Aanvaard volledig de uitdaging van Jehovah’s dienst
„’Ik [heb] mijn aangezicht slechts een ogenblik voor u verborgen, maar met liefderijke goedheid tot onbepaalde tijd wil ik u barmhartig zijn’, heeft uw Verlosser, Jehovah, gezegd.” — Jes. 54:8.
1, 2. Welke gebeurtenissen in het oude Bethlehem leidden tot een uitdaging die verstrekkende gevolgen zou hebben?
DE DAGERAAD brak aan in Bethlehem. Er kon reeds vaag enige beweging in de straten worden waargenomen daar het schemerige licht van de nieuwe dag enkele schimachtige gedaanten in de straten te zien gaf die zich haastten om de een of andere vroege morgentaak te verrichten. De gracieuze gestalte van een jonge vrouw nadert de stad en steekt met lichte schreden vlug de open ruimte bij de ingang van de poort over. Er ligt blijdschap op haar gelaat, en ondanks de bundel die zij in haar omslagdoek gewikkeld draagt, loopt zij met veerkrachtige tred. Zij wijkt ter zijde en betreedt een bescheiden woning waar zij door een veel oudere vrouw kort wordt begroet; dan zetten beiden zich afwachtend neer, de jongere vrouw vol verwachting voor de toekomst, de oudere vrouw in de hoop op vervulling van een heel haar leven gekoesterd verlangen.
2 De gedachten van beide vrouwen gaan uit naar de stadspoort en de gebeurtenissen die gaan plaatsvinden als de eerste stralen van de opgaande zon het op een heuvelrug in het hoogland gelegen stadje beschijnen. Er bewegen zich nu meer mensen door de straten. De zon klimt hoger. Hoewel het nog maar net zomer is, is de zes maanden durende droge tijd dit jaar extra vroeg begonnen en zelfs op dit vroege uur van de dag begint de zon haar warmte al te doen voelen. Nu zijn er overal mensen en op de open ruimte voor de stadspoort is het een en al bedrijvigheid. Aan de ingang van de stadspoort zit echter een oudere man alleen. Zijn houding en kleding geven te kennen dat hij een bemiddeld man is en een zeker aanzien in zijn omgeving geniet. Hij ziet er deze morgen ernstig uit als zijn ogen elk nieuwe gezicht opnemen dat op het plein verschijnt. Het is duidelijk dat hij naar iemand uitkijkt. Plotseling roept hij uit: „Wijk toch ter zijde, ga toch hier zitten, Zo-en-zo.” Een andere man van rijpe leeftijd keert zich om en zet zich naast de eerste neer. Met deze begroeting en reactie zouden zich gebeurtenissen gaan afspelen die niet alleen het leven van de twee geduldig wachtende vrouwen in de kleine woning in Bethlehem zouden veranderen, maar ook dat van velen in komende geslachten. Er zou tot Zo-en-zo een uitdaging worden gericht die verstrekkende gevolgen zou hebben, zelfs tot in onze tijd.
3. Wie waren de voornaamste personen in het drama van Naomi en Ruth, en welke vragen in verband met hun familiebetrekkingen moeten opgelost worden?
3 De naam van de jonge vrouw die op deze betekenisvolle dag de stad binnenging, was Ruth en de oudere vrouw die haar bij het binnentreden van het huis begroette, was haar schoonmoeder, Naomi, de weduwe van Elimélech. Ruth was geen jodin van geboorte, maar Naomi wel. Ruth was een Moabitische. Hoe kwam het echter dat zij de schoondochter van Naomi was en in Bethlehem woonde, zo ver weg van haar eigen land en volk? In welke relatie stond zij tot Boaz, de oudere man die er zo op gebrand was een aangelegenheid met Zo-en-zo te bespreken? En wat was deze aangelegenheid die zo belangrijk was dat ze een uitdaging vormde welke van invloed kon zijn op ons leven in deze tijd, meer dan dertig eeuwen later?
