Zult u de hele aarde een paradijs zien worden?
ER BESTAAT geen twijfel over dat de aarde zelf ontzagwekkende, bijna onuitputtelijke reserves bezit die haar in staat stellen zichzelf te herstellen en te voeden indien haar daartoe maar de gelegenheid wordt geboden. En zo zullen er ook weinig vraagtekens zijn met betrekking tot de wetenschappelijke en technologische mogelijkheden die de mens bezit om met de aarde samen te werken en het natuurlijke evenwicht te herstellen en te handhaven. Maar zijn daarom geleerden, zoals biologen en ecologen, optimistisch ten aanzien van de toekomst? In geen geval!
Zo verklaarde Dr. Szent-Györgyi, een van Amerika’s meest vooraanstaande biologen, dat de mens kan kiezen welke weg hij wil gaan: „Naar een lichtende toekomst of naar de zelfvernietiging? Op het moment wandelen wij op de weg van de zelfvernietiging.” Ja, volgens hem ziet de toekomst er „erg somber” uit. En dan spreekt hij als een eminent geleerde met meer dan vijftig jaar ervaring. De biofysicus Dr. J. Platt liet zich in dezelfde zin uit. Hij pleit ervoor dat geleerden, zoals natuurwetenschapsmensen en sociale deskundigen, artsen, ingenieurs, onderwijzers en allen met een vindingrijke geest worden opgeroepen om het milieu te redden. Maar zelfs met de hulp van al deze deskundigen, zo waarschuwt hij, „bestaat er geen garantie dat deze problemen, ongeacht wat we eraan doen, werkelijk op tijd opgelost zullen worden — zo ze al oplosbaar zijn”.
Waarom zijn deze mannen zo pessimistisch? Omdat de mens bezig is zijn strijd tegen de vervuiling te verliezen. Steeds meer en meer schadelijke produkten worden in de oceanen gedempt, terwijl ze door steeds meer olieafval verontreinigd raken. In sommige gevallen hebben pogingen om één soort van luchtvervuiling tegen te gaan, andere en zelfs ergere soorten van vervuiling opgeroepen. Een voorbeeld daarvan vormt de strijd die Californië levert voor een schone lucht. Hoewel de wetten van deze Amerikaanse staat het striktst zijn van de hele V.S., melden nieuwsberichten dat men „de strijd tegen de vervuiling op alle fronten aan het verliezen is”, terwijl „het droevige feit” zich voordoet dat de luchtvervuiling daar „erger is dan ooit”.
Waarom?
Waarom is het hele beeld zo somber? Waaraan moet dat worden toegeschreven? Een van de oorzaken is ongetwijfeld dat de leefbaarheid van het menselijk milieu geen kwestie is die alleen met nationale aandacht is te bereiken, maar een kwestie is van internationaal belang. In het boek Only One Earth („Slechts één aarde”) geven de schrijvers Ward en Dubos de volgende uitleg: „De belangen die bij de wereld-luchtvervuiling betrokken zijn, liggen buiten de effectieve bescherming van afzonderlijke regeringen.” Volgens hen „begint ’s mensen onderlinge wereldafhankelijkheid . . . te vragen om nieuwe mogelijkheden tot het nemen van beslissingen en maatregelen op wereldschaal”, dat wil zeggen, „het vraagt om een nieuw gevoel van wereldverantwoordelijkheid”. Maar hoeveel vooruitzicht bestaat er op zo’n wereldverantwoordelijkheid en wereldsamenwerking? Te oordelen naar het bericht van de menselijke geschiedenis, heel weinig.
De Encyclopædia Britannica (1974) maakt duidelijk waarom dit het geval is. Na te hebben gesteld dat de mens de technische kennis en vaardigheid heeft om de aarde voor ruïnering te behoeden, gaat deze encyclopedie verder met duidelijk te maken dat de problemen van de jaren ’70 „geen problemen van wetenschap en technologie zijn, maar van de opbouw en werking van menselijke instellingen en van de houding van afzonderlijke personen”.
