Het huwelijk in het paradijs
„De Heere God nam dan den mensch en plaatste hem in het paradijs van geneugte, om het te bewerken en te bewaren. En de Heere God bouwde de ribbe, welke Hij van Adam genomen had, tot eene vrouw, en Hij voerde haar tot Adam.” — Gen. 2:15, 22, Ned. PB.
1. Waar vond het menselijke huwelijk zijn oorsprong, en waar zal het voornemen dat God ermee had, vervuld worden?
HET huwelijk van man en vrouw vond zijn oorsprong in het paradijs. Wanneer onder het koninkrijk van de Here God het paradijs op deze aarde wordt hersteld, zullen mannen en vrouwen met elkaar huwen totdat het goddelijke voornemen met een dergelijke verbintenis is vervuld.
2. (a) Hoe dient het huwelijk behandeld te worden, en waarom? (b) Welke vraag rees er toen God zijn besluit bekendmaakte de mens te scheppen, en waarom?
2 Zeer terecht dient het huwelijk met eer en respect behandeld te worden. Het huwelijk was een voorrecht dat de man en vrouw in het paradijs werd geschonken. Het droeg iets tot de schoonheid en vreugde van het aardse paradijs bij. Het menselijke huwelijk was uit de meest eerbare en achtenswaardige bron afkomstig. Het vond zijn oorsprong in de hemel, bij de Allerhoogste God, die nooit iets verkeerd doet en nimmer zondigt. Hij was ’s mensen Schepper. Tegen het einde van de zesde scheppings-„dag” deed deze heilige en zeer verheven Schepper stappen om zijn hoogste aardse schepsel te doen ontstaan. „En Hij zeide [in de hemel]: Laten Wij den mensch maken naar ons beeld en gelijkenis; en dat zij heerschen over de visschen der zee, en over de vogelen des hemels, en over de wilde dieren, en over geheel de aarde en over al het kruipend gedierte dat zich beweegt op de aarde” (Gen. 1:26, Belg. PB, voetnoot). Door tot zijn scheppende vertegenwoordiger, zijn hemelse Zoon, te zeggen: „Dat zij heerschen over”, gaf God zijn scheppende Zoon te kennen dat er twee of meer, of vele mensen op aarde zouden zijn die over de lagere dierlijke schepselen zouden heersen. Hoe moesten deze mensen worden voortgebracht? God toonde zijn scheppende Zoon op welke wijze dit zou geschieden.
3. Tot welke bron wendde God zich voor zijn bouwmateriaal, en hoe bevestigt Paulus het verslag dat Genesis hierover geeft?
3 Tot welke bron wendde God zich voor zijn bouwmateriaal? In Zijn Boek, de bijbel, vertelt hij ons: „Toen ging Jehovah God ertoe over de mens uit het stof van de aardbodem te formeren en in zijn neusgaten de adem des levens te blazen, en de mens werd een levende ziel. Vervolgens plantte Jehovah God een hof [een park, een paradijs] in Eden, tegen het oosten, en daar plaatste hij de mens die hij had geformeerd” (Gen. 2:7, 8, NW, en voetnoot). De christelijke apostel Paulus bevestigt de geïnspireerde autoriteit van dat in het tweede hoofdstuk van Genesis opgetekende bijbelse verslag, wanneer hij zegt: „Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; . . . De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk.” — 1 Kor. 15:45-47.
4. Waarom bezit de mens mentale, morele en emotionele hoedanigheden welke apen niet hebben, en waarom zou de manlijke mens terecht het hoofd zijn over zijn aardse metgezellin?
4 Om te beginnen, maakte Jehovah God slechts één menselijk schepsel, maar niet als een experiment. Naar wiens beeld maakte hij de mens — naar dat van een aap? Neen, maar, zoals God tot zijn scheppende Zoon zei, „naar ons beeld, als onze gelijkenis” (Gen. 1:26). „En God schiep den mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem” (Gen. 1:27). Dit is de reden waarom de eerste mens, die volmaakt en een „zoon van God” was, mentale, morele en emotionele hoedanigheden bezat welke de hoogste vormen onder de lagere dieren niet hebben (Luk. 3:38). Dezelfde apostel Paulus bevestigde de geïnspireerde autoriteit van het door hem aangehaalde eerste hoofdstuk van Genesis, door te zeggen: „Een man moet het hoofd niet dekken; hij is het beeld en de heerlijkheid Gods” (1 Kor. 11:7). De eerste mens, Adam, was het hoofd van de menselijke familie. Derhalve had hij voorrang boven of ging hij in volgorde vooraf aan het volgende menselijke schepsel dat op aarde zou verschijnen. God, zijn Schepper en hemelse Vader, stelde er belang in dat zijn zoon Adam een aardse metgezel zou hebben die bij hem paste. Hoe voorzag God in zulk een metgezel?