4. Wie of wat beelden de voornaamste personen af?
4 Het drama dat zich in het toenmalige Israël ging afspelen en dat staat opgetekend in het boek Ruth, was profetisch voor gebeurtenissen in deze tijd, die net zo’n uitdaging vormen en net zulke verstrekkende gevolgen hebben als die gebeurtenissen destijds (1 Kor. 10:11; Rom. 15:4). En ook alle personen die een rol speelden in het drama uit de oudheid, zijn een afschaduwing. Elimélechs naam betekent „God is koning”. Hij beeldt dan ook de Heer Jezus Christus af. Dit is ook het geval met Boaz, een nauwe verwant van Naomi, wiens naam waarschijnlijk „in sterkte” betekent. Naomi, wier naam „mijn welbehagen” betekent, moet dan logischerwijs degenen afbeelden die aan Jezus ten huwelijk zijn beloofd, die zijn bruid zijn, in het bijzonder degenen die in deze „tijd van het einde”, waarin het drama zijn opmerkelijke vervulling heeft, op aarde zijn. Ruth, wier naam misschien „vriendschap” betekent, werd de schoondochter van Naomi en kwam aldus in aanmerking nageslacht voor Naomi voort te brengen. Ook zij moet dus degenen afbeelden die tot de bruid van Christus behoren, maar vanuit een enigszins ander gezichtspunt en onder andere omstandigheden. Wie wordt dan afgebeeld door „Zo-en-zo”, die eveneens een nauwe verwant van Naomi was? Wij zullen het aan de gebeurtenissen die zich in deze tijd afspelen overlaten deze identificatie duidelijk te maken.
EEN VERLATEN VROUW
5. (a) Wat gebeurde er in Naomi’s tijd in Bethlehem, en wat deed Elimélech, haar man, dientengevolge? (b) Wat beeldt dit in de hedendaagse vervulling af?
5 Wij keren nu terug naar de tijd toen het gelukkige gezin van Elimélech nog intact was en hij met zijn vrouw Naomi en hun twee zoons Machlon en Chiljon in het gebied van Juda, in Bethlehem of Efratha woonde. Bethlehem betekent „huis des broods”, terwijl Efratha „vruchtbaarheid” betekent. Beide namen staan in verband met overvloed, een plaats waar geen gebrek aan voedsel of geen hongersnood heerst. In deze dertiende eeuw vóór onze gewone tijdrekening worden Bethlehem en het hele gebied van de stam Juda echter wel door hongersnood, door gebrek aan voedsel, getroffen, hetgeen de schaarste afbeeldt die Jehovah’s organisatie gedurende de Eerste Wereldoorlog in geestelijk opzicht trof. Of nog andere inwoners de stad verlieten of niet, Elimélech vertrekt met zijn gezin. Hij steekt de rivier de Jordaan over en vestigt zich in het land of veld van Moab, om daar tijdelijk als inwonende vreemdeling te blijven, evenals Jehovah’s dienstknechten in deze tijd tijdelijke inwoners in Satans samenstel van dingen zijn (Joh. 17:16; 1 Joh. 5:19). Hierdoor laat Elimélech een erfelijke bezitting in zijn land achter. — Ruth 1:1, 2.
6. Wat gebeurde er in Moab met Naomi’s verwanten?
6 Na verloop van tijd sterft de bejaarde Elimélech en laat Naomi als weduwe achter. Naomi acht het dan raadzaam haar beide zoons in het land Moab uit te huwelijken, en Machlon, klaarblijkelijk de oudste, huwt Ruth, de Moabitische, terwijl Chiljon Orpa, eveneens een Moabitische, huwt. Ten slotte sterven echter ook Machlon en Chiljon, waardoor Naomi, hun moeder, en hun vrouwen Ruth en Orpa als weduwen achterblijven (Ruth 1:3-5). Zij zijn kinderloze weduwen die Naomi geen nageslacht hebben gegeven. Daar Naomi te oud is om zelf nog kinderen ter wereld te brengen treft de smaad haar het zwaarst. De dood van Machlon (hetgeen „ziekelijk, sukkelend”) en Chiljon (hetgeen „broosheid, teerheid” betekent) beeldt de geestelijke dood af van enkelen die in deze moeilijke periode met Gods organisatie verbonden waren. Het was een tijd van grote droefheid voor Jehovah’s volk.