J. F. Cassel stelt het in Environmental Ethics („Milieu-ethiek”) nog nadrukkelijker: „Het basisprobleem van de huidige menselijke ecologie is zelfzucht — en zelfzucht is in. Maar het loon dat de zonde betaalt is de dood. En de biologische wereld is bezig te sterven!” En hoe kortzichtig is bovendien die zelfzucht! Volgens geleerde Szent-Györgyi is de moeilijkheid dat mensen „onder de afschuwelijke druk leven van de idioten die de wereld besturen en die krankzinnig maar onverbiddelijk op een uiteindelijke ramp afsturen”.
Vanwege hetgeen u zelf hebt waargenomen, zult u waarschijnlijk wel kunnen instemmen met wat een vooraanstaande en bezorgde functionaris verzuchtte: „Wanneer een man de gelegenheid heeft zichzelf door een zelfzuchtige daad te verrijken, maar daarmee de gemeenschap zou schaden, zal hij die daad toch hoogstwaarschijnlijk volvoeren.” Een illustratie van dit feit vormt in Amerika de houding van bepaalde openbare bedrijven die er erg langzaam bij waren om in overeenstemming met de opdracht van de regering bestrijdingsapparatuur tegen vervuiling aan te brengen. Elk jaar dat zo’n maatschappij later was met het aanbrengen van een dergelijke uitrusting ter waarde van een miljoen dollar, spaarde ze een kwart miljoen dollar. Dit helpt ook te verklaren waarom deze zelfde Amerikaanse instellingen achtmaal zoveel aan reclame dan aan onderzoek besteden om de vervuilingsproblemen op te lossen waar ze zelf toe bijdragen! Terecht verklaarde Lord Ritchie-Calder: „Vervuiling is een misdaad bestaande uit onwetendheid en hebzucht.”a
’Als de nood het hoogst is, is God nabij’
Bestaat er daarom geen hoop voor de toekomst? Als de mens met al zijn wetenschap en technologie wegens de ingewortelde zelfzucht een verloren strijd voert, vanwaar kan dan nog wel hulp komen? Hulp kan en zal komen van de Grootse Schepper, Jehovah God. Van God? Ja, en dat aangezien hij ons in zijn Woord de bijbel verzekert van zowel zijn belangstelling als zijn goede voornemen met betrekking tot de aarde. Per slot heeft hij de aarde geschapen. Ze behoort Hem toe, zoals ook de psalmist uit de oudheid, koning David, zong: „Aan Jehovah behoort de aarde en dat wat haar vult, het produktieve land en zij die daarop wonen.” — Ps. 24:1.
Tijdens zijn verblijf hier op aarde heeft Gods Zoon, Jezus Christus, ons herhaaldelijk verzekert van de zorg die zijn Vader voor zijn aardse schepping koestert. Hij verklaarde dat God de leliën van het veld met schoonheid bekleedt, dat hij voor de vogels van de hemel zorgt, dat geen mus zonder zijn medeweten ter aarde valt. Ja, meer dan dat, dat God de zon laat schijnen en de regen laat vallen op zowel goede als slechte personen (Matth. 5:45; 6:26-30). In Psalm 104 verheerlijkt een van Gods dienstknechten Jehovah God wegens de overvloedige wijze waarop hij de bomen van het veld en alle levende schepselen op aarde, met inbegrip van de mens, van het nodige voorziet.
Bovendien verzekert Gods Woord ons dat Jehovah „de Formeerder” is van de aarde „en de Maker ervan, . . . Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen”, maar „haar ter bewoning geformeerd heeft”. Ja, om bewoond te worden en niet om te worden geruïneerd. En zoals zijn Woord ons verder verzekert: „Mijn woord dat uit mijn mond uitgaat . . . zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” Wij kunnen derhalve vertrouwen hebben dat de Schepper nooit zal toelaten dat deze aarde en de gehele mensheid erop ten onder zullen gaan. — Jes. 45:18; 55:11.
Ten aanzien van onvolmaakte mensen geldt vaak dat er ’een wil is maar geen weg en een weg maar geen wil’. Dat wil zeggen, zij die mededogen hebben met mensen in nood, zijn over het algemeen personen die zelf ook over weinig middelen beschikken, en omgekeerd. Maar dat geldt niet ten aanzien van de Schepper. Hij heeft niet alleen de wil om de mensheid te helpen — in zo’n grote mate dat hij zijn eniggeboren Zoon tot onze redding heeft geschonken — maar hij heeft ook de beschikking over onuitputtelijke middelen of hulpbronnen. — Joh. 3:16.