5. Waarom koppelde God de man niet aan een aap, en op welke wijze hebben ongelovige geleerden zich daarom belachelijk gemaakt?
5 God koos niet de een of andere grote vrouwtjesaap als partner voor de volmaakte man Adam uit. Hierdoor zou hij zijn zoon beestachtig hebben gemaakt en bestialiteit hebben laten bedrijven. De opperste Bioloog, Jehovah God, wist dat Adam zich niet met een vrouwtjesaap kon kruisen om de aarde met afstammelingen te vullen, en zelfs niet om een bastaardnakomelingschap voort te brengen. Daarom hebben ongelovige geleerden zich belachelijk gemaakt en zijn hun proefnemingen om een man of een vrouw met een aap te laten kruisen ten einde nakomelingschap voort te brengen en hun theorie dat de mens aan de apenfamilie of aan mensapen verwant is, te bewijzen, op niets uitgelopen. — Ex. 22:19; Lev. 18:23-25.
6. Wat was het resultaat van Adams biologische studie in Eden, en hoe werd Gods hoedanigheid van scheppende Vader daarom op de proef gesteld?
6 Als een Vader wilde God zijn aardse zoon Adam behagen. Hij maakte Adam bekend met de viervoetige dieren en de vogels en gaf zijn bekwame zoon Adam tot taak om alle viervoetige dieren en vogels een naam te geven. Toch koesterde Adam niet het geringste verlangen om met een wild beest of een huisdier of zelfs met een aap een paar te vormen en bestialiteit met zulk een onder de mens staand schepsel te bedrijven. Geen van deze schepselen was gelijk de volmaakte man Adam, „de zoon van God”. Het resultaat van Adams biologische studie van de dieren op het land en de vogels werd in de volgende bewoordingen, opgetekend in Genesis 2:20, samengevat: „Maar voor de mens werd geen helper gevonden als een aanvulling van hem” (NW). Wat moest God nu doen, aangezien hij had gezegd: „Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een helper voor hem maken, als een aanvulling van hem”? Zou God een schepsel kunnen voortbrengen met wie Adam ingenomen zou zijn en naar wie zijn manlijke verlangens zouden uitgaan, ook al had hij dit schepsel nog nimmer tevoren gezien? Als een verstandige Vader wist hij op welke wijze hij aan het verlangen van zijn zoon kon voldoen door hem een ware partner te geven. — Gen. 2:18, NW.
7, 8. (a) Hoe voldeed Jehovah God aan het verlangen van zijn aardse zoon door hem een ware partner te geven? (b) Wat waren Adams reacties toen God zijn toekomstige Edense metgezellin aan hem voorstelde? Waarom?
7 Denk u eens in dat u, als een normale man, uit een diepe, droomloze slaap wordt gewekt en aan een volmaakt schone maagdelijke vrouw van dezelfde menselijke familie als u, de eerste die u ooit heeft gezien, wordt voorgesteld! Dit maakte Adam mee. „Toen deed de HERE God een diepen slaap op den mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de HERE God bouwde de rib, die Hij uit den mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot den mens.” — Gen. 2:21, 22.
8 Jehovah God maakt geen fouten. Als een nauwgezette Geleerde beoordeelt hij de dingen niet onjuist. Hij brengt geen slecht bij elkaar passende personen te zamen. Hoe reageerde zijn menselijke zoon daarom toen dit schepsel aan hem werd voorgesteld? God legde aan Adam uit wie dit vrouwelijke schepsel was en hoe zij was ontstaan. Zodoende wist Adam dat er geen verband of verwantschap tussen haar en de landdieren en vogels die hij voordien had geïnspecteerd en een naam had gegeven, bestond. Hij besefte dat het de wil van zijn hemelse Vader was dat hij dit vrouwelijke schepsel als echtgenote zou aanvaarden. Hij kon en zou iemand van zijn eigen vlees en gebeente niet weigeren. Het verheugde hem ten zeerste haar als zijn vrouw te accepteren en hij leidde haar graag zijn tehuis binnen opdat zij zijn helper en zijn aanvullende metgezellin zou zijn. Hij was volkomen tevreden met haar, wat zijn hemelse Vader zeer gelukkig maakte. „Toen zeide de mens [ish]: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal ’mannin’ [ish·shahʹ] heten, omdat zij uit den man [ish] genomen is.” — Gen. 2:23.
9. Door wat voor soort van familiegroepen zou Eden bewoond worden, en hoe bevestigde Jezus Christus de geïnspireerde overeenstemming welke er tussen het eerste en het tweede hoofdstuk van Genesis bestaat?