7. Hoe beschouwde Naomi haar toestand, en welke situatie profeteerde Jesaja eeuwen later?
7 Naomi beschouwde zichzelf als een verlaten vrouw, als een vrouw zonder kinderen of het vermogen kinderen voort te brengen. Zij was als „een vrouw . . . die geheel verlaten en bedroefd van geest was, en als een vrouw uit de jeugdtijd die toen verworpen werd”. In de tijd dat de vrucht van de schoot als een zegen van Jehovah en onvruchtbaarheid als een vloek kon worden beschouwd, voelde Naomi zich gerechtvaardigd te zeggen: „Het [is] Jehovah . . . die mij heeft vernederd” (Ruth 1:21). Eeuwen later werd de profeet Jesaja ertoe geïnspireerd over een soortgelijke vernedering te schrijven, in dit geval als een rechtstreeks gevolg van Jehovah’s misnoegen. Om ten volle de uitdaging waar Naomi zich tegenover geplaatst zag, te begrijpen, moeten wij Jesaja’s profetie en de toepassing op gebeurtenissen die als vervulling daarvan in deze tijd hebben plaatsgevonden, begrijpen: „’Want Jehovah heeft u geroepen alsof gij een vrouw waart die geheel verlaten en bedroefd van geest was, en als een vrouw uit de jeugdtijd die toen verworpen werd’, heeft uw God gezegd. ’Voor een klein ogenblik heb ik u geheel verlaten, maar met grote barmhartigheden zal ik u bijeenbrengen. In een vloed van verontwaardiging heb ik mijn aangezicht slechts een ogenblik voor u verborgen, maar met liefderijke goedheid tot onbepaalde tijd wil ik u barmhartig zijn’, heeft uw Verlosser, Jehovah, gezegd.” — Jes. 54:6-8.
JEHOVAH, EEN ECHTGENOOT-EIGENAAR
8, 9. (a) Tot wie zijn de woorden van Jesaja 54:6-8 gericht, en hoe blijkt dit uit de context van de profetie? (b) Welke groep is daarin opgenomen die ook door Naomi wordt afgebeeld?
8 Deze profetie zou erop wijzen dat Jehovah, de God van heel de schepping, een vrouw heeft. Kan dit? Ja, symbolische gesproken wel. In Jesaja 54:5 wordt er tot haar gezegd: „Want uw voortreffelijke Maker is uw echtgenoot-eigenaar, Jehovah der legerscharen is zijn naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser.” Deze woorden worden niet gericht tot Naomi, die in Jesaja’s tijd reeds vijf eeuwen dood was, noch tot de een of andere letterlijke vrouw, maar tot een organisatie, het hemelse Sion, Gods universele organisatie van geestelijke zonen in de hemel. Deze geestelijke zonen van Gods universele organisatie zijn in de afgelopen negentienhonderd jaar niet beperkt geweest tot de onzichtbare geestelijke engelen in de hemel die nog altijd heilig en loyaal jegens Jehovah God zijn. Deze universele organisatie van Jehovah heeft door de geest verwekte zonen van God op aarde in zich opgenomen, die ten slotte 144.000 in aantal zullen zijn (Openb. 14:1). Dezen zijn allen volgelingen van de voornaamste persoon in Gods universele organisatie, namelijk de Heer Jezus Christus.
9 Deze 144.000 volgelingen van Jezus Christus zullen in de hemel met hem in het huwelijk treden en zijn dientengevolge de aanstaande bruid van Christus, „de bruid, de vrouw van het Lam”, zoals zij in Openbaring 21:9 worden genoemd. De leden van deze bruidsklasse zijn in de loop van de achter ons liggende negentienhonderd jaren uitgekozen. Om deze reden kan er thans op zijn hoogst nog een overblijfsel van hen op aarde zijn. Degenen die de Eerste Wereldoorlog hebben overleefd en zich vóór het jaar 1919 van onze twintigste eeuw aan God hebben opgedragen en vervolgens werden gedoopt, worden in het drama door Naomi afgebeeld. Hoe zijn zij dan in de toestand geraakt waarin Naomi in het land Moab verkeerde, kinderloos en verlaten?
10. Welke onderlinge verhouding bestaat er tussen het overblijfsel en Gods universele organisatie, en in welke periode „stierf” de Grotere Elimélech ten opzichte van de Naomi-klasse?