Zonder twijfel bestaat er geen beperking van Gods ’middelen’, zijn wijsheid en zijn macht. Heeft hij niet in de eerste plaats de sterrenhemel en de aarde geschapen (Gen. 1:1), waarna hij in zes scheppingsperiodes de aarde gereed maakte tot een permanente woonplaats voor de mens? Tijdens deze periodes liet hij het licht op de aarde schijnen, formeerde hij de atmosfeer, bracht hij het droge land te voorschijn en liet hij plantengroei ontspruiten, om daarna zee-, lucht- en landdieren te scheppen, met ten slotte als kroon op deze verrichting, de mens. — Gen. 1:3-28.
In de Encyclopædia Britannica (1974) staat over de aarde: „De aarde vormt een ideaal medium voor leven. Ze bevindt zich op precies de juiste afstand van de zon om niet te veel en niet te weinig zonlicht te ontvangen. Ze wentelt om haar as met een snelheid voldoende groot om de dagzijde te verwarmen en de nachtzijde te laten afkoelen. Haar massa — en bijgevolg ook haar zwaartekracht — is zodanig dat ze een grote verscheidenheid van moleculen kan vasthouden, zelfs de lichtere die anders in de ruimte zouden ontsnappen. Haar magnetische veld kaatst de hoog-energetische straling van de zon, die anders het leven op aarde zou vernietigen, terug de ruimte in.”
Wat een oneindige wijsheid spreekt er uit al deze feiten met betrekking tot de aarde en het leven erop! Deze wijsheid, die alle dingen heeft voortgebracht, is stellig opgewassen tegen alle problemen die de mens door zijn zelfzucht en onwetendheid heeft veroorzaakt!
Zo oneindig als Gods wijsheid, zo oneindig is ook zijn macht. Hijzelf herinnerde de patriarch Abraham eraan dat hij „God de Almachtige” is. Bovendien werd Abraham de vraag gesteld: „Is voor Jehovah soms iets te buitengewoon?” Vele eeuwen later verzekerde Gods Zoon, Jezus Christus, ons van hetzelfde, met de woorden: „Bij God zijn alle dingen mogelijk.” Ja, hij is de Almachtige, een feit waaraan de bijbel ons zo’n dertig maal herinnert. — Gen. 17:1; 18:14; Matth. 19:26.
Hoe zal God het doen?
Maar hoe zal God te werk gaan, hoe zal hij deze aarde redden van haar vervuilers en vernietigers en een wereldomvattend paradijs tot stand brengen? Dit zal hij tot stand brengen door middel van een drievoudige actie. Ten eerste laat hij in deze tijd een onderwijzingswerk geschieden om de onwetendheid en zelfzucht te bestrijden die aan het kwaad ten grondslag liggen, en zodoende mensen van hun onwetende en zelfzuchtige weg af te brengen en op een weg van wijsheid en rechtvaardigheid te leiden. Ja, door de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk en door de mensen te leren hoe zij discipelen, volgelingen, van Jezus Christus kunnen worden, komen er grote veranderingen in de persoonlijkheid tot stand. Deze mensen worden voorbereid op leven in Gods nieuwe ordening, waar zij niet langer het slachtoffer van vervuiling zullen worden. — Matth. 24:14; 28:19, 20; Mark. 12:29-31.
Maar om de een of andere reden reageert het overgrote deel van de mensenwereld niet gunstig op de prediking van Gods koninkrijk. Al dezen zullen omkomen wanneer God zijn tweede stap tegen de misdadige vervuiling van de aarde onderneemt, door middel van een „grote verdrukking” waarin hij zal „verderven die de aarde verderven”. — Matth. 24:21; Openb. 11:18.
Al eens eerder heeft God door een machtige daad de aarde vrijgemaakt van allen die haar verontreinigden en ruïneerden. Wanneer was dat? In de tijd van de vloed van Noach. Zowel Jezus als de apostel Petrus trokken een parallel tussen de vloed van Noachs dagen en het einde van dit huidige goddeloze samenstel van dingen. Jezus beschreef het einde als „een grote verdrukking” zoals „er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen”. Die verdrukking zal uitmonden in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, Armageddon. — Matth. 24:21, 37-39; 2 Petr. 3:3-13; Openb. 16:14, 16.