9 Dit had de in Genesis 1:27 opgetekende woorden tot resultaat: „Man en vrouw schiep Hij hen.” Ten einde de theocratische regel die daar in het Paradijs van Eden zou gelden, bekend te maken, zei God na Adams poëtische uitroep, zoals wij in Genesis 2:24 kunnen lezen: „Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.” Ruim vierduizend jaar later bevestigde Jezus Christus, Gods hemelse Zoon, de geïnspireerde echtheid van het eerste en het tweede hoofdstuk van Genesis. Hij liet uit zijn woorden tot religieuze mensen die Gods Woord door middel van hun overleveringen krachteloos maakten, blijken dat deze beide hoofdstukken niet in strijd, maar in overeenstemming met elkaar waren. Jezus deed uit beide hoofdstukken een aanhaling en zei: „Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt? En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn. . . . Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet” (Matth. 19:4-6). Dienovereenkomstig zouden er in het paradijs van Eden onafhankelijke, alhoewel aan elkaar verwante, familiegroepen zijn.
DE EERSTE KOSTEN VAN HET HUWELIJK
10. (a) Hoe verklaart Paulus de verhouding tussen de man en de vrouw in hun respectieve heerlijkheid? (b) Waarom was de volmaakte vrouw iets goeds voor de volmaakte man?
10 Het kostte Adam een van zijn ribben om een vrouw te krijgen. Omdat deze eerste vrouw uit de eerste man Adam werd geschapen, die zelf naar Gods beeld en overeenkomstig Gods gelijkenis werd geschapen, werd zij de heerlijkheid van de man. De geïnspireerde apostel Paulus hecht deze betekenis aan de verhouding tussen de man en de vrouw, door te zeggen: „Hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van den man. Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit den man. De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man” (1 Kor. 11:7-9). Daar de man Gods aardse beeld en gelijkenis vormde, had de vrouw reden haar echtgenoot, haar man, diepe achting te betonen. Op deze wijze kon zij de heerlijkheid van de man, de heerlijkheid van haar echtgenoot, op de beste wijze weerspiegelen. Ze zou aldus iets goeds voor de man Adam zijn. „Wie een vrouw vond, heeft iets goeds gevonden en gunst van den HERE verworven”, zo kunnen wij in Spreuken 18:22 lezen. De hemelse Vader had in de vorm van de vrouw iets goeds geschonken, want er staat geschreven: „Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van den Vader der lichten.” — Jak. 1:17.
11. Voor welk soort van huwelijk was Eden de plaats, en waarom is het huwelijk heilig?
11 Om deze reden was het paradijs van Eden de plaats van het volmaakte huwelijk, het huwelijk tussen de volmaakte man, die naar Gods beeld en gelijkenis was geschapen, en de volmaakte vrouw, die de volmaakte heerlijkheid van de man getrouw kon weerspiegelen, en dit volmaakte huwelijk was tot Gods heerlijkheid. Daar de God der heiligheid de grondvester van het huwelijk is, is het huwelijk heilig. Het is niet zondig in zichzelf, doch er kan wel tegen gezondigd worden.
12, 13. Waarom kon God het getrouwde menselijke echtpaar zegenen, en waarom was het huwelijk een van al de dingen waarvan God zag dat het goed was?
12 Het lag in het voornemen van God, de Schepper, besloten dat het huwelijk een zegen voor de man en vrouw zou zijn, dat zij in vrede zouden samenwonen en gezamenlijk het volmaakte voornemen van Jehovah God ten uitvoer zouden brengen. Vandaar dat hun Schepper en hemelse Vader hen, nadat de man Adam de vrouw als zijn echtgenote had aanvaard, kon zegenen.
13 Zijn zegen en zijn wil met betrekking tot hen worden in de volgende woorden te kennen gegeven: „Man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt” (Gen. 1:27, 28). God kon evenmin zijn zegen over iets slechts uitspreken als hij iets zondigs of verkeerds kon scheppen. Dat hij de volmaakte vrouw had geschapen, was iets goeds, omdat het niet goed voor deze ene op aarde levende man was om de enige in zijn soort te zijn, en geheel alléén kon hij zijn eigen soort niet voortplanten. Zo was ook het huwelijk van de volmaakte man en vrouw in het paradijs iets goeds, omdat hierdoor het gezegende doel van de hemelse Vader gediend zou worden zodat de aarde met volmaakte menselijke schepselen gevuld zou worden en de gehele aarde tot een paradijs en eeuwig tehuis voor een volmaakt menselijk geslacht zou worden gemaakt. Het bijbelse verslag omvat ook het volmaakte huwelijk dat op de zesde scheppings-„dag” in het paradijs werd gesloten, wanneer daarin wordt gezegd: „En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.” — Gen. 1:31.
14. Trof God voorzieningen dat dit echtpaar te eniger tijd in de toekomst gescheiden zou worden, en wat was in Eden Adams houding tegenover echtscheiding?