10 Om dit facet van het drama van Naomi en Ruth te begrijpen, is het noodzakelijk nog een ander facet te begrijpen van de verhouding waarin het overblijfsel op aarde tot de andere leden van Gods universele organisatie, de leden in de hemel, staat. Aangezien degenen die tot het overblijfsel behoren leden van Gods universele organisatie zijn, raakt alles wat het overblijfsel van de bruid overkomt, die, hoewel nog steeds in het vlees, geestelijke zonen van God zijn, eveneens Gods vrouw, het hemelse Sion ofte wel de universele organisatie. Dit wordt heel duidelijk als wij de profetie van Jesaja 54:6-8 in het licht van de gebeurtenissen beschouwen die zich tijdens de Eerste Wereldoorlog rondom de activiteiten van de Naomi-klasse afspeelden. Het was namelijk in deze periode, van 1918 tot in 1919, dat de Grotere Elimélech „stierf” ten aanzien van de Naomi-klasse, die verlaten werd, alsof ze geen echtgenoot-eigenaar had. Het was een vernederende ervaring toen Jehovah, de echtgenoot van die universele organisatie, zijn vrouw, die door de gezalfde leden hier op aarde werd vertegenwoordigd, als een vervulling van Jesaja 54:6-8 verwierp.
JEHOVAH IS MISNOEGD OVER ZIJN VROUW
11. Wanneer en om welke reden schepte Jehovah geen behagen in het overblijfsel, en hoe trad dit aan het licht en trof het de gehele universele organisatie?
11 Merk op hoe Jehovah in Jesaja’s profetie zijn vrouw beschrijft als verlaten en bedroefd van geest, voor wie hij zijn aangezicht heeft verborgen. Dit duidt op een periode waarin hij misnoegd over haar is. In 54 het elfde vers richt hij zich daarom als volgt tot haar: „O gekwelde vrouw, door stormen heen en weer geslingerd, ongetroost.” Het Naomi-overblijfsel kwam in zulk een toestand — in het bijzonder in het jaar 1918 — toen het in zekere zin uit Jehovah’s geest was verbannen. In dat jaar kwam Jehovah God plotseling tot zijn tempel, vergezeld van de boodschapper van het verbond, de Heer Jezus Christus. Hij onderzocht het overblijfsel hier op aarde en was misnoegd over hen (Mal. 3:1, 2). Een tijdlang aanvaardden zij niet volledig Jehovah’s Koninkrijksdienst die voor hen was opengesteld. Zij waren ten gevolge van mensenvrees terughoudend en hielden zich niet strikt „onbevlekt van de wereld” (Jak. 1:27). Jehovah liet hen daarom in slavernij aan Babylon de Grote en haar politieke bondgenoten gaan. Zij hadden in die tijd veel vervolging te verduren en werden overladen met beschimpingen, hetgeen in 1918 culmineerde in de arrestatie en gevangenneming van de vertegenwoordigers van het hoofdbureau van het Genootschap op de valse beschuldiging van spionage.a Dit betekende dat Gods hele universele organisatie, Gods vrouw, de invloed van zijn misnoegen zou ondergaan, en de profetie voorzegt dat de hele organisatie als een ’geheel verlaten vrouw’ zou zijn.
12. Indien Elimélech de Heer Jezus Christus afbeeldt, hoe stemt het feit dat Jehovah zijn aangezicht voor zijn vrouw verbergt, dan overeen met de dood van Elimélech?
12 Indien Elimélech echter de Heer Jezus Christus afbeeldt, hoe stemt het feit dat Jehovah zijn aangezicht voor zijn vrouw verbergt, dan overeen met de dood van Elimélech? Hoe sterft de hemelse Jezus Christus feitelijk ten opzichte van de Naomi-klasse op aarde? Jezus heeft tijdens zijn aardse bediening duidelijk de gedragsregel gedemonstreerd: ’Wat ik mijn Vader zie doen, doe ik.’ Indien Jehovah dus gedurende de periode dat het overblijfsel goddelijke gunst werd onthouden, zijn vrouw verliet en zijn aangezicht voor haar verborg, moest de Zoon dit ook doen, in het bijzonder ten aanzien van dat deel van Gods universele organisatie — het geestelijke overblijfsel hier op aarde — dat uit de leden van zijn bruid bestaat. Aldus „stierf” Jezus Christus in feite met betrekking tot degenen die door Jehovah werden verlaten.
