één overtreding op uitliep dat mensen van alle soorten werden veroordeeld, evenzo loopt het er ook voor mensen van alle soorten op uit dat zij door één daad van rechtvaardigmaking [Jezus’ loopbaan die zijn rechtvaardigmaking tot gevolg had] rechtvaardig worden verklaard ten leven” (Rom. 5:18, NW). Deze grote gave van vrijheid van verdorvenheid, zonde en dood is dus een vrijheid die voor alle getrouwe mensen is weggelegd. Doch zelfs thans is het mogelijk tot een zekere mate van relatieve vrijheid terug te keren. Dit wordt gedaan wanneer Christenen de raad van Christus Jezus en de door hem aangegeven handelwijze volgen. „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid begrijpen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:31, 32, NW). Welke waarheid en welk inzicht is Christus’ volgelingen ten deel gevallen waardoor het mogelijk wordt dat zij worden vrijgemaakt?
14 Het verwerven van een nauwkeurige kennis over het juiste standpunt van een inferieur tegenover de Souvereine Superieur, Jehovah, en het overeenkomstig deze kennis handelen, brengt ware vrijheid. Doordat Christenen naarstig op de woorden van Jezus hebben acht geslagen en de vele openbaringen der waarheid hebben uitgevorst die in de Bijbel zijn weggelegd, hebben zij enige van de grenzen van hun pasgevonden relatieve vrijheid kunnen bepalen. Daar zij gepaste achting voor deze grenzen hebben, zijn zij een veilige vrijheid binnengetreden, die hun in deze tijd veel geluk brengt, een besef van ware zekerheid met betrekking tot de toekomst verschaft en een vrede des geestes schenkt die alle begrip te boven gaat. „Voor deze vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Staat daarom pal en laat u niet wederom een slavenjuk opleggen” (Gal. 5:1, NW). In het volgende artikel zullen wij er toe overgaan te bespreken wat enige van deze grenzen van onze Christelijke relatieve vrijheid zijn, waarbuiten wij niet op veilige wijze onze vrije wil kunnen doen gelden en toch nog steeds de Souvereine Superieur, Jehovah God, behagen.
DE ZEKERHEDEN ER VAN
15. Welke zekerheden worden in het rijk van de relatieve vrijheid aangetroffen?
15 Wat zijn dan de toekomstige zekerheden die in het rijk van de relatieve vrijheid worden aangetroffen? Aan het einde van de duizendjarige koninkrijksheerschappij door Christus Jezus, wanneer aan getrouwe mensen de gave van het eeuwige leven zal zijn geschonken, zal de „glorierijke vrijheid” van de mens in de volste mate zijn bereikt (Openb. 20:5, NW). Van die tijd af bezit iemand zolang hij in de toekomst getrouw blijft, deze vrijheid met zekerheid. De zekerheden er van zijn groot. Ze omvatten in de volledigste mate vrijheid van vrees en vrijheid van gebrek. Merk de specifieke beschrijving in de Bijbel op van de verscheidene aspecten van zekerheid die door deze vrijheid worden meegebracht. „Zie, ik schep een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; het vorige wordt niet meer herdacht en komt in niemands hart meer op. Ook zullen zij huizen bouwen, en ze bewonen, wijngaarden planten, en er de vrucht van eten; zij zullen niet bouwen, dat een ander er wonen gaat, niet planten, dat een ander het opeet; want aan den levensduur der boomen zal die mijns volks gelijk zijn, en mijn uitverkorenen zullen hunner handen maaksel zelf verslijten. Zij zullen niet omniet zich vermoeien, noch kinderen baren die plotseling sterven; want zij zijn een geslacht van gezegenden door Jahwe, en hun nakomelingen met hen. . . . zij doen geen kwaad noch richten verderf aan op gansch mijn heilig gebergte, zegt Jahwe” (Jes. 65:17, 21-23, 25, LV). Zoals aan de hand van deze Schriftuurlijke belofte kan worden opgemerkt, wordt deze vrijheid gewaarborgd tegenover alle andere mensen; niemand kan dus anderen van eigendommen beroven, hen letsel toebrengen of hen doden. Welke grotere zekerheid kan er worden verlangd dan hier wordt afgebeeld? Er is er geen.
16, 17. (a) Wat gaat gepaard met de geest van Jehovah, en welke waarschuwing nemen verstandige Christenen ter harte? (b) Hoe zullen Christenen reageren op dat gedeelte van de vrijheid hetwelk hun reeds in deze tijd door God is geschonken?
16 De geest van Jehovah is thans met zijn schare van getuigen, die zich steeds uitbreidt. Daar er staat geschreven: „Waar de geest van Jehovah is, is vrijheid,” doet God voldoende stappen om thans reeds een sfeer van vrijheid te verschaffen waarin zijn dienstknechten voorspoed kunnen hebben en tot geestelijke rijpheid kunnen opgroeien (2 Kor. 3:17, NW). Christenen die zich koesteren in deze zonneschijn van relatieve vrijheid, dienen de volgende waarschuwing in gedachten te hebben: „Ja, aangezien gij van de zonde werd vrijgemaakt, zijt gij slaven van rechtvaardigheid geworden. Ik spreek in menselijke bewoordingen wegens de zwakheid van uw vlees: want evenals gij uw leden als slaven van onreinheid en wetteloosheid hebt gesteld met wetteloosheid in het vooruitzicht, stelt ook thans uw leden als slaven van rechtvaardigheid met heiligheid in het vooruitzicht.” — Rom. 6:18, 19, NW.
17 Gaat dus voorwaarts, gij Christelijke getuigen van Jehovah, bij het nakomen van de goddelijke wil van Jehovah. Maakt zijn naam wijd en zijd bekend. Beschermt uw Christelijke vrijheid. Laat in het bijzijn van de gevangenen die er naar verlangen uit Satans huis van slavenarbeid en duisternis te worden bevrijd, zien van welk een onschatbare waarde deze vrijheid is. In plaats dat wij louter het geklingel van een vrijheidsklok horen, horen wij steeds luider de Jubeljaar-bazuin van de Koninkrijksboodschap, die sinds 1914 wordt aangekondigd. Het verdient wereldwijde aandacht — ’Roept vrijheid uit in het ganse land, voor al zijn inwoners’ (Lev. 25:10, AS). Sluit u thans aan bij deze gelukkige groep van Christelijke vrije mensen. Maakt vrijheid met zekerheid en eeuwig leven in de nieuwe wereld tot uw grootste hoop.
[Voetnoten]
a Black’s Law Dictionary, derde uitgave, 1933.
b Black’s Law Dictionary, derde uitgave, 1933.
[Illustratie op blz. 276]
„VRIJHEID KLOK” IN WEST-BERLIJN.