14 Dat was de vroegste vorm van het huwelijk op aarde, en de toonaangevende etnologen van deze twintigste eeuw die geen geloof hebben, zoeken tevergeefs naar een nog vroegere of andere vorm. Trof Jehovah God toen hij in het paradijs het huwelijk tussen de volmaakte man en vrouw voltrok, voorzieningen dat dit jonge echtpaar te eniger tijd in de toekomst gescheiden zou worden? Neen; waarom zou hij dit doen? Hij stelde hun een eeuwige verbintenis in vrede en harmonie in het vooruitzicht, terwijl hun volmaakte, gelukkige familie van afstammelingen een paradijs zou vullen dat de gehele aarde zou omspannen. Op deze gelukkige huwelijksdag liet Adam geen gedachte aan echtscheiding in zijn geest binnendringen; hij had geen idee van iets dergelijks. Waarom zou hij been van zijn gebeente en vlees van zijn vlees, iemand die „één vlees” met hem was en die door God onder één juk met hem was samengebracht, van zich willen laten scheiden? Zowel hij als zijn vrouw waren vastbesloten het aangename doel van dit volmaakte huwelijk te verwezenlijken.
15. Waarvan was dit menselijke huwelijk een illustratie, en wat werd erdoor geïllustreerd dat er uit Adam een rib werd genomen waaruit Eva werd gebouwd?
15 Hun onverbreekbare huwelijk was een menselijke illustratie van het grotere huwelijk, dat van hun hemelse Vader met zijn hemelse op een vrouw gelijkende metgezel, namelijk, zijn onzichtbare hemelse organisatie van heilige geestelijke zonen. Lang voordat God de man en vrouw schiep, had hij een hemelse organisatie van zonen geschapen. Van hun onzichtbare hemelse gezichtspunt uit hadden zij de schepping van de aarde gadegeslagen. Jehovah God verwees naar deze georganiseerde zonen toen hij tot de godvrezende Job van het land Uz zei: „Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? . . . terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden?” (Job 38:4, 7) De feiten zijn dat Jehovah God tot de voornaamste persoon van deze hemelse organisatie van zonen sprak toen hij zei: „Laten Wij den mensch maken naar ons beeld en gelijkenis” (Gen. 1:26, Belg. PB). Deze gehele organisatie van uit engelen bestaande zonen kwam in die zin uit Jehovah God voort, dat Hij hen door middel van zijn werkzame kracht of geest heeft geschapen. Dit werd geïllustreerd doordat God een rib uit Adams zijde nam en die tot een vrouw voor Adam bouwde.
16. (a) Hoe verwees God in Eden naar zijn hemelse organisatie, en waarom? (b) Waarom werd ze in Jesaja 54:1-6 met Sara vergeleken?
16 Deze hemelse uit engelen bestaande organisatie verbond God met onverbrekelijke banden, zoals huwelijksbanden, aan zichzelf, zodat Hij over deze universele hemelse organisatie van heilige engelen als over zijn vrouw spreekt. Hij verwees naar deze symbolische hemelse vrouw toen hij tot de grote Slang, die had veroorzaakt dat zonde haar intrede in het paradijs van Eden deed, zei: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Gen. 3:15, NW). Nadat deze belofte was gedaan, duurde het lang voordat de hemelse uit engelen bestaande organisatie dit beloofde Zaad, de Christus of Messias, voortbracht. Daarom werd ze met Sara, de vrouw van de patriarch Abraham, vergeleken die lange tijd onvruchtbaar was en op negentigjarige leeftijd Abraham haar eerste en enige zoon, Isaäk, baarde. Zijn hemelse organisatie in de persoon van Sara toesprekend, verzekerde Jehovah God zijn „vrouw” of „echtgenote” dat zij ter bestemder tijd het beloofde Zaad, of Christus, zou voortbrengen. God zei: „Jubel, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt; . . . Want uw man is uw Maker, HERE der heerscharen is zijn naam: en uw losser is de Heilige Israëls. God der ganse aarde zal hij genoemd worden. Want als een verlatene en diep bedroefde vrouw heeft u de HERE geroepen, als een vrouw uit den jeugdtijd, nadat zij versmaad werd — zegt uw God.” — Jes. 54:1, 5, 6.
17. Wat wordt er door afgebeeld dat Abraham zich nooit van Sara heeft laten scheiden, en voor wat vormt dit een patroon?
17 Abraham heeft zich nooit van zijn vrouw Sara laten scheiden. Toen zij zevenendertig jaar na de geboorte van hun enige zoon Isaäk stierf, was zij nog steeds zijn vrouw (Gen. 23:1, 2). Jehovah God zal zich nooit van zijn getrouwe hemelse organisatie, zijn „echtgenote” of „vrouw”, die op aarde door Sara werd afgebeeld, laten scheiden. Dit is het juiste hemelse patroon voor alle menselijke huwelijken, te beginnen met dat van Adam en Eva in het aardse paradijs. — Gal. 4:26-28.
18. Waarom en hoe zouden de huwelijken in de hof van Eden, wanneer de mensen God trouw zouden zijn gebleven, monogaam zijn geweest?