EEN GROTE UITDAGING
13. Wat besluit Naomi nu te doen, en hoe vormt dit voor Ruth en Naomi een uitdaging?
13 Tegen deze tijd zijn in het drama uit de oudheid tien jaar verstreken en Naomi hoort nu dat er een verandering in Bethlehem heeft plaatsgevonden. Jehovah heeft zijn aandacht weer op zijn volk gericht door hun brood te geven. Naomi besluit terug te keren. Er is echter een nog dringender reden. Naomi had in Bethlehem, in Juda, een erfelijke bezitting en zij moet teruggaan om deze over te nemen. Dit vormt een grote uitdaging voor Ruth en Orpa, haar twee „dochters”. Wat zullen zij doen? Blijkbaar zonder bezwaar te maken aanvaarden zij met Naomi de terugweg naar Bethlehem (Ruth 1:6, 7). Onderweg probeert Naomi echter hen ervan af te brengen. „’Gaat heen, keert terug, ieder naar het huis van haar moeder. . . . Moge Jehovah u een schenking doen, en vindt een rustplaats, ieder in het huis van haar man.’ Toen kuste zij hen, waarop zij hun stem verhieven en weenden. En zij bleven tot haar zeggen: ’Neen, maar wij zullen met ú naar uw volk terugkeren.’ Naomi zei echter: ’Keert terug, mijn dochters. Waarom zoudt gij met mij meegaan? Heb ik dan nog zonen in mijn inwendige delen, en zullen die uw mannen moeten worden? Keert terug, mijn dochters, gaat heen, want ik ben te oud geworden om nog aan een man te gaan behoren. . . . Neen, mijn dochters, want het is mij zeer bitter om u, dat de hand van Jehovah tegen mij is uitgegaan.”’ — Ruth 1:8-13.
14. Welke beslissing neemt Orpa, en welke soortgelijke handelwijze wordt thans gevolgd door degenen die zij afbeeldt?
14 „Hierop verhieven zij hun stem en weenden nog meer, waarna Orpa haar schoonmoeder kuste. Wat Ruth betreft, zij bleef bij haar. Daarom zei zij: ’Zie! Uw schoonzuster, die weduwe is geworden, is naar haar volk en haar goden teruggekeerd. Keer met uw tot weduwe gemaakte schoonzuster terug’” (Ruth 1:14, 15). Orpa beeldt sommigen af die met de getrouwe Naomi-klasse in aanraking komen en een tijdlang enige belangstelling en ijver aan de dag leggen doch terugdeinzen als zij nog in hun christelijke jeugd zijn. Eigenbelang en persoonlijke verlangens staan hun in de weg om Jehovah’s uitdaging aan te nemen hem ’op de proef te stellen’ of hij „niet de sluizen van de hemel [voor hen] zal openen en werkelijk een zegen over [hen] zal uitgieten totdat er geen gebrek meer is”. — Mal. 3:10; Hebr. 10:38, 39; 2 Petr. 2:22.
15, 16. Hoe reageerde Ruth op de uitdaging?
15 De Ruth-klasse daarentegen offert alle persoonlijke belangen op om met de Naomi-klasse deel te hebben aan het vervullen van Jehovah’s voornemen voor hen. „Nu zei Ruth: ’Smeek mij niet dringend om u te verlaten, om terug te keren en u niet te vergezellen; want waarheen gij gaat, zal ik gaan, en waar gij de nacht doorbrengt, zal ik de nacht doorbrengen. Uw volk zal mijn volk zijn, en uw God mijn God. Waar gij sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Moge Jehovah zo met mij doen en daaraan toevoegen indien iets anders dan de dood scheiding zou maken tussen mij en u.”’ — Ruth 1:16, 17.
16 Met deze woorden, „Moge Jehovah zo met mij doen en daaraan toevoegen”, zwoer Ruth, waardoor zij een eed voor Jehovah aflegde dat zij deze dingen zou doen. Zij nam deze uitdaging om de God van Naomi te dienen en Naomi zelfs tot de dood in Zijn dienst te vergezellen, volledig aan. Dat Orpa niet goed reageerde, verzwakte Ruths besluit niet en zette ook geen domper op haar ijver. De invloed van Naomi had Ruths bekering teweeggebracht en het diepgewortelde verlangen van Naomi’s hart zou nu zo verwezenlijkt worden dat Ruth in geloof zou reageren op de toekomstige uitdaging waaraan beide vrouwen in Bethlehem het hoofd moesten bieden.