Met de vernietiging van al diegenen die gekant zijn tegen God en tegen zijn rechtvaardige regering, zal tevens de weg zijn gebaand voor Gods derde grote daad met betrekking tot het probleem van de vervuiling: de herschepping van de aarde tot een paradijs om als gelukkige woonplaats te dienen van rein-levende mensen, met inbegrip van hen die wegens hun geloof en liefde voor God en rechtvaardigheid de „grote verdrukking” hebben overleefd. Dan zal het zo lang en vaak herhaalde gebed van Christus’ discipelen in vervulling gaan: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:9, 10.
Wat zal het betekenen wanneer Gods wil in de hemel en op aarde wordt gedaan? De bijbel antwoordt dat wanneer deze goddelijke wil op aarde wordt gedaan, God dan ’elke traan uit hun ogen zal wegwissen, en de dood er niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn meer. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan’. — Openb. 21:4.
Maar wanneer?
De grote vraag blijft echter: Wanneer zal God tot een dergelijke actie overgaan?
In Zijn Woord staat het beginsel: „Voor alles is er een vastgestelde tijd.” Toen derhalve, aldus Paulus, „de volledige tijdgrens was gekomen, zond God zijn Zoon uit, die uit een vrouw werd geboren”. — Pred. 3:1; Gal. 4:4.
Zo is ook thans voor God ’de volledige tijdgrens gekomen’ om actie te voeren tegen al zijn vijanden, met inbegrip van hen die de aarde verderven. Hoe weten wij dit? Wegens de vervulling van vele en vele profetieën in ons geslacht. Wij hebben de oorlogen, hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen en de toeneming van wetteloosheid gezien die volgens Jezus de tijd van zijn tegenwoordigheid en het einde van dit goddeloze samenstel van dingen zouden kenmerken. — Matth. 24:1-22; Openb. 6:1-8.
Nee, de Schepper is niet van plan te wachten totdat de mensen deze planeet tot een onbewoonbare woestenij hebben gemaakt en zichzelf door een nucleaire oorlogvoering van haar oppervlak hebben weggevaagd. Het feit echter dat zulke dingen wel tot de reële mogelijkheden van de nabije toekomst behoren, boezemt tal van mensen grote angst in. Maar met het oog op Gods belangstelling en zorg voor de aarde, kunnen wij er zeker van zijn dat hij handelend zal optreden voordat die mogelijkheid werkelijkheid wordt.
Zult u iets in verband hiermee gaan doen?
Trekt het vooruitzicht van leven in een paradijs u aan? Het ligt stellig binnen uw bereik. U kunt de hoop hebben het paradijs te zien — als u iets in verband daarmee doet! U zult gehoor moeten geven aan de lang geleden door God gegeven raad: „Zoekt Jehovah . . . Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn.” Jehovah te zoeken, betekent met hem bekend te raken, op de hoogte te komen van zijn eigenschappen, zijn voornemen en zijn wil voor u, hetgeen hij allemaal in zijn Woord, de bijbel, heeft onthuld. Rechtvaardigheid zoeken betekent Gods rechtvaardige beginselen van recht, eerlijkheid en onpartijdigheid te leren kennen en uw leven er in overeenstemming mee te brengen, terwijl zachtmoedigheid zoeken, betekent een zachtaardige, bescheiden en voor onderwijs ontvankelijke geesteshouding te ontwikkelen. — Zef. 2:3.
Aangezien de tijd nog maar kort is voordat God tot actie tegen de verdervers van de aarde overgaat, is de tijd ook nog maar kort om deze veranderingen in uw leven aan te brengen. U hebt geen moment te verliezen. Vandaag is het de ’dag van redding’ wat u betreft. De christelijke getuigen van Jehovah in uw omgeving zullen onmiddellijk bereid zijn u te helpen. — 2 Kor. 6:2.
[Voetnoten]
a Er zij opgemerkt dat hiermee ook volledig de bewering is weerlegd van degenen die God en de bijbel verantwoordelijk willen stellen voor ’s mensen ruïnering van de aarde. Zie voor meer details Ontwaakt! van 8 november 1975.