18 Adams huwelijk was monogaam want God gaf hem slechts één vrouw. Indien Adam en Eva in het paradijs getrouw waren gebleven en zij volmaakte zonen en dochters in dat Edense park hadden voortgebracht, zouden zij het goddelijke patroon hebben gevolgd. Zij zouden elk van hun zoons slechts één van hun dochters tot vrouw hebben gegeven, waarbij iedere dochter een maagd zou zijn geweest. Deze huwelijken zouden onverbrekelijk zijn geweest. Wanneer al die getrouwde personen hun God trouw waren gebleven, zou niemand van hen de straf op de zonde, de dood, hebben ondergaan. Niemand zou gestorven zijn en het huwelijk van geen van hen zou ten gevolge van de dood zijn ontbonden. Er zouden geen huwelijken van weduwnaars en weduwen hebben bestaan.
19. Wat voor soort van ervaring zou het baren van kinderen in Eden zijn geweest, en tot wanneer zou dit zijn blijven doorgaan?
19 Alle huwelijken zouden vruchtbaar zijn geweest zodat er in volmaaktheid vele kinderen zouden zijn voortgebracht. Kinderen ter wereld te brengen, zou voor de vrouwen een wonderbaarlijke, vreugdevolle ervaring zijn geweest en iets om vol welbehagen en geheel en al onbevreesd naar uit te zien. Dit alles zou geschieden met het oog op de verwezenlijking van het goddelijke voornemen dat deze aarde met volmaakte menselijke bewoners gevuld zou zijn, die het wereldomvattende paradijs, hun eeuwige tehuis, zouden bebouwen en verzorgen. Wanneer dit voornemen ten uitvoer zou zijn gebracht, zouden de volmaakte echtparen volmaakte zelfbeheersing aan de dag leggen en aldus geen kinderen meer voortbrengen. Overeenkomstig Gods wil en regeling zou ook hun vermogen om zich voort te planten zijn grens bereiken en ophouden te functioneren. In het paradijs zou het huwelijk voor deze echtparen geen „verdrukking voor het vlees” hebben betekend, zoals dit door de apostel Paulus met betrekking tot hedendaagse echtparen werd voorzegd. — 1 Kor. 7:28.
20. Wat is nog steeds Gods voornemen, ongeacht de toestand waarin het menselijke huwelijk verkeert, en wat zegt hij tot zijn aartsvijand over dit voornemen?
20 Gods voornemen met betrekking tot een paradijsachtige aarde, gevuld met volmaakte godvruchtige mannen en vrouwen die de grote Schepper loven, zal alsnog op zijn bestemde tijd — ongeacht de toestand waarin het menselijke huwelijk thans verkeert — worden verwezenlijkt, ja, zelfs ongeacht het feit dat de miljarden kinderen uit vroegere doch nu ontbonden huwelijken dood in het stof of slijk der aarde liggen. God koestert nog steeds hetzelfde prachtige voornemen met betrekking tot deze aarde dat hij in het paradijs aan Adam en Eva onthulde en hij bezit de macht om het ten uitvoer te brengen. Aan de aartsvijand van dit voornemen maakt Hij bekend: „De HERE der heerscharen heeft gezworen: Voorwaar, zoals Ik gedacht heb, zó zal het geschieden, en zoals Ik besloten heb, zal het tot stand komen: . . . Want de HERE der heerscharen heeft een besluit genomen; wie zal het verijdelen? En zijn hand is uitgestrekt; wie zal haar afwenden?” — Jes. 14:24-27.
21. Hoeveel huwelijken zijn er in het paradijs voltrokken, en wat zou de menselijke familie bespaard zijn gebleven wanneer alle huwelijken daar hadden plaatsgevonden?
21 Hoeveel ongelukkige en mislukte huwelijken, hoeveel menselijk lijden en hoeveel smaad op Gods heilige naam en woord zou de menselijke familie echter bespaard zijn gebleven indien alle huwelijken van mannen en vrouwen in het paradijs hadden plaatsgevonden, ja, niet slechts in dat plaatselijke paradijs daar in het Midden-Oosten, maar in een paradijs dat zich over de gehele aarde zou hebben uitgebreid en door gehoorzame, rechtvaardige, volmaakte echtparen en hun heilige kinderen onderworpen zou zijn! God had de mogelijkheid in het leven geroepen dat alle menselijke huwelijken in de vergrote hof van Eden voltrokken zouden worden. Het is er echter op neergekomen dat er in het aardse paradijs van bijna zesduizend jaar geleden slechts één huwelijk is voltrokken.
22. (a) Waarom werden de huiselijke vrede en het huiselijke geluk van dat huwelijk in het paradijs verstoord? (b) Voor welke dingen had Eva een juiste eerbied aan de dag gelegd, en waarom terecht?