NOG EEN UITDAGING
17. Wat antwoordde Naomi bij haar terugkomst in Bethlehem op de begroeting van haar buren?
17 De bitterheid en ontgoocheling waarmee Naomi zich tegen Ruth en Orpa over hun vooruitzichten in Bethlehem had geuit, worden niet minder door Naomi’s thuiskomst. Weer terug in haar huis, voelt zij haar verlies alleen nog maar heviger en worden haar bitterheid en verdriet door het intense besef van haar onmacht alleen nog maar groter. Allen in de stad raken in opschudding over hun terugkeer, vooral de vrouwen, en zij kunnen hun ogen niet geloven. Waar is Elimélech? Waar zijn Machlon en Chiljon? En wie is dit Moabitische meisje? „De vrouwen bleven zeggen: ’Is dat Naomi?’ En zij zei dan tot de vrouwen: ’Noemt mij niet Naomi [hetgeen „mijn welbehagen” betekent]. Noemt mij Mara [hetgeen „bitter” betekent], want de Almachtige heeft het mij zeer bitter gemaakt. Vol ben ik heengegaan, en met lege handen heeft Jehovah mij doen terugkeren. Waarom zoudt gij mij Naomi noemen, wanneer het Jehovah is die mij heeft vernederd en de Almachtige die mij rampspoed heeft aangedaan?’” — Ruth 1:18-22.
18. Waarom moest Gods vrouw, die door het Naomi-overblijfsel op aarde werd vertegenwoordigd, losgekocht worden?
18 De Naomi-klasse kon in deze tijd van bezoeking werkelijk zeggen: „Noemt mij Mara, de bittere.” Ook Jesaja 12:1 zinspeelt op dit strenge onderricht als de profeet tot Jehovah God zegt: „Hoewel gij vertoornd op mij werdt, heeft uw toorn zich geleidelijk afgewend.” Dan zegt Jesaja 52:3: „Want dit heeft Jehovah gezegd: ’Om niet werdt gijlieden verkocht, en zonder geld zult gij gelost worden.’” Met andere woorden: het volk dat Gods opgedragen dienstknechten hier op aarde gevangen nam, betaalde niet voor hen; zij kregen hen voor niets. 52 De verzen vijf en zes voegen eraan toe: „’En nu, wat voor belang heb ik hier?’ is de uitspraak van Jehovah. ’Want mijn volk werd om niet weggenomen. . . . Om die reden zal mijn volk mijn naam kennen, ja, om die reden op die dag, omdat ik het ben die spreek.’” God liet zijn volk dus om niet gaan; hij liet de vijand bezit van hen nemen zonder hen te kopen. Daarom moest Gods vrouw, zoals zij door het Naomi-overblijfsel hier op aarde werd vertegenwoordigd, uit Babylon de Grote losgekocht, gelost, worden.
19. Van welke belofte van Jakob aan Juda zou Naomi zich in haar verlaten toestand in het bijzonder bewust zijn?
19 Dit was de uitdaging waar Naomi uit Bethlehem van de stam Juda, kinderloos en een weduwe, als was zij door Jehovah verlaten en werd zij door hem getuchtigd, zich tegenover geplaatst zag. Toch brandde diep in haar hart nog het verlangen deel te hebben aan Jehovah’s voornemen ten aanzien van de vrouwen van Israël, in het bijzonder enkele begunstigde vrouwen van de stam Juda, aangezien degenen die tot deze stam behoorden, in aanmerking kwamen voor de belofte van Jakob, de vader van Juda. Vlak voordat Jakob in het jaar 1711 v.G.T. in Egypte stierf, zegende hij Juda met de woorden: „De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren” (Gen. 49:10). Deze Silo, wiens naam „Degene van wie het is” of „Degene aan wie het toebehoort” betekent, moet de Gebieder zijn die de scepter zwaait. Hij moet degene zijn in wiens hand de koninklijke scepter is. Hij moet de Messías zijn, het ware Zaad van Abraham, door bemiddeling van wie alle geslachten der aarde zich zouden zegenen (Gen. 22:17, 18). Wiens zoon in de geslachtslijn van Juda, de achterkleinzoon van Abraham, zou hij blijken te zijn? Welke moeder in Juda zou de buitengewone eer te beurt vallen hem aan haar borst te houden? Niet Naomi, kinderloos en te oud om kinderen te baren, zou zij wellicht in haar eigen hart kunnen redeneren. Geen wonder dat Naomi, in haar troosteloze toestand uitriep: „Noemt mij Mara.”