22 Die gezegende verbintenis tussen Adam en Eva in hun volmaakte toestand begon in hun volmaakte tehuis en onder Gods zegen. Hoe kwam het dan dat de huiselijke vrede en het huiselijke geluk werden verstoord? Doordat de man en de vrouw, alhoewel zij volmaakt waren, zich, toen hun eerste beproeving kwam, niet van hun huwelijksverantwoordelijkheden kweten en de juiste verhouding ten opzichte van elkaar uit het oog verloren. Er verscheen iemand ten tonele die zich in hun persoonlijke aangelegenheden mengde, een huwelijksverstoorder en verwoester van de huiselijke vrede, een persoon die het idee in zich had laten opkomen om deze gehele goddelijke regeling tot zijn eigen zelfzuchtige voordeel aan te wenden. Dit was een eerzuchtige, zelfzuchtige en opstandige geestelijke zoon van God, die zichzelf de naam Satan de Duivel bezorgde. Hij besprak de aangelegenheden niet met de man en de vrouw toen dezen bij elkaar waren. Neen, hij richtte door middel van een slang het woord tot Eva toen zij alleen was en zich niet bij haar huwelijkshoofd, haar echtgenoot Adam, bevond. Zeer terecht vertelde Eva de slang wat haar echtgenoot haar had meegedeeld, namelijk, dat God hun had verboden van de boom der kennis van goed en kwaad te eten. Zij gehoorzaamde het woord van haar echtgenoot en volgde zijn voorbeeld door niet van die boom te eten. Haar man was ten opzichte van haar een profeet van Jehovah God en was toen een waarachtige profeet. Zij gaf derhalve blijk van eerbied voor Gods woord en toonde eveneens respect voor de positie die haar echtgenoot — door bemiddeling van wie Gods woord aan haar werd overgebracht — als hoofd innam.
DE POSITIE VAN HET HOOFD IN HET HUWELIJK GENEGEERD
23. Wat zei de slang nu, en waarvan beschuldigde ze Adam en God dus?
23 Nu vertelde de slang (of degene die onzichtbaar achter de slang stond) Eva echter dat haar man een valse profeet was. Ze noemde Jehovah God op lasterlijke wijze een leugenaar en zei dat hij niet almachtig was en niet in staat om de straf op de overtreding van zijn wet ten uitvoer te brengen. „De slang echter zeide tot de vrouw: Gij [zowel gij als uw echtgenoot] zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage dat gij daarvan [van de verboden boom] eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.” — Gen. 3:4, 5.
24. Welke breuk in haar huwelijksverhouding bracht Eva nu teweeg, en hoe wilde zij haar veronderstelde wijsheid gebruiken?
24 Eva voelde zich aangetrokken tot de gedachte om aan haar hemelse Vader gelijk te zijn en daarom nam ze van de verboden vrucht. Wat een manier was dit echter om aan haar Vader gelijk te willen worden door hem ongehoorzaam te zijn! Zij bracht hierdoor een breuk in haar theocratische huwelijksverhouding teweeg; zij raadpleegde haar man niet in diens hoedanigheid van Gods profeet. Het werd met haar net als met haar afstammelingen, de Israëlieten, later tijdens een crisis: „Het woord des HEREN hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?” (Jer. 8:9). Erger nog — zij zou nu haar invloed ten aanzien van haar echtgenoot aanwenden om hem ertoe te bewegen in overeenstemming met de wijsheid die zij meende te bezitten, te handelen!
25. (a) Hoe werd Adam met zijn eerste huwelijksprobleem geconfronteerd? (b) Kon Adam zich van Eva laten scheiden, en, wat was in deze aangelegenheid van beslissende betekenis?
25 Later voegde Adam zich weer bij Eva. Het was niet dezelfde vrouw als die welke hij voordien had gekend, die hem onder de ogen kwam. Hij zag een vrouw die meer van zichzelf dacht dan betamelijk was. Hij stond tegenover een overtreedster, een vrouw die hun God en Vader ongehoorzaam was. Zij bood hem ter bekrachtiging van haar eigen zonde de verboden vrucht aan. Dit confronteerde Adam met zijn eerste huwelijksprobleem! God was niet op de plaats aanwezig zodat hem om raad gevraagd kon worden. Nochtans wist Adam dat zijn vrouw ernstig had gezondigd en onder de door God bekendgemaakte doodstraf was gekomen: „Ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Gen. 2:17). Deze doodstraf kon Adams huwelijk met de schone Eva ontbinden. Adam was niet gemachtigd zich van Eva te laten scheiden; zij was been van zijn gebeente en vlees van zijn vlees. Zij was „één vlees” met hem en door Jehovah God met hem onder één juk samengebracht.
26, 27. (a) Hoe had Adam zich van Eva’s overtreding kunnen losmaken en van welke verantwoordelijkheid zou hij zich aldus gekweten hebben? (b) Hoe was de positie van hoofd van een echtgenoot, met de daaraan verbonden autoriteit, in Israëls wet uiteengezet, en hoe had Adam Gods profeet kunnen blijven?