JEHOVAH OPENT EEN WEG
20. Welke belofte van Jehovah werd eeuwen later bij monde van Jesaja gedaan?
20 Jehovah zou deze getrouwe vrouw, wier geschrei zijn oren had bereikt, echter niet verlaten. Terecht had de profeet tot haar kunnen zeggen wat hij eeuwen later namens Jehovah tot de vrouw zei die door haar werd afgebeeld, namelijk: ’Ik [heb] mijn aangezicht slechts een ogenblik voor u verborgen, maar met liefderijke goedheid tot onbepaalde tijd wil ik u barmhartig zijn’, heeft uw Verlosser, Jehovah, gezegd” (Jes. 54:8). Hoe zou dit in het geval van Naomi vervuld worden? Als zij zonder een natuurlijke afstammeling zou sterven, zou zij geen erfgenaam hebben aan wie zij dat landbezit van haar overleden echtgenoot kon nalaten. Indien Jehovah’s voornemen Silo uit de stam Juda voort te brengen bovendien door bemiddeling van haar ten uitvoer moest worden gebracht, zou zij een mannelijke erfgenaam moeten hebben. Wat moest zij doen?
21. Welke voorziening was in de wet van Israël voor iemand in Naomi’s positie getroffen, en hoe vormde dit een uitdaging voor Ruth?
21 Ook voor iemand in Naomi’s positie was er in de Wet van Israël een voorziening getroffen. Volgens Jehovah’s eigen belofte zou geen enkele getrouwe vrouw van het oude Israël onvruchtbaar zijn. Hij had gezegd: „Omdat gij naar de stem van Jehovah, uw God, blijft luisteren: . . . Gezegend [zal] zijn de vrucht van uw buik” (Deut. 28:2-4). Ook een man zou niet zonder iemand zijn die zijn naam zou voortzetten. De wet van Israël verklaarde: „Ingeval broers te zamen wonen en een van hen gestorven is zonder een zoon te hebben, dient de vrouw van de overledene niet aan een vreemde man buiten de familie te gaan toebehoren. Haar zwager dient tot haar te komen en hij moet haar tot vrouw nemen en een zwagerhuwelijk met haar sluiten. En het moet geschieden dat op de eerstgeborene die zij zal baren, de naam van zijn gestorven broer dient over te gaan, opdat zijn naam niet uit Israël wordt uitgewist” (Deut. 25:5, 6). Deze wet en de wet van terugkoop waren Naomi’s enige hoop. Als er een broer of nauwe verwant te vinden zou zijn, zou Naomi op deze voorziening in de wet kunnen steunen om uitkomst te vinden. Maar Naomi zelf kon geen kind voortbrengen, ook al zou de verwant worden gevonden. Haar enige kans hing dus af van Ruth, haar schoondochter, die haar plaats in deze regeling kon innemen en een nakomeling voor Elimélech kon voortbrengen. Hoe zou Ruth deze mogelijkheid bezien? Zou zij bereid zijn alle hoop te laten varen die zij misschien had om een jonge man te vinden die haar een kind zou kunnen schenken dat van haarzelf was? Of zou zij in deze uitdaging een kans zien om Jehovah’s voornemen te weten te komen, ten einde dat tot haar levenswijze te maken?
22. Op wie in het profetische drama zou deze uitdaging nog meer van invloed zijn, en welke uitwerking dient de afloop ervan op ons in deze tijd te hebben?
22 En hoe staat het met Boaz en Zo-en-zo? Hoe zouden zij op deze uitdaging om Naomi een erfgenaam voor haar overleden echtgenoot Elimélech te geven, reageren? Zouden zij het als een kans zien om een vollediger aandeel aan Jehovah’s dienst te hebben? En hoe is deze uitdaging en de afloop ervan van invloed op ons in deze tijd? De wijze waarop Naomi haar opgewektheid zou terugkrijgen, de wijze waarop de heel haar leven gekoesterde droom verwezenlijkt zou worden en de rol die Ruth, Boaz en Zo-en-zo zouden spelen als zij met deze uitdaging werden geconfronteerd, maken allemaal deel uit van dit inspirerende drama dat zelfs ons in deze tijd ertoe beweegt Jehovah’s voornemen tot onze levenswijze te maken. Het volgende artikel zal de afloop onthullen.
[Voetnoten]
a Zie het boek Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose, blz. 79-83.
[Illustratie op blz. 269]
„Blijf stil afwachten, mijn dochter, totdat gij weet hoe de zaak zal aflopen, want de man zal geen rust hebben tenzij hij de zaak vandaag tot een einde heeft gebracht”
[Illustratie op blz. 273]
Ruth aanvaardde de uitdaging om Jehovah te dienen, door tot Naomi te verklaren: „Uw volk zal mijn volk zijn, en uw God mijn God”