26 Adam had zich echter op staande voet van Eva’s overtreding kunnen losmaken door de verboden vrucht die zij in haar hand had en tot het eten waarvan zij hem wilde overhalen, te weigeren. Het is waar dat hun God en hemelse Vader had gezegd: „Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen”, maar hij moest niet zijn God verlaten. Wie had Adam meer lief, zijn vrouw of zijn God en Levengever? Om juist ten opzichte van zijn vrouw te kunnen handelen, behoefde Adam niet tot de volgende gelegenheid te wachten waarop hij „de stem van Jehovah God [hoorde], die omstreeks het winderige gedeelte van de dag in de hof [het paradijs] wandelde”. Hij kon er — net zoals een Israëlitische echtgenoot dit veel later in Gods uitverkoren natie kon tonen — blijk van geven dat hij het theocratische hoofd in de huwelijksverbintenis was. De Israëlieten kwamen in een verhouding tot God te staan doordat er via de middelaar Mozes, de profeet, een officieel verbond werd gesloten, terwijl Adam en Eva als zijn volmaakte kinderen in een rechtstreekse verhouding tot God stonden en geen middelaar nodig hadden. — Gen. 2:24; 3:8.
27 In het geval van een Israëlitische vrouw maakte Gods door bemiddeling van Mozes gegeven wet bekend: „Wat de geloften van een weduwe of van een verstoten vrouw betreft, elke verplichting die zij [zonder een echtgenoot als haar hoofd] op zich genomen heeft, zal voor haar van kracht zijn. En indien zij een gelofte gedaan heeft in het huis van haar man of onder ede een verplichting op zich genomen heeft, en haar man het gehoord, maar tegen haar gezwegen en haar niet weerstaan heeft, dan zullen al haar geloften van kracht zijn, en elke verplichting die zij op zich genomen heeft, zal van kracht zijn. Indien echter haar man deze nadrukkelijk ongeldig maakt, wanneer hij het hoort, zal niets, wat over haar lippen gekomen is, zowel van haar gelofte als van haar verplichting, van kracht zijn; haar man heeft ze ongeldig gemaakt en de HERE zal het haar vergeven. Elke gelofte en elke verplichting onder ede om zichzelf te verootmoedigen, zal haar man kunnen bekrachtigen en haar man zal ze ongeldig kunnen maken. Maar maakt hij ze nadrukkelijk ongeldig, nadat hij ze gehoord heeft, dan zal hij haar ongerechtigheid dragen” (Num. 30:9-13, 15). Indien Adam de overtreding van zijn vrouw verworpen had door de vrucht van haar lieflijke hand te weigeren, dan zou hij Jehovah’s profeet voor de menselijke familie zijn gebleven. Hij zou zich niet schuldig hebben behoeven te voelen en zou zich niet met een lendenbedekking hebben hoeven te verbergen toen Jehovah God omstreeks het winderige gedeelte van de dag tot hem kwam.
28. Waarom kon Adam de hem door Eva aangeboden vrucht niet met een rustig geweten eten?
28 Dit was niet een geval van een vrouw die een maaltijd had bereid, terwijl haar echtgenoot at wat hem werd voorgezet zonder om des gewetenswil iets te vragen. Bij Adam begon het geweten te werken, en wel omdat hij wist wat voor vrucht hem werd opgedrongen — de vrucht die hun door hun God en Maker, de Eigenaar van het paradijs, was verboden.
29. (a) Hoe faalde Adam ten aanzien van zijn positie als hoofd? (b) Hoe toont Paulus aan wie ten aanzien van de overtreding de meeste verantwoordelijkheid droeg?
29 Nu was voor Adam het ogenblik daar om zijn gezag als theocratisch hoofd in de huwelijksverbintenis uit te oefenen. In plaats daarvan liet hij zich uit vrees voor de gedachte zijn vrouw te moeten verliezen wanneer God de doodstraf ten uitvoer bracht, verstrikken. Hij liet zich door zijn vrouw ongehoorzaamheid aan Gods opperste wet aanpraten en volgde de leiding van zijn zondige vrouw, die door de sluwe, valse beweringen van de slang was misleid. Hij bekrachtigde haar zonde door ook zelf van de verboden vrucht te eten. Hij gedroeg zich niet in overeenstemming met zijn huwelijksverplichting als hoofd van het huis, die belast was met de bescherming van het gezin waarmee hij volgens de opdracht de aarde moest vullen. Daarom droeg hij van het nu zondige echtpaar, als het hoofd van het gezin, de grootste verantwoordelijkheid. De apostel Paulus schreef dienovereenkomstig: „Ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over den man heeft; zij moet zich rustig houden. Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva. En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door verleiding in overtreding gevallen.” — 1 Tim. 2:12-14.
30. Op wie legde God de voornaamste verantwoordelijkheid voor het ruïneren van dit huwelijk, en tot welke straf werd de betrokkene veroordeeld?
30 Toen God het vonnis over het zondige echtpaar velde, legde hij de voornaamste verantwoordelijkheid voor het ruïneren van dit in het paradijs gesloten huwelijk op de onzichtbare, geestelijke opstandeling die achter de slang stond. God zei tot de slang: „Gij [hebt] dit gedaan.” Vervolgens ging God ertoe over Satan de Duivel tot een toekomstige vernietiging onder de hiel van het Zaad van Gods hemelse „vrouw” of „echtgenoot” te veroordelen. — Gen. 3:14, 15.
31, 32. (a) Waaruit blijkt op wie van het echtpaar God de zwaarste verantwoordelijkheid plaatste? (b) Hoe had Eva niet als de „heerlijkheid van de man” geschenen, en welk oordeel sprak God tegen haar uit?
31 Met betrekking tot het menselijke echtpaar plaatste Jehovah God de zwaarste verantwoordelijkheid echter op de schouders van de echtgenoot. De échtgenoot, Adam, werd er door God toe veroordeeld om tot op het ogenblik waarop hij zou sterven, tot ontbinding zou overgaan en tot het stof van de vervloekte grond zou terugkeren, de vruchten van de vervloekte grond buiten het paradijs te eten.
32 In het oordeel dat God over de vrouw Eva uitsprak, voorzei hij alleen maar dat zij op een pijnlijke wijze kinderen zou baren en dat zij aan haar echtgenoot onderworpen zou zijn. Zij had niet als de „heerlijkheid van de man”, de heerlijkheid van haar volmaakte echtgenoot, geschenen. Zij had de positie van hoofd welke haar profeet-echtgenoot bekleedde, geminacht, zijn van God afkomstige waarschuwing in de wind geslagen en ten gevolge van de valse aansporingen van een vreemde, die zowel God als Zijn profeet belasterde, ten aanzien van de zonde de leiding genomen. Nu moest haar derhalve aan het verstand worden gebracht dat haar man werkelijk haar hoofd was. Toen God Zijn oordeel uitsprak, zei hij tot de vrouw, Eva: „En naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen” (Gen. 3:16). Van toen af aan stond zij totdat zij stierf — indien Adam haar tenminste heeft overleefd toen hij pas op 930-jarige leeftijd stierf — onder de heerschappij van een onvolmaakte echtgenoot die moedwillig had gezondigd en niet meer in een verhouding tot God stond.
33. Door welke, nu door God getroffen maatregelen, eindigde het huwelijksleven in het paradijs, en om welke reden gebeurde dit allemaal?
33 Aldus eindigde het huwelijksleven in dat vreedzame paradijs van Eden, alles vanwege de zonde, het overtreden van Gods heilige wet. God wilde niet dat er nu nog van de Edense vruchten gegeten zou werden, aangezien de thans zondige Adam en Eva er geen recht meer op hadden en Adam er, mogelijk onder invloed en op aanraden van zijn vrouw, misschien pogingen toe zou doen. „En de HERE God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van den boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de HERE God hem weg uit den hof van Eden om den aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. En hij verdreef den mens en Hij stelde ten Oosten van den hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om den weg tot den boom des levens te bewaken.” — Gen. 3:22-24.
34. Hoe zal het huwelijk zoals dit in het paradijs bestond, binnenkort verwezenlijkt worden, en welk voorrecht zullen echtparen dan tegenover de Ontwerper van het huwelijk bezitten?
34 Het huwelijksleven in het paradijs eindigde derhalve op zulk een rampspoedige wijze omdat man en vrouw zich niet aan de door God geordineerde verhouding ten opzichte van elkaar hadden gehouden. Toch zal het huwelijk in zijn ideale staat, zoals het in het paradijs bestond binnenkort tot eer van de grote Ontwerper van het huwelijk een bron van wonderbaarlijke vreugde vormen. Niet doordat personen die elkaar liefhebben, sterven en naar de hemel gaan om in een hemels huwelijk bij elkaar te zijn, maar doordat er overlevenden van de nabije oorlog van Armageddon zullen zijn. Nadat die universele oorlog al degenen die thans de aarde ruïneren, vernietigd zal hebben, zal Gods door bemiddeling van Christus, het Zaad van Zijn „vrouw”, geregeerde koninkrijk het paradijs op deze aarde herstellen en het tot over de gehele planeet uitbreiden. Getrouwe echtparen die Armageddon overleven, zullen hun leven als gehuwden na Armageddon rechtstreeks in het herstelde paradijs voortzetten. De ongetrouwden die Armageddon overleven, zullen het voorrecht genieten met een theocratische partner een huwelijk aan te gaan en het geluk smaken onder paradijsomstandigheden kinderen groot te brengen, terwijl Satan de Duivel gebonden is. Zij allen zullen het voorrecht hebben Jehovah God te rechtvaardigen door te bewijzen dat het huwelijksleven in het paradijs een gezegend succes kan zijn.